Technisch lezen - tempo

Technisch lezen - tempo

Doel en werkwijze

Het doel van deze module is om je leestempo te verbeteren. Snel kunnen lezen mét behoud van begrip is nodig om de vele teksten te kunnen verwerken die je vanaf de tweede voor je kiezen krijgt. Het doel moet minimaal 4 woorden per seconde zijn. Uiteindelijk moet dat groeien naar 6-10 woorden per seconde. Er zijn mensen die nog veel sneller kunnen lezen én onthouden wat ze gelezen hebben. Stuk voor stuk zeggen zij dat oefening de sleutel is.

Uiteindelijk is snel kunnen lezen niet het einddoel. Het gaat erom dat je informatie tot je kunt nemen, in verband kunt brengen met wat je al weet en wat je nodig hebt in de dagelijkse praktijk. Veel lezen verruimt je woordenschat, waardoor je steeds ingewikkelder teksten kunt begrijpen. Voor je studie nu en in de toekomst erg belangrijk. Daarbij is het dan belangrijk dat je niet zo moe wordt van het lezen, anders kun je de informatie niet meer opslaan. Om die reden is het trainen van de technische leesvaardigheid van belang.

Werkwijze

Je leest de oefenteksten zo snel mogelijk, maar zorgt ervoor dat je nog wel weet wat je leest. Daarbij zet je een stopwatch aan, zodat je weet hoe lang je erover hebt gedaan. Onderaan de tekst staat het aantal woorden dat de tekst bevat. Je deelt het aantal woorden door het aantal seconden dat je hebt gelezen. Je noteert het aantal woorden per seconde in het scoreformulier. Daarna beantwoord je de vragen bij de tekst, om te bepalen of je hebt onthouden wat je hebt gelezen.

Probeer hetzelfde eens met gebruik van de voorleesfunctie. Deze installeer je via Chrome webstore. Het tool heet Claro read. Deze leest de woorden voor. Je kunt zelf instellen hoe snel deze voorleesfunctie werkt.

Het doel is steeds sneller te gaan lezen mét behoud van tekstbegrip.

 

Achtergrondinformatie

Snellezen is een kunst, die oefening vraagt. Op de basisschool wordt dat vaak geoefend. Daarna niet meer, waardoor het leestempo van mensen vaak weer achteruit gaat. Om het tempo erin te houden, is oefening dus belangrijk. In dit filmpje wordt uitgelegd wat helpt om sneller te lezen:

 

 

Dit meisje leest 13.000 woorden per minuut, dat is ruim 216 woorden per seconde! Dat is een uitzondering. Wij werken aan 4 woorden per seconde :-). Het laat wel zien dat oefening kunst baart!

 

Oefeningen

Klik hier eens voor een testje op leestempo: http://www.effectivitijd.nl/leestest

Als je geoefend heb, doe je de test nog eens en nog eens. Je zult merken dat herhaald lezen tot snellezen leidt.

Een eerste oefening vind je hier: https://leestrainer.nl/lees/tempo.htm

Tip: open de link woordflitser en voer hier woorden met hun betekenis in die je sowieso voor Nederlands moet leren. Ga dan de tempo-oefening doen: http://www.schoolbordportaal.nl/woordflitser.html

Langere teksten

Bij elke tekst staat het aantal woorden onderaan de tekst. Je zet een stopwatch aan en neemt de tijd op die je nodig hebt om de tekst te lezen. Na afloop deel je het aantal woorden door het aantal seconden dat je hebt gelezen. Zo weet je hoeveel woorden per seconde je leest. Doe dat na elke tekst en je ziet hoeveel je vooruit gaat.

Na elke tekst maak je de oefenvragen. Daarmee test je of je ook hebt opgenomen wat je hebt gelezen. Minstens zo belangrijk!

Tekst 1

Voedselverspilling in Nederland neemt nauwelijks af

Een appel met een bruine plek, die boterham van gisteren, een restje lasagne: wat doe jij ermee? Uit onderzoek blijkt dat 1,7 tot 2,6 miljard kilo in Nederland regelrecht in de afvalbak belandt. Ondanks de doelstelling van de overheid om twintig procent minder te verspillen tussen 2009 en 2015, wordt er geen vooruitgang geboekt. Sterker nog: nog geen procent van deze doelstelling is waargemaakt.

 

Onrealistisch doel

Het onderzoeksprogramma De Monitor onderzocht onder supermarkten, consumenten, producenten en de overheid wie de grootste voedselverspillers zijn en waarom het zo moeilijk is dit terug te dringen.

Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken reageert in de uitzending op de vraag waarom het in Nederland niet lukt de voedselverspilling terug te dringen. De doelstelling van 20 procent minder voedselverspilling in 2015 die in 2010 door minister Verburg is opgesteld, is volgens hem niet realistisch. ‘Ik zie niet in hoe ik met het instrumentarium dat ik tot mijn beschikking heb dat kan realiseren.’ De inspanningen die de overheid zou moeten doen om de voedselverspilling substantieel terug te brengen zijn volgens Van Dam ‘niet proportioneel’. De staatssecretaris stelt: ‘Het bedrijfsleven en de consumenten zijn primair de veroorzakers van voedselverspilling, en zij zijn uiteindelijk ook de partijen die daar wat aan kunnen veranderen.’

 

Verspillende consumenten

Consumenten blijken verreweg de grootste voedselverspillers te zijn. Die gooien volgens Toine Timmermans, programmamanager aan de Wageningen University & Research (WUR), per persoon per jaar gemiddeld vijftig kilo aan voedsel weg. Toch is zeven op de tien Nederlanders bereid de eigen voedselverspilling terug te dringen. Men vindt bijvoorbeeld dat eten weggooien ‘gewoon niet hoort’, het zonde van het geld is of dat het niet kan omdat er ook honger op deze wereld bestaat. Maar in de praktijk lopen consumenten tegen een aantal barrières aan. Zij kopen meer eten dan ze nodig hebben, bewaren het niet op de goede plek en koken te grote porties.

Om voedselverspilling terug te dringen, is het belangrijk dat de consument anders gaat handelen tijdens het kopen, koken en bewaren van voedsel. Simpele oplossingen zijn bijvoorbeeld het gebruiken van een boodschappenlijstje, een maatbeker om de juiste porties te bepalen en weten welke producten je waar en hoe bewaart. Het Voedingscentrum probeert de consument daarbij een helpende hand te bieden door bijvoorbeeld de ‘Ja-Nee Koelkaststicker’ te ontwerpen – waarop duidelijk staat afgebeeld welke groenten en fruit wel en niet in de koelkast kunnen worden bewaard – en het ‘Eetmaatje’ te ontwikkelen: een maatbeker voor rijst, pasta en couscous, waarmee je porties gemakkelijker kunt afmeten. Ook publiceerde het Voedingscentrum op YouTube de reeks ‘Hoezo50kilo’, waarin consumenten eenvoudige handreikingen kregen voor het bewaren van voedsel en ideeën kregen wat men met kliekjes kan doen.

 

Houdbaarheidsdata: meer weggooien

Supermarkten spelen indirect een rol bij het gedrag van consumenten. Steeds meer supermarkten, zoals Plus en Albert Heijn, zetten tegenwoordig ook op verse groenten, fruit en champignons een houdbaarheidsdatum, terwijl dat niet verplicht is. Deze houdbaarheidsdata hebben een averechts effect. Klanten zoeken in de schappen naar producten met de langste houdbaarheidsdatum, waardoor andere producten overblijven en weggegooid moeten worden. Slechts 38 procent van de mensen weet wat het verschil is tussen THT (ten minste houdbaar tot) en TGT (te gebruiken tot). Producten met een THT-datum worden vaak weggegooid, terwijl ze ook ná de THT-datum nog gegeten kunnen worden. Toch proberen ook supermarkten een steentje bij te dragen aan het terugdringen van de voedselverspilling, bijvoorbeeld door het verkopen van maaltijden die zijn bereid met producten die eigenlijk weggegooid zouden worden en door groenten en fruit die eigenlijk het schap niet zouden halen (kromme komkommers, tweelingwortels) voor een gereduceerde prijs aan de man te brengen.

 

Reststromen

Tot slot zijn ook voedselproducenten een veroorzaker van de verspilling. Bijvoorbeeld tomatentelers, die tomaten weggooien die goed van smaak zijn, maar bijvoorbeeld niet aan de Europese kwaliteitseisen qua vorm, kleur en grootte voldoen. Ook in deze sector ontstaan echter steeds meer initiatieven om voedselverspilling tegen te gaan. Zo is er een trostomatenteler die sinds kort ketchup maakt van tomaten die niet geschikt zijn voor de verkoop. Door de handen ineen te slaan kan voedselverspilling hopelijk steeds verder worden teruggedrongen.

