Blok 4

Blok 4

Fictie

Tijd

Picture

De tijd speelt een belangrijke rol in een verhaal. Zo zijn er drie elementen van tijd waar de schrijver mee 'speelt' om jou met zijn verhaal te boeien.

1 De tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
Elk verhaal speelt zich af in een bepaalde periode. De periode waarin het verhaal zich afspeelt wordt soms heel duidelijk gezegd en soms moet de lezer moeite doen om te achterhalen wanneer het verhaal zich afspeelt.
Je kunt drie soorten verhalen onderscheiden naar gelang van de periode waarin het verhaal zich afspeelt.
- Speelt het verhaal zich af in het verleden, dan spreken we over historische verhalen.
- Speelt het verhaal zich af in de toekomst, dan spreken we over sciencefictionverhalen of toekomstverhalen.
- Speelt het verhaal zich nu af, of kan het zich nu afspelen, dan spreken we over actuele verhalen.


Kun je achterhalen, aan de hand de achterflaptekst, in welke tijd dit verhaal zich afspeelt?

Boek 1: De hut van Oom Tom van Harriet Beecher-Stowe
Meneer Shelby is door schulden gedwongen één van zijn beste en trouwste slaven te verkopen aan handelaar Haley: oom Tom. Tom aanvaardt zijn lot en gaat met de handelaar mee. Hij wordt doorverkocht en krijgt een goed thuis in New Orleans. Ook hier doet hij zijn werk heel goed. Maar dan slaat het noodlot opnieuw toe en moet Tom weer weg. Deze keer wordt hij op de markt verkocht en zijn nieuwe baas is een plantagehouder. Deze Legree is een hardvochtige, gemene kerel, die het niet erg vindt wanneer zijn slaven zich letterlijk doodwerken.

Boek 2: De Anderen van Gemma Malley
Sinds de uitvinding van het langlevenmedicijn sterven mensen niet langer. Maar er mogen ook geen kinderen meer bijkomen, anders raakt de aarde overvol. Anna’s ouders overtraden deze wet, waardoor hun dochter als Overtollige in het tehuis Grange Hall belandt. Hier worden de jongeren opgeleid tot slaven van de legale burgers. Met de komst van nieuweling Peter gaan Anna’s ogen langzaam open. Ze begint te dromen van een wereld buiten het tehuis.

Boek 3: Babylove van Gonneke Huizing
Kim (16) is op werkweek in Parijs geweest. Een reis vol romantiek, vooral omdat haar vriend Robin ook van de partij is. Eenmaal thuis is het leven heel wat minder romantisch. Robin gaat op reis en Kim pakt een vakantiebaantje aan in een verzorgingstehuis. Het werken valt haar zwaar. Ze voelt zich steeds zo moe!
De huisarts geeft uitsluitsel: ze is zwanger! Overvallen door emoties neemt Kim uiteindelijk een besluit. Ze wil het kindje houden. Maar tegen welke prijs?


2 Chronologisch of niet-chronologisch
Je zou denken dat je een verhaal vertelt van voor naar achter. Je vertelt eerst wat er eerst gebeurt, en dan wat er daarna gebeurt en je gaat zo verder tot je aan het einde van je verhaal bent. Zo volgt je verhaal de chronologie (chronos is Grieks en betekent tijd en logisch dat ken je al). Chronologie betekent het volgen van de logica van de tijd. Vaak vertellen schrijvers zo. We spreken dan van een chronologisch verhaal of we zeggen dat de schrijver de chronologie volgt.

Maar soms speelt de schrijver met de chronologie en vertelt hij dingen die nog moeten gebeuren, midden in zijn verhaal. Dit noemen we een flashforward. Als hij, zo langs de neus weg, iets verklapt wat nog moet gebeuren, dan spreken we over een vooruitwijzing. De schrijver doet dit soms en dat kan verschillende redenen hebben. Hij schrikt de lezer even op en verwijst naar wat er nog zal komen. Zo zal de lezer snel willen verder lezen om te zien hoe het personage ertoe komt.

