Een nieuw schooljaar gaat beginnen. Nieuwe docenten, nieuwe vakken en misschien ook wel nieuwe leerlingen in je klas.
Misschien heb je al even rondgekeken, maar zoals je ziet, is de indeling voor Nederlands dit jaar ook nieuw.
We werken dit jaar in blokken.
In het totaal zijn er 6 blokken waarvan we twee blokken per periode doorwerken.
In elk blok krijg je begrijpend lezen, spelling, grammatica, woordenschat en fictie.
Ik hoop dat we veel kunnen leren, dit schooljaar.
Zo! Genoeg gepraat, we gaan beginnen!
Ik wens jullie heel veel succes, maar vooral ook heel veel plezier!
Het onderwerp van de tekst vertelt je waar de tekst over gaat. Het onderwerp vind je door te kijken naar de titel, tussenkopjes en plaatjes. Door de eerste inleiding of de eerste alinea te lezen, kun je ook al wat meer vinden over het onderwerp.
Het deelonderwerp is het onderwerp van een alinea, dus van een klein stukje tekst. Het deelonderwerp vind je door de eerste of de laatste zin van de alinea te lezen.
De hoofdgedachte van de tekst is in één zin samengevat waar de tekst over gaat. De hoofdgedachte vind je meestal aan het begin of het einde van de tekst
Stel je voor dat je een tekst hebt die gaat over sporten. Het onderwerp van je tekst is dan SPORTEN. Je kunt dan alinea's hebben die gaan over voetbal, tennis, hockey, regels en gezondheid. Dit zijn dan de deelonderwerpen van de tekst.
De hoofdgedachte kan dan zijn: Sporten is gezond voor je lichaam.
L 1.1 Caroline (11 jaar) mag toch football spelen
Bekijk tekst 1 'Caroline (11 jaar) mag toch football spelen'.
a) Wat is de titel van de tekst?
b) Waar komt de tekst vandaan? (Wat is de bron?)
c) Welke tussenkopjes heb je?
d) Hoeveel alinea's heb je?
e) Wat zie je op het plaatje?
Bekijk je antwoord van a t/m e
1. Wat is het onderwerp van tekst 1?
2. Waarom mocht Caroline niet meer meespelen?
- Noem de 3 redenen die in de tekst staan
3. Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
L 1.2 Werken voor een proefwerkweek? Nee, werken om te overleven!
WERKEN VOOR EEN PROEFWERKWEEK? NEE, WERKEN OM TE OVERLEVEN!
Zwoegen, zweten, werken tot je erbij neervalt. Nee, we hebben het niet over een proefwerkweek in de zomer. We hebben het over de 168 miljoen kinderen wereldwijd die moeten werken om te overleven. Vandaag is de dag om daar bij stil te staan.
Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) hebben naar schatting 168 miljoen kinderen tussen de vijf en zeventien jaar te maken met kinderarbeid. Nu is dat niet dat vakkenvullerbaantje dat je vrijwillig hebt genomen om voor een nieuwe telefoon te sparen. De meeste kinderen die tot kinderarbeid worden gedwongen leven in arme gebieden waar hun ouders niet genoeg geld verdienen om het hele gezin te onderhouden, of omdat hun ouders te ziek zijn om zelf te werken.
Goed onderwijs voor iedereen
Om aandacht te vragen voor deze situatie hebben de Verenigde Naties en de ILO 12 juni uitgeroepen tot Dag tegen Kinderarbeid. Dit jaar ligt de nadruk op goed onderwijs voor ieder kind. Want als je een hele dag moet werken, kun je niet naar school. Terwijl je met een goede opleiding later juist een betere baan kunt krijgen. De organisaties willen daarom dat alle kinderen toegang krijgen tot goed en gratis onderwijs op een veilige plek.
Gevaarlijk werk
Gelukkig is er ook goed nieuws: het aantal kinderen dat werkt, is sinds 2000 met een derde afgenomen. Het aantal kinderen dat gevaarlijk werk doet is zelfs gehalveerd. Toch werken er nog steeds 85 miljoen kinderen bijvoorbeeld in mijnen, op het land of in een baksteenfabriek. Dus loop vandaag maar fluitend je krantenwijk en help je ouders een handje extra in het huishouden. Want ook al klagen we vaak dat we iets 'moeten', dat we het mógen, is toch wel erg fijn.