Naar: persbericht De Monitor

 

Voedselverspilling – column Teun van de Keuken

 

In de supermarkt ben ik een ware Don Quichot. Met mijn keuzes - wel of geen vlees, wel of niet fair trade, wel of niet biologisch, wel of niet supermarkt - probeer ik maatschappelijke ontwikkelingen een beslissende duw in de goede richting geven. Sinds kort voer ik een nieuwe eenmansguerilla: naarstig zoek ik naar producten met een 35-procentkortingssticker om ze van de vernietigingsdood te redden. Voedsel dat op deze manier wordt aangeboden, is bijna aan de datum en wordt door de grootgrutter rücksichtslos weggegooid zodra het overtijd is. De afgelopen week heeft Teuns Overdatum Bevrijdingsfront een kaas en een pak melk van een wisse dood weten te redden. Vooral de melk die ik kocht één dag voor de datum was verstreken, zorgde voor enige spanning in huize Van de Keuken. ‘Raakte hij wel op tijd op? Was hij twee dagen na datum, toen de bodem eindelijk in zicht was, nog goed?’ ‘Ruik jij wat?’ ‘Ik denk dat ik iets geks proef.’ ‘Nee, joh, hij is prima.’ We hebben het hele pak leeggedronken.

 

Als je niet blind vaart op de data op verpakkingen, word je teruggeworpen op je eigen oordeel, neus en smaakpapillen. Je gaat weer ruiken en proeven en dat is sowieso winst. Maar het kan ook een beetje eng zijn. Alsof je voor het eerst een net bevroren meertje betreedt, stapje voor stapje, steeds beducht dat je bij je volgende schrede in een wak kan vallen, zo bang zijn we voor een slok bedorven melk. Per persoon gooien we, los van de industrie, vijftig kilo voedsel weg. Voor het televisieprogramma De Monitor sprak ik met staatssecretaris Van Dam over voedselverspilling. Zijn voorganger had zich voorgenomen om deze tussen 2009 en 2015 met 20 procent terug te dringen. Het werd minder dan een schamele één procent. De reactie van de staatssecretaris op dit bedroevende resultaat is verrassend: de harde doelstelling moet worden losgelaten. Voedselverspilling moet worden teruggedrongen in overleg met de industrie, met slimme campagnes, en voorlichting en meer van zulks, maar zo'n harde doelstelling kun je alleen formuleren als je er als overheid bovenop zit en er veel geld tegenaan wilt gooien. Dat wil hij niet. Voedselverspilling is in de praktijk geen prioriteit voor de Nederlandse overheid.

 

16 procent van de Nederlanders gooit voedsel subiet weg als het overtijd is. Die data zijn dus belangrijk. Elk bedrijf bepaalt zelf - binnen bepaalde richtlijnen uiteraard - wat het wel en niet op de verpakking zet. Sommigen slaan helemaal door. Bij PLUS supermarkt, bijvoorbeeld, is zowat elke stuk fruit individueel van een datum voorzien. Op de champignons staat zelfs een TGT-datum. Dat betekent dat je ze móet weggooien zodra ze overtijd zijn, omdat de volksgezondheid in het geding is. Waarom? ‘Om hygiënerisico's te voorkomen.’ Flauwekul. De klant wordt hier op het verkeerde been gezet.

 

Haal data weg van producten waar ze niet noodzakelijk zijn. Pasta en rijst hebben min of meer het eeuwige leven en bij paprika's, wortelen, appels en uien kunnen mensen prima zelf beoordelen of ze nog goed zijn. Mocht er onverhoopt een plekje op zitten, dan snij je dat weg. Staatssecretaris, grijp in.

 

 

Aantal woorden: 1209

Vragen

Tekst 2

De fidget spinner: een nieuwe hype

 

Hij zoemt, draait en je kunt er kunstjes mee doen: de fidget spinner. Je klemt hem tussen twee vingers en hij draait rond als een tol. Een opmerkelijke verrijzenis van een gadget dat ruim tien jaar geleden dood werd verklaard. Of de claim klopt dat het speeltje goed is voor focus en concentratie, is echter nog de vraag.

 

De hype komt overgewaaid uit de VS. Daar tipte zakenwebsite Forbes de fidget spinner eind december als ‘het kantoorspeeltje voor 2017’. Niet lang daarna doken op YouTube de eerste filmpjes met trucs op. En wanneer begin april in het nieuws komt dat Moses, de elfjarige zoon van Gwyneth Paltrow, voor zijn verjaardag een setje cadeau krijgt, is het hek van de dam.

