Wat kan er mis gaan?
De regelkring van suiker die je in stap 1 hebt geleerd is kwetsbaar.
Op welke punten zou het mis kunnen gaan?
Opdracht 1 Diabetes type I en II
Je hebt gelezen dat er twee typen diabetes zijn.
Zoek uit wat er mis gaat bij iemand met diabetes type I en type II.
Beantwoord dan de vragen:
Maak de oefening "Diabetes type I en II" onderaan de pagina.
Een van de complicaties van diabetes is beschadiging van zenuwweefsel.
Waardoor loopt juist zenuwweefsel snel schade op?
Opdracht 2 Tekort aan glucose?
Als de cellen niet genoeg glucose op kunnen nemen, gaan ze over op een noodscenario.
Uit welke stoffen kunnen ze zo nodig energie halen?
Als de cellen niet genoeg suiker kunnen opnemen, blijft de osmotische waarde van het bloed hoog.
Welke gevolgen heeft dat voor het drinkgedrag?
Beredeneer in vier stappen welke gevolgen dit heeft voor de geproduceerde urine.
Opdracht 3 Hypo of hyper?
Een te laag bloedsuikergehalte wordt wel een hypo genoemd, te hoog een hyper.
Teken voor een gezond iemand een regelkring waarin een hypo voorkomt.
Vergelijk je schema met een medeleerling
Wat kan een diabetespatiënt doen bij een hyper?
Meer insuline spuiten.
Iets met koolhydraten eten.
Gaan bewegen.
Minder insuline spuiten.
Iemand met diabetes wil gaan sporten. Wat moet hij van te voren doen?
Meer insuline spuiten.
Een boterham extra eten.
Minder insuline spuiten.
Meer vetten eten.
Kan een diabetespatiënt alcohol drinken?
Zoek hier het antwoord.
Wissel de gevonden antwoorden uit in de klas.
Opdracht 4 Regeling
Teken de manier waarop de hoeveelheid schildklier-hormoon in het bloed wordt geregeld.
Vergelijk deze regeling met de regeling van de hoeveelheid insuline in het bloed.
Wat is het belangrijkste verschil?