Thema: Weer en klimaat2 hv123

Thema: Weer en klimaat2 hv123

Klimaatveranderingen

Stap 1

Klimaatonderzoek
Klimaatverandering is veel in het nieuws. Het wordt langzaam maar zeker warmer op aarde. De warmte van de zon warmt de aarde op alsof we in een broeikas zitten. Maar er zijn tijden geweest dat de aarde meer op een koelkast leek: tijdens de ijstijden.

In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je ook een onderdeel over klimaatveranderingen. Bestudeer dat gedeelte.

Uit onderzoek weten we dat de aarde afwisselend warm en vochtig was, heet en droog of juist erg koud. Hoe weten we dat? Door te kijken naar resten diep onder de grond, op land of onder de zeebodem. Kijk daarvoor naar het schooltv-filmpje:

Wetenschappelijke klimaatonderzoekers werken onder meer met modellen waarmee ze voorspellingen doen over de nabije toekomst, zo’n 50 jaar na nu. Die modellen worden verbeterd door te leren van de veranderingen in het verleden. Samengevat: om meer te weten over de toekomst van het klimaat onderzoeken we het verleden van de klimaatveranderingen.

We weten al veel over klimaatveranderingen. De belangrijkste veroorzakers van klimaatverandering zetten we in de stappen 2-5 op een rij.

Vraag
Kijk (nog een keer) naar het SchoolTV-filmpje ‘Klimaatonderzoek in de praktijk’. In het filmpje wordt gesproken over ‘klimaatpuzzel’? Wat wordt daarmee bedoeld?

Stap 2

Factor: positie van de continenten
De aarde is zo’n 4,5 miljard geleden gevormd. Zo’n 250 miljoen jaar geleden is het supercontinent Pangaea ontstaan. Op aarde is er één aaneengesloten landmassa (Pangaea) en één oceaan, de Panthalassa Oceaan. Pangaea is in delen uiteen gevallen en die stukken, de huidige continenten, zijn steeds verder uit elkaar gedreven (een proces van miljoenen jaren).

Oceanen zijn enorme reservoirs voor de opslag van warmte. Zeestromen zijn transporteurs van warmte.

De positie van de continenten heeft invloed op zeestromen. Als de continenten allemaal dicht bij elkaar liggen of één geheel vormen (zoals miljoenen jaren geleden bij Pangaea), is de stroming van de zee anders dan wanneer de continenten verder van elkaar af liggen (zoals nu).

Vraag
De werelddelen zijn nog steeds aan de wandel of, om het netter te zeggen, er is nog steeds sprake van continentverschuiving. Kun je een manier bedenken hoe we dat kunnen meten?

Stap 3

Factoren: afstand en omwentelingen
Het weer en het klimaat worden onder meer bepaald door de afstand tot de zon. De baan van de aarde om de zon is geen cirkel, maar een ellipsbaan. Het middenpunt van die ellips ligt ook niet in het midden, zoals je op de afbeelding kunt zien:

Het punt dat het dichtst bij de zon ligt, noemen we het perihelium. Het punt dat het verst van de zon af ligt, noemen we het aphelium. Tijdens het perihelium wordt het warmer, tijdens het aphelium kouder.

Maar de baan om de zon is niet de enige omwenteling die de aarde maakt. De aarde ligt wat schuin en de bewegingen van onze aarde zijn onder invloed van zon en maan lang niet altijd dezelfde. De aarde wiebelt dus een beetje. Het beste kun je de aarde vergelijken met een tol die niet precies rechtop staat.

De evenaar maakt op dit moment een hoek van 23,45 graden met het omloopvlak, de baan die de aarde beschrijft om de zon. Gedurende de geologische geschiedenis schommelt die hoek tussen 21,5o en 24,5o. Deze scheefstand van de aarde veroorzaakt de seizoenen.

​Op ongeveer 21 juni staat ‘s middags de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring en op ongeveer 21 december ‘s middags loodrecht op de Steenbokskeerkring: dat zijn de twee uitersten (daartussen beweegt ze van of naar de evenaar toe).
De volgende animatie maakt dat snel duidelijk:

De hellingshoek bepaalt hoeveel zonnewarmte een plek bereikt. Een zonnebundel van dezelfde grootte nabij de Noordpool moet veel meer oppervlakte van de aarde verwarmen dan bij de evenaar.

Bij de polen is het daardoor dus beduidend kouder dan bij de evenaar. Met het veranderen van de hellingshoek verandert ook de temperatuur bij de polen. Hoe groter de hellingshoek, hoe groter de temperatuurverschillen tussen zomer en winter.

Vraag
Leg uit wat de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring van doen hebben met de omwenteling van de aarde.

Stap 4

Factor: natuurrampen
Meteorietinslag
Een natuurramp is een gebeurtenis die catastrofale gevolgen heeft voor levende wezens. Een van de grootste natuurrampen vond 65 miljoen jaar geleden plaats in het huidige Mexico bij Chicxulub. Daar werd de aarde getroffen door een enorme meteoriet van 300 kilometer breed.

Waarschijnlijk veroorzaakte de inslag een klimaatverandering. De gevolgen moeten enorm zijn geweest. Bij zo’n inslag komt er zoveel energie vrij, dat rotsblokken tot 100 kilometer hoog de lucht in worden geslingerd. Wereldwijd vinden er enorme meteorietenregens plaats met overal bosbranden tot gevolg. Over de hele wereld zullen er aardbevingen en tsunami’s hebben plaatsgevonden. En waarschijnlijk kwam er zo veel stof in de atmosfeer dat het zonlicht niet of moeilijk door de dampkring kon en het maanden- of zelfs jarenlang donker en koud zal zijn geweest. Dat op zijn beurt zal ervoor zorgen dat planten, die afhankelijk zijn van zonlicht voor het omzetten van lichtenergie in koolhydraten, afsterven. Dieren zullen geen voedsel meer kunnen vinden.

Wetenschappers gaan er vanuit dat (mede) als gevolg van die meteorietinslag 65 miljoen jaren geleden de (meeste) dinosauriërs zijn uitgestorven.

Vulkaanuitbarstingen
Vulkanen kunnen door grote uitbarstingen het weer beïnvloeden. Als stof en zwaveldeeltjes in de stratosfeer, een van de lagen in de dampkring, terecht komen, houden ze zonlicht tegen. Daardoor wordt het kouder (net als bij meteorietinslagen). Het effect van zo’n eruptie kan wel twee jaar te merken zijn. We geven een voorbeeld uit het ‘recente’ verleden.

In 1783-1784 werd de bergketen Laki op IJsland getroffen door een reeks van tien vulkaanuitbarstingen in acht maanden tijd, gevolgd door drie jaar lang extreem weer en zeer strenge winters. Overal op het noordelijk halfrond ontstonden er misoogsten en hongersnoden.

Vraag
Sommige wetenschappers hebben de meteorietinslag van 65 miljoen jaar geleden vergeleken met een atoombom. Noem een argument voor en een argument tegen deze vergelijking.

Stap 5

Factor: broeikasgassen
De atmosfeer bevat een aantal broeikasgassen, waaronder CO2. Zonder deze gassen zou de aarde een kille planeet zijn met een gemiddelde temperatuur van –18 °C. Nu ligt dat gemiddelde op +15 °C.
Uit onderzoek is een duidelijke relatie te vinden tussen het CO2-gehalte in de atmosfeer en de gemiddelde wereldtemperatuur. Als we kijken naar dat CO2-gehalte over de laatste 150.000 jaar, blijkt dat de koude periodes overeenkomen met lage CO2-concentraties, terwijl de warme periodes worden gekenmerkt door hoge CO2-cijfers.
Volgens sommige wetenschappers zou onder normale omstandigheden de aarde met een afkoeling van het klimaat te maken hebben. In plaats daarvan hebben we te maken met een opwarming van de aarde, niet van nature, maar door menselijke activiteiten. We brengen te veel CO2 de dampkring in, met name door de verbranding van fossiele brandstoffen (zoals aardgas en aardolie).

Vraag
Er zijn klimaatwetenschappers die van mening zijn dat de opwarming van de aarde niet te wijten is aan menselijke activiteiten. Zij worden klimaatcritici of –sceptici genoemd. Welk argument zouden deze klimaatcritici kunnen gebruiken?

Stap 6

Toets
Als eindproduct maak je de toets 'Klimaatveranderingen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Klimaatveranderingen

Extra - Felix Finkbeiner

Felix Finkbeiner
In het boek 'Kinderen die wereld hebben veranderd' staan verhalen over kinderen van wie de rechten zijn geschonden. Ze hebben daardoor de aandacht gevestigd op een probleem in onze maatschappij.

Eén van deze verhalen gaat over Felix Finkbeiner. TFelix Finkbeiner (1998) uit Duitsland maakte zich op zijn negende grote zorgen over het voortbestaan van de aarde. De oplossing zag hij in het planten van bomen, véél bomen. Met zijn organisatie Plant-for-the-Planet is het hem gelukt vele miljoenen bomen te planten om onder meer klimaatverandering tegen te gaan.

Bekijk de video over FelixFinkbeiner (in het Duits).


Download en lees nu het verhaal uit het boek
Kinderen die wereld hebben veranderd: FelixFinkbeiner
 

Felix Finkbeiner - kinderrechten
Mensenrechten zijn in diverse wetten en verdragen vastgelegd. Ze gelden in Nederland en in de rest van de wereld - voor iedereen en voor altijd. Dankzij deze rechten kunnen mensen een volwaardig bestaan opbouwen. Omdat kinderen speciale behoeften hebben, bestaan er ook kinderrechten. Helaas wordt er niet overal even netjes met deze rechten omgegaan.

Ga naar de website klikplaat mensenrechten en bekijk welke mensenrechten er zijn. Klik op de verschillende afbeeldingen en lees de informatie.

Het verhaal van FelixFinkbeiner gaat over klimaatverandering. Bij dit verhaal spelen de vrijheids van meningsuiting en de vrijheid van vereniging een rol.

Maar er is geen recht op een schoon milieu.
- Waarom eigenlijk niet?
- Zou het er moeten zijn?
- Hoe kan dat recht dan gehandhaafd worden?

Bespreek deze vragen met een of enkele klasgenoten.

Felix Finkbeiner - Schoon milieu als mensenrecht
Opkomen voor een schoon milieu dat is toch iets dat eigenlijk iedereen zou moeten doen, vind je ook niet? Maar daar denken sommige mensen toch anders over. Gemiddeld worden er iedere week twee mensen vermoord in verband met milieuactivisme. Lees het verhaal van Sara maar eens.

Milieuactivisme is levensgevaarlijk
Sara, een jonge vrouw in Kameroen, werkt voor een relatief goed salaris voor een chemisch bedrijf. Net als de rest van de medewerkers woont ze vlakbij de fabriek. Op een dag moet ze met spoed naar het ziekenhuis met haar zoontje. Acute vergiftiging via vervuild drinkwater, blijkt al snel. Haar geval staat niet alleen. In de woonwijk blijken meer gevallen van vergiftiging. Het bedrijf blijkt verantwoordelijk. Sara besluit te stoppen bij het bedrijf en doet aangifte. Al snel begint een serie van intimidatie-acties door de politie. Ze wordt regelmatig opgepakt en tijdens de verhoren wordt ze beschuldigd als terrorist die de ontwikkeling van Kameroen wil tegengaan. Als ze op een dag vroeg in de avond thuiskomt wordt ze opgewacht en met de dood bedreigd. Sara wordt gedwongen op de grond te gaan liggen en wacht op een nekschot. Op het laatste moment wordt ze gered door de koplampen van een auto, die op haar schijnen. De bedreigers gaan er vandoor.
Sara gaat door. Ze organiseert een mars met buurtgenoten, maar wordt op de dag van de mars met een aantal anderen opgepakt. Gelukkig gaat de mars door, laat de pers zich niet door de politie tegenhouden en verschijnen er kritische stukken in diverse media.

bron: www.oneworld.nl

Bedrijven die veelal uit zijn op korte-termijn winst en geen of weinig oog hebben voor lokale gemeenschappen, het milieu en de belangen van toekomstige generaties, hebben een grote negatieve invloed op het milieu en de mensenrechten - vooral in landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika.

  • Waarom zijn er vooral in landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika bedrijven met negatieve invloed op het milieu en de mensenrechten?

Felix Finkbeiner - eindproduct
Gebruik de informatie uit de vorige stappen bij het maken van een eindproduct over Felix Finkbeiner. Je mag zelf kiezen wat voor soort eindproduct je maakt.
In je eindproduct maak je duidelijk:

  • welke kinderrechten een rol spelen in het verhaal van Felix Finkbeiner.
  • waarom het terecht is dat er een verhaal over Felix Finkbeiner in het boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd' staat.
  • wat jij vindt van het verhaal van Felix Finkbeiner.

Voor het maken van het eindproduct kun je gebruikmaken van de gereedschapskist van StudioVO.

In de gereedschapskist vind je voor veel verschillende eindproducten een plan van aanpak en kun je zien hoe de eindproducten beoordeeld worden.

Voor je begint met het maken van eindproduct bespreek je plan van aanpak met je docent.

Succes.

Begrippenlijst

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
 
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
Ijstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
(Land)ijs
Een dikke laag ijs op het land.
 
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.

Vooraf

Tussen landen worden afspraken gemaakt om gezamenlijk klimaatverandering, veroorzaakt door de opwarming van de aarde, tegen te gaan. Deze afspraken worden opgesteld in klimaatverdragen. De landen die zo’n verdrag ondertekenen beloven zich te houden aan de gemaakte afspraken. Deze opdracht gaat over de rol die klimaatverdragen spelen in de strijd tegen klimaatverandering.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat een klimaatverdrag is.
  • uitleggen waarom er klimaatverdragen worden gesloten.
  • uitleggen welke klimaatverdragen er in het verleden zijn gesloten.
  • uitleggen of de afspraken in de verdragen nagekomen worden.
  • zelf beoordelen of klimaatverdragen nuttig zijn.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht stel je samen met twee of drie klasgenoten een eigen klimaatverdrag op. In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat het eindproduct zien dat jullie de gevolgen van klimaatverandering kennen en dat jullie oplossingen kunnen bedenken om de oorzaken van klimaatverandering te verkleinen?
  • taalfouten: bevat jullie klimaatverdrag niet teveel taalfouten?
  • samenwerking: is er goed samengewerkt in jullie groepje; heeft iedereen bijgedragen aan de opdracht; heeft iedereen in de klas zijn of haar mening kunnen geven over oplossingen voor klimaatverandering en hebben jullie goed naar elkaars ideeën geluisterd?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Video bekijken en reductiedoelstellingen bedenken en bespreken.
Stap 2 Alleen Informatie lezen over globale afspraken.
Stap 3 Alleen Invulvraag over CO₂-uitstoot maken.
Stap 4 Alleen Video bekijken en de vraag beantwoorden met behulp van deze video.
Stap 5 Alleen Half A4'tje schrijven met eigen mening over het tegengaan van klimaatverandering.
Stap 6 Samen Een eigen klimaatverdrag opstellen.