 

Razendsnel

De stormachtige opmars van de fidget spinner is Gijs Verhoeff, speelgoedinkoper bij Bol.com, niet ontgaan. ‘Ik houd altijd nauwgezet het zoekgedrag op onze site in de gaten en vanaf februari zag ik dat er steeds vaker werd gezocht op ‘fidget spinner’. Daar ben ik toen mee aan de slag gegaan zodat wij ze ook konden aanbieden.’ Verhoeff merkt dat vooral de afgelopen paar weken dit speelgoed over de toonbank vliegt. ‘Echt heel bijzonder hoe razendsnel deze hype zich ontwikkelt,’ vertelt hij. ‘Normaal verschepen we onze producten, maar momenteel vliegen we de fidget spinners in om ze sneller hier te krijgen. Op het moment is fidget spinner de meest gebruikte zoekterm op onze site en op nummer twee staat fidget.’

Het succes van het speelgoed zit hem in de eenvoud, volgens Verhoeff. ‘Je kunt er heel makkelijk heel veel lol aan beleven. Daarnaast leent het zich goed voor YouTube omdat je er trucjes mee kunt laten zien, wat ervoor zorgt dat het enorm gedeeld wordt.’ Ook een pluspunt is de prijs: voor 5 tot 15 euro heb je er al een.

Bij importeur Johntoy uit Waddinxveen is het al een paar weken één groot gekkenhuis. ‘Het is knokken om het speeltje, dat we als Super 360 Spinner op de markt brengen, geleverd te krijgen,’ zegt directeur-eigenaar Angelo Cillekens. ‘Als er een partij uit China op de markt komt, is die zo weer weg. Vanmorgen waren dat er in een paar uur 30.000 en vanmiddag 100.000. Intussen heb ik twee nieuwe partijen van 120.000 stuks ingekocht. Winkeliers komen ze van heinde en verre, ook uit België en Duitsland, bij ons ophalen.’

 

Uitvinder

Nieuw zijn de tolletjes nochtans niet. Catherine Hettinger, een Amerikaanse amateur-uitvindster, ontwierp ze al in 1993. De Vlaamse krant De Morgen meldt hierover: ‘Hettinger had af te rekenen met een spierziekte die het haar lastig maakte om haar zevenjarige dochter te animeren. In een poging het kind bezig te houden, ontwierp ze een eerste prototype. Het dingetje viel zo hard in de smaak dat Hettinger besloot ermee de boer op te gaan.’ Ze verkocht er een paar duizend exemplaren van, en vroeg in 1997 patent aan op haar uitvinding. De Morgen: ‘Dat leek een gouden zet, want niet veel later toonde speelgoedgigant Hasbro interesse. Maar na uitvoerige tests kwamen ze daar tot de conclusie dat het toch niets zou worden. Toen het patent in 2005 moest worden verlengd, besloot Hettinger dan ook dat ze de 400 dollar die ze daarvoor jaarlijks moest ophoesten, beter aan iets anders kon besteden.’ Daardoor loopt de uitvindster, ruim tien jaar later, veel inkomsten mis, want de fidget spinner is momenteel razend populair. Terwijl tal van bedrijven garen spinnen bij deze wereldwijde hype, verhuist zij binnenkort van een klein huisje naar een nog kleiner appartement, vertelde ze deze week aan de Britse krant The Guardian. Ze toont zich evenwel niet verbitterd, maar blij en trots dat het speeltje dat zij heeft bedacht, voet aan grond krijgt. ‘Ik ben een techneut, niet een persoon die miljoenendeals sluit.’

 

Prikkelverwerking

Vooral voor kinderen en volwassenen met ADHD of andere concentratieproblemen zou de fidget spinner een zegen zijn. Dankzij de tolletjes zouden zij hun surplus aan energie kwijt kunnen, wat hun in staat stelt zich beter en langer op hun taken te concentreren.

‘Het is inderdaad belangrijk dat kinderen met ADHD hun lichamelijke beweeglijkheid tot uiting kunnen brengen,’ vertelt Ria van den Heuvel van Centrum ZitStil, gespecialiseerd in het omgaan met ADHD, aan De Morgen. ‘We adviseren wel om hun stoel te vervangen door een zitbal. Maar ook een gadget als de fidget spinner kan een hulpmiddel zijn.’

Monique Thoonsen, pedagoog en mede-auteur van het boek Wiebelen en friemelen in de klas, is eveneens bekend met de kleine ronddraaiende gadgets. Tegen het AD vertelt ze: ‘Voor kinderen is het fijn om iets in de hand te hebben om mee te spelen in de klas. Dat kan wat mij betreft ook een elastiekje of een veter zijn, hoor. Maar die spinners zien er mooi uit.’ Kinderen die onderprikkeld zijn, hebben volgens Thoonsen soms wat nodig om in de klas alert te worden. ‘Die worden vaak weggezet als dromerig of ongeïnteresseerd, maar eigenlijk hebben ze even iets van buiten nodig om hun lichaam wakker te schudden. Met zo’n speeltje in hun hand kunnen ze bij een uitleg van de docent wel ineens opletten.’ En het tegenovergestelde geldt eigenlijk voor de overprikkelde kinderen. ‘Zij worden juist rustiger als ze iets te friemelen hebben.’

