Introductie op het thema
In deze periode staat het thema deskundigheidsbevordering centraal. Jullie gaan werken aan zowel de oefenopdracht als een klein onderzoek die plaatsvindt in een interessegebied naar jullie keuze.
Van studenten in het mbo wordt in toenemende mate een onderzoekende houding verwacht. Het gaat dan met name om een onderzoekende houding ten aanzien van hun opleiding en toekomstige werkveld, maar ook ten opzichte van de samenleving in het algemeen en hun rol als burger.
Onderzoek doen: kennis, vaardigheden en houding
In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen kennis hebben over het doen van onderzoek (cognitief aspect), het beheersen van onderzoeksvaardigheden (gedragsaspect) en het hebben van een onderzoekende houding (affectief aspect) (Tack & Vanderlinde, 2014).
Stokking en Van der Schaaf (1999) geven aan dat ‘onderzoeksvaardigheden’ zowel over kennis als over vaardigheden gaat: vakinhoudelijke kennis, kennis over onderzoek, diverse deelvaardigheden (zoals een onderzoeksvraag formuleren, een plan opstellen en de resultaten rapporteren), de vaardigheid in het bewaken van de voortgang van een onderzoek en de vaardigheid om achteraf te reflecteren op het uitgevoerde onderzoek. Voor het beheersen van kennis en vaardigheden met betrekking tot onderzoek kan de onderzoekscyclus als uitgangspunt genomen worden. Een veelgebruikte onderzoekscyclus is die van Van der Donk en Van Lanen (2011): probleemstelling en analyse, onderzoeksontwerp, dataverzameling, data-analyse, rapportage. Bij een onderzoekende houding gaat het om aspecten als: nieuwsgierig en kritisch zijn, willen begrijpen en willen innoveren (zie bijvoorbeeld: Bruggink & Harinck, 2012; Uiterwijk-Luijk, 2017; Van der Rijst, Kijne, Verloop, & Van Driel, 2008).
Planning
Lesinhoud PIT
Aan de slag, durf te vragen
Door deze vernieuwde zienswijze is ook het handelen van de sociaal werkenr / begeleider aan verandering onderhevig. Omdat je na je afstuderen het werkveld ingaat, is het interessant om uit te gaan zoeken hoe jij een onderzoeken kunt doen en een onderzoekende houdiing kunt aannemen!
Stap 1 - Persoonlijke leervraag
Iedere student formuleert, n.a.v. stap 1, één of meer persoonlijke leervragen om tijdens het project aan te werken. Deze leervragen kunnen te maken hebben met zelfbeeld, opleidingsbeeld, beroepsbeeld, beroepsinhoud en hebben een onderzoekend karakter en worden aan het einde van het project door de student beantwoord.
Stap 2 - Bronnen en leeractiviteiten
Onderzoeksvragen over het onderzoek
Voordat je start met je eigen onderzoek, ga je als eerst je verdiepen in onderzoek doen. Bekijk onderstaande vragen en beantwoord ze. Raadpleeg hierbij het internet. Bewaar het goed en voeg dit toe als bijlage opdracht 1 in je eigen onderzoeksverslag.
- Hoe kun je een goede onderzoeksvraag formuleren?
- Waarom is een goede onderzoeksvraag cruciaal?
- Wat is een hypothese?
- Wat betekent: een hypothese verwerpen?
- Om welke redenen formuleer je, naast een onderzoeksvraag, één of meerdere hypotheses?
- Hoe kun je naar een internetbron verwijzen volgens de APA-richtlijnen?
- Wat wordt verstaan onder kwalitatief onderzoek?
- Wat wordt verstaan onder kwantitatief onderzoek?
- In welke mate is het aantal respondenten belangrijk voor een onderzoek?
- Waaraan voldoet een goede vragenlijst?
- Waar staat APA voor?
- Wat betekent plagiaat?
- Welke onderdelen van een bron beschrijf je als je de APA-richtlijnen hanteert?
- Wanneer is een informatiebron betrouwbaar?
Stap 3 - Producten
Deelproduct 1: Vraagstelling
Een goed onderzoek start met een goede, concrete onderzoeksvraag. Formuleer een onderzoeksvraag met minimaal twee hypotheses. Doe hiervoor eventueel aanvullend literatuuronderzoek. Houd goed in je achterhoofd waar je precies antwoord op wilt hebben en wat je onderzoekt. Houd er bovendien rekening mee dat je vraag beantwoord wordt door literatuuronderzoek en door een onderzoek naar de mening van sociaal-maatschappelijk dienstverleners. De hypothesen die je formuleert geven een idee van je verwachtingen. Noteer je onderzoeksvraag en bijbehorende hypotheses op een A4 en plastificeer dit. Houd het A4’tje bij de hand gedurende je onderzoek, zodat je er continu aan herinnerd wordt welke richting je op gaat.