 

Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Het tegengaan van klimaatverandering


Fabrieken, auto’s en vliegtuigen stoten dus het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) uit. Ook wanneer je thuis de verwarming aanzet wordt er CO2 uitgestoten. En bij de verbranding van hout, bijvoorbeeld voor een kampvuur, komt er CO2 vrij.

Door een groeiende wereldbevolking en een groeiende industrie stijgt de jaarlijkse CO2-uitstoot op aarde. Teveel CO2 in de lucht zorgt ervoor dat de aarde langzaam steeds warmer wordt: een te sterk broeikaseffect.

Een versterkt broeikaseffect veroorzaakt veranderingen in het klimaat op aarde. Dat heeft gevolgen bijvoorbeeld een stijging van de zeespiegel. We willen niet dat de zeespiegel stijgt, want dan kunnen dorpen en steden overstromen.
In dit stroomschema zie je het proces van het versterkte broeikaseffect:

Om deze klimaatveranderingen tegen te gaan worden er manieren bedacht om het versterkte broeikaseffect te verminderen. Daarvoor moet de uitstoot van broeikasgassen omlaag. Daarom noemen we die plannen reductiedoelstellingen. De belangrijkste reductiedoelstelling is het verminderen van de uitstoot van CO2. Zo rijden er nu mensen in elektrische auto’s, omdat een auto die op benzine rijdt CO2 uitstoot en een elektrische auto niet. Het is een manier waarop de CO2-uitstoot kan worden verlaagd.

Vraag
Beantwoord nu klassikaal de volgende vraag. De docent schrijft de antwoorden van jou en je klasgenoten op het bord.

Kunnen jullie zelf reductiedoelstellingen bedenken waarmee de CO2-uitstoot wordt verlaagd en de opwarming van de aarde en klimaatverandering worden tegengegaan? Houd hierbij de oorzaken van CO2-uitstoot in je achterhoofd: fabrieken, auto’s, vliegtuigen, de verwarming thuis en houtverbranding.

Stap 2

Globale afspraken
Lees de onderstaande tekst nauwkeurig. De tekst helpt je later bij het maken van je eigen klimaatverdrag in Stap 6.

Omdat klimaatverandering overal op de aarde plaatsvindt en dus een globaal probleem is, maken landen onderling afspraken om het versterkte broeikaseffect te verminderen. In 1992 werden er door de Verenigde Naties (VN) voor het eerst reductiedoelstellingen opgeschreven in het Klimaatverdrag. Het Klimaatverdrag is dus een lijst met afspraken om klimaatverandering op aarde tegen te gaan. Met dit verdrag wil de VN de negatieve effecten van het versterkte broeikaseffect, zoals de stijging van de zeespiegel, verminderen of afremmen.

Omdat het VN-Klimaatverdrag nog geen duidelijke eisen bevatte, werd het Protocol van Kyoto (Kyoto is de Japanse stad waar het protocol werd opgeschreven) opgesteld. Dit protocol uit 1997 is een onderdeel van het Klimaatverdrag. Hierin werd duidelijk afgesproken hoeveel minder CO2-uitstoot elk land vanaf 2012 moet maken. Minder CO2-uitstoot betekent minder (versterkt) broeikaseffect. Het protocol werd ondertekend door veel landen. Ook Nederland ondertekende het Protocol van Kyoto en is dus verplicht zich te houden aan de gemaakte afspraken. Op deze manier proberen alle landen de opwarming van de aarde tegen te gaan.

Stap 3

Verschillende doelstellingen voor verschillende landen
Elk land is verschillend qua oppervlakte, aantal inwoners en welvaart en daarmee verschilt ook de hoeveelheid CO2 die een land uitstoot. Daarom zijn er in het Protocol van Kyoto verschillende reductiedoelstellingen bepaald voor de deelnemende landen. Een rijk land als Nederland moet volgens het Protocol meer geld investeren in het verlagen van de CO2-uitstoot, dan een arm land als bijvoorbeeld Burundi. Burundi krijgt dus minder strenge reductiedoelstellingen.

Het welvarende Nederland wordt in het Protocol van Kyoto verplicht om de doelstelling te halen, ontwikkelingslanden zijn dat niet verplicht. China bijvoorbeeld werd in 1997, toen het Protocol werd geschreven, gezien als ontwikkelingsland. Daardoor is China niet verplicht zich te houden aan de doelstellingen.

In 2012 werd bekeken of de landen zich hadden gehouden aan de doelstellingen van het Protocol van Kyoto. Alle industrielanden voldeden aan de reductiedoelstellingen van CO2-uitstoot waaraan zij verplicht waren zich te houden. Dat is natuurlijk een mooi resultaat!

Maar helaas was de CO2-uitstoot in 2012 tóch groter dan in de jaren ’90. Hoe dat komt? Dat komt omdat er minder strenge eisen aan de ontwikkelingslanden zijn gesteld. Omdat onder andere de industrie, het aantal inwoners en het aantal auto’s in sommige van deze landen (zoals China) ontzettend gegroeid zijn, is de CO2-uitstoot er de afgelopen jaren veel hoger geworden. De CO2-uitstoot van alle landen bij elkaar is daarom alsnog hoger dan voorheen.

Lees het volgende krantenartikel over de stijging van de CO2-uitstoot in productielanden als China:

De uitstoot van broeikasgassen in China en andere ontwikkelingslanden is in het eerste decennium van de 21ste eeuw verdubbeld in vergelijking met de drie decennia ervoor. Dit komt volgens de Engelse krant The Guardian onder andere door de uitbesteding van de massaproductie van elektronica en goedkope kleding (door de rijke landen). Bij de productie hiervan is verbranding van steenkool nodig om fabrieken draaiende te houden. Europese landen en de Verenigde Staten zijn bezig met het terugdringen van de uitstoot van schadelijke broeikasgassen. Dit zal weinig zin hebben als de uitstoot in landen als China groter wordt. Fabrieken in de productielanden zorgen nu voor meer CO2 dan industrieën in Europa en de Verenigde Staten.

Bron: De Volkskrant , 21 januari 2014


Maak nu de rekensom hieronder. Dan begrijp je nog beter hoe het kan dat de reductiedoelstellingen in het Protocol van Kyoto wél zijn nagekomen, maar de totale CO2-uitstoot van alle landen bij elkaar tóch niet kleiner is geworden. (LET OP: dit is een voorbeeld, dus de genoemde aantallen zijn niet de werkelijke.)

Probeer het schema geheel in te vullen om te zien hoeveel de totale CO2-uitstoot van Nederland en China in 2012 was ten opzichte van 1997. Zet de volgende stappen:

  Nederland China Totaal
1997 140 325 ... (1) ...
1998-2011 ... (2) ... ... (3) ...  
2012 ... (4) ... ... (5) ... ... (6) ...

 

  1. Vul de totale CO2-uitstoot in 1997 van beide landen in (1).
  2. Bereken de toename/afname van de CO2-uitstoot (in x) tussen 1998 en 2011 van beide landen en vul ze in:
    • Nederland heeft zich gehouden aan de reductiedoelstelling uit het Kyoto protocol van 6% (2).
    • Door de stijging van massaproductie in China had het land een toename van CO2-uitstoot van 15% in de periode 1998-2011 (3).
  3. Bereken de hoeveelheid CO2-uitstoot (in x) in 2012 van Nederland (4) en China (5).
  4. Hoeveel is het totaal aan CO2-uitstoot in 2012 (6)?
  5. Zoals je ziet is het totaal aan CO2-uitstoot in 2012 groter dan het totaal in 1997, ondanks dat Nederland zich heeft gehouden aan de reductiedoelstelling van 6%. Hoe groot is de toename van de totale CO2-uitstoot in procenten in 2012 ten opzichte van 1997?

Stap 4

Onderhandelen
Elk jaar gaan de verschillende landen opnieuw met elkaar in gesprek over het VN-Klimaatverdrag. Dit jaarlijkse gesprek tussen de landen wordt klimaatconferentie genoemd. De conferentie vindt steeds in een andere stad plaats. Tijdens de klimaatconferentie wordt besproken of de landen de gemaakte afspraken nakomen en welke nieuwe afspraken er gemaakt moeten worden.
Dit zijn de klimaatonderhandelingen. Het maken van deze nieuwe afspraken is moeilijk, omdat zoveel mogelijk landen het er mee eens moeten zijn.

In 2009 waren er zoals ieder jaar ook klimaatonderhandelingen. Ditmaal moest er bepaald worden welke reductiedoelstellingen de landen zouden gaan krijgen voor ná 2012. In 2012 liep het Protocol van Kyoto namelijk af.
De klimaatonderhandelingen verliepen echter zeer moeizaam.

NOS: Klimaattop voorbij

Vraag
Bekijk het videofragment "NOS: Klimaattop voorbij". Waarom is Balkenende (die in 2009 minister-president van Nederland was) teleurgesteld over de uitkomsten van de
klimaatconferentie in Kopenhagen? Leg het in je eigen woorden uit.

Stap 5

Nuttig of nutteloos?
Wat is jouw persoonlijke mening over het Klimaatverdrag en het Protocol van Kyoto – zijn deze nuttig of nutteloos?

Schrijf op een half A4’tje jouw mening op over de gemaakte afspraken tussen landen over het tegengaan van klimaatverandering.

Beargumenteer jouw mening met voordelen en/of nadelen van het Klimaatverdrag die je bent tegengekomen in de voorgaande stappen 1 tot en met 4 van deze opdracht.

Stap 6

Eindproduct
Samen met twee of drie klasgenoten ga je een klimaatverdrag opstellen om het broeikaseffect dat jouw klas veroorzaakt tegen te gaan. Welke dingen die jij en je klasgenoten doen veroorzaken broeikaseffect? Welke oplossingen kun je bedenken om deze oorzaken van broeikaseffect te verminderen? Het doel is dat zoveel mogelijk klasgenoten het met de afspraken in jouw verdrag eens zijn. De reductiedoelstellingen in jouw verdrag moeten dus haalbaar zijn. Zet de volgende stappen om tot het eindproduct te komen:

  1. Gebruik een vel A4 papier
  2. Schrijf drie dingen op die jij en je klasgenoten thuis of op school doen die het broeikaseffect versterken (bijvoorbeeld: word je wel eens met de auto naar school of voetbalclub gebracht?)
  3. Schrijf zoveel mogelijk maatregelen op om de schadelijke gevolgen hiervan te verminderen
  4. Houd er rekening mee dat het doel is dat zoveel mogelijk klasgenoten deze maatregelen (reductiedoelstellingen) kunnen en willen nakomen.

Gebruik voor deze opdracht het wordbestand Klimaatverdrag .

Klaar met jullie klimaatverdrag?
Bespreek klassikaal de verschillende verdragen die zijn opgesteld. Discussieer over de reductiedoelstellingen die zijn opgeschreven in de verdragen. Met welke haalbare doelstellingen is de hele klas het eens? Onderhandel in de klas, onder leiding van de docent, over de verschillende doelstellingen. Maak klassikaal één klimaatverdrag dat alle klasgenoten willen ondertekenen. Zorg dat iedereen het verdrag ondertekent. Laat zien dat jullie beter kunnen onderhandelen en tot gezamenlijke afspraken kunnen komen dan de wereldleiders op de klimaatconferentie van 2009 in Kopenhagen!

Vooraf

Wanneer noem je een klimaat extreem? Hoe leven mensen op plaatsen waar het enorm heet is, of heel erg koud? Met extreem veel of weinig zonuren? Als er heel erg weinig neerslag valt of in situaties met extreem weinig zuurstof? Hoe passen mensen hun gedrag aan dergelijke omstandigheden aan? En waar op de wereld treffen we dergelijke levensomstandigheden?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen in welke gebieden het extreem koud, warm, droog of zuurstofarm is.
  • uitleggen hoe mensen zich aanpassen aan extreem koude gebieden.
  • uitleggen hoe mensen zich aanpassen aan extreem veel of weinig zonuren.
  • uitleggen hoe mensen zich aanpassen aan extreem droge en warme omstandigheden.

 

Eindproduct
Als eindproduct maak je met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel waarbij je een beschrijving geeft van begrippen uit de tekst.
Met het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: je wordt beoordeeld op de relevantie van de begrippen en de omschrijving hiervan
  • de vorm: is het eindproduct met zorg gemaakt.
  • taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen, de bijlage bekijken en de wereldkaart inkleuren met behulp van een Atlas/het internet.
Stap 2 Alleen Video bekijken en vragen beantwoorden met behulp van deze video.
Stap 3 Alleen Video bekijken en informatie op het internet opdoen over een midzomernachtzon en een poolnacht.
Stap 4 Alleen Een kruiswoordpuzzel maken over leven met extreem weinig zuurstof.
Stap 5 Alleen Video bekijken en de vraag beantwoorden met behulp van deze video.
Stap 6 Samen Zelf een kruiswoordpuzzel opstellen met begrippen uit deze opdracht.


Benodigdheden

  • een groot ruitjespapier
  • een gekleurd karton

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Leven en aanpassen in verschillende omstandigheden
Planten en dieren passen zich aan de omgeving aan waarin ze leven. Dit zie je vooral als de omstandigheden extremer worden. Als het leven zich afspeelt op de grens van biologische mogelijkheden hebben veel organismen van nature allerlei aanpassingen om te kunnen overleven.

Wij mensen hebben in dat geval extra bescherming en hulpmiddelen nodig. Om deze reden ziet het leven van Inuit in Noord Canada er totaal anders uit dan het leven van de Turkana-nomaden in Kenia. Mensen die geen normale verdeling hebben in zonlicht en donker, maar 24 uur per dag zonlicht hebben of het 24 uur per dag donker hebben, gedragen zich anders. In ijle lucht is het leven anders dan in een zuurstofrijk bebost gebied.

Voorafgaand aan de opdracht kun je het onderdeel weer en klimaat van de Kennisbank bestuderen.

KBWeer en klimaat

Opdracht
Bekijk de bijlage. Geef een indicatie van de koudste, warmste, droogste en zuurstofarmste gebieden op aarde door deze in te kleuren op de wereldkaart . Gebruik hiervoor verschillende kleuren. Schrijf er ook de temperatuur bij. Maak zo nodig gebruik van de Grote Bosatlas of internet.
 