Bekijk tekst '.WERKEN VOOR EEN PROEFWERKWEEK? NEE, WERKEN OM TE OVERLEVEN!
a) Wat is de titel van de tekst?
b) Welke tussenkopjes heb je?
c) Hoeveel alinea's heb je?
d) Wat zie je op het plaatje?
Bekijk je antwoord van a t/m e
1. Wat is het onderwerp van tekst 1?
2. Wat is de mening van de schrijver?
3. Welke argumenten gebruikt de schrijver?
L1. 3 Meisje (12 jaar) deelt geld uit op school
Meisje (12 jaar) deelt geld uit op school
Bekijk tekst '. Meisje (12 jaar) deelt geld uit op school.
a) Wat is de titel van de tekst?
b) Waar komt de tekst vandaan? (Wat is de bron?)
c) Welke tussenkopjes heb je?
d) Hoeveel alinea's heb je?
e) Wat zie je op het plaatje?
Bekijk je antwoord van a t/m e
1. Wat is het onderwerp van deze tekst ?
2. Wat valt je op als je naar deze tekst kijkt?
3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
4. Waar heb je naar gekeken om achter het deelonderwerp te komen?
5. Hoeveel is 20.000 dollar in Euro's
6. Hoe is het meisje aan het geld gekomen?
Les 4 Poep
Als je op onderstaande link klikt, kom je op een internetpagina.
Op die pagina vind je een tekst over 'poep'.
Bij deze tekst horen 10 meerkeuzevragen.
Deze vragen maak je op een apart blaadje in je schrift.
We gaan dit jaar op verschillende manieren woordjes leren.
Bij deze opdracht krijgt iedere leerlingen uit de klas een woord.
Over dit woord ga je een formulier invullen en je gaat zorgen dat jouw klasgenoten dit woord gaan leren.
Hieronder staan de woorden die over de klas worden verdeeld.
De docent zal de verdeling regelen.
Vul het formulier in voor jouw woord en mail het naar jouw docent. Je krijgt er een cijfer voor, dus doe je best!
Grammatica en spelling: pv en onderwerp, spelling pv tegenwoordige tijd.
Zinsontleding
Zinsontleding
Oefenen persoonsvorm
G 1.1 Neem de volgende zinnen over in je schrift en onderstreep de persoonsvorm.
1. De jongen koopt een cadeau voor zijn oma.
2. We gaan morgen op vakantie?
3. Sanne en Sofie hebben ruzie met elkaar.
4. De leerlingen maken netjes hun huiswerk.
5. Deze zinnen schrijven we in ons schrift.
6. De docent controleerde het huiswerk van de klas.
7. Gaan jullie al naar huis?
8. Wie heeft het huiswerk opgeschreven?
9. Kim sneed zich in haar vingers tijdens het snijden van de appel.
10. De toeristen betalen de kaartjes voor de boot.
11. Veel oude mensen rusten tussen de middag.
12. De leerlingen gingen naar de Efteling.
13. Op de Vrijmarkt kocht zij leuke boeken.
14. Met Pasen zoeken we altijd eieren.
15. Tijdens mijn vakantie heb ik toch gewerkt.
Gezegde
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.
De persoonsvorm is ook een werkwoord en hoort dus bij het gezegde.
Bijvoorbeeld:
Ik loop naar school.
Gez: loop
Wij gaan boodschappen doen.
Gez: gaan, doen
Ik heb mijn moeder een cadeau gegeven.
Gez: heb, gegeven
Kees heeft niet kunnen leren voor de toets.
Gez: heeft, kunnen, leren
Let op: het woordje te hoort ook bij het gezegde als het voor een heel werkwoord staat.
Bijvoorbeeld.
Je hoeft voor mij niks te maken.
Gez. hoeft, te maken
Oefenen gezegde
G 1.2 Noteer de volgende zinnen in je schrift en onderstreep het gezegde.