In Trouw wordt Cathelijne Wildervanck, directeur van het ADHD-centrum Nederland, geciteerd. ‘Kinderen met ADHD hebben sterke motorische impulsen die moeilijk te remmen zijn, dus staan ze de halve dag op hun kop. De fidget spinner kan die impulsen kanaliseren.’ De juf van Wildervancks eigen kinderen heeft al een doos gekocht voor in de klas. ‘Ik vind dat geweldig. Uit onderzoek blijkt dat beweging het brein stimuleert. Dit is echt een win-winsituatie voor docent en leerling. Bij mijn zoon, die geen ADHD heeft maar wel druk is, kan ik heerlijk z’n woordjes overhoren als hij met dat ding speelt.’ Wildervanck, die het boek ADHD, hoe haal je het uit je hoofd schreef, denkt dat de spinner meer rust in het brein en in de omgeving geeft. Aanvoeren maar, dat speeltje, zou zij willen zeggen; haar kinderen mogen het gerust mee naar school nemen.

 

Geen consensus

Toch is er op dit punt onder de experts geen consensus. Sommige onderzoekers zien het gadget eerder als een afleiding en benadrukken dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat het kinderen met ADHD of autisme helpt. Trouw laat – naast Wildervanck – ook Heleen Slagter, universitair hoofddocent psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, aan het woord. Slagter onderzoekt hoe aandacht werkt in het brein en is sceptisch over de werking van het speeltje. ‘Dat ronddraaien leidt alleen maar af van werk of les: je bent met een andere taak bezig: dat ding moet toch blijven draaien,’ stelt zij. ‘Wie inzoomt op de hersenen, komt erachter dat mensen heel moeilijk twee dingen tegelijk kunnen doen. Je kunt wel switchen van de ene naar de andere taak. Onderzoek laat zien dat je daarvoor schakeltijd nodig hebt. Als je speelt in de klas, en je moet daarna weer terug naar je schoolwerk, denk je: waar was ik ook alweer? Dat zorgt ervoor dat je je werk langzamer en minder goed doet.’

Sommige Amerikaanse scholen hebben de fidget spinner uit de klas verbannen omdat hij afleidt en te veel lawaai maakt. Zeker als meerdere leerlingen tegelijk hun spinner laten draaien, kan het zoemende geluid storend zijn. Ook op Gelderse middelbare scholen zijn fidgets niet meer welkom. ‘Ik snap het wel, want als het een afleiding van de les wordt, dan heb je er natuurlijk niets meer aan,’ stelt Thoonsen in het AD. ‘Mijn tip aan docenten is dat ze moeten uitleggen dat sommige kinderen er baat bij hebben en andere niet. Dan hebben ze er echt wel begrip voor dat de ene leerling het wel mag en de ander niet. En op het schoolplein mag natuurlijk iedereen ermee spelen.’

 

 

 

Aantal woorden tekst: 1296.

Vragen

Tekst 3

Buitengaats pionieren met miljarden

 

Het tot dusver grootste offshore windpark van Nederland werd maandag 8 mei 2017 geopend. De 150 turbines van ‘Gemini’ staan in zee, 55 kilometer boven Ameland en Schiermonnikoog. Een miljardenproject dat een enorme – maar peperdure – doorbraak is voor de energiewinning.

 

De allergrootste

Gemini brengt Nederland weer een stap dichter bij de afspraken uit het klimaatakkoord, om in 2020 14 procent duurzame energie te produceren. Volgens de bouwers neemt dankzij het Geminipark de Nederlandse uitstoot van CO2 in een klap met 1,25 miljoen ton per jaar af. ‘De eerste resultaten zijn boven verwachting,’ zegt Gemini-CEO Matthias Haag. ‘De laatste van de 150 turbines werd afgelopen zomer geplaatst en ze leverden al een kwart miljard euro aan stroom op.’ Nergens binnen de Nederlandse grenzen is een windturbinepark te vinden dat zóveel elektriciteit opwekt. De 150 turbines van Gemini, die 88,5 meter boven het zeewater uittorenen, produceren samen voor 785.000 huishoudens stroom. Andere turbineparken kunnen niet tippen aan de verwachte stroomproductie. Er valt nog wel een boom op te zetten over de vraag of Gemini eigenlijk wel één windpark is, want op de kaart zijn twee gelijke, losse delen van 75 turbines te zien. Vandaar ook die naam: Gemini, wat staat voor ‘tweeling’. Zo bekeken, levert één van de broertjes minder energie dan bijvoorbeeld windpark Wieringermeer. Maar formeel telt Gemini als Siamese tweeling, één geheel. De titel ‘grootste’ claimen, dat mag dus. Toch zal het project met die titel slechts enkele jaren kunnen pronken. Want rond 2020 verrijzen er al soortgelijke windgiganten in zee, te beginnen met twee windparken naast Zeeland, 22 kilometer uit de kust bij Walcheren. Deze kunnen elk één miljoen huishoudens van stroom voorzien.