Plaats                               Temperatuur  
Al Aziziyah - Libië 58,0 ºC Heetste plek op Aarde
Death Valley - VS 56,7 ºC Heetste plek Noord-Amerika
Tirat Tsvi - Israël 53,9 ºC Heetste plek Azië
Cloncurry - Australië 53,1 ºC Heetste plek Oceanië
Sevilla - Spanje 50,0 ºC Heetste plek Europa
Rivadavia - Argentinië 48,9 ºC Heetste plek Zuid-Amerika

 

Plaats                               Temperatuur  
Vostok - Antartica -89,2 ºC Koudste plek op aarde
Oimekon - Siberië -67,8 ºC Koudste plek Noordelijk halfrond
Northice - Groenland -66,1 ºC Koudste plek Noordpoolgebied
Snag-Yukon - Canada -63,0 ºC Koudste plek Noord-Amerika
Ust-Shchugor - Rusland ºC Koudste plek Europa
Ifane - Marokko -23,9 ºC Koudste plek Afrika

 

Plaats                               Hoogte       
Mount Everest - Nepal 8850m Hoogste berg op aarde
K2 - Pakistan - China 8611m Op één na hoogste berg ter wereld
Kilimanjaro - Tanzania 5895m Hoogste berg van Afrika
Mount McKinley - Alaska 6194m Hoogste berg van Noord-Amerika
Aconacagua - Argentinië 6960m Hoogste berg van Zuid-Amerika
Elbroes - Rusland 5642m Hoogste berg van Europa
Mont Blanc - Frankrijk 4808m Hoogste berg van de Alpen

De lucht die we inademen bestaat voor 21% uit zuurstof. Op zeeniveau heeft de zuurstof dus een druk van eenvijfde atmosfeer. Op de hoogste bergtop is nog slechts eenderde van die zuurstofdruk over vanwege het ijler worden van de lucht.

 

Plaats                               Hoeveelheid neerslag  
Atacama woestijn - Chili <0,1 mm Droogste plek op aarde
Wadi Halfa - Soedan <2,5 mm Droogste plek van Afrika
Batagues - Mexico 30,5 mm Droogste plek van Noord-Amerika
Aden - Jemen 25,4 mm Droogste plek van Azië
Mulka - Zuid-Australië 101,6 mm Droogste plek van Oceanië

Stap 2

Leven in extreme kou
Vooral de mensen die in de poolgebieden wonen, leven in extreme kou. De Inuit en de Saami hebben zich van oudsher een levensstijl eigen gemaakt, waarmee ze de koude winters in deze streken weten te overleven. Kleren, handschoenen en laarzen worden gemaakt uit dierenhuiden en bont. Ze beschermen tegen temperaturen van -60C. Tenten die gemaakt zijn van rendier- en kariboehuid en iglo’s bieden beschutting en geven een veilige temperatuur tijdens de winternachten, met behulp van slechts een klein vuurtje. Maar het zijn wel primitieve omstandigheden en tegenwoordig zijn er nog maar een paar Canadese Inuit die zo leven. De meeste Inuit wonen in huizen en velen hebben nooit zo’n tent of iglo gezien.

Ook in de kou van Noord-Canada gaan mensen naar school of naar hun werk. Ze hebben hun hobby’s, er zijn voorzieningen als tv en telefoons en computers met internet.

Maar de omstandigheden leveren ook verschillen op met bijvoorbeeld ons leven hier. De meeste Inuit zorgen voor hun eigen voedsel. Kinderen leren al jong om te jagen en te vissen op bijvoorbeeld beren, rendieren, zeehonden, (trek)zalm en walvis.

Het is belangrijk om te weten dat Inuit in Canada in verschillende gebieden leven. Het varieert van dichte dennenbossen tot een zandkust aan de zee. Sommige kleine steden als Yellowknife en Whitehorse lijken op de steden in het zuiden van Canada. De meeste steden en dorpen in het noorden zijn velen malen kleiner. De steden zijn in de winter over ijs en sneeuw veel beter bereikbaar dan in de zomer. Met sneeuwscooters kan men zich snel door sneeuw verplaatsen. Voor vrachtwagens worden er ijswegen gemaakt. In de zomer is er geen sneeuw en ijs en zijn de bewoners aangewezen op de boot. Om naar Zuid-Canada te reizen gebruikt bijna iedereen het vliegtuig. Verder is het in de winter heel normaal dat het enkele dagen, weken of maanden kouder is dan -30C. Behalve de jagers zitten veel mensen dan binnen.

Opdracht
Bekijk de volgende videofragmenten:
3 op reis: King William Island, Canada (3:13 tot 4:29 en van 6:03 tot 10:06)

Wat maakt het leven zwaar voor de Inuit in Pond Inlet?
Wat betekent het voor jongeren?

Stap 3

Leven met extreem veel en weinig zonuren
Midzomernachtzon
Hoe dichter bij de polen, hoe langer het zomers licht blijft. Echt 24 uur per dag licht blijft het alleen boven de poolcirkels. Alle gebieden die daar verder vandaan liggen, krijgen wel iets van een nacht. Het wordt veroorzaakt door de hoek die de evenaar maakt met de omloopcirkel rond de zon. De aarde staat als het ware een beetje scheef ten opzichte van de zon. Je ziet dat in onze zomermaanden het gebied boven de poolcirkel elk moment van het etmaal door de zon beschenen wordt. Dat duurt een kleine twee maanden lang. Op de zuidpool blijft het in dezelfde periode donker. Op het zuidelijk halfrond is het zomer in december, dan heeft men daar de middernachtzon. Het volgende filmpje laat het duidelijk zien:

Leven zonder nachten verstoort ons ritme. De mensen die hiermee te maken hebben, nemen dan ook hun maatregelen: hotels zonder ramen, dikke verduisteringsgordijnen, slaappillen. Het levert een heleboel mensen slaaptekort op.

Poolnacht
In de winters rond de polen gebeurt het tegenovergestelde. Boven de poolcirkels blijft het donker. Maandenlang. Dit wordt de poolnacht genoemd. Hoe dichter bij de polen hoe langer de poolnacht. De afwezigheid van zonlicht doet veel bewoners geen goed, het heeft een negatief effect op mensen. Ze zijn door kou en duisternis aan huis gebonden. Winterdepressie en verveling zijn maar al te vaak het gevolg. Net als bovenmatig alcoholgebruik en relatief hoge zelfmoordcijfers.

Toch heeft het ook voordelen. Mensen kunnen de tijd indelen op de manier dat zij dat prettig vinden. Zo wordt het geaccepteerd dat men overdag ook een paar uur slaapt en ’s nachts verder werkt. Slapen kan immers altijd en overal. Een ander voordeel is dat het bijzondere mooie luchten oplevert: het noorderlicht.

Een verschijnsel in de koude poolnacht is het noorderlicht of Aurora Borealis. Dit verschijnsel dat verband houdt met activiteiten op de zon kan zich in verschillende vormen openbaren.

Vraag
Zoek op internet op welke landen een midzomernachtzon en een poolnacht kennen. Hoe zou jij het vinden om hier te leven?

Stap 4

Leven met extreem weinig zuurstof
De lucht die we inademen bestaat voor ongeveer een-vijfde uit zuurstof. Dat is op grote hoogte nauwelijks anders, maar de lucht is er wel veel ijler. Er is eenvoudigweg minder lucht om in te ademen, en dus ook minder zuurstof. De zuurstofdruk is er lager. Op de hoogste bergtop ter wereld, Mount Everest in de Himalaya (8850 meter), is de zuurstofdruk ongeveer een-derde van de zuurstofdruk op zeeniveau.

De hoogste menselijke bewoning vinden we op 5340 meter in de Andes, op de berg Aucanquilcha. Nog hoger is de hoeveelheid zuurstof in de lucht te gering om voldoende binnen te krijgen. Zodra de lucht te ijl is hebben mensen extra zuurstof nodig. Bergbeklimmers nemen bijvoorbeeld flessen met zuurstof mee om de hoogste toppen te kunnen bereiken.

Mensen die permanent in het hooggebergte leven zijn aangepast aan het lage zuurstofgehalte in de atmosfeer. Ze hebben een groter longvolume en meer rode bloedcellen om zuurstof door het lichaam te vervoeren. Het bloed is hierdoor dikker en om dit rond te pompen hebben ze een groter en sterker hart.
​Desondanks is het ook voor deze mensen zwaar om in de ijle lucht te leven. Met minder zuurstof ben je sneller moe en heb je meer kans op hartproblemen en flauwte. Ze weren zich met hun voedsel. De zaden van de quinoaplant spelen daarin een grote rol. Hoewel quinoa geen graan is worden de zaden op ongeveer dezelfde manier bereid. En bergbewoners kauwen veel op cocablaadjes. Het verbetert de ademhaling en vergroot het uithoudingsvermogen.

In Tibet, dat ook op grote hoogte ligt, is het de boterthee, die de bewoners aan voldoende energie moet helpen. Boterthee of po cha verwarmt en bevat veel calorieën. Het is gemaakt van jakboter, theebladeren en zout. Tibetanen danken meer dan de boterthee aan de jak. Het is een rundersoort die goed tegen de extreme omstandigheden van het hooggebergte bestand is. De jak wordt ingezet als rij-, last- en ploegdier en Tibetanen gebruiken zowel het vlees als de melk van de runderen. Van de wol en de huid maken ze kleding en tenten.

Opdracht
Maak de kruiswoordpuzzel

Stap 5

Leven in extreme droogte en warmte
Ons lichaam bestaat voor de helft uit water en we hebben minimaal 1,5 liter vocht per dag nodig, in ons zeeklimaat, om niet uit te drogen. In warme gebieden heb je meer nodig, tot wel het dubbele. Ook dieren en planten hebben water nodig. Als er een tekort aan of helemaal geen water is, veroorzaakt dit grote problemen in de voedselketen. Waar weinig neerslag valt en waar het ook nog eens extreem warm is kan water moeilijker worden opgespaard vanwege de verdamping.

In de Hoorn van Afrika was er in 2013 de ergste droogte in 30 jaar. Door de droogte zijn oogsten mislukt en stierf een groot deel van het vee. Veel mensen leden honger.

Er zijn volken, zoals de Turkana in het noordoosten van Kenia, die van oudsher hebben leren leven met de extreme droogte en warmte. De streek is naar hen vernoemd, een onherbergzame streek. Zelfs de website van het Keniaans Toeristenbureau omschrijft Turkana als waarschijnlijk het meest ongastvrije deel van het land, gekenmerkt door droogte en gestolde lava. En met krokodillen in het Turkanameer. De hitte kan er oplopen tot 50 graden in de schaduw.
De druk op de Turkana om hun trekkend bestaan op te geven wordt groot.
De aanhoudende droogte maakt dat het bijna niet is vol te houden.

Vraag
Bekijk het filmfragment.


Wat doen de Turkana-nomaden om in leven te blijven?

Stap 6

Eindproduct
Maak met z’n tweeën zelf een kruiswoordpuzzel met begrippen uit bovenstaande stappen. Ga als volgt te werk:

  • Kies allebei 10 begrippen uit de tekst. In totaal hebben jullie dus 20 begrippen.
  • Selecteer vervolgens met elkaar de relevantie en helderheid. Verwijder de dubbele en vul zo nodig aan met nieuwe begrippen. Zorg ervoor dat je met de geselecteerde begrippen de rode draad van deze opdracht weergeeft.
  • Op papier met grote ruitjes (A3 formaat) plaats je nu horizontaal (of verticaal) in het midden van de puzzel het langste woord.
  • De overige begrippen worden hier zo goed mogelijk omheen geplaatst, zowel horizontaal als verticaal
  • Nummer alle begrippen
  • Maak nu bij elk begrip een omschrijving
  • Plak de puzzel op een stuk gekleurd karton
  • Zoek relevante illustraties op internet en gebruik ze om de begrippen in beeld te brengen

Je antwoordenblad is nu klaar!

  • Maak dezelfde kruiswoordpuzzel maar dan leeg (je hoeft deze niet op karton te plakken of te illustreren)
  • Wissel de puzzel uit met het tweetal naast je, en maak elkaars puzzel. De lesstof mag je er niet bijhouden. Hoeveel heb je onthouden van deze opdracht?
  • Als je klaar bent geef je de puzzel weer aan elkaar terug en kijk je het van elkaar na.
    NB. Gebruik bijlage 2 als voorbeeld voor een kruiswoordpuzzel

Klaar?
Lever het zelfgemaakte antwoordenblad van de kruiswoordpuzzel in bij jullie docent.

Begrippenlijst

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
 
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
 
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
 
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).



 
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.

 
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
 
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
 
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
 
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
 
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Vooraf

New York ligt op dezelfde breedtegraad als Madrid en zuidelijker dan Amsterdam. Toch is het in New York gemiddeld kouder dan in Madrid en Amsterdam. Ook komen strenge vorst en sneeuwval vaker voor in New York dan in Amsterdam en Madrid. Dat heeft alles te maken met zeestromen in de oceanen op aarde. Hoe het precies zit, dat ga je in deze opdracht ontdekken.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen hoe zeestromen ontstaan.
  • enkele soorten zeestromen noemen en beschrijven.
  • uitleggen hoe zeestromen samen een wereldomvattend transportsysteem van oceaanwater vormen.
  • aan de hand van de werking van dit transportsysteem verklaren hoe en waarom het klimaat in West-Europa verschilt van dat van de oostkust van de Verenigde Staten en Canada.

 

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een fictieve krant, geschreven op een dag in januari 2014 en een fictieve krant geschreven op een dag in januari 2100. In deze kranten schrijf je artikelen over het weer in Nederland en aan de oostkust van Canada en de Verenigde staten en zijn prettige en onprettige invloed op het dagelijks leven. Bij die artikelen voeg je afbeeldingen waarin je laat zien hoe deze gebieden er in 2014 uitzien of in 2100 volgens jou eruit zullen zien. Beide kranten hebben een artikel waarin wordt uitgelegd dat de Golfstroom deel uitmaakt van de thermohaliene circulatie en hoe deze circulatie werkt (in 2014) of waarom het niet meer werkt (in 2100).

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laten de kranten zien hoe de thermohaliene circulatie werkt en wat voor verschil in klimaat deze doet ontstaan tussen West-Europa en de oostkust van Canada en de Verenigde Staten?
  • de vorm: zijn de kranten met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevatten de kranten niet te veel taalfouten?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden met behulp van een Atlas.
Stap 2 Alleen Video's bekijken en vragen beantwoorden met behulp van een Atlas.
Stap 3 Alleen Video bekijken en vragen over de thermohaliene circulatie en het klimaat beantwoorden.
Stap 4 Samen Twee fictieve kranten maken met daarin artikelen over het weer.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een online tool om kranten te maken nodig: http://www.krantenmaken.nl .

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Zeestromen in soorten
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je bij klimaatverschillen een onderdeel over zeestromingen. Bestudeer dat gedeelte.