Deelproduct 2: Literatuuronderzoek
Ga op internet of in boeken op zoek naar betrouwbare informatiebronnen die antwoord geven op je onderzoeksvraag en die rekening houden met je hypotheses. Zoek bijvoorbeeld naar informatie over hoe ‘het nieuwe werken’ verloopt, welke knelpunten er bestaan of welke regelgeving het nieuwe werken vergemakkelijken of bemoeilijken. Kijk bijvoorbeeld op sites van organisaties waar MZ-ers werken en noteer hoe zij vormgeven aan Welzijn Nieuwe Stijl en wat zij van hun medewerkers verwachten. De informatie die je opzoekt is afhankelijk van je onderzoeksvraag. Schrijf een objectief stuk van maximaal twee A4 over de informatie die je hebt verzameld. Let op: neem de teksten niet zomaar over, maar verwoord ze in je eigen woorden. Noteer op een kladblaadje je bronnen, deze heb je later nodig voor de literatuurlijst.
Deelproduct 3: Literatuurlijst
Maak een literatuurlijst van de gebruikte bronnen bij deelopdracht 2, volgens de APA-richtlijnen.
Deelproduct 4: Praktijkonderzoek
Je wilt bijvoorbeeld graag weten hoe Maatschappelijk Zorgers staan tegenover het nieuwe werken. Of je onderzoeksvraag gaat meer over de competenties van MZ bij Welzijn Nieuwe Stijl. Wat je onderzoeksvraag ook is, belangrijke informatie hierover komt uit het werkveld. Stel een vragenlijst op voor MZ mederwerkers rondom Welzijn Nieuwe Stijl. Kopieer de vragenlijst zes keer en zorg ervoor dat je deze kunt invullen. Benader zes werknemers per mail of telefonisch om deze vragenlijst af te nemen.
Schrijf vervolgens een objectief stuk van maximaal twee A4 over de informatie die je hebt verzameld.
Deelproduct 5: Conclusie
Schrijf een conclusie over je bevindingen bij deelproducten 2 en 4. Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag en welke hypotheses houden stand of verwerp je?
Deelproduct 6: Onderzoeksverslag
Bundel je deelproducten tot één onderzoeksverslag. Aanpak:
- Maak een voorblad.
- Schrijf een inleiding. Wat is de aanleiding van je onderzoek, wat is je onderzoeksvraag en welke hypothese heb je?
- Voeg deelproducten 2 en 4 toe.
- Voeg je conclusie uit deelproduct 5 toe.
- Voeg je literatuurlijst uit deelproduct 3 toe.
- Voeg de ingevulde vragenlijsten van deelproduct 4 toe aan je onderzoeksverslag, in de vorm van een bijlage.
Keuzeonderdeel naar behoefte van opleiding of student
Bij dit keuzeonderdeel kies je het deelproduct dat het beste bij je uitstroomrichting past of dat het beste aansluit bij je persoonlijke leerdoel.
Deelproduct 1: Abstract
Zoek uit wat een ‘abstract’ van een onderzoeksverslag is. Maak zelf een abstract van je onderzoek. Deze beslaat maximaal een half A4. Voeg je abstract toe aan je onderzoeksverslag. Dit komt na je inleiding.
Deelproduct 2: Aanbevelingen
Zoek uit wat ‘aanbevelingen’ zijn in een onderzoeksverslag. Schrijf aanbevelingen naar aanleiding van je eigen onderzoek. Je aanbevelingen beslaan maximaal een half A4. Voeg je aanbevelingen toe aan je onderzoeksverslag. Deze komen na je conclusie.
Stap 4 - Waardering
Er wordt kritisch gekeken naar de bereikte resultaten. Successen worden gewaardeerd, gevierd en verzilverd. Welke factoren droegen
bij aan het succes? Voor wat niet goed ging worden verbeteringen voorgesteld
Lessen
Toestsing PIT
Beoordelingsformulier
Klik hier voor het beoordelingsforrmulier.
Beoordeling PIT 10 – Praktijkonderzoek
Naam student:
Onvoldoende = 0 punt
Voldoende = 1 punt
Goed = 2 punten
Criteria PIT 10:
Onderdeel:
|
Punten:
|
Opmerking:
|
1 Het onderzoeksverslag (deelproduct 6) is ingeleverd via It’s Learning.
|
|
|
2 Het verslag bevat een:
-voorkant met naam, studentnummer, opleiding
-inhoudsopgave
-introductie op de PIT (dus waar gaat het over?)
