De eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden uit 1815 gaf alle macht aan de koning. Onder druk van revoluties in het buitenland en onrust in eigen land kwam er in 1848 een nieuwe grondwet. Veel macht verschoof van de koning naar de burgers.
In de volgende Clipphanger maak je kennis met de grondwet.
De titel van de Clipphanger is 'Waarom hebben we een grondwet'. Bespreek het antwoord op deze vraag na het kijken van de video met een klasgenoot.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
omschrijven wanneer het Koninkrijk der Nederlanden is ontstaan.
uitleggen waarom de nieuwe koning op een bepaald moment bereid was zijn macht te delen.
de verschillen noemen tussen de grondwet van 1814 en die van 1848.
uitleggen wat de trias politica of driemachtenleer inhoudt.
toelichten dat de burgers met de nieuwe grondwet bijzondere rechten kregen en kun je enkele voorbeelden van die rechten noemen.
met behulp van voorbeelden uitleggen dat na 1848 verschillende onderdelen van de grondwet nog zijn aangepast.
omschrijven waarom Nederland in 1983 een nieuwe grondwet kreeg en kun je de belangrijkste wijzigingen noemen.
Wat kan ik al?
In deze opdracht gaat het over de ontwikkelingen die leidden tot de totstandkoming van de grondwet in Nederland.
Bestudeer uit de Kennisbank onderbouw de pagina over het Revolutiejaar 1848.
Zorg dat je na het lezen antwoord kunt geven op de volgende vraag:
'Wat was de rol van Thorbecke in de verandering van de grondwet van 1848?'
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leest een tekst over de rol van Koning Willem I en zijn invloed op de grondwet.
Stap 2
Je leest een tekst over Willem II, die eieren koos voor zijn geld. Waarom hij dat deed, ontdek je in deze stap.
Stap 3
De burgers kwamen steeds meer aan de macht. Daarover gaat deze stap.
Stap 4
Welk voordeel hebben wij dagelijks van de grondwet en maken jij en ik daar dan ook wel echt gebruik van? Stap 4 gaat over de rechten die we hebben dankzij de grondwet.
Stap 5
Je leest welke belangrijke grondwetswijzigingen er allemaal zijn geweest sinds 1848.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze opdracht.
Eindproduct A
Je schrijft een kort essay over verlaging van de leeftijd om te mogen stemmen.
Eindproduct B
Je maakt een tijdlijn met de grondwetswijzigingen door de jaren heen.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1 - Willem I
De inhuldiging van koning Willem I
als soeverein vorst in de Nieuwe
Kerk te Amsterdam
Koninkrijk der Nederlanden – Willem I
Na twintig jaar Franse overheersing is Nederland in 1813 weer een vrij land. Stadhouder Willem V was voor de Fransen gevlucht naar Engeland en daar overleden. Zijn zoon, Willem Frederik, wordt na het vertrek van de Fransen weer teruggehaald en tot vorst benoemd. Hij roept gelijk een commissie in het leven die moet zorgen voor een nieuwe grondwet. In maart 1814 wordt de nieuwe grondwet aangenomen. Deze grondwet geeft de vorst veel macht en de Staten-Generaal (het toenmalige parlement van één kamer met 55 leden) maar weinig. De vorst is opperbevelhebber van het leger, hij beheert de financiën van het land en hij mag zijn eigen ministers kiezen. Zijn ministers adviseren hem en voeren de beslissingen van de vorst uit. In een brief schrijft hij aan zijn zoon: “Ik alleen beslis alles.” Wel worden er in de grondwet diverse vrijheden vastgelegd, zoals de vrijheid van godsdienst.
1815
Een jaar later, in 1815, is er alweer een nieuwe grondwet nodig, omdat Nederland herenigd wordt met de Zuidelijke Nederlanden, het latere België. Met deze hereniging ontstaat het Koninkrijk der Nederlanden en Willem Frederik, tot dat moment nog soeverein vorst (alleenheerser), wordt gekroond tot Koning Willem I. Weer komt er een grondwetscommissie, dit keer ook met vertegenwoordigers uit de Zuidelijke Nederlanden. In de nieuwe grondwet wordt de Staten-Generaal gesplitst in de Eerste en de Tweede Kamer. Maar ook in deze grondwet houdt de koning veel macht. De Tweede Kamer stemt over wetten en mag zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer kan deze wetten aannemen of verwerpen en terugsturen naar de Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer komen vooral uit de adel en zijn door de koning uitgekozen. Zij krijgen een aanstelling voor het leven.