KBKlimaatverschillen

Door de oceanen op aarde lopen zeestromen. Dat zijn continue bewegingen van oceaanwater waarbij grote hoeveelheden water worden verplaatst. Ze worden vooral veroorzaakt door de energie van de zon. Je kunt ze vergelijken met rivieren op het vasteland. Zeestromen zijn op drie manieren in te delen:

Manier 1:
Temperatuur van de stroming vergeleken met de temperatuur van de lucht erboven

  • Warme zeestromen zijn zeestromen die warm oceaanwater van lage naar hoge breedten voeren waar de lucht kouder is dan het oceaanwater in de stroom. Daar geeft het water warmte af aan de lucht erboven.
  • Koude zeestromen zijn zeestromen die koud oceaanwater van hoge naar lage breedten voeren waar de lucht warmer is dan het oceaanwater in de stroom. Daar neemt het water warmte op uit de lucht en koelt de lucht af.
  • Er zijn zeestromen die je niet warm of koud kunt noemen want die lopen min of meer van oost naar west of van west naar oost. Hierdoor heeft en houdt het oceaanwater in deze zeestromen ongeveer dezelfde temperatuur als de lucht erboven. Het water neemt weinig of geen warmte op uit de lucht en geeft evenmin warmte af.

Manier 2:
Richting: horizontaal of verticaal

  • Sommige zeestromen bewegen zich horizontaal over het oceaanoppervlak, door een dieper gelegen waterlaag of vlak boven de oceaanbodem.
  • Andere zeestromen bewegen zich verticaal en voeren water uit de diepte omhoog naar het oceaanoppervlak of juist vanaf het oceaanoppervlak de diepte in.

Manier 3:
Onstaanswijze

  • Gradiëntstromen: zeestromen die opgewekt worden door verschillen in druk in het oceaanwater. Die drukverschillen ontstaan onder meer door verschillen in temperatuur of zoutgehalte in het oceaanwater of door wind boven het oceaanoppervlak. In gradiëntstromen verplaatst oceaanwater zich altijd van een gebied met hoge waterdruk naar een gebied met lage waterdruk.
  • Driftstromen: zeestromen die ontstaan als de wind ieder jaar maanden achtereen (bij moesson) of het hele jaar door (bij passaat) uit één richting over het oceaanoppervlak blaast.
  • Ringstromen: zeestromen die in gesloten kringen ronddraaien en daarmee draaikolken vormen. Ze ontstaan uit zeestromen die zich zigzaggend over het oceaanoppervlak bewegen en blijven enige maanden of jaren bestaan.

 

Vragen
Kijk naar de kaart Klimaatgebieden/zeestromen (Bosatlas 54ste editie, blz. 222)

  1. Noem een voorbeeld van een warme zeestroom.
  2. Noem een voorbeeld van een koude zeestroom.
  3. Noem een voorbeeld van een zeestroom die weinig of geen warmte afgeeft aan of opneemt uit de lucht erboven.
  4. Bij een van de zeestromen kun je aan de naam al zien hoe die ontstaat. Welke?
  5. Wat is de Cold Wall?

Stap 2

Wereldomspannend transportsysteem van zeewater

In het volgende NASA-filmpje zie je het water bijna stromen.

Dit transportsysteem wordt thermohaliene circulatie genoemd. “Thermo” verwijst naar temperatuur “haliene” naar zoutgehalte. Temperatuur en zoutgehalte van oceaanwater spelen een belangrijke rol in dit systeem.

De plek waar oceaanwater uit de Golfstroom naar de zeebodem zakt is een pomp die het systeem aan de gang houdt. Dat doet de pomp door water aan te zuigen aan het oceaanoppervlak en af te voeren naar de zeebodem waar het in zuidelijke richting wegstroomt.

Vragen
De vragen hieronder gaan over de film en over kaart A Stromingssysteem op pagina 222 van de Bosatlas 54ste editie. Houd deze kaart dus bij de hand.

  1. Waarom wordt water dat door de Golfstroom over de Atlantische Oceaan naar West-Europa wordt gevoerd onderweg steeds zouter?
  2. De dichtheid van water (en daarmee het gewicht van een liter van het water) neemt toe naarmate het zoutgehalte ervan toeneemt. Toch blijft al het water in de Golfstroom dat naar West-Europa wordt gevoerd aan het oceaanoppervlak. Hoe komt dat?
  3. Welke deel van de Golfstroom kun je een driftstroom noemen?
  4. Waarom zakt van het water van de Golfstroom dat de Noord-Atlantische Oceaan bereikt alsnog een groot deel naar de zeebodem?
  5. Waar komt het water dat naar de zeebodem zakt weer omhoog tot aan het oceaanoppervlak?
  6. Wat gebeurt er vervolgens met dat water?
  7. Dus waarom wordt dit transportsysteem van oceaanwater “circulatie” genoemd?

Stap 3

Thermohaliene circulatie en klimaat
In de film in Stap 2 heb je al iets gehoord over de invloed van de Golfstroom op het klimaat in West-Europa en dat aan de oostkust van Noord-Amerika. Op die invloed gaan we nu dieper in.

Sommige klimaatonderzoekers menen dat de Golfstroom zal afzwakken en misschien zelfs op den duur zal stilvallen als gevolg van de opwarming van de aarde. Als de Golfstroom werkelijk stilvalt, kan dat een ijstijd doen beginnen. De film ‘The Day After Tomorrow’ uit 2004 is min of meer op dit scenario gebaseerd.
Lees nu deze tekst:

Klimaatonderzoekers moeten Groenland beter in de gaten houden want er stroomt steeds meer zoet water van dit eiland de Noord-Atlantische Oceaan in. Tussen 1961 en 1990 was dat gemiddeld per jaar 880 kubieke kilometer. In 2010 is dat al gestegen tot 1200 kubieke kilometer.

Niet alleen stijgt hierdoor de zeespiegel. Ook bestaat de kans dat de Golfstroom door al dat zoete water wordt afgeremd. Daardoor zou het een stuk kouder worden in Europa. Iets dergelijks is al eerder gebeurd. Ongeveer 12,000 jaar geleden en ook pakweg 8,200 jaar geleden koelde het eveneens sterk af op aarde. Wetenschappers veronderstellen dat de oorzaak van deze koude perioden dezelfde was: enorme hoeveelheid smeltwater afkomstig van smeltende ijslagen op het vasteland, die in korte tijd de Atlantische Oceaan in stroomde.

Zo’n vaart zal het nu niet lopen. De hoeveelheid die nu vanaf Groenland komt valt in het niet bij de hoeveelheden die 8,200 jaar geleden de Atlantische Oceaan in stroomde, ongeveer 100 keer zoveel.

Wel denkt men dat de ijskappen op aarde smelten en kleiner worden, ook die van Groenland, zodat de toevoer van zoet water blijft toenemen. Met het kleiner worden van de ijskappen slinkt ook de toevoer van zoet water. Het is te vroeg om te zeggen hoe dat gaat uitpakken en wat daarvan de gevolgen zijn. In 2005 is vastgesteld dat de Golfstroom in de vijftig jaar daarvoor met 30% is afgenomen. Als de Golfstroom stilvalt, zou vooral het zeewater bij IJsland, Spitsbergen, Noorwegen, Engeland en Ierland hierdoor afkoelen. Daardoor zou het in onze streken 3 of 4 graden kouder worden dan het nu is.

Bron: artikel in de Volkskrant van 14 oktober 2010

Vragen

  1. Waarom heb je aan de oostkust van Canada en de Verenigde Staten ’s winters vaker vorst en sneeuw, met alle overlast en sneeuwpret die daarbij hoort, dan in West-Europa?
  2. Waarom worden de winters in Europa naar het oosten toe gemiddeld kouder?
  3. Welk onderdeel van de thermohaliene circulatie is te vinden bij Zuid-Groenland?
  4. Wat zou er met dit onderdeel gebeuren als er steeds meer zoet water vanaf Groenland naar die plek stroomt? (denk aan wat je in Stap 2 geleerd hebt over de relatie tussen dichtheid en zoutgehalte van water)

Stap 4

Fictieve krant
Jullie hebben gezien wat zeestromen zijn en dat de Golfstroom deel uitmaakt van een wereldomvattend transportsysteem van warme en koude zeestromen, de thermohaliene circulatie. Jullie weten nu ook dat de Golfstroom het verschil maakt tussen het klimaat in West-Europa en dat van de oostkust van Canada en de Verenigde Staten en wat dit verschil is. Ten slotte hebben jullie een indruk gekregen van wat er met het klimaat in West-Europa en ook in de rest van de wereld zou gebeuren als de Golfstroom stilvalt.
Om te laten zien dat jullie deze kennis nu in huis hebben, maken jullie een krantenpagina. Je werkt in tweetallen.

  • De helft van de klas werkt aan een krantenpagina die op een dag in januari van komend jaar verschijnt. Hierbij ga je er van uit dat moeilijk is te voorspellen welke gevolgen de opwarming van de aarde op termijn zal hebben voor oceaanstromen in het algemeen en de Golfstroom in het bijzonder. Je mag zelf bepalen of je alarmerende stukken plaatst of relativerende. Of misschien heb je ene voorkeur voor een uitgebalanceerde mix?
  • De andere helft van de klas maak een pagina voor een januaridag in het jaar 2100. Hierbij ga je ervan uit dat als gevolg van de opwarming van de aarde de Golfstroom in de loop van de 21ste eeuw steeds zwakker is geworden en ten slotte helemaal stil is gevallen. Beschrijf oorzaken en gevolgen.

In deze kranten schrijven jullie individueel of samen met een klasgenoot artikelen over het weer in Nederland en aan de oostkust van Canada en de Verenigde staten. Laat daarin zien dat het weer prettige en onprettige gevolgen heeft voor het dagelijks leven. Zoek en plaats afbeeldingen bij die artikelen waarin je laat zien hoe deze gebieden er uitzien komend jaar of hoe ze er volgens jou uit zullen zien in 2100.

Maak de krant op volgens de tool op www.krantenmaken.nl . De krant moet minimaal één volledige krantenpagina beslaan en artikelen bevatten over het weer in Nederland en aan de oostkust van Canada en de Verenigde Staten. Ook moet er een artikel bij zitten waarin wordt uitgelegd dat de Golfstroom deel uitmaakt van de thermohaliene circulatie en hoe deze circulatie werkt (nu) of waarom hij niet meer werkt (in 2100). Spreek met elkaar af wie dit artikel schrijft.

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.

Begrippenlijst

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.
 
Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.
Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.
Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.

Vooraf

Vlak en groen, typisch Nederland. Maar dat valt mee, als je wat beter kijkt. Er zijn heel wat verschillende landschappen te vinden in Nederland. Dat ga je in deze opdracht ontdekken.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • enkele landschapsvormen in Nederland noemen.
  • kort beschrijven hoe ze zijn ontstaan.
  • uitleggen hoe deze landschappen er uit zien.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je een foto-opdracht. Je krijgt een lijst van dertien landschapsvormen en dertien foto’s. Elke foto is voorzien van een letter. Je zoekt bij elke naam van de landschapsvorm de foto die er volgens jou bij hoort en noteert de letter bij de foto achter de naam van de landschapsvorm.
Met de ingevulde lijst laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De lijst met landschapsvormen en de letters van de foto’s laten jullie nakijken door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: Staat achter iedere omschrijving de juiste letter?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video's bekijken, informatie lezen en vragen over Nederlandse landschappen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video's bekijken en vragen over rivierlandschappen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Video's bekijken en vragen over veenlandschappen beantwoorden.
Stap 4 Alleen Video's bekijken en vragen over de overige landschappen beantwoorden.
Stap 5 Alleen Toets Landschapsvormen maken.
Stap 6 Alleen Een foto-opdracht over de verschillende landschapsvormen maken.

 

Benodigdheden

  • een potlood
  • een pen
  • een papier

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Nederlandse landschappen
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over Nederlandse landschappen.

KBLandschappen

Duinlandschap
Duinen ontstaan bij zee, maar ook bij rivieren.
Bekijk de volgende twee films en beantwoord de vragen.



 

Vragen

  1. Hoe blijft een duin op zijn plaats ook al waait het af en toe hard?
  2. Waardoor wordt de bodem van een kwelder op den duur zó hoog dat die bijna
    nooit meer onderloopt?

Stap 2

Rivierlandschappen
Kijk naar de volgende twee films en beantwoord de vragen.

Er zijn ook rivieroevers in Nederland die kwelderwallen worden genoemd. Een kwelderwal is de oever van een rivier die door een kwelder loopt. Een kwelderwal steekt boven de omgeving uit. De bodem van een kwelderwal bestaat uit zand dat tijdens overstromingen van de kwelder is afgezet. Kwelderwallen zijn bijvoorbeeld te vinden in Groningen en Friesland.

Vragen

  1. Hoe kun je aan de wegen die er aangelegd zijn zien of een stuk land bij een rivier een oeverwal is of een kom?
  2. Waarom is de bodem van een kom natter dan die van een oeverwal?
  1. Waarom werden rivierdalen in Limburg in de loop van de tijd steeds breder?

Stap 3

Veenlandschappen
Kijk naar de volgende twee films en beantwoord de vragen



Vragen
  1. Wanneer wordt een gebied met een veenbodem laagveengebied genoemd?
  2. Wat gebeurt er altijd als je een stuk laagveengebied afgraaft?
  3. Wanneer noem je een gebied met een veenbodem een hoogveengebied?

Stap 4

Overige landschappen
Tot slot zijn hier enkele films over landschapsvormen die je nog niet bent tegengekomen. Kijk naar deze films en beantwoord de vragen.


Vragen

  1. Hoe zijn de stuifzandgebieden ontstaan?
  2. Waarom steken stukken stuifzandgebied waar bomen of gras op groeien jeen stuk boven hun omgeving uit?

  1. Waar liggen de hoogste punten van Nederland?

Overige landschappen

  1. Hoe zijn de stuwwallen ontstaan?
  2. Wat zijn morenen?
  3. Wat voor materiaal dat door het ijs is aangevoerd is te vinden op en in de stuwwallen?


  1. Wat is het verschil tussen een droogmakerij en een zeepolder?

Stap 5

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Landschapsvormen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Landschapsvormen

Stap 6

Zoek de juiste foto bij …
Je hebt kennis gemaakt met diverse landschapsvormen in Nederland en je hebt gezien hoe ze zijn ontstaan.

Bekijk de dertien foto’s in de fotogalerij: Ze zijn voorzien van een letter tussen A en M.

Zet in onderstaande lijst van dertien landschapsnamen achter iedere naam de letter van de foto die er volgens jou bij hoort.
Bij elke naam van de landschapsvorm past maar één foto.

kust- of rivierduinen …
kwelders …
stuifzand …
heuvellandschap …
stuwwal …
grondmorene-afzettingen …
kommen …
rivier- en beekdalen …
kwelderwallen …
droogmakerij of polder …
laagveen …
plassen …
hoogveen ...

Klaar?
Laat lijst nakijken door jullie docent. Die gaat na of je bij iedere naam van een landschapsvorm de juiste foto hebt gevonden.

Begrippenlijst

Zandlandschap
Landschap ontstaan door afzettingen van (dek)zand.
Dekzand
Door de wind afgezet zand.
Rivierkleilandschap
Landschap ontstaan door overstromingen van rivieren.
 