1. Ik ga morgen bij mijn oma slapen.
2. Mijn ouders hebben een nieuwe bank besteld.
3. Kunnen we morgen gaan oefenen voor het toneelstuk?
4. Mijn telefoon is afgepakt.
5. We hebben een bezoekje gebracht aan de dierentuin.
6. Gaan we morgen met de auto naar school?
7. Het lukt me niet die pen te pakken.
8. Kunnen we gaan beginnen met de les?
9. Volgende week hebben we vakantie.
10. Kees en Henk hebben hun strafwerk niet gemaakt.
11. De ouders van deze jongens zijn op gesprek moeten komen.
12. De directeur was erg boos op de jongens.
13. In de pauze hadden de jongens voor onrust gezorgd.
14. Ze schreeuwden tegen de conciërges.
15. Ze zijn voorlopig geschorst.
Stap 3: Het onderwerp
In een zin speelt een onderwerp een belangrijke rol. Het onderwerp geeft namelijk aan hoe je de personsvorm moet schrijven.
Het onderwerp van een zin kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
wie of wat + pv + gez = onderwerp
Bijvoorbeeld:
Morgen ga ik zwemmen.
Pv = ga
Gez. : ga zwemmen
Ow = Ik -- wie gaat zwemmen?
Onze leraar heeft veel huiswerk opgegeven.
Pv = heeft
gez = heeft opgegeven
ow = onze leraar -- wie heeft opgegeven?
Ontleed de zinnen steeds op dezelfde manier, in dezelfde volgorde.
Oefenen onderwerp
G 1.3 Neem de zinnen over in je schrift. Noteer van de iedere zin het onderwerp.
1. Wij zijn samen naar de speeltuin gelopen.
2. Morgen maken we de opdrachten samen.
3. Heb jij een nieuwe fiets gekregen?
4. De brutale leerlingen kregen strafwerk van de docent.
5. Kees en Piet schrijven netjes in hun schrift.
6. Waarom gaat zij niet op vakantie dit jaar?
7. In de krant kon je veel nieuwsberichten lezen.
8. Heeft dat meisje gespiekt tijdens de toets?
9. De drie meisjes moesten nablijven.
10. Hebben de dieren al eten gehad?
Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Schema over de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd
Uitleg spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Liedje over de tegenwoordige tijd
Maak de oefeningen die klaar staan bij je huiswerk op de site van Juf Melis.
Hoofd- en bijzaken
In een filmpje is vaak niet alle informatie even belangrijk. Net als in een geschreven tekst kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. Om de hoofdzaak in een filmpje te vinden, let je net als bij een geschreven tekst op de volgende zaken:
Titel van het filmpje: vertelt vaak wat het onderwerp is
Inleiding van het filmpje: vertelt het onderwerp en vaak de hoofdgedachte
Slot van het filmpje: vertelt een samenvatiing of de conclusie
Het onderwerp, de hoofdgedachte, de conclusie of een samenvatting geven veel informatie over de hoofdzaak van het filmpje.
Opdracht hoofdzaken noteren
In deze opdracht ga je kijken naar een filmpje over de vluchtelinge Amina. Tijdens het kijken, maak je aantekeningen.
Als je niet weet hoe je dat moet doen, bestudeer dan de kennisbank over het maken van aantekeningen. KB: Aantekeningen maken
Vergelijk jouw aantekeningen met die van een klasgenoot. Kijk goed naar de verschillen en overeenkomsten tussen julie aantekeningen en bespreek deze met elkaar.
Mensenrechten
Je gaat onderstaand filmpje bekijken over de geschiedenis van de mensenrechten en vat daarna de hoofdzaken in maximaal een half A4'tje samen.
Maak tijdens het filmpje aantekeningen over zowel de gesproken tekst als de beelden.
Probeer in de samenvatting duidelijk uit te leggen waarom jij iets een hoofdzaak vindt.
Vergeet niet om ook iets over de beelden te zeggen.
Vergelijk jouw werk met het werk van een medeleerling. Hebben jullie ongeveer dezelfde hoofdzaken benoemd? Geef elkaar goede feedback.
Een voorvoegsel is een woorddeel dat je vóór een woord plakt om de betekenis of de functie van dat woord te veranderen. Een voorvoegsel kun je niet los gebruiken (met dezelfde betekenis).
Voorbeelden van voorvoegsels
Voorvoegsels zijn onder meer:
Van je docent krijg je een formulier dat je voor één woord uit de lijst moet invullen.
De docent verdeelt de woorden.
Zorg dat het formulier helemaal wordt ingevuld. Gebruik het woordenboek of je laptop om de betekenis op te zoeken.
Grammatica en spelling: samengestelde zinnen en verleden tijd.