Tweede Kamer
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Hier zitten welgestelde mannen in, vaak regenten die de beslissingen nemen in de steden en de provincies. Willem I was niet alleen koning, maar ook een ondernemer die zijn geld stak in industrie en handel. Hij was betrokken bij de oprichting van de Generale Maatschappij (in de zuidelijke provincies) en van de Nederlandse Handelsmaatschappij, die vooral handel dreef met Nederlands-Indië. De koning hoeft zich niet al te veel van de Staten-Generaal aan te trekken. Hij kan buiten de Kamers om regeren via een Koninklijk Besluit. Met een Koninklijk Besluit omzeilt de koning het parlement, hij hoeft geen goedkeuring aan het parlement te vragen.
België
Onder de heerschappij van Willem I neemt de werkloosheid toe en stijgt de armoede. De Zuidelijke Nederlanden, toch al niet erg gelukkig met de hereniging, komen in verzet in 1830. Nog in datzelfde jaar wordt de staat België uitgeroepen én door de andere Europese landen erkend. In 1831 benoemen de Belgen Leopold I tot hun koning. Willem I probeert de zuidelijke provincies nog met zijn leger tot de orde te roepen. Maar de Belgen krijgen steun van Franse troepen en de scheiding van de Nederlanden is definitief. Het zal nog tot 1839 duren voordat Willem zich daarbij neerlegt en het Scheidingsverdrag tekent. In dat Verdrag van Londen, ook wel het Verdrag van de 24 Artikelen genoemd, wordt de Belgische onafhankelijkheid vastgelegd. En weer is een wijziging van de grondwet nodig. Daarin wordt de macht van de koning beperkt. De afscheiding en de aantasting van zijn macht zijn voor Willem I redenen om af te treden en de troon aan zijn zoon over te dragen. Nederland wordt vanaf 1840 geregeerd door koning Willem II.
Stap 2 - Willem II
Willem II kiest eieren voor zijn geld
In 1840 regeert Willem II onder de nieuwe grondwet, maar wel in de geest van zijn vader. Het volk is niet tevreden en mort. In 1844 verwacht iedereen dat hij bestuurlijke veranderingen zal aankondigen tijdens de Troonrede, maar hij spreekt er met geen woord over. Hij wil zoveel mogelijk macht houden, zoals zijn vader ook had gehad.
Maar er breken andere tijden aan. In 1845 is er door extreme kou in heel Europa hongersnood en overal breken cholera en malaria uit. Overal komt het volk in opstand. In 1848 beleeft Frankrijk een revolutie en wordt de koning uit zijn paleis gejaagd. De rellen slaan over naar andere Europese landen en de Europese vorsten worden zenuwachtig, ook koning Willem II van Nederland. Hij beseft dat hij het volk tegemoet moet komen.
1848 - Thorbecke
In 1848 krijgt het Tweede Kamerlid Thorbecke de opdracht om te onderzoeken hoe de grondwet moet worden aangepast. Thorbecke gaat voortvarend aan de slag en komt binnen enkele weken met een complete nieuwe grondwet. Een belangrijke wijziging is dat niet langer de koning, maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het regeringsbeleid. De Tweede Kamer krijgt meer invloed en, niet onbelangrijk, wordt voortaan rechtstreeks gekozen. Door een beperkte groep kiezers, maar toch. De nieuwe grondwet is na 1848 ook niet meer zo gemakkelijk te veranderen: als een wijzigingsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, worden voor beide kamers nieuwe verkiezingen gehouden. De nieuw gekozen Kamers moeten de wijzigingen met tweederdemeerderheid aannemen. Pas dan is de grondwet aangepast. In november 1848 wordt de nieuwe grondwet aangenomen.
De grondwet van Thorbecke
In de video hieronder wordt dit allemaal nog een keer uitgelegd. Waarom voelde Willem II zich onder druk gezet door het volk en Thorbecke? Zorg dat je na het kijken antwoord kunt geven op die vraag.
Binnen enkele maanden na de grondwetswijziging overlijdt de koning, in maart 1849.
Zijn zoon en opvolger, Willem III, heeft zich zijn hele leven (tot zijn dood in 1890) verzet tegen de grondwet van Thorbecke, zonder succes.
De grondwet van 1848 is op punten diverse malen aangepast, maar het is nog steeds de basis van onze staatsinrichting.
Stap 3 - De macht aan de burgers
Na de grondwetswijziging van 1848 is de koning veel van zijn macht kwijtgeraakt. De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.
De 100 leden van de Tweede Kamer worden vanaf 1848 rechtstreeks gekozen. Er kwam geen algemeen kiesrecht, maar censuskiesrecht: alleen mannen boven de 25 jaar die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten kiezen.
De 50 leden van de Eerste Kamer worden door de Provinciale Staten gekozen. Niet de koning, maar de ministers bepalen hoe het land wordt geregeerd. Zij leggen verantwoording af aan het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen).
Parlement komt van het Franse woord ‘parler’ (= praten). In het parlement praten de volksvertegenwoordigers over de wetsvoorstellen die de ministers maken. Als een meerderheid het met zo’n voorstel eens is, wordt het een wet. De mening van de koning doet er niet meer toe.
Trias Politica
Willem I en Willem II regeerden via Koninklijke Besluiten die dezelfde betekenis hadden als een wet. De ministers kregen de opdracht om die besluiten uit te voeren. Met de nieuwe grondwet werden de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Deze scheiding van deze drie machten heet officieel de ‘Trias Politica’ (tri = drie).
Bekijk de drie verschillende machten:
De wetgevende macht: regering en Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer)
Zowel de regering als leden van het parlement kunnen een wetsvoorstel indienen bij het parlement. Eerst moet zo’n voorstel door een meerderheid van de Tweede Kamer worden aangenomen en vervolgens door een meerderheid in de Eerste Kamer. Als de wet dan door de koning en de minister(s) is ondertekend en is gepubliceerd in de Staatscourant, dan is het pas een wet waaraan de burgers zich moeten houden.
De uitvoerende macht: regering
Een minister en zijn ministerie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Als een wet is aangenomen moet die vervolgens worden uitgevoerd. Een voorbeeld van uitvoerende macht is de verdediging van ons land. De minister van Defensie is verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de Nederlandse veiligheid. Hij (of zij) is de hoogste baas van het leger en benoemt de generaals.
De uitvoerende macht zit niet alleen bij de ministeries en ambtenaren in Den Haag. Provincies en gemeenten hebben hun eigen bestuurders en ambtenaren. Ook voor de provincies en gemeenten worden verkiezingen gehouden.
De rechterlijke macht: rechters
Als je de wet overtreedt, kun je daarvoor worden gestraft. Straffen worden opgelegd door onafhankelijke rechters. Een rechter kijkt of je inderdaad tegen de wet hebt gehandeld en onder welke omstandigheden dat is gebeurd. Hij bepaalt daarop de straf. Een rechter hoeft daarvoor aan niemand verantwoording af te leggen. Ook niet aan regering of parlement. In Nederland worden rechters voor het leven benoemd, zodat ze niet bang hoeven te zijn voor ontslag als een vonnis niet wordt gewaardeerd.
Kijk nu naar de video van SchoolTV.
Beantwoord daarna de vragen onder de video.
Stap 4 - Bijzondere rechten
De burgers kregen door de grondwet van 1848 meer rechten. Zo kregen ze vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van meningsuiting, van drukpers, van vergadering en van vereniging. In onze ogen klinkt dat vanzelfsprekend, maar dat was het voor die tijd niet.
Iedereen heeft nu het recht om een vereniging te beginnen of een vergadering te organiseren. Arbeiders staat het vrij om hun handen ineen te slaan en bijvoorbeeld een vakbond op te richten.
Burgers die het ergens niet mee eens zijn, kunnen voortaan vrij hun mening geven. Ze mogen hun mening ook op papier zetten en publiceren. Ook mag er gedemonstreerd worden.
Vrijheid van godsdienst
Van groot belang was de vrijheid van godsdienst. Tussen 1581 en 1795, tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was het katholicisme verboden. Katholieken werden als tweederangs burgers behandeld en moesten voor hun eredienst hun toevlucht zoeken in schuilkerken.
Tijdens de Franse overheersers kregen de katholieken dezelfde rechten als de protestanten. Die rechten werden in de grondwet van 1814 overgenomen, maar voor belangrijke beslissingen moesten de katholieken eerst overleggen met de (protestantse) koning. In de grondwet van 1848 werd de macht van koning op dit gebied aan banden gelegd.
Van groot belang was ook de vrijheid van onderwijs. Ouders mochten hun eigen school kiezen en ze kregen het recht om eigen scholen te stichten. Bijvoorbeeld op basis van het eigen geloof.
Stap 5 - Veranderingen van na 1848
In Stap 3 schreven we: “De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.“ In 1848 gold dat niet voor iedereen. Alleen welgestelde mannen van boven de 25 mochten stemmen.
Dat noemen we het ‘censuskiesrecht’. Census komt uit het Latijn en betekent belasting. Alleen mannen die een behoorlijke som belastingen betaalden mochten stemmen. Dat betekende dat maar 10% van alle mannen mocht stemmen.
In 1887 werd dat verbreed. Toen mochten ook mannen stemmen die een bepaald bedrag aan spaargeld hadden, bepaalde examens hadden behaald, een bepaald bedrag aan loon ontvingen of een eigen woning bezaten.
Vanaf 1917 mochten alle mannen van 23 jaar of ouder stemmen. Vrouwen mochten vanaf dat jaar gekozen worden, maar niet zelf stemmen (ze kregen, zoals dat heet, passief kiesrecht).
In 1918 werd de eerste vrouw in het parlement gekozen, Suzanne Groeneweg.
In 1919 kwam er een algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen.
In 1922 waren er voor het eerst algemene verkiezingen waarbij ook vrouwen mogen stemmen (dat heet actief kiesrecht).
In 1956 werd het aantal parlementsleden uitgebreid. De Eerste Kamer telt voortaan 75 leden en de Tweede Kamer 150.
In 1971 mag iedereen van 18 jaar of ouder stemmen.
In 1983 komt er een nieuwe grondwet. In deze grondwet worden naast rechten ook enkele plichten vastgelegd. De nieuwe grondwet verplicht de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Andere grote wijzigingen zijn:
Amsterdam wordt officieel de hoofdstad van het Koninkrijk de Nederlanden.
Verlaging van de leeftijd om Kamerlid te mogen worden naar 18 jaar.
Invoering van gelijktijdige verkiezing van alle Eerste Kamerleden voor vier jaar.
Kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn.
Verbod tot het opleggen van de doodstraf.
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Grondwet
De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument van Nederland. In de Grondwet staan de regels voor onze staatsinrichting en voor de grondrechten van de burgers. Andere wetten moeten de bepalingen van de Grondwet in acht nemen. De Grondwet heeft acht hoofdstukken en een bijlage met toegevoegde artikelen.
Grondwetswijziging
Wijziging in de Grondwet. Voor een wijziging in de Grondwet is een tweederde meerderheid aan stemmen in het parlement vereist.
Koninklijk Besluit
Een door de regering genomen beslissing zonder medewerking van de Staten Generaal. Zo'n wet geldt voor één geval, bijvoorbeeld een benoeming of de vaststelling van examendata.
Wet
Regel die door de overheid is ingesteld met als doel een ordelijke samenleving.
Wetsontwerp / Wetsvoorstel
Een voorstel, vergezeld van een toelichting, van een minister of een lid van de Tweede Kamer voor een nieuw aan te nemen wet. Het wetsvoorstel moet vervolgens aangenomen worden door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Eerste Kamer der Staten-Generaal
De Eerste Kamer, of Senaat, vormt samen met de Tweede Kamer de Staten-Generaal en heeft 75 zetels. De leden worden voor vier jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten van de provincies. Alle wetten moeten door de Eerste Kamer worden beoordeeld en goedgekeurd.
Regering
Een regering is een orgaan van de staatkundige organisatie, belast met de uitvoerende macht voor een bepaald grondgebied.
Parlement
Een parlement is het hoogst verkozen beraadslagende orgaan van een democratische rechtsstaat, bestaande uit verkozen vertegenwoordigers van het volk.
Eindproduct A: Essay
Als eindproduct A van deze opdracht maak je een kort essay over de verlaging van de leeftijd waarop je mag stemmen. Met het essay laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Een kort essay
De leeftijd om te mogen stemmen is vanaf 1848 in stappen verlaagd van 25 jaar naar 18 jaar in 1971. We zijn nu inmiddels meer dan veertig jaar verder. Is het nu misschien tijd om de leeftijd verder te verlagen, bijvoorbeeld naar 16 jaar?
Geef je mening in een kort essay van een half A4-tje. Daarbij geef je minstens één argument voor en één argument tegen de leeftijdsverlaging. Bedenk ook wat de gevolgen kunnen zijn voor bestaande maatregelen van de verlaging van 18 naar 16 jaar.
Een essay lijkt op een column, daarin geef je ook je eigen mening. Kijk voor uitleg en inspiratie eens in de gereedschapskist hieronder.
Beoordeling
Het essay laat je beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling let je docent op:
De inhoud: is het een logisch verhaal en zijn er argumenten voor en tegen de leeftijdsverlaging helder in je tekst verwerkt? En hebben je ook aandacht voor mogelijke gevolgen van de leeftijdsverlaging? Heb je naar een conclusie toegewerkt?
De vorm: is het essay met zorg geschreven?
Taalfouten: bevat het essay niet te veel taalfouten?
Een column is een kort stukje tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft op een grappige of uitdagende manier.
Eindproduct B: Tijdlijn
Als eindproduct B maak je een tijdlijn over de belangrijkste grondwetswijzigingen sinds 1848
Je mag daarvoor informatie uit deze opdracht gebruiken, maar je mag natuurlijk ook informatie zoeken op internet.
Je begint je tijdlijn in 1848 en eindigt hem met de meest recente grondwetswijziging.
Meer informatie daarover kun je bijvoorbeeld vinden op deze site: De Nederlandse Grondwet
Noteer nog minimaal 5 belangrijke wijzigingen(maximaal 10) sinds 1848 op je tijdlijn.
Bij deze 5 momenten zet je ook een korte, maar duidelijke uitleg.
Lees voor je begint nog even de tips in de Gereedschapskist hieronder.
Beoordeling
Bij de beoordeling van je tijdlijn let je docent op het volgende:
Het onderwerp van je tijdlijn (Grondwetswijziging) is gelijk duidelijk.
De tijdlijn start in 1848 en bevat nog minimaal 5 wijzigingen die je ook uitlegt.
Alle wijzigingen zijn op de juiste plek op de tijdlijn geplaatst.
De tijdlijn is overzichtelijk en creatief vormgegeven.
De tekst bij de tijdlijn bevat weinig tot geen taalfouten.
Een tijdlijn of tijdbalk geeft je een helder overzicht van verschillende gebeurtenissen over een bepaalde periode heen.
Terugkijken
Intro
Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht?
Gaf de Clipphanger een duidelijk beeld van het ontstaan van de moderne grondwet? Was er informatie die je miste in de Clipphanger die je liever wel gezien of gehoord had?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
Inhoud
Wist je al veel over de grondwet en de veranderingen die rond 1848 plaatsvonden?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Ging het goed?
A: Is het gelukt om je mening duidelijk te formuleren en je argumenten goed te onderbouwen? Op welke manier ben je argumenten gaan zoeken voor je mening? Heb je hiervoor gebruik gemaakt van het internet of heb je gebruik gemaakt van de kennis die je hebt opgedaan in dit hoofdstuk?
B: Is het gelukt om de verschillende wijzigingen op een creatieve manier in de tijdlijn te verwerken? Vond je het moeilijk om minimaal 5 wijzigingen toe te voegen en toe te lichten? Heb je gebruik gemaakt van deze opdracht of heb je ook op internet gezocht?
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO-KGT. leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Staatsinrichting. Het onderwerp van deze les is het jaar 1848. Na de Franse overheersing werd Nederland in 1813 weer een vrij land. Willem Frederik, zoon van stadhouder Willem V, werd vorst en riep een commissie in het leven om een nieuwe grondwet op te stellen. In 1814 werd de nieuwe grondwet aangenomen, waarbij de vorst veel macht kreeg en de Staten-Generaal weinig. In 1815 werd Nederland herenigd met de Zuidelijke Nederlanden en ontstond het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I. Onder zijn heerschappij behield de koning veel macht, maar er braken onlusten uit in België, wat leidde tot de definitieve scheiding van de Nederlanden in 1839. In 1840 trad Willem I af en werd opgevolgd door zijn zoon Willem II. Onder druk van opstanden en revoluties in Europa, waaronder de Franse revolutie van 1848, werd in dat jaar de grondwet gewijzigd. De nieuwe grondwet beperkte de macht van de koning en gaf meer invloed aan het parlement, dat voortaan rechtstreeks werd gekozen. De grondwet van 1848 vormt nog steeds de basis van de Nederlandse staatsinrichting, waarbij de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten gescheiden zijn. Het volk kreeg meer rechten, zoals vrijheid van godsdienst, onderwijs, meningsuiting en vereniging. Het kiesrecht in 1848 was beperkt tot welgestelde mannen boven de 25 jaar maar werd geleidelijk uitgebreid. Uiteindelijk kwam er in 1983 een nieuwe grondwet waarin de overheid verplicht is om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Daarnaast waren er andere grote wijzigingen zoals: verbod op de doodstraf, Amsterdam wordt hoofdstad van Koninklijke Nederlanden, verlaging leeftijd voor kamerlid naar 18 jaar en kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn. Begrippen die bij deze les horen zijn: Koninklijk Besluit, Wetsontwerp/Wetsvoorstel, Eerste Kamer der Staten-Generaal en regering.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO-KGT. leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Staatsinrichting. Het onderwerp van deze les is het jaar 1848. Na de Franse overheersing werd Nederland in 1813 weer een vrij land. Willem Frederik, zoon van stadhouder Willem V, werd vorst en riep een commissie in het leven om een nieuwe grondwet op te stellen. In 1814 werd de nieuwe grondwet aangenomen, waarbij de vorst veel macht kreeg en de Staten-Generaal weinig. In 1815 werd Nederland herenigd met de Zuidelijke Nederlanden en ontstond het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I. Onder zijn heerschappij behield de koning veel macht, maar er braken onlusten uit in België, wat leidde tot de definitieve scheiding van de Nederlanden in 1839. In 1840 trad Willem I af en werd opgevolgd door zijn zoon Willem II. Onder druk van opstanden en revoluties in Europa, waaronder de Franse revolutie van 1848, werd in dat jaar de grondwet gewijzigd. De nieuwe grondwet beperkte de macht van de koning en gaf meer invloed aan het parlement, dat voortaan rechtstreeks werd gekozen. De grondwet van 1848 vormt nog steeds de basis van de Nederlandse staatsinrichting, waarbij de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten gescheiden zijn. Het volk kreeg meer rechten, zoals vrijheid van godsdienst, onderwijs, meningsuiting en vereniging. Het kiesrecht in 1848 was beperkt tot welgestelde mannen boven de 25 jaar maar werd geleidelijk uitgebreid. Uiteindelijk kwam er in 1983 een nieuwe grondwet waarin de overheid verplicht is om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Daarnaast waren er andere grote wijzigingen zoals: verbod op de doodstraf, Amsterdam wordt hoofdstad van Koninklijke Nederlanden, verlaging leeftijd voor kamerlid naar 18 jaar en kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn. Begrippen die bij deze les horen zijn: Koninklijk Besluit, Wetsontwerp/Wetsvoorstel, Eerste Kamer der Staten-Generaal en regering.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.