Het kan ook zijn dat de schrijver een sprong terug in de tijd maakt en plots iets vertelt wat in het verleden is gebeurd. Dit noemen we dan een flashback. Als hij kort even terugblikt noemen we dit een terugwijzing.

Hier volgen enkele voorbeelden.
Flashforward
Neil stond die morgen extra vroeg op. Vandaag was het zijn beurt. Zijn spreekbeurt. Hij had alles minutieus voorbereid. Alles, maar dan ook alles, waar hij zijn kleine handen op kon leggen, had hij gelezen. Elke telescoopfoto van de maan had hij gezien. Zo veel waren het er ook nog niet. Over de maan was nog maar heel weinig geweten. Sommige schrijvers fantaseerden er lustig op los. Zo waren er die vertelden dat er leven op de maan was. Dat er een volk woonde op de maan die zich verborg voor ons, aardebewoners. Ze woonden op de achterkant van de maan en niemand kon hen zien. Ze zouden veel slimmer zijn dan mensen en heel veel ingewikkelde machines hebben gebouwd. Maar waarom kwamen ze dan niet even op bezoek? Het moet toch mogelijk zijn om van de maan naar de aarde te reizen.
Neil kon niet weten dat, dertig jaar na zijn spreekbeurt, hij zelf de eerste zou zijn die op de maan zou wandelen. Dat hij met zijn beroemde woorden 'One small step for a man, one giant step for mankind' (een kleine stap voor een mens, maar een enorme stap voor de mensheid) onsterfelijk zou worden in de geschiedenis van de ruimtevaart.
Neil sprong zijn bed uit, nam de dikke boeken onder zijn arm en ging aan de ontbijttafel zitten. Nog even lezen...

Vooruitwijzing
De twee zwarte gendarmen reden die avond in het dorp nietsvermoedend een wisse dood tegemoet.
Het was de laatste dag van april 1943 en het piepkleine dorpje heette Krekenlaar.
In Krekenlaar gebeurde er nooit wat. En zeker niet, nu het oorlog was.
De stalen vuist van Hitler had het kleine Krekenlaar samen met de rest van het land in een onwrikbare tang genomen. En het was dus wachten op de Britten en de Amerikanen die het land zouden komen bevrijden, op de terugkeer van de koning en van de regering.


Uit: Henri van Daele, Woestepet, een moffenkind

Flashback
Als Andro Goudmens wil ik herinnerd worden. Niet grauw zoals de anderen. Nimmer in het zilver van mijn moeder Bri. Aan mijn vuur dankt de wereld haar bestaan. Een wereld die mij ontgroeid is. Er zijn er heel wat hier in Sector O die opgelucht zullen ademhalen als ze merken dat ik niet meer terugkom. Een lastpost werd ik voor hen. Een oude zeur die te veel wist en te lang bleef leven. Een oude, gekke grootmoeder. Sterven is haar laatste vrijheid.
Een oude, gekke grootmoeder. Daar begon het een eeuw geleden mee, op een lentedag in het jaar 2199. Mijn grootmoeder Mara, die me alles getoond heeft, zelfs het pad naar de dood. Die dag wees ze me de weg die ik binnenkort opnieuw zal volgen, de schouders gebogen, de pezige armen ritmisch zwaaiend bij elke pas.
Grootmoeder liep voorop over het smalle schapenpad door het jonge weidegras...

