Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het werkwoord. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op.
Bijvoorbeeld: Ik denk ... iemand. Je kan hier niet "met", "door", of een ander voorzetsel invullen, maar je vult "aan" in; ik denk aan iemand.
Vaak hebben voorzetselvoorwerpen een figuurlijke betekenis.
Een voorzetselvoorwerp moet aan de volgende twee voorwaarden voldoen:
Een voorzetselvoorwerp geeft nooit een tijd of een plaats aan (tijd en plaats = bwb).
• Ik / wacht / op het perron / op de trein.
op het perron = plaatsbepaling = bijwoordelijke bepaling
op de trein = voorzetselvoorwerp (wachten op = vaste combinatie)
• Ik reken op een rekenmachine. op een rekenmachine= plaatsbepaling = bijwoordelijke bepaling
• Ik reken op jou. op jou = voorzetselvoorwerp, rekenen op = vaste combinatie
Nog eens de uitleg in een filmpje:
1. Zoek het vzv in de zin
2. Zoek het vzv in de zin
3. Meerkeuzevragen
4. bwb of vzv (meerkeuze)
5. bwb of vzv (hier vv genoemd)
Uitleg en oefeningen op Cambiumned.
Maak de volgende oefening in je schrift.
6. Noteer uit elke zin het voorzetselvoorwerp (vzv).
1 De Tweede Kamer vertrouwde niet meer op de eerlijkheid van de minister.
2 Tijdens haar zwangerschap hield mijn nichtje ineens enorm van slagroom.
3 Waarom twijfelde de quizmaster in het begin aan de juistheid van ons antwoord?
4 Kan het bedrijf tijdens de kerstdrukte rekenen op je inzet, Jurgen?
5 Ik moet in Amsterdam altijd aan de kroning van Beatrix denken.
6 De geheime dienst kon niet instaan voor de veiligheid van de president.
7 Tegenwoordig staat men in winkels op contante betaling.
7. Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ook bijwoordelijke bepalingen beginnen vaak met een voorzetsel. Ze geven antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarheen, waarover, waar… ?
Neem de onderstreepte zinsdelen (die met een voorzetsel beginnen) over en benoem ze: voorzetselvoorwerp (vzv) of bijwoordelijke bepaling (bwb).
1 Op het Binnenhof protesteerden studenten tegen de verzwaring van hun studie.
2 Op haar kamer bewaarde Elly haar dagboek in een oude legerkist.
3 De politie verbaast zich op dit moment over het grote aantal inbraken.
4 Tot diep in de nacht dansten de jongelui in de kantine van de camping.
5 In dit gezin willen de kleintjes bij spelletjes niet onderdoen voor de oudere broers en zussen.
6 Waarom zouden de vakkenvullers zich in dit bedrijf zo afzetten tegen de leiding?
7 Voor aardrijkskunde gaan wij ons verdiepen in klimaatverandering.
8 De meeste werknemers schijnen op donderdag al uit te zien naar het weekeinde.
9 Met vereende krachten haalden de reddingswerkers het kleine meisje onder het puin vandaan.
10 Vanwege verzachtende omstandigheden besloot de rechter van strafvervolging af te zien.