Zeekleilandschap
Een land dat is ontstaan door overstromingen van de zee die zeeklei achter liet.
Duinlandschap
Gebied aan de kust met duinen.
Veenlandschap
Gebied met veen.
Lösslandschap
Gebied met de vruchtbare grondsoort löss.
Rivierbedding
Het gebied dat een rivier heeft uitgesleten.
Uiterwaarde
Het gebied tussen de zomerdijk en winterdijk.
 
Rivierdijk
Dijken aan weerszijden van een rivier bedoeld om overstromingen van het binnendijkse gebied te voorkomen.
Duin
Heuvel van zand dat de wind heeft opgeblazen.
Veen
Grondsoort bestaande uit organisch materiaal.
Löss
Zeer vruchtbare grondsoort met een kleine korrelgrootte.
Heuvel
Reliëf met hoogteverschillen tussen de 150 en 500 meter.
Rivier
Een natuurlijke waterloop die water afvoert van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied.
Sedimentatie
Het afzetten, op de bodem terechtkomen, van sedimenten zoals zand, grind en klei in een ander gebied dan de plek van herkomst.
Erosie
Het uitschuren en afvoeren van los materiaal van de aardkorst naar een andere plek door wind, water en ijs.
Infrastructuur
Alle verbindingen van punt A naar punt B.
 
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.

Vooraf

We kunnen Nederland indelen naar grondsoort, maar veel interessanter is ons bodemgebruik. Er is vrijwel geen stukje te vinden waar mensen niet hebben ingegrepen. Mensen hebben van alles ‘gemaakt’, van grote waterwerken tot nieuwe natuur.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de definitie van het begrip ‘cultuurlandschap’ geven.
  • uitleggen hoe Nederland ten behoeve van het agrarisch cultuurlandschap (grasland en akkers) in percelen is verdeeld en ten behoeve van de waterhuishouding is aangepast.
  • uitleggen dat in Nederland ter bescherming tegen het water diverse grote waterwerken zijn uitgevoerd.
  • uitleggen wat het grootste waterwerk van Nederland is.
  • de Nederlandse poldergeschiedenis beschrijven.
  • uitleggen hoe Staatsbosbeheer nieuwe natuurgebieden creëert.
  • een mening vormen over de vraag of we nieuwe natuur cultuurgebieden mogen noemen.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je met een groepje van leerlingen een taboe-opdracht.
Voor de taboe-opdracht krijgen jullie van de docent een woord dat jullie moeten omschrijven, maar dat jullie niet mogen gebruiken. Aan de hand van jullie opdracht moet de rest van de klas raden wat het taboewoord is.

Met de taboeopdracht laten jullie zien dat jullie de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat jullie omschrijving van het taboewoord zien dat jullie de stof van de les onder de knie hebben?
  • de vorm: is de omschrijving van het taboewoord met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat het eindproduct en de antwoorden op de vragen van de stappen 1-4 niet te veel taalfouten?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen over Nederlandse grondsoorten beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video bekijken en vragen over waterwerken beantwoorden.
Stap 3 Alleen Video's bekijken en vragen over droogmakerijen beantwoorden.
Stap 4 Alleen Video's bekijken, informatie opdoen op het internet en vragen over de natuur beantwoorden.
Stap 5 Alleen Toets Cultuurlandschappen maken.
Stap 6 Samen Een taboe-opdracht maken.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over Bodemgebruik.

KBBodemgebruik Nederland

Nederland is in percelen verdeeld
Je kunt de Nederlandse landschappen op verschillende manieren onderscheiden. Je kunt kijken naar de grondsoorten (zie Bosatlas 54e editie, kaart 32), maar interessanter is wellicht de manier waarop Nederland de bodem gebruikt (zie de kaarten 38 en 39).
‘God schiep de aarde, maar de Nederlanders schiepen Nederland’ is een oud gezegde uit de tijd van de Gouden Eeuw. In ieder geval is echte natuur, in de betekenis van wildernis waar de mens niet heeft ingegrepen, nergens meer te vinden in Nederland. Met de kap van het Beekbergerwoud bij Apeldoorn in 1871, verdween het laatste stukje oerbos en het laatste stukje ongerepte natuur dat daar achtduizend jaar eerder was ontstaan.
Zo’n beetje iedere vierkante meter van het Nederlandse landschap is door mensen aangelegd. We spreken daarom over cultuurlandschap: landschap dat onder invloed van de mens is gevormd. Het grootste deel daarvan is agrarisch cultuurlandschap. Het is ten behoeve van landbouw ontwaterd, in percelen verdeeld en toegankelijk gemaakt. Verder wordt het cultuurlandschap ook gebruikt voor stedenbouw en voor industrie (vaak ook aangeduid als stedelijke of industriële landschappen).

In de stappen 2-4 bekijken we de belangrijkste ingrepen van de Nederlanders in het landschap: de waterwerken, het ontstaan van Flevoland, (andere) droogmakerijen en nieuwe natuur.

Vragen

  1. Welke grondsoort vind je, op een paar kleine plekken langs de Veluwe, in de Achterhoek en vlakbij Nijmegen na, vooral in Limburg?
  2. Vergelijk het bodemgebruik van 1900 (Bosatlas 54e ed., kaart 38) met die van 2005 (kaart 39).
    1. Waarvoor wordt de bodem in beide eeuwen het meest gebruikt?
    2. Welk soort bodemgebruik is sinds 1900 in 2005 het sterkst verminderd?
    3. En welke het meest gegroeid?
  3. Kijk naar de luchtfoto. Je kunt onmiddellijk zien dat we met een cultuurlandschap te maken hebben. Waaraan?

 

Stap 2

Waterwerken
Met waterwerken bedoelen we door mensen gemaakte gebouwen en constructies die ons moeten beschermen tegen water. Een synoniem is waterkering: een dam, dijk, sluis e.d.

Zonder onze waterwerken zou de helft van Nederland onder water staan. In plaats van het strand bij Scheveningen zouden we dan spreken over het strand bij Amersfoort!

Op een reliëfkaart (zie Bosatlas 54e editie, kaarten 20 en 20A) kun je goed zien waar de grens tussen land boven en onder zeeniveau ligt. Dat zeeniveau noemen we N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil). Het gemiddelde zeeniveau is gelijk aan het NAP. In werkelijkheid ligt dat zeeniveau iets hoger vanwege de stijging van de zeespiegel sinds 1888.

Op verschillende plaatsen in Nederland kun je, meestal in de buurt van een rivier, beek of kanaal, zien hoe hoog je zit ten opzichte van het NAP: boven of beneden zeeniveau.

Het laagste punt van Nederland bevindt zich in een weiland in de Zuidplaspolder ten noordoosten van Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen op een hoogte van 6,76 meter onder NAP Een groot deel van Nederland is dus op het water veroverd.

Hoe de Nederlanders het voor elkaar hebben gekregen om van water land te maken? Het schoolTV-filmpje laat zien hoe dat zijn werk ging:


Vragen

  1. Waarom is ooit het NAP vastgesteld? Waarom kijken we niet gewoon naar het zeeniveau?
  2. Kijk naar de peilschalen in Dinther en Woerden. Hebben we hier te maken met een gebied boven of beneden zeeniveau? Waaraan kun je dat zien?
  3. Kijk nog een keer naar de reliëfkaart. Wat is het verschil in meters tussen het laagste en het hoogste punt van Nederland?

Flevoland
Het grootste waterwerk ter wereld is Flevoland. In 1932 is de Zuiderzee afgesloten met de Afsluitdijk. De Zuiderzee werd omgedoopt in IJsselmeer. In 1938 is het eerste deel van het IJsselmeer drooggelegd. In dat jaar begon men met de aanleg van de Noordoostpolder. Enige jaren later was de beurt aan de Flevopolder. Het oostelijk deel daarvan werd tussen 1950-1957 drooggemalen, het zuidelijk deel tussen 1957-1968. De Nederlandse waterbouw heeft zich in de loop der jaren enorm ontwikkeld en de Nederlandse deskundigheid wordt wereldwijd ingezet.

Het filmpje ‘Hoe maak je nieuw land?’ laat zien hoe Flevoland ontgonnen werd.

  1. Wat was de reden om Flevoland te ontginnen?

Stap 3

Droogmakerijen
De Flevopolder is de grootste, maar zeker niet de eerste droogmakerij. Een droogmakerij is drooggemaakt land, een gebied dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of moerasland was. Een andere, bekendere naam voor droogmakerij is polder.

In de eerste helft van de 16e eeuw begon men in Noord-Holland te experimenteren om kleine meertjes droog te leggen met behulp van windmolens. De eerst bekende droogmakerij is die van het Achtermeer bij Alkmaar uit 1533.

De video ‘Polders in laag Nederland’ laat zien hoe dat in zijn werk ging:

Veel van de Nederlandse meren en plassen zijn ontstaan door het turfsteken tijdens de Middeleeuwen. Een groot deel van het noorden en westen van Nederland bestond uit veen, vaak met een klei- of zandlaag afgedekt. Veen is erg vochtig en de grond is drassig, alleen geschikt voor de veeteelt en niet voor de landbouw. Maar de belangrijkste reden om veen af te steken was een andere: als veen wordt gedroogd (gedroogd veen noemen we turf) is het een uitstekende brandstof.

Om turf te kunnen steken, werd eerst de zand- en kleilaag weggeschept. Het veen kwam daarbij in contact met de buitenlucht, werd droog en ging daardoor inklinken. Gevolg van het inklinken is een daling van de bodem. Het grondwaterpeil kwam steeds dichter bij de oppervlakte te liggen of zelfs erboven.

En zo ontstonden er door de grootschalige turfwinning enorme plassengebieden. Die plassen probeerde men enkele eeuwen later weer droog te malen.
Eerst met windmolens, later met gemalen

Een polder is altijd omringd door een ingewikkeld stelsel van vaarten en sloten, nodig voor het wegvoeren van het overtollig water en het verlagen van het grondwaterpeil. Alleen door het water voortdurend op peil te houden konden de veenplassen worden drooggelegd en geschikt gemaakt om in te wonen en te werken. De veenpolders lagen diep ten opzichte van de zeespiegel, sommige meer dan 6 meter lager dan NAP. Ze vormen het nu nog steeds deels aanwezige West-Nederlandse weidelandschap.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Vragen

  1. Het waterpeil stijgt in een polder door twee oorzaken. De ene is dat het grondwater stijgt. Wat is de tweede oorzaak? Het antwoord is ook te vinden in het filmpje ‘Hoe wordt voorkomen dat laag Nederland overstroomt?’
  2. Langs elke polder vind je een boezem. Geef in je eigen woorden aan wat een boezem is en wat de functie ervan is. Kijk ook naar het filmpje ‘Droogmaken veengrond’ voor het antwoord.

 

 

Stap 4

Nieuwe natuur
We beginnen meteen met een filmpje:


Met dit korte filmpje maakt Staatsbosbeheer reclame voor tien wildernisgebieden die het in beheer heeft. De tien gebieden kun je op een kaart vinden op de website www.nieuwewildernis.nl .

Het grootste wildernisgebied is de Oostvaardersplassen, “een schitterend stuk ongerepte natuur, van zo’n 6000 hectare groot” met “on-Nederlands wild”, zo zegt Staatsbosbeheer.

“Wildernis bestaat in Nederland”, vindt Staatsbosbeheer. “Plekken waar je kunt dwalen en zelfs verdwalen. Waar je het gevoel krijgt helemaal weg te zijn van de bewoonde wereld. Gebieden die ruig wild zijn of juist geheimzinnig en besloten. Gebieden waar we de natuur haar gang laten gaan. Zonder te beteugelen, kort te wieken of in te dammen. Het is de natuur op haar natuurlijkst, soms op haar rauwst.”

​Maar wacht even? Wildernis en ongerepte natuur in Nederland.
Maar het laatste stukje wildernis in Nederland was toch verdwenen in 1871?

Dat klopt. Maar Staatsbosbeheer spreekt toch over wildernis onder het motto: “We laten dieren en planten hun eigen gang laten gaan, spontaan en onbeteugeld. En helemaal op zichzelf. Nieuwe wildernissen vind je op plekken waar de mens soms eerst drastisch ingreep en zich daarna terugtrok.”

Natuur of cultuur? Kijk naar het volgende SchoolTV-filmpje ‘De Oostvaardersplassen’.


Vragen

  1. Welke twee taken, die te maken hebben met het ingrijpen van de mens, heeft de boswachter in de Oostvaardersplassen?
  2. Wat vind jij? Hebben we hier te maken met een cultuurlandschap of een natuurlandschap?
  3. Kun je één argument voor en één argument tegen de stelling noemen: ‘De Oostvaardersplassen zijn geen wildernis’?

Stap 5

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Cultuurlandschappen'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Cultuurlandschappen

Stap 6

Eindproduct: Taboe-opdracht
Voor deze opdracht verdeelt de docent de klas in kleine groepjes. Elke groep krijgt één taboewoord. Dit taboewoord gaan jullie zo eenvoudig mogelijk omschrijven zonder het taboewoord (of delen van dat woord) zelf te gebruiken.

Voor het taboewoord ‘watermuseum’ bijvoorbeeld mag je de woorden watermuseum, water, museum, wat of mus niet gebruiken.

Met jullie omschrijving moeten de andere groepen proberen te raden welk taboewoord jullie hebben omschreven. Het moet te doen zijn, want elk taboewoord is in deze opdracht aan de orde geweest.

Begrippenlijst

Polder
Een omdijkt gebied waarin de mens de waterstand kunstmatig beheerst.
Grondsoort
Materiaal dat op de aardkorst ligt.
 
Akkerbouwgebied
Gebied waar gewassen worden verbouwd.
 
(Glas)tuinbouwgebied
Gebied waar veel gewassen, zoals bloemen, fruit en groente, in kassen worden verbouwd.
Veeteeltgebied
Gebied waar veel vee wordt gehouden voor de consumptie van vlees en het verkrijgen van eieren, wol, leer, etc.
Industriegebied
Gebied met veel fabrieken, magazijnen, loodsen, etc bij elkaar.
 
Recreatiegebied
Gebied dat is bedoeld om zich in de vrije tijd te vermaken.
Bodem
Het bovenste deel van de aardkorst.
Bodemvruchtbaarheid
In hoeverre een bodem voedingsstoffen bevat voor de vegetatie.
Natuurgebied
Beschermd gebied met veel natuur.
Bosgebied
Met bos begroeid gebied.
Infrastructuur
Alle verbindingen van punt A naar punt B.

Klimaat en landschap

Je gaat een zogenaamde thematoets maken.
De thematoets bestaat uit 10 random (= willekeurige) vragen over dit thema.           
Soms is een vraag een reproductievraag, soms meer een inzichtvraag.

Doe je de toets een tweede keer dan krijg je weer 10 random vragen.
Dat zullen veelal anderen zijn, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Bij iedere vraag vind je onder [Meer info]-knop een link naar een item uit de Kennisbank.
Met behulp van die informatie kun je opzoeken wat het goede antwoord op de vraag is.