 

2,8 miljard

Vier partners hebben hun krachten gebundeld in het 2,8 miljard euro kostende Geminiproject: het Canadese duurzame-energiebedrijf Northland Power (een belang van 60 procent), windturbinebouwer Siemens (20 procent), de maritiem aannemer Van Oord (10 procent) en het afval-, grondstoffen- en energiebedrijf HVC (10 procent). Er moest 2,8 miljard euro op tafel komen voor de realisatie van het windpark. De oprichters van Gemini betalen dat niet zomaar even uit eigen zak. Ze legden samen wel ongeveer 400 miljoen neer, de rest leenden ze. Allerlei internationale banken deden een duit in het zakje, net als de Europese Investeringsbank, die bewust speurt naar ‘groene’ projecten om geld in te pompen. Die banken namen louter het project financieel de maat, niet de aanvragers.

Het windpark kan verder, zoals gebruikelijk, rekenen op subsidie van de Nederlandse overheid: maximaal 4,4 miljard euro subsidie ligt in Den Haag klaar. Dat geld is bedoeld als steun, zodat het groene energieproject kan opboksen tegen goedkopere vormen van energieproductie, met kolen- en gascentrales bijvoorbeeld.

 

Alweer achterhaald

Niet alleen in grootte, ook op andere vlakken is Gemini in zekere zin alweer achterhaald. De prijs van zeewindstroom is in korte tijd namelijk spectaculair gedaald. Geministroom kost zo’n 17 cent per kilowattuur, maar in december werd bekend dat een consortium van Shell, Van Oord, Eneco en Mitsubishi/DGE de Zeeuwse kavels Borssele III en IV (680 megawatt) gaat bouwen voor 5,45 cent per kilowattuur, met zo’n 300 miljoen subsidie. Boven Duitsland verrijzen straks zelfs de eerste subsidieloze windparken. ‘Mij wordt ook wel gevraagd: waarom is jullie park zo duur?’ zegt Matthias Haag van Gemini. ‘Wij begonnen in een heel andere tijd, onder totaal andere voorwaarden en toen waren wij de goedkoopste bieder. Het was pionieren. Ik denk dat wij een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de prijsdaling van wind op zee.’ Ver uit de kust is aanleg en onderhoud bovendien duurder. Neemt niet weg dat de kostenreductie sinds Gemini razendsnel is gegaan, zegt Ernst van Zuijlen. Met name turbines zijn snel groter en beter geworden. Dat scheelt ook flink in installatie en onderhoud, waar bovendien steeds meer ervaring mee is.

 

Leerschool

Aanvankelijk was er veel scepsis. Zo’n groot park, zo ver uit de kust? Zelfs toen het Energieakkoord in 2013 werd gesloten, werd wind op zee nog gezien als een prijzig ‘moetje’, om maar tot 16 procent duurzaam opgewekte energie in 2023 te komen. ‘Gemini is een brevet van doorzettingsvermogen,’ zegt directeur Ernst van Zuijlen van TKI Wind op zee, een kennisconsortium rond offshore windparken.

Ook voor Van Oord was Gemini een leerschool. De internationale waterbouwer was verantwoordelijk voor de aanleg: de fundaties, de bekabeling en de plaatsing van turbines. ‘We hebben tijdens dit project zo veel geleerd en geïnnoveerd,’ zegt CEO Pieter van Oord. Zo beleefden twee nieuwe, geavanceerde schepen uit de vloot van Van Oord, installatieschip Aeolus en kabelleger Nexus, boven de Wadden hun lakmoesproef. Ook op het gebied van planning en personeel heeft de wind-op-zeedivisie zich dankzij Gemini verder gespecialiseerd. Van Oord gaat nu tevens Borssele III en IV aanleggen. Mede dankzij Gemini is de wind-op-zee-industrie volwassen geworden, zegt Van Oord. ‘Zonder Gemini hadden wij Borssele nooit zo goedkoop kunnen bouwen.’

