Oefenen gezegde

G 1.2 Noteer de volgende zinnen in je schrift en onderstreep het gezegde.

1. Ik ga morgen bij mijn oma slapen.
2. Mijn ouders hebben een nieuwe bank besteld.
3. Kunnen we morgen gaan oefenen voor het toneelstuk?
4. Mijn telefoon is afgepakt.
5. We hebben een bezoekje gebracht aan de dierentuin.
6. Gaan we morgen met de auto naar school?
7. Het lukt me niet die pen te pakken.
8. Kunnen we gaan beginnen met de les?
9. Volgende week hebben we vakantie.
10. Kees en Henk hebben hun strafwerk niet gemaakt.
11. De ouders van deze jongens zijn op gesprek moeten komen.
12. De directeur was erg boos op de jongens.
13. In de pauze hadden de jongens voor onrust gezorgd.
14. Ze schreeuwden tegen de conciƫrges.
15. Ze zijn voorlopig geschorst.