Uit: Anna Coudenys, Goudmens

3 Tijdsduur
De schrijver kan ook met jouw tijd 'spelen'.
De tijd die je nodig hebt om een (deel van een) verhaal te lezen, noemen we de verteltijd. Dat is de tijd die de verteller nodig heeft om iets te vertellen en jij dus om het verhaal te lezen. Als je een kwartier de tijd nodig hebt om een hoofdstuk uit te lezen, dan is de verteltijd een kwartier.
De tijd die verloopt terwijl de verteller het verhaal vertelt, noemen we de vertelde tijd.
Zo kan de verteller in een hoofdstuk de gehele jeugd vertellen van het hoofdpersonage. Zo heeft hij op enkele bladzijden een periode van 20 jaar verteld. De vertelde tijd is dus 20 jaar, maar de verteltijd is maar een kwartiertje. De vertelde tijd is dus groter dan de verteltijd. Deze manier van vertellen noemen we versnelling. Omdat het lezen sneller gaat dan wat er in werkelijkheid gebeurt.

  • vertelde tijd > verteltijd = versnelling


De verteller kan echter ook een volle bladzijde vertellen wat het personage in een oogopslag heeft gezien: een mooi landschap, een schilderachtig dorp waar veel verschillende mensen in rondlopen, een vuurwerkpijl die afgaat... Het personage heeft maar een seconde gekeken en de verteller vertelt er bladzijden over (die jij allemaal geboeid leest). Hier is de vertelde tijd kleiner dan de verteltijd. Dit noemen we vertraging. De schrijver gebruikt dit om een sfeer te scheppen, maar ook soms om spanning op te wekken. 'De moordenaar deed zachtjes de deur open. Was daar iemand? Neen, hij hoorde niets. Voorzichtig zette hij zijn eerste stap in het gigantische huis...' Je merkt dat door de eerste stappen van de moordenaar heel traag te beschrijven, er een zekere spanning opduikt.

  • vertelde tijd < verteltijd = vertraging


Als de tijd die de lezer nodig heeft gelijk loopt met de tijd die de personages beleven is de verteltijd gelijk aan de vertelde tijd. Zo heb je dit bij dialogen. Dit noemen we tijddekking.

  • vertelde tijd = verteltijd = tijddekking

Leesvaardigheid

Tekstverbanden (2)

Redengevend verband
Het redengevend verband lijkt op het oorzakelijk verband. Het verschil is dat je bij een reden zelf een besluit kunt nemen om iets wel of niet te doen en bij een oorzaak niet.

Voorbeeld: Omdat het regent (reden), trek ik mijn regenpak aan (besluit).

Er wordt een reden tussen zinnen of alinea's aangeduid.
Voorbeeld

  • Voor voetbalwedstrijd heb je een goede conditie nodig, daarom train ik twee keer in de week.

Een redengevend verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
daarom, daardoor, omdat, want, namelijk, immers, enzovoort.

 

Voorwaardelijk verband
Een voorwaardelijk verband in een tekst beschrijft de voorwaarden waaronder iets gebeurt. In de zin of alinea wordt een voorwaarde genoemd.

Als er in de zin of alinea een voorwaarde wordt genoemd.
Voorbeeld

  • Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.

Een voorwaardelijk verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
als, mits, wanneer, indien, op voorwaarde dat, tenzij, in het geval dat, enzovoort.

Oefening: Mits of tenzij

Concluderend verband
Een concluderend verband geeft aan dat de schrijver zijn conclusie weergeeft over het onderwerp waar hij zojuist over heeft geschreven.

Er is sprake van een conclusie tussen zinnen of alinea's.
Voorbeelden

  • Als je komende zomer met je vrienden een week op vakantie wilt, heb je veel geld nodig; dus is het verstandig een baantje te nemen.
  • Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Anke wilde niet naar het pretpark, Yorrick wilde niet naar het strand; kortom we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.

Een concluderend of samenvattend verband kun je herkennen aan signaalwoorden als:
dus, daarom, kortom, concluderend, alles bij elkaar, enzovoort.

Tekst

   En dan moet het carnaval nog beginnen

2  Iedere dag zijn in Brazilië duizend militairen en gezondheidswerkers op pad om de

3  verspreiding van zika tegen te gaan. De mug tiert welig door de slechte watervoorziening.