-maximaal lettertype Arial 11 tekengrootte.
|
|
|
3 De aanleiding/analyse van je onderzoek is beschreven (dus waarom ben je het gaan onderzoeken? En wat is er aan de hand?) Je maakt hierbij gebruik van de 5xW+1xH formule. Hiermee word je probleem- en doelstelling duidelijk. Minimaal 1 A4.
|
|
|
4 Je onderzoeksvraag (deelproduct 1) is helder, duidelijk en eenduidig beschreven. Het is een concrete en specifieke onderzoeksvraag die een duidelijk antwoord kan opleveren en betrekking heeft op de huidige werkwijze in het sociale domein.
|
|
|
5 Je hebt 4 deelvragen geformuleerd. 2 deelvragen gaan over theorie/literatuur en 2 deelvragen gaan over jouw praktijkonderzoek (interviews/enquêtes).
|
|
|
6 Je onderbouwt je onderzoek met minimaal 1 A4 met theorie en/of literatuur (deelproduct 2). Je maakt hierbij gebruik van minimaal 3 betrouwbare bronnen zoals boeken, artikelen, websites als Movisie of Sociale vraagstukken. Denk om je bronverwijzing in de tekst!
|
|
|
7 Je hebt onderzoek gedaan in de praktijk door het afnemen van enquêtes en/of interviews (deelproduct 4). Deze beschrijf je objectief in minimaal 2 A4’s. Je analyseert de uitkomsten van je praktijkonderzoek en geeft een korte samenvatting van de belangrijkste uitkomsten.
|
|
|
8 Je schrijft in minimaal 1 A4 jouw conclusie (deelproduct 5) die logisch voortvloeit uit het onderzoek en daarmee geef je antwoord op jouw onderzoeksvraag.
|
|
|
9 In de bijlage heb je een literatuurlijst/bronnenlijst (deelproduct 3) zitten, beschreven volgens de APA norm.
|
|
|
10 Facultatief (niet verplicht):
Je schrijft een abstract/samenvatting.
OF
Je geeft in jouw eigen woorden twee of meer adviezen en/of aanbevelingen over je bevindingen uit jouw onderzoek. Let op: dit is wat anders dan de conclusie!
|
|
|
Totaal
|
|
|
Puntentabel:
20 punten = 10
19 punten = 9,5
18 punten = 9
17 punten = 8,6
16 punten = 8,3
15 punten = 8
14 punten = 7,8
13 punten = 7,5
12 punten = 7,3
11 punten = 7
10 punten = 6,5
9 punten = 6
8 punten = 5,5
Minder dan 8 punten = onvoldoende
Brief aan jezelf
Iedereen maakt een persoonlijk verslag waarin je reflecteert op de uitdaging en jouw werkwijze. In dit verslag staan de volgende onderwerpen beschreven:
Met betrekking tot jouw persoonlijke leerproces:
- Wat heb je geleerd van het onderzoek?
- Met welk gevoel/welke gedachte ben je aan deze uitdaging begonnen?
- Welke onderwerpen/onderdelen waren nieuw voor je? Waar heb je nieuwe kennis over opgedaan?
- Hoe ben je te werk gegaan? Wat heb je aangepakt en op welke manier?
- Hoe kijk je terug op deze uitdaging? Waar ben je trots op/tevreden over en waar ben je minder tevreden over? Wat ga je een volgende keer anders doen?
- Welke conclusie trek jij uit de dingen die je met deze uitdaging geleerd hebt?
De beschrijving van de antwoorden op de bovenstaande vragen geeft duidelijk zicht op het leerrendement.
BPV oefenopdracht (kwaliteitszorg)
Oefenopdracht 9: Kwaliteitszorg:
Opdracht 1
1. Wat is kwaliteit zorg? Noem minimaal 3 voorbeelden.
2. Waarom is kwaliteitszorg zo belangrijk?
3. Wat is evidens based en practic based. Wat is het verschil in beide.
4. Waarom is evidens based en practic based beklangrijk binnen kwaliteitszorg?
Opdracht 2
1. Welke kwaliteitszorg is er binnen je stage? Benoem minimaal 5 gebieden
2. Op welke manier en op welke wijze wordt er kwaliteitszorg geleverd binnen je stage. Denk hierbij aan continuïteit, trainingen, cursussen, etc.
3. Beschrijf per aangeboden training wat het doel is en waarom het aangeboden wordt.
Opdracht 3
1. Maak een plan waarin jij kwaliteitszorg gaan bevorderen op je stage.
2. Ga in overleg met de stagebegeleider. Bespreek waar welke zorg beter kan waardoor de kwaliteit verbeterend worden. Zodra je weet welk zorg je gaat verbeteren zoek je 3 artikelen die van toepassing zijn binnen deze kwaliteitszorg. Evidens Bases en Practic Based.
3. Leverde opzet in bij de BPV docent.