Thematoets: Klimaat en landschap

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten een weersverwachting voor Nederland. Je kunt daarbij kiezen uit een verwachting voor de rest van de dag, voor de volgende dag, voor over drie dagen en voor over vijf dagen. Teken bij de weersverwachting een weerkaart van Nederland.

In de weersverwachting laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De weersverwachting laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat je weersverwachting zien dat je begrepen hebt welke kenmerken het weer heeft, hoe die in de loop van de tijd kunnen veranderen en wat je van die veranderingen merkt?
  • de vorm: is de weersverwachting met zorg gemaakt en goed te begrijpen?
  • taalfouten: bevat de tekst van de weersverwachting niet teveel taalfouten?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en de vraag over meetinstrumenten beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video's bekijken en vragen over de weersverwachting beantwoorden.
Stap 3 Alleen Video's bekijken en vragen over het weer wereldwijd beantwoorden.
Stap 4 Alleen Een toets met gesloten vragen over het weer maken.
Stap 5 Samen Een weersverwachting voor Nederland maken.

 

Benodigdheden

  • een landkaart van Nederland

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Wat is het weer?
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde de pagina's van het onderdeel over het weer.

KB: Het weer

Het weer, daar praten we allemaal over. Maar wat is het weer eigenlijk?
Laten we maar met de deur in huis vallen: het weer is de toestand van de dampkring van de aarde op een bepaald moment in een bepaald gebied (bijvoorbeeld jouw woonplaats, de provincie of Nederland).

Weerkundigen nemen het weer waar en meten het aan de hand van vijf kenmerken die vaak of zelfs voortdurend veranderen.

Bewolking
Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is, hoe de bewolking er uit ziet en of de bewolking af- of toeneemt.
Neerslag
Neerslag is er in verschillende soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt, wat voor neerslag er valt, of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen) en hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur). Dauw en rijp worden in een weerbericht nooit genoemd of meegenomen in de neerslagcijfers.
Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait, of de wind aanwakkert dan wel afzwakt, uit welke richting de wind waait en of de windrichting verandert of niet.
Temperatuur
Die wordt meerdere malen per dag gemeten in graden Celsius (of in Fahrenheit zoals in de VS). Zo wordt duidelijk wanneer het warmer of kouder wordt.
Luchtdruk
Meestal uitgedrukt in hectopascal. De luchtdruk wordt meermalen per dag gemeten om stijging of daling vast te stellen.

 

Vraag
Hiernaast staan vier afbeeldingen van meetinstrumenten.
Met welk instrument wordt welk kenmerk van het weer gemeten?

  • Afbeelding A …
  • Afbeelding B …
  • Afbeelding C …
  • Afbeelding D …

Stap 2

De vijf kenmerken van het weer nader bekeken.
Het weer is dus te beschrijven aan de hand van de vijf genoemde kenmerken. Variabele kenmerken, die zorgen voor een voortdurend veranderend weerbeeld.

De temperatuur geeft aan hoe warm of koud het is. De hoeveelheid warmte die de aarde bereikt is afhankelijk van de tijd van de dag, van het seizoen, van de bewolking en van de wind. Overdag is het meestal warmer dan ’s nachts, januari is in Nederland meestal de koudste maand van het jaar en juli meestal de warmste. De temperatuur verandert ook als de wind warme lucht aanvoert of juist koude lucht.

Wolken zijn verzamelingen waterdruppeltjes en/of ijskristallen. Bewolking wordt aangegeven met termen als onbewolkt, licht bewolkt, half of zwaar bewolkt.
In het eerste geval is er geen wolkje aan de lucht en heeft de zon vrij spel. Als er zware bewolking is, komt de zon er niet door. De ontwikkeling van het wolkendek heeft gevolgen voor de temperatuur en de mogelijkheid van neerslag. Een meteoroloog let vooral op de dikte en de soort wolk.
Zo zijn er wolkensoorten waaruit geen druppel valt en andere soorten die zware onweersbuien veroorzaken.

Bekijk nu de onderstaande videofragmenten:

De video “Neerslag” geeft een heldere uitleg over het onstaan van regen, hagel en sneeuw.
Hoe sneeuw precies ontstaat, zie je in de video “De geboorte van een sneeuwvlok”.

De wind waait op het noordelijk halfrond altijd met de wijzers van de klok mee rondom een gebied met hoge luchtdruk en tegen de wijzers van de klok in rondom een gebied met lage luchtdruk. Op het zuidelijk halfrond is het precies omgekeerd. Luchtdruk is de druk die de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent.

Plaatsen met eenzelfde luchtdruk worden op weerkaarten met een lijn verbonden. Deze lijnen (isobaren) geven de gebieden aan waar de luchtdruk laag of hoog is. Een weerkaart is een momentopname. Die lijnen verschuiven voortdurend over de kaart.

Een verandering van luchtdruk geeft een idee wat voor weer het de komende dagen wordt. Daalt de luchtdruk snel, dan is er grote kans dat er neerslag gaat vallen en kan het bovendien ook nog hard gaan waaien. Stijgt de luchtdruk snel, dan wordt het snel mooi weer, maar het mooie weer zal niet lang aanhouden. Stijgt de luchtdruk langzaam, dan mag je rekenen op meer dagen mooi weer.

Vragen

  1. Kun je ook verklaren hoe dauw op gras en mist ontstaan?
  2. Wat is er dus nodig om sneeuw te maken?
  3. Vul in: wind gaat altijd van een gebied met . . . luchtdruk naar . . . luchtdruk.
  4. Waarom volgt de wind nooit een rechte lijn?
  5. Bij de isobaren op de weerkaart staat een getal dat de luchtdruk in hectopascal aangeeft. Op welke plekken waait het volgens jou het hardst?
  6. Welke van de vijf kenmerken van het weer lees je in de weersverwachting hieronder?

Er zijn nog perioden met zon, maar in de loop van de middag komt er steeds meer bewolking en volgt er van het zuid(west)en uit een gebied met enkele buien. Met name in het oosten en zuidoosten kunnen later vanmiddag en vanavond weer enkele onweersbuien ontstaan, mogelijk met hagel en (zware) windstoten. Meer naar het westen toe is de kans op onweer kleiner. De maxima lopen uiteen van 19-22 graden op de Wadden tot 28 graden in het oosten. De wind draait overal naar westelijke richtingen en is meest matig.

Komende nacht valt er in het midden en oosten nog af en toe (buiige) regen, maar van het westen uit wordt het later op steeds meer plaatsen droog. In een opklaring kan weer een mistbank ontstaan en de minima komen uit rond 14 graden. De zwakke wind is overwegend westelijk.

Morgen overdag klaart het van het westen uit steeds meer op. In de middag ontstaan er landinwaarts enkele stapelwolken. Het blijft droog. De middagtemperaturen lopen uiteen van 16 graden op de Wadden tot 22 graden in het oosten. De zwakke tot matige wind is westelijk, in het zuiden noordwestelijk.

Bron: KNMI

Stap 3

Het weer wereldwijd
Het weer wordt door het KNMI omschreven als “het geheel van de meteorologische elementen die op een bepaalde plaats of tijd merkbaar zijn. Het is dus een momentopname van weerbepalende factoren zoals luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, wind, wolken en neerslag”. Die factoren worden op hun beurt weer beïnvloed door de seizoenen, de draaiing van de aarde rond haar as, de waterkringloop, het broeikaseffect en het feit dat de aarde door haar bolvorm niet overal even sterk verwarmd wordt door de zon.

Hoe de waterkringloop werkt, zie je in de video “De waterkringloop“.


Vraag

  1. Hoe houdt wind de waterkringloop in stand?

De dampkring laat zonnestralen door en houdt een deel van de warmte vast. Zoals een broeikas. Dat heet daarom het broeikaseffect. Zonder dat broeikaseffect zou het op aarde niet gemiddeld 15 graden C boven nul zijn zoals nu maar 18 graden C onder nul. Het broeikaseffect zorgt er dus voor dat er op aarde goed te leven valt.

Zie voor een heldere uitleg de video “De stralingsbalans van de aarde”.

  1. Wordt de dampkring door de zon of door het aardoppervlak verwarmd?
  2. Naast kooldioxide wordt nog een broeikasgas genoemd in de film. Welk gas?

Ten slotte is voor het weer van belang dat de aarde niet overal even sterk wordt verwarmd door de zon. De zon en de draaiing van de aarde zijn verantwoordelijk voor de belangrijkste luchtstromen op aarde.

Kijk naar de video: “Luchtstromen op aarde”.

  1. Kun je nu verklaren waarom Nederland vaak met lagedruk te maken heeft en met bijbehorend weer?

Stap 4

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Het weer'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Het weer

Stap 5

Het weer van vandaag en morgen
Als je alle variabelen in beeld hebt, dan is het weer op korte termijn redelijk te voorspellen. Om een weerbericht te maken heb je nodig:

  • weerkaarten
  • satellietfoto’s
  • radarbeelden van de neerslag
  • actuele waarnemingen

Hieronder vind je de weerkaarten van woensdag 11 juni 2014, donderdag 12 juni en vrijdag de 13e juni. Verder de waarnemingen op dezelfde woensdag, satellietbeelden en enkele radarbeelden.
Om de weerkaarten te analyseren heb je de volgende informatie nodig:

Met alle voorgaande informatie en de onderstaande kaarten en tabellen ben je zo ongeveer een meteoroloog. Het zou jullie moeten lukken hiermee een redelijke weersvoorspelling voor de komende twee dagen (donderdag 12 juni 2014 en vrijdag 13 juni 2014) op te stellen.

 

 

Je kan ook het wordbestand Kaarten en tabellen downloaden.
Hierin zijn alle afbeeldingen samengevoegd.

Klaar?
Laat je weersverwachting beoordelen door jullie docent.

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.
 
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
 
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
 
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
 
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Zeewinden.
Aflandige wind
Landwinden.

Vooraf

In deze opdracht kijken we naar de invloed van menselijke activiteiten op het weer. Soms gebeurt dat met opzet (zoals bij het kunstmatig opwekken van regen), maar vaak niet (zoals bij smogvorming en het versterkt broeikaseffect). Het heeft ongewenste gevolgen voor planten, dieren en mensen zelf.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat veel mensen beïnvloed worden door het weer, maar dat op hun beurt mensen invloed op het weer (kunnen) hebben: op temperatuur, neerslag, smog en het versterkt broeikaseffect.
  • uitleggen dat mensen, net als planten en dieren, schadelijke gevolgen ondervinden van hun eigen invloed op weer en klimaat.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht speel je samen met een groep van vier leerlingen een fotodomino.
Met het succesvol spelen van het dominospel laten jullie zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het fotodomino laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • taalfouten: bevatten de antwoorden op de vragen in de stappen 1-5 niet te veel taalfouten?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en de vraag over de invloed van het weer op de mens en van de mens op het weer beantwoorden.
Stap 2 Alleen Vraag over de temperatuur beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vraag over smog beantwoorden.
Stap 4 Alleen Vraag over regen beantwoorden.
Stap 5 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het versterkt broeikaseffect beantwoorden.
Stap 6 Samen Een fotodomino spelen met een groepje van 4.

 

Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een set met dominostukken nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Invloed van weer op mens en van mens op weer
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je een onderdeel over het weer. Bestudeer eerst dat gedeelte.

KBHet weer

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) laat ons op alle mogelijke manieren weten wat voor weer we de komende dagen kunnen verwachten. Het geeft aan hoe warm het zal zijn, hoeveel regen er wordt verwacht en hoe hard het gaat waaien. Bij extreem weer, denk aan een zware storm, zwaar onweer, gladheid of dikke mist, kan het KNMI een weeralarm afgeven. Al deze weeromstandigheden kunnen de samenleving ontwrichten, veel (dodelijk) gewonde slachtoffers maken en grote schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan huizen en auto’s.

Er gaat eigenlijk geen dag voorbij dat je niet aan het weer denkt en ermee te maken hebt. Waar je waarschijnlijk minder bij stilstaat, is dat het weer niet alleen invloed heeft op de mens, maar omgekeerd ook de mens invloed heeft op het weer. Door menselijke activiteiten kan het op een plek warmer of juist kouder worden of kan het ergens minder of juist meer gaan regenen. We zullen een aantal van deze menselijke
activiteiten en hun gevolgen voor het weer op een rijtje zetten.

Vraag
Geef een voorbeeld van een menselijke handeling waardoor het heel plaatselijk
minder warm kan worden.

Stap 2

Warmer en kouder
Stad en platteland
Maak een reisje van het platteland of een buitenwijk naar het centrum in een grote stad. Ga met een auto met een ingebouwde thermometer of neem een losse thermometer mee. Als je de temperatuur op het platteland of in de buitenwijk vergelijkt met de temperatuur in het centrum van de stad zul je zien dat de thermometer in de stad een hogere waarde aangeeft.

Hoe dat komt? Gebouwen en asfaltwegen in de stad absorberen veel zonlicht en slaan de warmte op. Kantoren en fabrieken produceren zelf veel warmte. Ook die warmte blijft hangen.

Sommige wolkenkrabbers met veel glas kunnen ter plekke voor extreem hoge temperaturen zorgen. Iemand die rond het middaguur z'n auto in de buurt van een wolkenkrabber in aanbouw in Londen parkeerde, vond hem een uur later terug met beschadigingen: onderdelen van de auto waren gesmolten. De ramen van het gebouw werkten als een brandglas bij de weerkaatsing van het zonlicht.

Het verschil tussen een miljoenenstad met hoge wolkenkrabbers, veel asfalt en veel industrie en een heldere nacht op het platteland kan wel 10o Celsius zijn.

Ontbossing
Bomen zijn de longen van de wereld. Zij halen kooldioxide uit de lucht en zetten die om in zuurstof, waardoor wij kunnen blijven ademen. Maar de bomen en andere planten hebben nog een zeer nuttige eigenschap: ze bevatten veel water en pompen veel waterdamp de lucht in. Waterdamp zorgt voor afkoeling en draagt bij aan de vorming van wolken. En wolken op hun beurt houden zonlicht tegen.

Als we op grote schaal bomen kappen, zoals in de tropische regenwouden, heeft dat grote invloed op het lokale weer. Er komt minder waterdamp in de lucht en er worden minder wolken gevormd. Dat zorgt ter plaatse voor een hogere temperatuur overdag en een lagere temperatuur ’s nachts.

Vraag
Waarom is het tijdens een heldere nacht op het platteland kouder dan tijdens een bewolkte nacht?

Stap 3

Mist en smog
Mist is een weersverschijnsel waarbij kleine waterdruppeltjes in de lucht zweven. Mist vermindert de zichtbaarheid. We spreken van mist als het zicht minder dan 1000 meter is en van dichte mist als dat minder dan 200 meter is. Meestal verdwijnt mist binnen enkele uren.