4

5  “‘Soldaten, kom alstublieft mee naar binnen, er zitten zikalarven in mijn waterton!” Een

6  oude vrouw trekt een groepje passerende militairen aan de mouw en wijst naar haar

7  bouwvallige huisje. Een geïmproviseerde brug van wiebelende planken waaronder een

8  stinkend beekje stroomt, leidt de zikabestrijdingsgroep, bestaande uit militairen en

9  gezondheidsagenten, naar haar huisje. Een „walhalla voor zikamuggen”, ziet coördinator

10  Elaine Cristini.

11

12  Drie enorme blauwe tonnen, tot de rand gevuld met water, waarvan slechts één een deksel

13  heeft, staan in de felle zon. „Stilstaand, schoon water, de perfecte broedplaats voor de

14  muggen”, zegt ze tegen de oude vrouw. Geen larve te bekennen. Uit voorzorg strooien de

15  militairen wat donkergeel antibacterieel poeder in het water waardoor eitjes, als die erin

16  zitten, meteen worden vernietigd. „Mensen kunnen het water gewoon drinken, maar de

17  bacterie wordt ermee uitgeroeid”, zegt Cristini.

18

19  Recife, hoofdstad van deelstaat Pernambuco, is in de ban van het zikavirus dat hier al

20  duizenden mensen heeft geïnfecteerd. Het virus, verspreid door de Aedes aegypti-mug,

21  gedijt in de warme, regenachtige zomer. Het wemelt van de muggen.

22

23  Inmiddels zijn in Brazilië circa 4.000 baby’s geboren met microcefalie, de afwijking die aan

24  het zikavirus wordt toegeschreven. 1.300 werden er geboren in de noordoostelijke staat

25  Pernambuco. 49 baby’s zijn mogelijk overleden aan het virus.

26

27  Gewapend met spuitbussen

28  In de wijken van Recife is een groep van zo’n duizend militairen en gezondheidswerkers

29  dagelijks bezig met de bestrijding van het virus. Op deze vroege zondagochtend springen

30  zo’n vijftig jonge militairen uit twee legervoertuigen en stellen zich op bij het gezondheids-

31  centrum van de wijk Vasco da Gama, in het noorden van de stad. Hiervandaan worden

32  vandaag ook omliggende buurten bezocht. Gewapend met twee soorten antibacterieel

33  poeder, spuitbussen en informatiefolders gaat de groep op pad. „De meeste militairen

34  komen uit Recife. Ze voelen zich betrokken, veel jongens hebben zelf zika gehad of hebben

35  geïnfecteerde familieleden. Het is fijn dat we ons kunnen inzetten voor de bevolking”, zegt

36  luitenant Fortaleza. De militairen hebben samen met de gezondheidsagenten een speciale

37  training gevolgd zodat ze weten hoe de huizen gecontroleerd moeten worden. „We deden al

38  aan denguebestrijding, maar dit is intensiever. De bewoners zijn angstig door alle berichten.

39  Tegelijkertijd is het verontrustend om te zien hoe laks mensen nog steeds zijn, want

40  voorlichting is er al tijden.” De inspectiegroep bezoekt ook de 22-jarige Juliana Diniz Silva die

41  met haar drie maanden oude zoontje Pedro boven in de wijk Nova Descoberta woont. Je

42  komt er alleen via een smalle hoge trap, bezaaid met kadavers van kleine hagedissen en met

43  hondenpoep.

