Biologie havo 4 en 5

Module: Regelkring en diabetes - bovenbouw havo

Hormonen

Intro

Diabetes
Waarschijnlijk heb je wel eens gehoord van diabetes.
Diabetes werd vroeger ook wel suikerziekte genoemd.
Dat is een misleidende term, want suikerziekte wordt niet veroorzaakt door het eten van suiker. Ook betekent het niet dat je geen suiker meer mag eten als je suikerziekte hebt.
In deze module gaan je kijken wat er dan wel aan de hand is als iemand diabetes heeft.

Diabetes komt veel voor.
Het aantal Nederlanders met deze aandoening is tussen 2000 en 2011 met ruim de helft gestegen, tot circa 1 miljoen mensen op dit moment.
Met COPD is diabetes de meest voorkomende chronische ziekte bij kinderen.

Hoe verandert je leven als je diabetes hebt? Kun je bijvoorbeeld sporten?
Luister naar rapster Becio en oud-volleyballer Bas van de Goor:

Wanneer een aandoening onder een bevolking voorkomt, is gezondheidsvoorlichting belangrijk:
om patiënten te begeleiden, maar ook om ziektegevallen te voorkomen!

In de laatste stap ga je zelf een actie bedenken om op jouw school diabetes en de risicofactoren onder de aandacht te brengen.
Je mag ook kiezen voor een actie die gericht is op een beter begrip voor leerlingen met diabetes.

Vooraf

Eindproduct-Beoordeling

Je bedenkt met je groepje één actiepunt in het kader van preventie van diabetes.
Je schrijft een draaiboek voor het uitvoeren van de actie.
Je schrijft een toelichting bij de actie, waarin je duidelijk maakt waardoor jullie actie bijdraagt aan het voorkomen van/ het beter leven met diabetes.
Je maakt bovendien promotiemateriaal voor jullie actie.
In overleg met je docent wordt de actie zo mogelijk ook uitgevoerd.
Je levert het draaiboek, de toelichting en het promotiemateriaal in.

Doelen-Concepten

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de werking van een regelkring in het hormoonstelsel voorspellen;
  • de werking van hormoonklieren en de specifieke werking van hun hormonen beschrijven;
  • afleiden hoe de doelorganen daarop reageren;
  • het verband beschrijven tussen hormonale regulatie en het handhaven van homeostase;
  • de relatie tussen het hormoonstelsel en het zintuig-, spier- en zenuwstelsel toelichten.

Deelconcepten
Hormoonklieren, hypothalamus, hypofyse, schildklier, nieren, bijnieren, eilandjes van Langerhans, exocrien, endocrien, doelwitorganen, hormoonreceptor, hormoonconcentratie, insuline, glucagon, adrenaline, schildklierhormoon.

Kennisbank

Werkwijze

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Ik bestudeer regelkringen en kijk wat deze te maken hebben met het glucosegehalte in mijn lichaam.
Stap 2 Met behulp van video's krijg ik een beter inzicht in diabetes.
Stap 3 Wat kan er mis gaan bij mensen met diabetes? Dat bestudeer ik in deze stap.
Stap 4 Ik ontdek op welke manieren diabetes behandeld wordt.
Stap 5 Wat zijn de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van diabetes?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een draaiboek met toelichting en promotiemateriaal over diabetes type I en II.
D-toets Ik test mijn kennis over deze module met een d-toets
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

Verwerking

Stap 1 - Regelkringen en glucose

Opdracht 1 Diabetes in jouw omgeving
Ken je mensen met diabetes?
Vraag hen wat het betekent om diabetes te hebben en wissel de ervaringen uit in de klas.
Vat klassikaal samen wat je na de introductie al weet over diabetes.

In de eerste module Aan de start heb je kennis gemaakt met verschillende regelmechanismen die je lichaam heeft om ervoor te zorgen dat je interne milieu steeds zo optimaal mogelijk is. Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant te houden, ondanks veranderingen in de omgeving noem je homeostase. Het woord is afkomstig van de Griekse woorden homoio en stasis die respectievelijk gelijksoortig en toestand betekenen.