Zinsontleding
Bij zinsontleding hak je de zin in stukjes. Ieder stukje ga je benoemen, dit krijgt een naam.
In de komende lessen leer je wat een persoonsvorm, gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp is.
Persoonsvorm
Als je een zin gaat ontleden, begin je altijd met de persoonsvorm (pv).
Belangrijk om te weten, is dat de pv altijd een werkwoord is. Een werkwoord is iets dat je kunt doen.
De pv kun je op drie manieren vinden. De ene manier is makkelijker dan de andere. Kies de manier die jij het handigst vindt.
1. Maak van de zin een vraagzin.
Als je van de zin een vraagzin maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan. Het is dan het eerste werkwoord in de zin.
Bijvoorbeeld:
Henk en Kees gaan met de fiets naar school. Gaan Henk en Kees met de fiets naar school?
Gaan is het eerste werkwoord in de zin, dus gaan is de persoonsvorm.
2. Zet de zin in een andere tijd
Als je de zin in een andere tijd zet, verandert het werkwoord in de zin.
Bijvoorbeeld:
Henk en Kees gaan met de fiets naar school.
Henk en Kees gingen met de fiets naar school.
Gaan wordt gingen, dus gaan is de persoonsvorm.
3. Verander het aantal van de zin
Als je de zin in een ander aantal zet, verandert de persoonsvorm mee.
Let op: er veranderen meer dingen dan alleen de pv.
Bijvoorbeeld:
Henk en Kees gaan met de fiets naar school.
Henk gaat met de fiets naar school.
Het werkwoord dat verandert, is gaan. (gaan wordt gaat) Gaat is de pv.
1 Schrijf de volgende woorden op in je schrift en schrijf de betekenis erachter.
2 Maak met alle woorden een goede zin.
3 Schrijf ook nog bij elk woord een ander woord op dat erop lijkt en dat erbij hoort. bijvoorbeeld:
demonteren = uit elkaar halen
Als we gaan verhuizen, moet ik de kast demonteren.
demonteren - monteren - demontage - montage -
1
De ramadan is een speciale periode voor moslims over de hele wereld waarin tussen zonsopkomst en zonsondergang gevast wordt.
2
Behalve een krant heeft Kidsweek nog veel meer leuke producten, die niet alleen leuk zijn om te krijgen, maar ook om te geven.
3
In de afgelopen zevenentwintig jaar is twee derde van de onderzochte groepen insecten in Nederland verdwenen.
4
Emoji horen ook thuis in serieuze teksten
5
Moeilijke formules bij havo-examen natuurkunde
6
Zaterdag trouwen prins Harry en Meghan Markle.
7
Melania Trump, de vrouw van de Amerikaanse president Donald Trump, is maandag geopereerd aan een goedaardige aandoening aan haar nieren in een ziekenhuis in de buurt van Washington DC.
8
Een Chinese bergbeklimmer die 22 jaar geleden zijn benen verloor, heeft maandag 43 jaar na zijn eerste poging alsnog de top van Mount Everest bereikt.
Het weer gaat na vandaag eventjes een dipje in, maar vanaf zaterdag knapt het alweer op. Tijdens Pinksteren wordt het warm, behoorlijk zonnig en overwegend droog. Dat meldt Weerplaza.
11
12
Ik vind het gewoon een mooie jurk', zegt de tiener zelf over haar veelbesproken outfit.
Het vak van edelsmid zit flink in de lift. Dat bleek deze week uit cijfers van de Kamer van Koophandel. Maar wat is er zo leuk aan goud- of zilversmid zijn?
7Days nam een kijkje op de Vakschool Schoonhoven, de enige (mbo-) school in Nederland waar je dit vak kunt leren.
1 Aantrekkingskracht
‘Als je van knutselen houdt, is dit de perfecte combinatie van techniek en creativiteit’, vindt eerstejaarsstudent Marrit (16). ‘Dit is een vak dat nooit door computers overgenomen kan worden. Edelsmeden blijven altijd nodig. Misschien is dat wel de aantrekkingskracht?’
Samen met haar klasgenoten heeft ze deze ochtend een praktijkles goudsmeden. En, anders dan de naam suggereert, werken goudsmeden ook met zilver. Het eerste wat opvalt is de rust in het lokaal. Niemand praat, iedereen is heel geconcentreerd bezig aan zijn eigen werkbank. De opdracht is het maken van een zilveren pillendoosje met versiering naar keuze.