44

45  Geboren met microcefalie

46  Baby Pedro is geboren met microcefalie: zijn hoofdje was bij de geboorte kleiner dan 32

47  centimeter en de kans dat hij een hersenafwijking heeft, is groot. „Hij kan gelukkig zien,

48  maar of hij kan horen, weten we nog niet”, zegt Juliana zachtjes terwijl ze de slapende baby

49  in haar armen wiegt. Hij wordt onderzocht in een speciaal ziekenhuis voor gehandicapte

50  kinderen in Recife waar onder meer zijn motoriek wordt bestudeerd en hij fysiotherapie

51  krijgt. „Of Pedro gaat lopen, weten de artsen nog niet. Alleen God kent de toekomst van mijn

52  zoontje”, zegt de jonge moeder met tranen in haar ogen. Na drie maanden zwangerschap

53  werd ze ziek. „Ik dacht dat het chikungunya was, maar nu blijkt dat het het zikavirus was. Op

54  de echo zagen de artsen al dat zijn hoofdje te klein was.”

55

56  Er zijn in Nova Descoberta al tien baby’s met microcefalie geboren. Volgens Liliana Amorim,

57  hoofd van het gezondheidscentrum, is het grote probleem de watervoorziening. „Er zijn 96

58  wijken in Recife en zeker 90 wijken hebben niet dagelijks stromend water. Er zijn wijken

59  waar maar eens in de drie of vijf dagen stromend water is. De mensen sparen het water daar

60  op in emmers en tonnen, en daar gaat het al mis.”

61

62  De gemeente rantsoeneerde het water vanwege de grote droogte in het gebied. Daardoor

63  zijn er drastische watertekorten en zijn bewoners geneigd om water op te sparen. „Worden

64  de emmers niet goed afgedekt, dan zijn dat de perfecte plekken voor muggen om eitjes te

65  leggen en op die manier het virus verder te verspreiden.”

66

67  Carnaval komt eraan

68  Als aan het einde van de middag de militairen vertrokken zijn, houden de bewoners zich

69  alweer bezig met vrolijker zaken: ze bereiden zich voor op eenbloco, een feestelijk

70  voorproefje op het beroemde carnaval dat hier over twee weken losbarst.

71

72  Braziliaanse autoriteiten hebben gewaarschuwd voor een mogelijke volgende zika-explosie

73  tijdens het carnaval, dat miljoenen toeristen trekt. Het eerste zikavirus bereikte Brazilië

74  mogelijk tijdens het wereldkampioenschap voetbal in 2014 via toeristen.

75

76  In Recife zullen daarom infectiologen en specialisten worden ingezet op bestaande medische

77  posten. Hoofd gezondheidsdienst Liliana Amorim juicht dit toe: „We werken nu al op het

78  maximale niveau. Grotere problemen na carnaval kunnen we er niet bij hebben.”

79
80 bron: NRC Handelsblad (25 januari 2016)

 

Maak nu de onderstaande vragen bij: En dan moet het carnaval nog beginnen

Oriënterend lezen

  1. Noteer het eerste en het laatste woord van de lead.

  2. Hoeveel tussenkopjes telt deze tekst?

  3. En hoeveel alinea’s?

  4. Wat voor tekstsoort is dit?

  5. En met welk tekstdoel hebben we (dus) te maken?

Intensief lezen

  1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

  2. Geef een synoniem voor het woord walhalla (r. 9).

  3. Door welk specifiek insect wordt het zikavirus verspreid?

  4. Wat is de kernzin van alinea 6 (regel 28-43)? Noteer de eerste en de laatste twee woorden.

  5. Geef een synoniem voor het woord laks (r. 39).

  6. Geef een synoniem of betekenisomschrijving voor het woord kadaver (r. 42).

  7. Naast het zikavirus worden er in de tekst nog andere ziekten en/of virussen genoemd. Noteer deze namen van deze ziekten en/of virussen.

  8. Wat is de voornaamste oorzaak voor de verspreiding van het zikavirus? Noteer ook de regelnummers waar je je antwoord hebt gevonden.

  9. Hoe komt het zikavirus in Brazilië terecht?

  10. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Intensief lezen: tekstverbanden*

  1. In regel 3 kom je het signaalwoord door tegen. Welk verband geeft door aan?

  2. In regel 15 kom je het signaalwoord als tegen. Welk verband geeft als aan?

  3. Noteer uit alinea 6 (regel 28-43) een signaalwoord dat een tegenstelling aanduidt.

  4. Noteer uit alinea 6 (regel 28-43) een signaalwoord dat een reden aanduidt.

  5. „Worden de emmers niet goed afgedekt, dan zijn dat de perfecte plekken voor muggen om eitjes te leggen en op die manier het virus verder te verspreiden.” (r. 62- 65) Welk verband kom je hier tegen?

*Tekstverbanden:

chronologisch, tegenstellend, oorzakelijk, opsommend, uitleggend, redengevend, voorwaardelijk, concluderend

Oefening 1

Oefening 1: welk verband geeft dit signaalwoord aan?

Oefening 2

Oefening 3

Antwoorden vragen bij de tekst

En dan moet het carnaval nog beginnen

  1. iedere...watervoorziening

  2. 3

  3. 12

  4. krantenbericht

  5. informeren

  6. zikavirus/zikamug

  7. paradijs

  8. Aedes aegypti-mug

  9. in de...het virus

  10. lui

  11. dood dierenlichaam/skelet

  12. dengue (38), microcefalie (23/46), chikungunya (53)

  13. slechte watervoorzieningen, (regels 56-65)

  14. Waarschijnlijk via toeristen die in 2014 naar het WK voetbal kwamen kijken.

  15. Brazilië probeert, met de hulp van militairen en gezondheidsmedewerkers, de verspreiding van het zikavirus tegen te gaan.

  16. oorzakelijke verband

  17. voorwaardelijk verband 

  18. maar (38)

  19. want (39)

  20. voorwaardelijk verband

Woordenschat

20 moeilijke woorden

Dit zijn de 20 moeilijke woorden van dit blok

Verwijswoorden

Wat is een verwijswoord?
Een verwijswoord is een vervanger van een zelfstandig naamwoord, een woordgroep of een zin.
Een verwijswoord verwijst dus altijd naar een zelfstandig naamwoord, een woordgroep of een hele zin.
Het woord, de woordgroep of de zin waarnaar het verwijswoord verwijst noemen we ookwel het antecedent
Verwijswoorden zijn meestal voornaamwoorden (pers.vnw, aanw.vnw, bez.vnw) of bijwoorden.
Voorbeeld:
De voetballer maakt een overstap naar Liverpool. Daar gaat hij samenspelen met een landgenoot.
 
Verwijswoorden: daar antecedent: Liverpool (Waar gaat hij samenspelen?)
Verwijswoorden: hij antecedent: De voetballer (Wie gaat daar met een landgenoot samenspelen?)

Oefeningen:

Oefening 1: Klik op de verwijswoorden
Oefening 2: Wat is het antecedent?
Oefening 3: Vul zelf een verwijswoord in
Oefening 4: Vul verwijswoorden in
Oefening 5: Welk verwijswoord past hier?
Oefening 6: CambiumNed
Oefening 7: Cito

Hier vind je nog 12 oefeningen

Spelling

Tussenletters in samenstellingen

Tussen -n en -s


Kijk bij het schrijven van een tussen -n en -s altijd naar het eerste woord van de samenstelling.
Is dit een zelfstandig naamwoord?
Zo ja: eindigt het meervoud op -en? Dan krijgt het eerste woord van de samenstelling een tussenletter n.
 
•   boekenkast
•   hondenhok
•   brievenbus
•   paddenstoel
•   pannenkoek
•   paardenbloem
•   kattenkruid
 
Je schrijft geen tussen -n als:
 
- het eerste deel van een samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die uniek is.
 
•   zonneschijn (er is maar één zon)
•   koninginnedag (er is maar één koningin)

(Let op: koninginnensoep schrijf je wel met een -n omdat er geen koninginnen in de soep gaan.)
 