 

Monteurs met zeebenen

Er is sprake van een verschuiving in de energiesector. Terwijl de offshore olie- en gasbranche het moeilijk heeft, neemt de vraag naar personeel in de windenergiesector toe. In de Noord-Groningse Eemshaven, de uitvalsbasis voor aanleg en onderhoud van het Gemini-windpark, rekenen ze op termijn op duizend extra banen in de offshore windindustrie, onder meer voor monteurs die het onderhoud aan alle nieuwe zeewindmolens moeten gaan plegen.

‘Het is net als bij een auto. Je moet van tijd tot tijd onderdelen smeren en bouten aandraaien. En als er iets kapotgaat, moet je dat zo snel mogelijk repareren,’ zo licht David Molenaar, directeur windenergie van Siemens Nederland toe. Technisch zijn de turbines op zee vergelijkbaar met die op land, maar door de omstandigheden (het zoute zeewater, gemiddeld windkracht 5) vergen ze veel meer onderhoud.

‘Geen last van hoogtevrees, claustrofobie en zeeziekte’ zijn enkele belangrijke vereisten voor kandidaten die willen solliciteren op de functie van offshore servicemonteur windturbines die Siemens onlangs uitzette. Het bedrijf zoekt monteurs met een basisopleiding op mbo 3-niveau in hydraulica, mechanica en elektrotechniek. Nee, doorsnee is de vacature zeker niet, erkent Molenaar. ‘Bij andere banen fiets je met een broodtrommel onder je snelbinders naar je werk. Als offshore-onderhoudsmonteur ben je twee weken op zee. En niet alleen met een zonnetje en een strakblauwe lucht; je moet wel zeebenen hebben.’ Daar staat tegenover dat het werk financieel zeer aantrekkelijk is, vanwege de toeslagen voor werken op zee in een regime van twee weken op, twee weken af. ‘Maar het heeft dan ook behoorlijke gevolgen voor je privéleven,’ aldus de directeur. Hij is dan ook aangenaam verrast door de hoeveelheid reacties op de vacatures. ‘De eerste zeven contracten zijn al getekend.’

 

Opleiding

Even verderop, in Delfzijl, probeert ROC Noorderpoort ook op deze ontwikkeling in te spelen. Vanaf augustus kunnen studenten van de brede mbo 4-opleiding tot allround operationeel technicus een keuzemodule windenenergietechniek volgen, bij goed gevolg resulterend in een certificaat. Noorderpoort kreeg een subsidie van 275 duizend euro van de provincie Groningen voor het ontwikkelen van de module.

In het nieuwe opleidingsdeel wordt behalve aan de specifieke windturbinetechniek veel aandacht besteed aan veiligheid, aldus Rudy Langen, teammanager Energy & Maritime. ‘Bijvoorbeeld het zekeren, abseilen en handelen in noodsituaties.’ Een aantal studenten is al enthousiast, zoals Mike (17) uit Tjuchum. ‘Het lijkt me een mooi avontuur. In een energiecentrale is elke dag hetzelfde. Zeker nu ik nog jong ben, zie ik een uitdaging op zee wel zitten. Wellicht zijn er dit jaar al offshore stages,’ zegt hij opgewonden. ‘Maar zolang ik nog geen 18 ben, kan dat alleen onder begeleiding.’ Nicole (18) uit Losdorp, de enige vrouw in de opleiding, twijfelt. ‘De techniek is interessant, maar ik zou het toch wel fijn vinden ‘s avonds gewoon naar huis te gaan.’

 

Aantal woorden: 1263

 

Bron: www.vk.nl, www.trouw.nl.

Vragen

Tekst 4

Politie maakt goede sier met Bumper

 

Eventjes 30.000 volgers op Facebook bij elkaar harken? Dat lukt maar weinig mensen. De wereldberoemde rockgroep Golden Earring, sinds 2012 vertegenwoordigd op het sociale netwerk, heeft er bijvoorbeeld maar 20.000. Het Rotterdamse politiehondje-in-opleiding Bumper wist hen binnen een week tijd te overtreffen. Bumper is zonder twijfel de populairste hond van Nederland van dit moment en dat doet het imago van de politie goed.

 

Normaal gesproken wordt een nieuwe hond gekocht van de KNPV, de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging. Maar de Politie Rotterdam heeft bij wijze van experiment zelf een jonge hond in training genomen en doet daarvan via sociale media verslag. Hoogtepunt tot nu toe was de persdemonstratie, gisterochtend, waarbij Bumper mocht laten zien wat hij allemaal al kan. Dat leverde weer mooie beelden op voor het Facebook-, Instagram- en Twitteraccount van de pup en genereerde ook veel aandacht in de reguliere (internet)media.