Danique maakt een tropische variant. Haar doosje versiert ze met piepkleine huisjes en palmboompjes die ze uit een dunne plaat zilver aan het figuurzagen is. Een heel precies klusje dat handigheid op de vierkante millimeter vereist. Maar dat geldt eigenlijk voor bijna alles wat ze op school leren, vertelt ze. ‘Als je het niet leuk vindt om met je handen bezig te zijn, heb je op deze opleiding weinig te zoeken.’
2 Concentratie
Tegenover Danique is klasgenoot Mark (18) druk met de decoratie van zijn zilveren doosje. Hij heeft iets bedacht met een patroon van boomblaadjes die hij met een speciale techniek ‘afdrukt’ op het zilver van het doosje. Mark heeft het enorm naar zijn zin op de vakschool. ‘Ik was altijd al aan het hobbyen met metaal. Ik maakte al sieraden en heb ook een keer een maliënkolder gemaakt. Toen ik hoorde dat deze opleiding bestond, wist ik meteen dat dit wilde doen. De sfeer hier op school vind ik supergoed. Een enorm verschil met de vmbo-school waar ik hiervoor op zat. Daar ging het vooral om zo hard mogelijk schreeuwen, hier kan iedereen lekker zichzelf zijn. De hele dag achter een computer zitten, zou ik echt niet aankunnen. Daar heb ik ook de concentratie niet voor. Dit werk vraagt ook wel concentratie maar het is nooit eentonig en voor iets wat je leuk vindt, is dat makkelijker op te brengen. ’
3 Duizenden ringetjes
Mark is hartstikke trots op een aantal werkstukken die hij inmiddels op school afgerond heeft. ‘Heel mooi vind ik bijvoorbeeld de schakelarmband die ik gemaakt heb. Die is opgebouwd uit duizenden ringetjes. Elk ringetje heb ik zelf gemaakt uit zilverdraad dat ik ook weer zelf had gemaakt van restzilver. In die armband zit héél veel uren werk.’
4 Edelsteenkunde
Op de vakschool wordt trouwens niet alleen gewerkt aan praktijkopdrachten. Ook vakken als Nederlands, Engels (vaktaal!) en natuur-en scheikunde zijn verplicht. Ook een leuk vak is volgens Mark Edelsteenkunde. ‘Daar leer je om niet opgelicht te worden, zodat je bijvoorbeeld niet per ongeluk glas koopt. Soms zijn dat heel simpele trucjes. Als er in een steen kleine belletjes zitten, betekent dat dat er gas in zit. En dan is het gegarandeerd glas. Nep dus.’
5 Zuurbad
Klasgenoot Rowan (17) haalt intussen snel zijn zilveren doosje uit een zuurbad. Hij legt uit dat dat moet om te voorkomen dat er later lelijke vlekken op het zilver komen. Rowan weet al heel lang dat hij sieradenmaker wil worden. ‘Ik maakte altijd al armbandjes van gevlochten touwtjes enzo. En op school nam ik soms al stiekem materialen als aluminium mee naar huis waar ik dan stiekem ringetjes van maakte. Dit is dus echt helemaal mijn opleiding. Ik wil dit al sinds de brugklas en gelukkig blijkt het nog leuker dan ik al dacht.’
6 Meesterstuk
In een afgezonderd hoekje van het praktijklokaal werkt Nick (21) aan zijn afstudeerproject. Hij is inmiddels vierdejaars en werkt aan indrukwekkend werkstuk. Het moet een miniatuur worden van het zonnestelsel, compleet met planeten die kunnen draaien. Aan elk detail heeft hij gedacht. Zo zit bijvoorbeeld het logo van het bedrijf waar hij stage loopt verwerkt in de pootjes van het voetstuk.
Het werkstuk heeft Nick eerst ontworpen op de computer. ‘Dit moet echt mijn meesterstuk worden, mijn handtekening. Er zitten al heel veel uren in.’ Ook heel veel geld trouwens, want het materiaal moeten de leerlingen zelf aanschaffen. Nick durft bijna niet te zeggen maar in zijn project zit voor zeker vijfduizend euro aan materiaal.
Het arrangement Nederlands leerjaar 2 BBL is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Dorien Stapert
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-06-14 08:56:18
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.