- het eerste deel van het woord de betekenis van het tweede deel versterkt
 
•   boordevol (het is niet gewoon vol, maar heel erg vol)
•   apetrots (je bent niet gewoon trots, maar heel erg trots)
•   beregoed (het is niet gewoon goed maar heel erg goed)
 
- het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft
 
•   tarwebrood (tarwe is al meervoud)
•   rijstepap (rij)
 
- het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud op n én s kan eindigen
 
•   groentesoep (groentes / groenten)
•   aktetas (akten / aktes)
 
- als het woord op loos eindigt (dit geldt niet voor wezenloos)
 
•   besluiteloos
•   ideeëloos
•   stateloos
 
We schrijven een s in een samengesteld woord, als je de s kunt horen
 
•   stationsplein
•   kapperszaak
 
Let op! Als het tweede woord in een samenstelling met een s begint, dan horen we de -s niet. Je schrijft de -s wel
 

•   dorpsstraat

Verander het tweede deel van de samenstelling in een woord dat niet met een s begint, bijvoorbeeld dorpskerk, om te horen of er een -s tussen moet.

 

Oefeningen

Oefening 1: Cambiumned

Oefening 2: schrijf de samenstelling goed op

Oefening 3: Schrijf de samenstelling

Oefening 4: samenstellingen

Oefening 5: Samenstellingen

Oefening 6: tussen -n

Oefening 7: tussen -s

Oefening 8: wel of geen tussen -s

Oefening 9: mix-oefening

Oefening 10: mix-oefening

Oefening 11: invuloefening

 

Grammatica

Zinsdelen: Voorzetsel voorwerp

4. Het voorzetselvoorwerp (VZV) vinden.

Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het werkwoord. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op.
Bijvoorbeeld: Ik denk ... iemand. Je kan hier niet "met", "door", of een ander voorzetsel invullen, maar je vult "aan" in; ik denk aan iemand.

Vaak hebben voorzetselvoorwerpen een figuurlijke betekenis.

Een voorzetselvoorwerp moet aan de volgende twee voorwaarden voldoen:

  1. Het zinsdeel begint met een voorzetsel en dit voorzetsel kun je niet vervangen door een ander zonder de betekenis te veranderen.
  2. Het voorzetsel vormt een vaste verbinding met het gezegde van de zin.

Een voorzetselvoorwerp geeft nooit een tijd of een plaats aan (tijd en plaats = bwb).

• Ik / wacht / op het perron / op de trein.
op het perron = plaatsbepaling = bijwoordelijke bepaling
op de trein = voorzetselvoorwerp  (wachten op = vaste combinatie)

• Ik reken op een rekenmachine.  op een rekenmachine= plaatsbepaling = bijwoordelijke bepaling
• Ik reken op jou.  op jou = voorzetselvoorwerp, rekenen op = vaste combinatie  

Nog eens de uitleg in een filmpje:

Oefeningen:

1. Zoek het vzv in de zin
2. Zoek het vzv in de zin
3. Meerkeuzevragen

4. bwb of vzv (meerkeuze)
5. bwb of vzv (hier vv genoemd)

Uitleg en oefeningen op Cambiumned.

 

Maak de volgende oefening in je schrift.
6. Noteer uit elke zin het voorzetselvoorwerp (vzv).

1 De Tweede Kamer vertrouwde niet meer op de eerlijkheid van de minister.

2 Tijdens haar zwangerschap hield mijn nichtje ineens enorm van slagroom.

3 Waarom twijfelde de quizmaster in het begin aan de juistheid van ons antwoord?

4 Kan het bedrijf tijdens de kerstdrukte rekenen op je inzet, Jurgen?

5 Ik moet in Amsterdam altijd aan de kroning van Beatrix denken.

6 De geheime dienst kon niet instaan voor de veiligheid van de president.

7 Tegenwoordig staat men in winkels op contante betaling.

 

7. Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Ook bijwoordelijke bepalingen beginnen vaak met een voorzetsel. Ze geven antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarheen, waarover, waar… ?

Neem de onderstreepte zinsdelen (die met een voorzetsel beginnen) over en benoem ze: voorzetselvoorwerp (vzv) of bijwoordelijke bepaling (bwb).

1 Op het Binnenhof protesteerden studenten tegen de verzwaring van hun studie.

2 Op haar kamer bewaarde Elly haar dagboek in een oude legerkist.

3 De politie verbaast zich op dit moment over het grote aantal inbraken.

4 Tot diep in de nacht dansten de jongelui in de kantine van de camping.

5 In dit gezin willen de kleintjes bij spelletjes niet onderdoen voor de oudere broers en zussen.

6 Waarom zouden de vakkenvullers zich in dit bedrijf zo afzetten tegen de leiding?

7 Voor aardrijkskunde gaan wij ons verdiepen in klimaatverandering.

8 De meeste werknemers schijnen op donderdag al uit te zien naar het weekeinde.

9 Met vereende krachten haalden de reddingswerkers het kleine meisje onder het puin vandaan.

10 Vanwege verzachtende omstandigheden besloot de rechter van strafvervolging af te zien.

Woordsoorten: Telwoorden

Telwoorden (tw)

Er zijn vier soorten telwoorden:
♦ Bepaalde hoofdtelwoorden geven een getal aan dat precies vaststaat: drie, twaalf, vier vijfde, miljard enz.

♦ Onbepaalde hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan die niet precies vaststaat: veel, zoveel, sommige, alle, enz.

♦ Bepaalde rangtelwoorden geven de rangvolgorde in de rij aan: tweede, honderdste, enz.

♦ Onbepaalde rangtelwoorden geven een rangvolgorde aan die niet precies vaststaat: laatste. hoeveelste, zoveelste, enz.

 

Online oefeningen:

Oefening 1: Cambiumned

Oefening 2: Cambiumned

Oefening 3: meerkeuze

Oefening 4: uitleg met oefening Hotpot

Oefening 5: Telwoorden met uitleg

Oefening 6: Telwoorden 

 

Samenvatting

Woordenschat

  1. Hachje - leven, lichaam
  2. Barbaars - ruw
  3. Glimp - vluchtige indruk
  4. Benijden - jaloers zijn op
  5. Meedogenloos - zonder medelijden
  6. Feilloos - zonder fouten
  7. Benepen – benauwd
  8. Inheems - van het land zelf
  9. Fiasco - mislukking
  10. Alibi - bewijs dat je op moment van misdaad ergens anders was
  11. Belemmeren - verhinderen
  12. Gecompliceerd - moeilijk
  13. Routine -  ervaring
  14. Amanuensis - helper bij scheikunde of natuurkunde
  15. Fataal - noodlottig, dodelijk
  16. Parallel – evenwijdig
  17. Geoorloofd - toegestaan
  18. Dupe - slachtoffer
  19. Monotoon – eentonig
  20. Kannibaal - menseneter

 

Grammatica

Zinsdelen

Voorzetselvoorwerp

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich. Bijvoorbeeld: twijfelen aan, rekenen op. Je zegt altijd ‘hopen op’, en niet ‘hopen bij’ of ‘hopen met’: ‘hopen op’ is een vaste combinatie. Bij werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp (vzv).

 

Zo vind je het voorzetselvoorwerp

1 Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde.

2 Kijk of er een werkwoord is met een vast voorzetsel.

3 Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.

Voorbeeld:

- De weerkundigen / rekenen / op een regenachtige dag.

vzv = op een regenachtige dag

 

Vaak kun je het voorzetselvoorwerp vervangen door een zin met ‘er + vz dat …’ (eraan, erop, ervoor, …).

- De weerkundigen rekenen erop dat het een regenachtige dag wordt.

Let op:

Tijd en plaats zijn altijd een bijwoordelijke bepaling en dus geen vzv!