‘Absurd’, vindt fractievoorzitter Jeroen van der Lee van de Partij voor de Dieren (PvdD) in Rotterdam. ‘Shows horen te worden gegeven door popsterren, niet door dieren.’ Van der Lee, wiens partij principieel tegen de inzet van dieren door de politie is, lijkt vooralsnog echter een roepende in de woestijn. Berichten over Bumper scoren als een tierelier en de politie werkt gretig mee aan het hypen van pup. ‘Begrijpelijk,’ vindt Jaap van Zessen, social media expert van deze krant. ‘Iedereen die wel eens op Facebook zit, ziet dat dierenberichten enorm veel likes opleveren en een hoge gunfactor hebben.’ Dus ja, hij snapt wel dat de Rotterdamse politie de populariteit van Bumper uitbuit. ‘Online reputatie is, net als bij normale bedrijven, ook voor de politie erg belangrijk. Hierbij zijn dieren een ideaal middel: zij leveren de politie positieve publiciteit op.’ Wanneer je het aantal volgers op social media optelt bij het gemiddelde bereik van online nieuwssites die over het hondje berichten, zie je volgens Van Zessen dat Bumper op meerdere dagen honderdduizenden mensen bereikt en op sommige dagen zelfs miljoenen.

Reclame-expert Martin de Munnik gaat nog een stapje verder en stelt dat de jonge herder het vertrouwen in de politie vergroot. ‘Het is zaak voor de politie om altijd veel vertrouwen te hebben van het publiek. Maar vertrouwen is iets dat constant in beweging is. Bij berichten over verkeersboetes voor 7 km te hard rijden krijgen mensen zoiets van: heeft de politie niets beters te doen? Ons vertrouwen in de politie neemt dan af. De feel good-berichten over Bumper vullen de vertrouwensmeter tussen onze oren juist.’

De Munnik waarschuwt wel dat in de 'verheerlijking' ook een gevaar schuilt. Nu is het alleen nog Van der Lee die moppert over het gedweep met de pup. ‘Maar stel dat het dier ziek wordt of toch ongeschikt blijkt als politiehond. Dan kan de opinie zomaar omslaan. Overdreven? Onze oosterburen vielen een paar jaar terug massaal voor het ijsbeertje Knut. De Berlijnse Zoo waar het dier woonde, kon niet meer stuk. Totdat het ijsbeertje opeens overleed en de Duitsers riepen dat dat kwam door de slechte verzorging. Naar later bleek was een auto-immuunziekte de boosdoener, maar het leed voor de dierentuin was toen al geschied.’ De Munnik raadt de politie dan ook aan niet te lang door te gaan met het hypen van Bumper. ‘Stoppen op het hoogtepunt. Bovendien, Bumper moet uiteindelijk een hond worden die in staat is raddraaiers te bijten. Niet echt aaibaar.’

 

 

 

Aantal woorden 564

 

 

www.ad.nl - Dénis Van Vliet, 15-03-17

 

Vragen

Nieuwe teksten

Klimaatstrijd

Lees de tekst 'Klimaatstrijd' en neem op hoe lang je erover doet. Onderaan de tekst staat het aantal woorden. Zo kun je uitrekenen hoeveel woorden per seconde je hebt gelezen.

Beantwoord daarna de vragen om te kijken of je de inhoud ook hebt begrepen.

Open bestand Klimaatstrijd

Whatsapp

Lees de tekst 'Whatsapp' en neem op hoe lang je erover doet. Onderaan de tekst staat het aantal woorden. Zo kun je uitrekenen hoeveel woorden per seconde je hebt gelezen.

Beantwoord daarna de vragen om te kijken of je de inhoud ook hebt begrepen.

Open bestand Whatsapp

Vergaat de wereld?

Lees de tekst 'Vergaat de wereld' en neem op hoe lang je erover doet. Onderaan de tekst staat het aantal woorden. Zo kun je uitrekenen hoeveel woorden per seconde je hebt gelezen.

Beantwoord daarna de vragen om te kijken of je de inhoud ook hebt begrepen.

Open bestand Vergaat de wereld?

  • Het arrangement Technisch lezen - tempo is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anja Schoots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2020-02-25 11:08:22
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    De teksten komen uit Nieuwsbegrip. Deze worden ook gebruikt voor begrijpend lezen. Zo snijdt het mes aan twee kanten.

    Je zou op deze wijze teksten herhaaldelijk kunnen gebruiken, steeds met een ander doel. Zo neemt de leesvaardigheid in zijn geheel toe.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 1; VWO 1;
    Leerinhoud en doelen
    Techniek en woordenschat; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld