Zinsdelen
Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich. Bijvoorbeeld: twijfelen aan, rekenen op. Je zegt altijd ‘hopen op’, en niet ‘hopen bij’ of ‘hopen met’: ‘hopen op’ is een vaste combinatie. Bij werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp (vzv).
Zo vind je het voorzetselvoorwerp
1 Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2 Kijk of er een werkwoord is met een vast voorzetsel.
3 Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.
Voorbeeld:
- De weerkundigen / rekenen / op een regenachtige dag.
vzv = op een regenachtige dag
Vaak kun je het voorzetselvoorwerp vervangen door een zin met ‘er + vz dat …’ (eraan, erop, ervoor, …).
- De weerkundigen rekenen erop dat het een regenachtige dag wordt.
Let op:
Tijd en plaats zijn altijd een bijwoordelijke bepaling en dus geen vzv!