Opdracht 2 Regelkringen
In viertallen.
Je hebt in de vorige module regelkringen bestudeerd voor het constant houden van:

  • temperatuur
  • bloeddruk
  • CO2 gehalte
  • osmotische waarde

Ieder tekent een van de regelkringen en legt deze aan de andere leerlingen uit.
Raadpleeg zo nodig:

KB: Regelkringen

Opdracht 3 Eetgedrag

  1. Je hebt in de vorige module ook een regelkring bestudeerd die het eetgedrag regelt.
    1. Wat zijn de receptoren voor deze regelkring?
    2. Waar bevindt zich het controle centrum?
    Kijk je antwoorden zo nodig na in de kennisbank.
  2. De belangrijkste brandstof voor cellen is glucose.
    Noem vijf voedingsmiddelen waarmee jij glucose opneemt.
  3. Mensen eten niet de hele dag.
    Maar hun cellen hebben wel de hele dag brandstoffen nodig.
    Hoe zou je dat op kunnen lossen?
    Hier volgt een aantal mogelijkheden.
    1. Bedenk van elke mogelijkheid tenminste één nadeel.
    2. Eten op het moment dat het lichaam brandstof nodig heeft
    3. Voedsel gedeeltelijk verteren en opslaan in het maagdarmkanaal.
    4. Voedsel zo snel mogelijk verteren en voedingsstoffen opslaan in het bloed.
    5. Voedingsstoffen direct in de cellen opnemen via doorlaatbare celmembranen.
    6. Voedingsstoffen opslaan in een orgaan

Toets:Regeling van de glucose concentratie in je bloed

Stap 1 - Glucose

Opdracht 4 Regeling van de glucose concentratie in je bloed

  1. Welke oplossing heeft ons lichaam ‘gekozen’?
    Bekijk beide filmpjes:
  2. Lees nu: KB: Alvleesklier

Opdracht 5 Hoog of laag?

  1. Bekijk de animaties voor hoog en laag bloedsuikergehalte
    www.abpischools.org.uk
    www.abpischools.org.uk
  2. Welke van de volgende omschrijvingen hoort bij de situatie dat het bloedglucosegehalte hoog is
    1. Lever zet glucose om in glycogeen
    2. Spiercellen zetten glucose om in glycogeen
    3. Aanmaak van glucagon
    4. Aanmaak van insuline
    5. Vetcellen zetten glucose om in vetzuren
    6. Lever zet glycogeen om in glucose

Opdracht 6 Opname van glucose in de cel
De cellen moeten glucose uit het bloed of uit de weefselvloeistof opnemen,
en moeten dus glucose herkennen.
Bijna alle cellen in je lichaam hebben daarvoor speciale receptoren voor glucose.

  1. Bedenk twee mogelijke nadelen van het systeem met receptoren.

Wat is een oplossing?

  1. De receptor reageert niet op glucose maar op een andere stof.
  2. Deze stof wordt alleen gemaakt als het glucose gehalte hoog is.
  3. Als reactie bewegen de transportkanaaltjes voor glucose zich naar de membraan en gaan open.
  1. Maak de juiste combinaties tussen de nummers 1 tot en met 6 in de figuur en de beschrijvingen.
    Kies uit: glucose, insuline, glucose kanaal, synthese van vetzuur uit pyrodruivezuur, afbraak van glucose tot pyrodruivezuur, glycogeen

Stap 2

Wat kan er mis gaan?
De regelkring van suiker die je in stap 1 hebt geleerd is kwetsbaar.
Op welke punten zou het mis kunnen gaan?

Opdracht 1 Diabetes type I en II
Je hebt gelezen dat er twee typen diabetes zijn.
Zoek uit wat er mis gaat bij iemand met diabetes type I en type II.
Beantwoord dan de vragen:

  1. Maak de oefening "Diabetes type I en II" onderaan de pagina.
  2. Een van de complicaties van diabetes is beschadiging van zenuwweefsel.
    Waardoor loopt juist zenuwweefsel snel schade op?

Opdracht 2 Tekort aan glucose?

  1. Als de cellen niet genoeg glucose op kunnen nemen, gaan ze over op een noodscenario.
    Uit welke stoffen kunnen ze zo nodig energie halen?
  2. Wat merk je aan iemand die veel vetten verbrandt?
  3. Merk je ook iets aan iemand die veel eiwitten verbrandt?
    Zoek hier het antwoord: Folder Ketonen en diabetes - www.bayerdiabetes.nl
  4. Als de cellen niet genoeg suiker kunnen opnemen, blijft de osmotische waarde van het bloed hoog.
    Welke gevolgen heeft dat voor het drinkgedrag?
  5. Beredeneer in vier stappen welke gevolgen dit heeft voor de geproduceerde urine.

Opdracht 3 Hypo of hyper?
Een te laag bloedsuikergehalte wordt wel een hypo genoemd, te hoog een hyper.