Maar mist kan veranderen in smog (een samentrekking van de Engelse woorden ‘smoke’ (rook) en ‘fog’ (mist)). Schadelijke gassen van auto's, fabrieken en dergelijke kunnen door mist niet stijgen en blijven dus laag hangen. De waterdruppels uit de mist vermengen zich onder invloed van zonlicht met stoffen uit de schadelijke gassen. Deze smog blijft veel langer hangen dan gewone mist, van een paar dagen tot zelfs enkele weken.

Smog kan ook ontstaan door grote bosbranden. Dergelijke branden kunnen ontstaan door bijvoorbeeld blikseminslag, maar in 95% van alle gevallen is menselijke activiteit er de oorzaak van. Onvoorzichtigheid met vuur (barbecue of sigaret), lenswerking in een glazen fles die in de zon ligt, contact met hete delen van een uitlaat van een auto of motorkettingzaag of door een vonkenregen van wrijfcontact tussen treinwielen en spoorrails. Of de bosbrand ontstaat, zoals heel vaak het geval is, door brandstichting bijvoorbeeld voor zwerflandbouw.

De branden in Indonesië worden grotendeels door mensen aangestoken. Zij proberen zo meer bouwland te voor de palmolieplantages te creëren. Indonesië streeft ernaar, de grootste palmolieproducent van de wereld te worden. In het droge seizoen krijgen de branden, vanwege het uitblijven van regen, de kans om zeer lang te blijven woeden.

De bosbranden gaan gepaard met enorm veel rook, die zelfs in omringende landen voor overlast zorgt. Het zijn vooral Thailand, Maleisië, Brunei en Singapore die lijden onder de Indonesische bosbranden.

Vraag
Waarom ontstaat smog eerder in de zomer dan in de winter?

Stap 4

Regen maken
Diverse volkeren kennen rituele dansen om regen op te wekken. Het effect daarvan is twijfelachtig en in ieder geval nooit bewezen. Toch zijn er manieren om regen te maken. De eerste die dat op een wetenschappelijk manier probeerde, was de Nederlander August Willem Veraart. In 1930 strooide hij ijs en koolzuursneeuw op grote buienwolken. Erg succesvol waren zijn pogingen niet.

Pas na de Tweede Wereldoorlog lukte het wetenschappers om het kunstmatig te laten regenen. Zij strooiden gekristalliseerde zilverjodide-deeltjes in 1946 boven een grote wolk. Niet lang daarna begonnen de eerste sneeuwvlokjes naar beneden te dwarrelen.

Er zijn verschillende redenen om regen op te wekken. We geven enkele voorbeelden:

De Amerikanen strooiden zilverjodide-deeltjes vanuit een vliegtuig uit in Vietnam. Zij slaagden erin om vijf jaar lang het regenseizoen met 30 tot 45 dagen te verlengen. Zij hoopten dat de wegen van hun vijanden door al die regen in modderstromen zouden veranderen. Het opwekken van de regen lukte uitstekend, maar de vijand was niet onder de indruk van de extra modder.
In 1986 werd Tsjernobyl door een kernramp getroffen. In allerijl strooiden de Russen zilverjodide-deeltjes over de wolken. De lucht hing vol radioactieve stofdeeltjes die richting het dichtbevolkte Moskou dreigden te waaien. Door op strategische plekken kunstmatig regen op te wekken vielen de meeste stofdeeltjes op de grond voordat ze Moskou bereikten.
Het noorden van China heeft al jaren te maken met grote droogte. De Chinezen schieten met kanonnen bakjes met zilverjodide op de wolken in de hoop regenvorming te versnellen. Kennelijk met succes, want de buurlanden Mongolië en Korea beschuldigen de Chinezen ervan dat zij ‘hun regen stelen’.
Ook de bosbranden in Indonesië (zie ook stap 3) probeert men te bestrijden door kunstmatig regen te maken. De brandende hete gebieden veroorzaken opstijgende luchtstromingen waardoor er wolken ontstaan. Door zilverjodide-deeltjes boven de wolken te strooien gaat het inderdaad regenen. Maar deze kunstmatige regenbuien zijn letterlijk niet meer dan wat druppels op een enorme gloeiende plaat.
 


Aan regen opwekken met zilverjodide kleeft een groot bezwaar: De zilverjodide, vermengd met water, is net zo giftig als een loodverbinding en zorgt voor een enorme milieuvervuiling. Misschien is dat wel de reden waarom veel andere landen aarzelen om regen op te wekken.

Vraag
Mongolië en (Noord- en Zuid-)Korea spreken over regendiefstal. Waarom zouden beide landen zich zo druk maken over kunstmatige regen in hun buurland?

Stap 5

Broeikaseffect
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je bij klimaatveranderingen ook een onderdeel over het broeikaseffect. Bestudeer dat gedeelte. 

KBKlimaatveranderingen

Er zitten ongeveer dertig broeikasgassen in de dampkring. Broeikasgassen zijn gassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde. Broeikasgassen komen van nature in de dampkring voor, zoals: kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en ozon (O3). Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) komen niet van nature in de dampkring voor; deze werden gebruikt in spuitbussen, koelkasten en diepvriezers.

De broeikasgassen zorgen voor het broeikaseffect: het opwarmen van de aarde. Het is maar goed dat ze er zijn, want zonder broeikasgassen zou het op aarde gemiddeld -18o zijn en niet +15o. We spreken daarom ook wel van het natuurlijk broeikaseffect.

Door menselijke activiteiten wordt het sinds de Industriële Revolutie en met name sinds 1950 steeds warmer op aarde. Onze energie halen we nog steeds vooral uit het verstoken van fossiele brandstoffen. Daarbij komt er veel CO2 in de dampkring wordt het
broeikaseffect versterkt. Het gevolg is de opwarming van de aarde.

​Een kleine toename van de temperatuur op aarde kan grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de omvang van gletsjers, voor de hoogte van de zeespiegel en voor planten, dieren en mensen. Sommige planten en bomen groeien beter of sneller. Andere worden bedreigd. De spar en de edelweiss kunnen alleen groeien in een koel klimaat. Het verspreidingsgebied van de malariamug wordt groter door de het opwarmen van de aarde.


Vraag
Wat zijn de gevolgen van het versterkt broeikaseffect voor de ijsbeer?

Stap 6

Eindproduct: Fotodomino
Dit spel speel je met een groepje van vier leerlingen. De docent legt vier sets van acht dominostukken op een stapel. Iedereen trekt daar vier dominostukken uit. Je zult zien dat een dominostuk uit een foto en een begrip bestaat. Degene die (het snelst) het stuk met het begrip ‘airconditioning’ en de foto op dit stuk heeft, mag beginnen. Als niemand het stuk heeft, krijgt iedereen een extra stuk net zo lang er iemand mag beginnen.

De eerste keer dat er een begrip op tafel komt, leg je uit de anderen van de groep uit wat het begrip te maken heeft met het thema van de opdracht: ‘De invloed van de mens op het weer’. Dat geldt ook voor het beginstuk!

Als je geen dominostukken meer hebt, ben je winnaar.

Begrippenlijst

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.
 
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
 
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
 
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
 
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Zeewinden.
Aflandige wind
Landwinden.
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.

 

Vooraf

Niets zo veranderlijk als het weer. En toch, als je het weer maar lang genoeg volgt, meet en analyseert, dan zie je de patronen en constante waarden. Dat gemiddelde weer, gemeten over een lange periode, is het klimaat. Verschillen in klimaten worden veroorzaakt door een paar factoren: de plaats op aarde, de ligging ten opzichte van water, de hoogte, wind- en zeestromen en ten slotte reliëf en bergen. Welke klimaten dat oplevert ga je in deze opdracht ontdekken.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het verschil is tussen weer en klimaat.
  • uitleggen dat er verschillende klimaten op aarde zijn.
  • de definitie van de klimaatindeling van Köppen geven.
  • uitleggen hoe de verschillende (groepen van) klimaten uit de indeling van Köppen over de aarde zijn verdeeld.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je alleen of samen met een klasgenoot een beschrijving van het klimaat in een bepaalde streek op aarde. Van deze beschrijvingen maakt jullie leerkracht een gids voor buitenaardse intelligente wezens die zich op aarde willen vestigen.
In jouw bijdrage voor deze gids voor buitenaardsen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Jullie bijdrage aan de gids voor buitenaardsen laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat Julie bijdragen zien zien dat jullie weten dat weer en klimaat twee verschillende dingen zijn en geeft het een heldere beschrijving van een van de klimaten op aarde?
  • de vorm: is jouw bijdrage met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat jouw bijdrage niet te veel taalfouten.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het klimaat in Nederland beantwoorden.
Stap 2 Alleen Video bekijken, informatie lezen en vragen over klimaatverschillen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Vragen over de klimaatindeling van Köppen beantwoorden met behulp van een bron.
Stap 4 Alleen / samen Een gids met een beschrijving van het klimaat op een bepaalde plek op aarde maken.

 

Benodigdheden

  • een pen
  • een papier
  • een printer
  • de Bosatlas

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Klimaat is gemiddeld weer
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je een onderdeel over het weer. Ter herhaling kun je dit gedeelte nogmaals bestuderen.

KB: Het weer

Weerkundigen bestuderen voortdurend het weer, dat elke dag weer anders is. Het ene moment nat, dan weer droog, zonnig , half-bewolkt, bewolkt, windstil of niet. Enfin, het wisselvallige karakter van het weer is geen nieuws. De weermetingen betreffen bewolking, neerslag, wind, temperatuur en luchtdruk en ze worden gedaan op de grond, vanaf schepen en vliegtuigen en vanaf kunstmanen die in een baan rond de aarde draaien. Al die gegevens worden vastgelegd. Dat levert een grote hoeveelheid gegevens op over de jaren. Deze langjarige gemiddelden van alle meetresultaten door de jaren heen geven een beeld van het klimaat van een gebied. De samenvatting daarvan vind je in een klimaatdiagram. Hieronder staat het klimaatdiagram van Nederland.

In Nederland worden langjarige gemiddelden over een periode van 30 jaar gebruikt om het klimaat in Nederland te beschrijven. Die periode verschuift. In de jaren ’70 van de vorige eeuw bijvoorbeeld werd hiervoor de periode tussen 1 januari 1931 en 31 december 1960 aangehouden. Vanaf 2011 houden weerkundigen de periode tussen 1 januari 1981 en 31 december 2010 aan.

Om het klimaat in Nederland te beschrijven, berekenen weerkundigen ook langjarige gemiddelden van meetgegevens uit de hele 18e, 19e en 20e eeuw en uit alle jaren vanaf 1706 samen. Het gemiddelde weer in Nederland is weergegeven in de klimaatgrafiek en de film “Weer en klimaat in Nederland”.

Vragen

  1. Welke twee kenmerken bepalen volgens de film het klimaat in Nederland?
  2. Waarom wordt dit klimaat in de film “gematigd” genoemd?
  3. Bekijk de grafiek op deze pagina. Wat kun je opmerken over de verdeling van de neerslag door het jaar heen? Kun je spreken van natte en droge seizoenen?

Stap 2

Klimaten verschillen van elkaar
Niet alleen in Nederland is gekeken naar het langjarig gemiddelde weer. Door dergelijk onderzoek zijn de klimaten wereldwijd in kaart gebracht. Er zijn nogal wat verschillen, maar ook overeenkomsten. Klimaten zijn min of meer in zones over de aarde verdeeld. Zie de film “Klimaatzones van de wereld”.


Bestudeer vervolgens het onderdeel weer en klimaat uit de Kennisbank.

KBWeer en klimaat

Tot slot kunnen de teksten hieronder je helpen bij het beantwoorden van de vragen onderaan de pagina.

Invloed van water
Niet alleen de instraling van de zon bepaalt het klimaat. De ligging ten opzichte van water, vlakbij zee of niet, is ook belangrijk. De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. De nabijheid van zeewater heeft daarom een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

Bergen
Ook bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het hele jaar wind van zee waait. Die wind voert vochtige lucht aan die door de bergketen omhoog wordt gestuwd. Daardoor koelt de lucht af en regenen de wolken uit. De droge lucht daalt aan de andere (lij)zijde van de bergketen en zorgt daar voor een droog klimaat.
Je vindt een dergelijk gebied, groen aan één kant en droog aan de andere, in de Canadese Coast Mountains, een bergketen langs de Canadese westkust.

Zeestromen
Ten slotte wordt het klimaat op sommige plekken beïnvloed door zeestromen. Over zeestromen en hun invloed op het klimaat is een aparte les gemaakt.

Vragen

  1. Waarom is het op het aardoppervlak gemiddeld kouder naarmate je verder van de evenaar af bent en dichter bij de Noord- of Zuidpool?
  2. Welke klimaatzones op aarde worden in de film genoemd?
  3. Waar wordt het ’s nachts in Nederland vaak het koudst, in Enschede of in Haarlem?
  4. New York en Middelburg liggen aan zee. New York ligt ongeveer op dezelfde hoogte als Madrid en een stuk dichter bij de evenaar dan Middelburg. Toch kun je in New York ’s winters vaker op natuurijs schaatsen dan in Middelburg. Hoe komt dat?

 

Stap 3

De klimaatindeling van Köppen
Om de verschillende klimaten in kaart te brengen en voor iedere plek op aarde passend te beschrijven, heeft Köppen een klimaatclassificatie gemaakt. Wladimir Köppen was behalve klimatoloog ook botanicus. Zijn indeling is gebaseerd op plantengroei.

Er zijn vijf hoofdgroepen, elk met een eigen hoofdletter (A, B, C, D en E). Deze letters worden aangevuld met extra letters (kleine letters bij A, C en D. Hoofdletters bij B en E) voor neerslag en temperatuur.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f -> geen droge periode)
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s -> droge zomer, w -> droge winter)
  2. droge of aride klimaten
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter (S -> steppe)
    2. BW woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W -> Woestijn)
  3. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s -> droge zomer)
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w -> droge winter)
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f -> geen droge periode)
  4. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f -> geen droge periode)
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter (w -> droge winter)
  5. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T -> Toendra)
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F -> IJskap, H -> Hooggebergte)

Van hooggebergteklimaat wordt alleen gesproken in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden Noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden Zuiderbreedte.

Vragen

  1. Vergelijk de namen van de klimaatzones die je in Stap 2 hebt opgeschreven met de namen van de klimaatgroepen in het overzicht in Stap 3. Wat valt je dan op?
  2. Welke van de vijf kenmerken van het weer (zie Stap 1) vind je terug in de beschrijving van de klimaten in het overzicht?
  3. Wat voor klimaataanduiding in het overzicht past het best bij het klimaat in Nederland?

Stap 4

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Klimaten

Stap 5

Gids voor buitenaardsen die op aarde willen wonen
Jullie hebben gezien dat klimaat het gemiddelde weer is in een bepaalde streek over een langere periode. Je hebt gezien hoe klimaten van elkaar verschillen, hoe Köppen ze heeft ingedeeld en hoe ze over de aardbol zijn verdeeld. Met die kennis gaan jullie aan de slag.

  1. De klas wordt opgedeeld in 11 kleine groepjes.
  2. Elk groepje krijgt een regio/streek/land op aarde toebedeeld.
  3. Elke regio bevindt zich in een andere klimaatzone.
  4. Jullie beschrijven het weer en het klimaat van de toegewezen regio voor lezers die werkelijk geen idee hebben van weer en klimaat: de buitenaardsen die op aarde een plek zoeken om zich te vestigen.
  5. Beschrijf het (gemiddelde) weer op ter plaatse van begin januari tot eind december.
  6. Zoek een afbeelding die jullie weer- en klimaatbeschrijving kan ondersteunen.

Tip: gebruik je kennis van weer en klimaat en de classificatie van Köppen en zoek met Google naar aanvullende informatie over weer en klimaat van de regio die jullie is toegewezen.
Klaar? Laat de geïllustreerde tekst beoordelen door jullie docent. Hij of zij maakt van de verschillende bijdragen de Oriëntatiegids voor Buitenaardsen.

Begrippenlijst

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° Noorderbreedte en 30° Zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk half jaar van richting veranderen.
 
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
 
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
 
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
 
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Zeewinden.
Aflandige wind
Landwinden.
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
 
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
 
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).


 
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.

 
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
 
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
 
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
 
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
 
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Vooraf

Al honderden jaren houden mensen het weer bij. Gegevens over de temperatuur, de neerslag, enz. Als je dat over lange tijd doet, geeft dat inzicht in het klimaat ter plaatse en de ontwikkeling daarvan. Dergelijke gegevens worden weergegeven in klimaatdiagrammen. Je kunt aan de klimaatdiagrammen zien waar op aarde de metingen zijn gedaan. Dat gaan jullie in deze opdracht doen.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het klimaatsysteem van Köppen inhoudt.
  • uitleggen dat in een klimaatdiagram gegevens over de gemiddelde maandtemperatuur en de maandelijkse hoeveelheid neerslag worden weergegeven.
  • uitleggen dat in een klimaatdiagram gegevens over de gemiddelde maandtemperatuur en de maandelijkse hoeveelheid neerslag worden weergegeven.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht vul je een schema in waarin je voor 11 plaatsen op aarde het klimaatdiagram aan het juiste klimaat koppelt.

Beoordeling
Je kunt deze opdracht zelf controleren met behulp van de website klimadiagrammen. Hoe dat gaat lees je bij stap 3. Kom je er niet uit, roep dan de hulp in van je docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: jullie hebben elk klimaatdiagram gekoppeld aan het daarbij horende klimaat uit het systeem van Köppen, de juiste plaats en de juiste wereldkaart waarop die plaats is weergegeven.

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video bekijken en vragen over een klimaatgrafiek beantwoorden.
Stap 2 Alleen + samen Video's bekijken en vragen beantwoorden op een stencil met behulp van deze video's.
Stap 3 Alleen Eigen antwoorden op het stencil controleren met behulp van het internet.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Klimaatgrafieken
Al heel lang verzamelen mensen gegevens over het weer. In Nederland gebeurt dat al sinds 1706. Om de gegevens op een overzichtelijke manier weer te geven zijn er klimaatdiagrammen ontwikkeld, ook wel klimaatgrafieken genoemd.

Klimaatgrafieken zijn grafieken waarin je het gemiddelde weer in een jaar van een bepaalde plaats, land of werelddeel kan aflezen. Hieronder zie je zo’n grafiek. Het is een klimaatgrafiek van de plaats de Bilt in Nederland.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eigenlijk is zo'n klimaatgrafiek een mix van twee grafieken, een lijngrafiek en een staafgrafiek.
Op de x-as zie je de twaalf maanden van het jaar staan, I t/m XII.
Er zijn twee y-assen. Op de rechter y-as staat de neerslag in millimeters en op de linker y-as de temperatuur in graden Celsius °C.

De rode lijn geeft de temperatuur aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de linker y-as. De blauwe staafjes geven de neerslag per maand aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de rechter y-as.

In de Bilt valt het hele jaar door neerslag. De temperatuur is in de zomer niet zo heel erg hoog, de winters zijn niet erg koud. Het zijn de kenmerken van een gematigd zeeklimaat: koele zomers, zachte winters en het hele jaar door neerslag.

Kortom: aan de klimaatdiagram herken je het klimaat.


Vragen

  1. Een klimaatgrafiek geeft het gemiddelde weer van één jaar?
  2. Wat heb je, naast een klimaatgrafiek, nog meer nodig om te weten welk klimaat bij de grafiek hoort?

Stap 2

Klimatenzoekplaatje
In opdracht 3 heb je al kennisgemaakt met het klimaatsysteem Van Köppen. We zetten hier die verschillende klimaten nog eens op een rijtje.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter

  1. droge klimaten (ook aride klimaten genoemd)
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter
    2. BW woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter

  1. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden

  1. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter

  1. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar ligt de temperatuur tussen 0 en 10 graden C
    2. EF of EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met de temperatuur het hele jaar door beneden 0 graden C

 

In het word bestand: Klimatenzoekplaatje staan 11 klimaatdiagrammen, 11 afkortingen uit het klimaatsysteem van Köppen, 11 plaatsen op de wereld en 11 wereldkaarten met een stip waarop die plaats te vinden is.

Het probleem is dat de gegevens door elkaar gehusseld zijn. Aan jullie de taak om bij ieder klimaatdiagram de juiste klimaatafkorting te zoeken, de goede plaats op aarde en waar juiste blinde kaart.

Ga hier eerst mee aan de slag. Denk je dat je eruit bent, lees dan in stap 3 hoe je jezelf kunt controleren.

Stap 3

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaatgrafieken'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Klimaatgrafieken

Eindproduct
Jullie hebben in een tabel 11 juiste combinaties op een rijtje gezet van klimaatdiagram, de bijbehorende Köppen-afkorting, de plaats en de juiste wereldkaart.

Klaar?
Op de Duitse website www.klimadiagramme.de kun je de oplossingen vinden. Deze website is Duitstalig, maar zodra je erop komt, verschijnt er een pop up venster dat vraagt of je de site wilt vertalen. Kies voor ‘vertalen’ en je kunt prima met de site werken.

In de menubalk is het tweede tabblad Landen/Steden heel handig. Je klikt in de lijst op het continent waar de betreffende plaats op ligt en zoekt die plaats vervolgens op in de lijst.

Kom je er niet uit raadpleeg dan je docent.

Klimaat en landschap

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht heb je de kennis uit de voorgaande opdrachten nog eens op een rij gezet en de consequenties van de klimaatverandering tot je door laten dringen.

Dat het warmer wordt op aarde is voor een deel te wijten aan ons eigen gedrag. Voor zover we er invloed op hebben, kunnen we ook tegenmaatregelen treffen. Of proberen de gevolgen van de opwarming op te vangen, zo goed ne zo kwaad als dat gaat. Vooral daarmee gaan jullie aan de slag.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Maatregelen en ideeën om de opwarming van de aarde tegen te gaan enerzijds en de gevolgen van de opwarming op te vangen anderzijds. De maatregelen en ideeën worden rond een vijftal thema’s in groepjes uitgewerkt en daarna klassikaal besproken.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: hebben jullie de nodige kennis over weer en klimaat verwerkt in de maatregelen en opdrachten?

Werkwijze

Groepsgrootte
Je doet deze opdracht in vijf groepen.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap1

Het klimaat verandert. Een samenvatting.
Sinds het begin van de Industriële Revolutie is het wereldwijd gemiddeld 0,63 ºC warmer geworden. Schommelingen in temperatuur zijn niet heel ongebruikelijk in de geschiedenis van onze planeet.

Wel dat we zelf medeveroorzaker zijn van de opwarming. Nieuw is ook dat er meer mensen dan ooit de aarde bevolken en de gevolgen van de veranderingen zullen ondervinden. Zeker als ze in kwetsbare gebieden wonen.

Aan klimaatverandering als verschijnsel kunnen we niks doen. Dat wil zeggen, voor zover klimaatverandering door natuurlijke factoren wordt veroorzaakt is menselijk ingrijpen niet aan de orde. Daar waar ons eigen gedrag het klimaat beïnvloedt, kunnen en moeten we wel actie ondernemen.

  • Omdat de aardkorst uit stukken bestaat die ten opzichte van elkaar bewegen. De grootte van de platen, de ligging en de posities ten opzichte van elkaar zijn van invloed op bijvoorbeeld de zeestromen.
  • Omdat er vulkanen actief zijn. Zonder vulkanisme zou onze atmosfeer niet bestaan. Krachtige uitbarstingen kunnen de atmosfeer voor jaren beïnvloeden.
  • Omdat er bij tijd en wijle meteorieten inslaan. Eerst stijgt de temperatuur spectaculair en korte tijd later daalt het enorm omdat stof en roet in de lucht het zonlicht tegenhouden. Een inslag heeft al veel eerder in de geschiedenis van de aarde gezorgd voor de schuine stand van de aardas. Het heeft ons de seizoenen opgeleverd.
  • Omdat het klimaat verandert. Een open deur? Gevolgen van klimaatverandering zijn ook vaak weer oorzaak. Als bijvoorbeeld de temperatuur op aarde licht stijgt, heeft dat direct gevolgen voor de hoeveelheid landijs en daarmee voor het weerkaatsend vermogen van het aardoppervlak. Als er ijs verdwijnt wordt er minder invallende zonne-energie teruggekaatst en wordt het weer warmer.
  • Omdat we grondstoffen gebruiken. We kappen bossen en halen kolen, olie en gas uit de grond. En daarnaast nog een heleboel andere grondstoffen. Met name ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen, al dan niet door het verkeer, heeft invloed op de samenstelling van de atmosfeer. De concentraties gassen zoals koolstofdioxide nemen zodanig toe dat het natuurlijk broeikaseffect wordt versterkt. De atmosfeer zal meer zonnewarmte vasthouden en dat leidt op den duur tot een wereldwijd warmer klimaat.
  • Omdat er variaties zijn in de bewegingen van de aarde. De aarde draait in één dag om zijn eigen as en in een jaar om de zon. In de baan om de zon komen schommelingen voor en daarmee is ook de instraling van de zon aan schommelingen onderhevig. Het verklaart de afwisseling van glacialen (ijstijden) en interglacialen (warmere perioden tussen de ijstijden).
  • Omdat er variaties zijn in de intensiteit van de zon ten gevolge van zonnevlekken, koelere plekken op de zon. Deze zonnevlekken komen in cycli voor. Daarnaast is het effect van de zon op aarde afhankelijk van plaats en route van de zon in ons melkwegstelsel. En ook dat is aan schommelingen onderhevig

Kortom, het klimaat verandert ten gevolge van natuurlijke en niet-natuurlijke factoren. Om de invloed van de mens vast te stellen moeten we ook de natuurlijke oorzaken van klimaatverandering in kaart brengen.

 

Stap2

De gevolgen van de klimaatverandering
Het versterkte broeikaseffect leidt tot grilliger en extremer weer op veel plaatsen op aarde. In Canada, Europa en Rusland zal het vaker regenen en de neerslag zal er vaker tot ongemak leiden. De bewoners van deze gebieden zullen met enige regelmaat met overstromingen te maken krijgen. Regen valt vooral in kustgebieden.

In andere regio’s zal de regen juist langer uitblijven. Als in combinatie met droogte de temperaturen in de zomer oplopen en de wind stevig waait, dan is de kans op bosbranden groot. Zo heeft Australië bijna jaarlijks met grote bosbranden te kampen. De branden zelf worden in de regel door mensen veroorzaakt, maar droogte en wind maken het moeilijker dan ooit om ze te bestrijden. De schade is dan ook enorm. De branden doen zich niet alleen in Australië voor, ook in Zuid-Europa verdwijnt er jaarlijks in totaal een gebied met de omvang van Gelderland.

Als het te droog wordt om gewassen te verbouwen, dan mislukken de oogsten. Door droogte rukken de woestijnen op. Watertekorten doen zich op grote schaal voor en vooral arme regio’s op de wereld worden er door getroffen. Een paar misoogsten achter elkaar en hongersnoden zijn een feit.

Als de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, en dat gebeurt, dan heeft dat direct gevolgen voor complete ecosystemen. Planten en dieren die daarop kunnen inspelen, redden het nog wel, maar de soorten die zich minder snel aan de veranderende omstandigheden kunnen aanpassen, krijgen het moeilijk. Denk aan het lot van ijsberen als de poolkappen smelten. Of aan dat van diverse apensoorten als het tropisch regenwoud is gekapt. Ook in Nederland zijn de gevolgen merkbaar. Sinds enkele jaren komt hier bijvoorbeeld de wijnbouw op gang. Druiven doen het hier een stuk beter sinds de opwarming. Soorten die van kou houden, zullen langzaamaan richting het noorden verdwijnen of uitsterven.

Al deze gevolgen van klimaatveranderingen hebben weer gevolgen voor mensen, voor de bewoners van de getroffen streken. Niet zelden zijn dat de meest kwetsbaren op aarde. Plattelanders in de Sahel of andere streken waar het te droog wordt, bewoners van eilanden in de Stille Zuidzee of andere plaatsen waar de zeespiegelstijging hun bestaan bedreigt, de inwoners van kustgebieden die door orkanen of tsunami’s worden getroffen, het zijn allemaal mensen die door klimaatveranderingen worden gedwongen te verhuizen.

Stap3

Eindproduct: oplossingen
Dat waren in het kort de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering. Als het goed is komt het meeste je wel bekend voor. Aan het veranderen van zeestromen kunnen we niet veel veranderen. Evenmin valt een vulkaanuitbarsting tegen te houden. Maar op andere terreinen kunnen we best het een en ander betekenen. Zo inventief als mensen de klimaatverandering mede hebben veroorzaakt, zo inventief kunnen we ook zijn bij de bestrijding ervan.

De klas gaat uit elkaar in vijf groepen. Elke groep neemt één onderwerp uit de vorige stap. Bedenk zoveel mogelijk maatregelen en oplossingen voor dat probleem. Begin bij het begin: ons eigen handelen dat de problemen heeft veroorzaakt. Wat is daar nog aan te doen? Dan komt de vraag hoe je de gevolgen van de opwarming in de hand kunt houden. Wat moet er gebeuren, als opwarming niet is tegen te houden, om de gevolgen ervan in de hand te houden?

Leef je uit. Succes.

  • Het arrangement Thema: Weer en klimaat2 hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Rutger Tuller Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-10-09 11:36:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 3; VWO 3;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Systeem aarde; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur en 15 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Thema: Weer en klimaat2 hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63739/Thema__Weer_en_klimaat2__hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Klimaatveranderingen

    Landschapsvormen

    Cultuurlandschappen

    Het weer

    Klimaten

    Klimaatgrafieken

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.