  1. Teken voor een gezond iemand een regelkring waarin een hypo voorkomt.
    Vergelijk je schema met een medeleerling
  2. Wat kan een diabetespatiënt doen bij een hyper?
    1. Meer insuline spuiten.
    2. Iets met koolhydraten eten.
    3. Gaan bewegen.
    4. Minder insuline spuiten.
  3. Iemand met diabetes wil gaan sporten. Wat moet hij van te voren doen?
    1. Meer insuline spuiten.
    2. Een boterham extra eten.
    3. Minder insuline spuiten.
    4. Meer vetten eten.
  4. Kan een diabetespatiënt alcohol drinken?
    Zoek hier het antwoord.
    Wissel de gevonden antwoorden uit in de klas.

Opdracht 4 Regeling
Teken de manier waarop de hoeveelheid schildklier-hormoon in het bloed wordt geregeld.
Vergelijk deze regeling met de regeling van de hoeveelheid insuline in het bloed.
Wat is het belangrijkste verschil?

Opdracht 5 Regelkringen
Herhaal kennisbank:

KB: Hormonale regeling van man en vrouw

Teken de beide regelkringen en vergelijk deze met de regeling van het insuline gehalte van het bloed.
Gebruik eventueel ook de animaties op Bioplek.

Opdracht 6 Glucose en stress
Ook stress kan ervoor zorgen dat de bloedglucosespiegel stijgt.
Een voetbalwedstrijd, een proefwerk of een ruzie?

  1. Welke hormoonklieren en welke delen van het zenuwstelsel worden in zo’n situatie actief?
    1. Parasympatisch zenuwstelsel en en bijnieren
    2. Sympatisch zenuwstelsel en bijnieren
    3. Parasympatisch zenuwstelsel en schildklier
    4. Sympatisch zenuwstelsel en schildklier
  2. Welk effect zal adrenaline hebben?
    1. Het verlaagt het bloedsuikergehalte door het opslaan van glucose en het verhoogt de hartslag
    2. Het verhoogt het bloedsuikergehalte door het omzetten van glycogeen en het verlaagt de hartslag
    3. Het verhoogt het bloedsuikergehalte door het omzetten van glycogeen en het verhoogt de hartslag
    4. Het verlaagt het bloedsuikergehalte door het opslaan van glucose en het verlaagt de hartslag

Toets:Diabetes type I en II

Stap 3 - Behandelen van diabetes

In 1869 ontdekte een Duitse student medicijnen, Paul Langerhans, groepjes cellen in de alvleesklier, waarvan de functie nog onbekend was.
Later bleken deze cellen insuline af te scheiden. De groepjes cellen werden naar hem genoemd.
Aan het begin van de twintigste eeuw deden in Canada enkele wetenschappers een experiment waarmee ze het verband tussen de alvleesklier en diabetes aantoonden.

Opdracht 1 Genezen van diabetes?
Maak de oefening "Genezen van diabetes?" onderaan de pagina.

Ze noemden het geïsoleerde stofje : isletine.
Later werd dit ïnsuline (insula – eiland in het Latijn). Om grotere hoeveelheden insuline te kunnen maken, schakelden ze over op koeien en varkens. Ze zuiverden de verkregen stof zo goed mogelijk en testen het geïsoleerde insuline uit op zichzelf. De eerste patiënt die genezen werd was een 14 jarige jongen, in 1922. Het gebruik van runderinsuline en varkensinsuline had wel nadelen.
Ondanks het zuiveren, bleven er verontreinigingen in het preparaat achter.
In 1955 werd de aminozuurvolgorde van menselijk insuline ontdekt.
Dierlijk insuline en menselijke insuline bleken niet helemaal hetzelfde.

Opdracht 2 Molecuulstructuur

  1. Zoek in Binas (67K) de structuurformule van insuline.
  2. Hoe noem je de getekende structuur?
    Kies uit: Primaire - secundaire - tertiaire structuur.
  3. Op hoeveel plaatsen verschillen
    • Menseninsuline en runderinsuline?
    • Menseninsuline en varkensinsuline?

Opdracht 3 Productie van insuline
Tegenwoordig wordt insuline gemaakt met behulp van bacteriën.

  1. Bekijk de animatie:
    Making human insuline - www.kscience.co.uk - Flash
  2. Maak een bijschrift bij de 10 plaatjes van de animatie.
    Gebruik eventueel:
    Transgene organismen - bacteriën - www.bioplek.org

Opdracht 4 Insuline

  1. Insuline wordt ingespoten en niet in niet tabletvorm toegediend.
    Leg uit waarom.

Gewone insuline vormt in oplossing hexameren (zes moleculen aan elkaar).
Deze moeten in het onderhuidse vet eerst uiteenvallen tot mono- en dimeren.
Door het verkregen insuline verder te bewerken worden medicijnen gemaakt met verschillende eigenschappen.
Preparaten met een langere werking dan gewoon insuline worden bijvoorbeeld gemaakt insuline in een vorm te brengen die bij de normale pH van het weefselvocht moeilijk oplosbaar is of die aan bepaalde eiwitten in het bloed bindt, waarvan het weer langzaam wordt losgemaakt.

  1. Leg uit wat het voordeel is van langer werkend insuline.
  2. Op welk moment van de dag zou een diabetes patiënt gebaat kunnen zijn bij deze vorm van insuline? Kies het juiste antwoord.
    1. Direct voor een maaltijd
    2. Direct na een maaltijd
    3. Tussen de maaltijden in

Toets:Genezen van diabetes?

Stap 3 - Diabetes

Opdracht 5 Diabetes
Hoewel mensen met diabetes nu goed behandeld kunnen worden, is het goed regelen van het bloedsuikergehalte nog steeds lastig en bovendien belastend voor de patiënt. Er zijn wel steeds nieuwe ontwikkelingen.
Bekijk de volgende filmpjes:

Opdracht 6 Gevolgen van diabetes
Zoek uit welke organen beschadigd raken bij iemand met een niet goed geregeld bloedsuikergehalte?
Leg ook uit waardoor juist in deze organen schade optreedt.
Tip: kijk nog even naar het antwoord van stap 1, opdracht 6.


Opdracht 7 Onderzoek
Onderzoek naar de oorzaken en de gevolgen van diabetes is belangrijk.
Ook in Nederland wordt veel onderzoek gedaan.
Bekijk twee onderzoeken:

Zijn alle diabetes patiënten gebaat bij beide onderzoeken?
Bespreek je antwoord in de klas.

Opdracht 8 Test je kennis
Maak eindexamenvraag:
Havo Biologie 2004-1 vraag 30
Havo Biologie 2004-1 vraag 31
Havo Biologie 2004-1 vraag 32
Havo Biologie 2012-1 vraag 41
Havo Biologie 2012-1 vraag 42
Havo Biologie 2012-1 vraag 43
Havo Biologie 2012-1 vraag 44
Havo Biologie 2012-1 vraag 45
Havo Biologie 2012-1 vraag 46

Stap 4

Oorzaken en preventie
Je gaat beginnen aan de eindopdracht. Deze bestaat uit twee delen.
Werk hierbij in viertallen. Verdeel de werkzaamheden.

Deel 1: Oorzaken
Er is niet één oorzaak aan te wijzen voor diabetes.
Het onderzoek naar de oorzaak van diabetes I richt zich vooral op de vraag waardoor het afweersysteem de eigen bete cellen aanvalt.
Het onderzoek naar diabetes II probeert vooral de risicofactoren in kaart te brengen.
Bestudeer de onderstaande bronnen.
Maak een overzicht van de mogelijke oorzaken voor diabetes 1 en 2.

Bronnen:
Virus verwekker van diabetes type 1
Verwante aandoeningen
Leidt milieuvervuiling tot diabetes type 2
Waarom is beweging goed?
Suikerziekte door teveel cola?
Vitamine tegen suikerziekte
Genetisch samenspel suikerziekte blootgelegd
Witte rijst vergroot kans op diabetes

Deel 2: Preventie
Als je iets weet over oorzaken, kun je gaan bedenken waarop preventie zich moet richten. Je gaat zelf een actie bedenken die op jouw school diabetes en de risicofactoren onder de aandacht brengt.
Je mag ook kiezen voor een actie die gericht is op een betere begrip voor leerlingen met diabetes.

Je bedenkt met je groepje één actiepunt.
Je schrijft een draaiboek voor het uitvoeren van de actie.
Je schrijft een toelichting bij de actie, waarin je duidelijk maakt waardoor jullie actie bijdraagt aan het voorkomen van/het beter leven met diabetes.
Je maakt bovendien promotiemateriaal voor jullie actie.
In overleg met je docent wordt de actie zo mogelijk ook uitgevoerd.
Je levert het draaiboek, de toelichting en het promotiemateriaal in.

Als voorbereiding kun je de volgende bronnen bestuderen:
De lokale aanpak van overgewicht bij jongeren
www.jongerenopgezondgewicht.nl
Sociale kaart Gezond gewicht 0 - 12 jaar Lelystad
www.preventiediabetes.nl

Toetsen

Hormonen

Toetsen
De opdracht sluit je af met het maken van twee toetsen.
De toetsen bestaan uit gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

Toets:Hormonen en homeostase

Toets:Homeostase op celniveau

Antwoorden Verwerking

Stap 1
Opdracht 3
 Eetgedrag

  1. Brood, pasta, rijst, aardappelen, suiker.
    1. Eten zoeken kost tijd. Het voedsel moet nog worden verteerd en dat kost ook tijd.
    2. Brandstoffen en bouwstoffen zijn mogelijk op verschillende momenten nodig.
      Ook nu kost vertering nog tijd.
    3. Osmotische waarde vertoont grote schommelingen, waardoor bloedcellenkrimpen of zwellen.
    4. Dat gaat alleen tot dat de concentraties binnen en buiten de cel gelijk zijn, de opname stopt als er geen concentratieverschil meer is.
      Bovendien kunnen de voedingsstoffen weer uit de cel diffunderen als de concentratie in het bloed laag is.
      Als de celmembraan doorlaatbaar is, kunnen allerlei stoffen dan in en uit, wat misschien niet de bedoeling is.
    5. Opslag en afgifte moet worden goed worden geregeld zodat de cellen steeds voldoende hebben en de osmotische waarde van het bloed niet te hoog wordt.

Opdracht 5 Hoog of laag?

    1. Lever zet glucose om in glycogeen
    2. Spiercellen zetten glucose om in glycogeen
    1. Aanmaak van insuline
    2. Vetcellen zetten glucose om in vetzuren

 

Opdracht 6 Opname van glucose in de cel

    • Glucose wordt aan de receptor gebonden, maar kan dan ook niet meer naar binnen.
    • Er zal altijd wel wat glucose in het bloed zijn, dus de receptor is dan voortdurend bezet.



  1. Let op: rode bloedcellen, zenuwcellen, dekweefselcellen van de nierbuisjes en het spijsverteringskanaal, hebben geen insuline nodig om glucose uit het bloed op te nemen. Hun celmembranen zijn doorlaatbaar voor glucose.
    Bij hoge bloedsuikerwaarden raken deze cellen snel verzadigd met glucose.
    Als de glucose niet verbruikt word, hopen allerlei schadelijke producten zich op in de cel.

Stap 2
Wat kan er mis gaan?

  • Bij de productie van hormoon.
  • Bij de herkenning van insuline door de receptor.
  • Bij het transport van glucose door transportkanaaltje.

Opdracht 1 Diabetes type I en II

  1. Deze cellen hebben geen insuline nodig om glucose op te nemen. 
    Als het glucosegehalte van het bloed te hoog is, nemen deze cellen dus teveel glucose op.

Opdracht 2 Tekort aan glucose?

  1. Eiwitten, vetten.
  2. Hij valt af.
  1. De patiënt gaat veel drinken.
    • Het bloed bevat veel glucose.
    • De maximumcapaciteit van de nier om glucose terug te nemen wordt overschreden.
    • Er blijft glucose in de voorurine achter en dus in de urine.
    • En die bevat daardoor door osmose ook veel water.

Opdracht 3 Hypo of hyper?

    1. Meer insuline spuiten.
    1. Gaan bewegen.
    1. Een boterham extra eten.

Opdracht 4 Regeling
Bij de regeling van de hoeveelheid insuline speelt de hypofyse geen rol, bij de regeling van de hoeveelheid schildklierhormoon wel.

Opdracht 6 Glucose en stress

    1. Sympatisch zenuwstelsel en bijnieren.
    1. Het verhoogt het bloedsuikergehalte door het omzetten van glycogeen en het verhoogt de hartslag.

Stap 3
Opdracht 2
 Molecuulstructuur

  1. Secundaire structuur.
    • Op 3 plaatsen.
    • Op 1 plaats.

Opdracht 4 Insuline

  1. Insuline wordt in de darm afgebroken.
  2. Er is voortdurend een beetje insuline in het bloed in plaats van in kortdurend keer heel veel.
    1. Tussen de maaltijden in.
  • Het arrangement Module: Regelkring en diabetes - bovenbouw havo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Auteur Kunskapsskolan
    Laatst gewijzigd
    2025-03-13 19:54:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC-BY SA licentie. https://maken.wikiwijs.nl/74811/Module__Hormonen___h45
    Leerniveau
    HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Instandhouding; Hormonale regulatie, verband met homeostase; Regeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    8 uur 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Hormonen - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/74811/Module__Hormonen___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Regeling van de glucose concentratie in je bloed

    Diabetes type I en II

    Genezen van diabetes?

    Hormonen en homeostase

    Homeostase op celniveau

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.