Bedenk eens een paar voorbeelden van producten die geheel in Nederland worden gemaakt. En dan hebben we het niet over komkommers, maar over industriële producten. Dat valt nog niet mee. In veel gevallen komen de onderdelen uit verschillende landen. En heel vaak uit Aziatische landen, zoals China, Cambodja en Bangladesh. Kijk maar eens op het labeltje in je T-shirt of jeans. Waarom maken spijkerbroeken en mobiele telefoons zo’n lange reis voordat ze bij jou terechtkomen?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
de term globalisering beschrijven en aangeven wat er bedoeld wordt met ‘verschuiving’.
beschrijven vanaf wanneer de verschuiving naar lage lonenlanden plaatsvond.
uitleggen waarom producten en kleding die wij in Nederland kopen, meestal in andere landen zijn geproduceerd.
uitleggen wat de voor- en nadelen van globalisering zijn.
zelf een oplossing geven voor de slechte omstandigheden van veel arbeiders in lage lonenlanden.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leest over lage toegevoegde waarde in de textielindustrie.
Stap 2
Je bestudeert waarom producten met een hogere toegevoegde waarde niet gemaakt worden in lage lonen landen.
Stap 3
Je leest een tekst en bekijkt een video over globalisering.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze opdracht.
Eindproduct
Met behulp van Google zoeken naar manieren om de arbeidsomstandigheden van arbeiders in lagelonenlanden te verbeteren en/of duurzame globalisering te bevorderen.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Verschuiving 'maakindustrie'
Textiel, lage toegevoegde waarde
Een mooi voorbeeld van verschuiving van ‘maakindustrie’ is het verdwijnen van de textielindustrie uit Nederland. Voor het eerst gebeurde dat in 1830, als had dat een heel bijzondere reden. In dat jaar splitst België zich af en Nederland raakt een groot deel van zijn textielindustrie kwijt, want die zat vooral rond de stad Gent. Op zoek naar een nieuwe locatie om textiel te produceren komt de Nederlandse Handelmaatschappij terecht in Twente. Het is op dat moment een arme en geïsoleerde regio waar de lonen zo’n zestig procent lager liggen dan in het westen van het land. Het ‘lagelonenland’ Twente kon zo uitgroeien tot het paradijs van de textielindustrie.
De geschiedenis van de Nederlandse industrie gaat nog niet zo heel ver terug. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw kwam de grootschalige productie goed op gang. Amper 100 jaar later sluiten de eerste fabrieken alweer de deuren.
In de vroege jaren zestig van de 20e eeuw krijgen de Nederlandse textielproducenten het moeilijk. In Nederland gaan langzamerhand de lonen omhoog en Twente raakte zijn status als goedkope regio kwijt toen de lonen gelijk werden getrokken met de rest van Nederland. Al snel wordt het aantrekkelijk om de productie te verplaatsen naar landen waar men voor veel lagere lonen werkt. En zo verdwijnt voor de tweede keer de textiel uit ons land.
Textiel is wel gewend aan lange reizen. Eerst werden de waardevolle geweven stoffen gemaakt in het verre oosten. Batiks uit Indonesië en Sri Lanka, zijde uit China, Japan en katoen uit India. Toen in West-Europa de textielindustrie opkwam, werden veel van de benodigde grondstoffen zoals katoen geïmporteerd. De kant-en-klare producten werden weer naar het buitenland geëxporteerd. Halverwege de 19e eeuw werd in Nederland begonnen met de productie van imitatiebatik. De verkoop richting het toenmalige Nederlands-Indië liep niet heel geweldig omdat de concurrentie van lokale producenten groot was. De Dutch Wax Print sloeg wel aan in West-Afrika en tot op de dag van vandaag kopen vrouwen in onder meer Ghana, Nigeria en Benin vooral de stoffen van het Helmondse Vlisco. Maar Vlisco is één van de weinigen die de productie in eigen land op peil wisten te houden. Een groot deel van de textielindustrie heeft Nederland verlaten. Eerst richting Turkije, Portugal en Noord-Afrika, later verder naar het oosten. Tegenwoordig komt het grootste deel van onze kleren uit landen als China en Bangladesh. Dat komt vooral omdat de toegevoegde waarde van textiel klein is. Toegevoegde waarde is de waardevermeerdering die ontstaat als je grondstoffen omzet in halffabricaten en eindproducten. Toegevoegde waarde ontstaat vooral door toevoeging van arbeid. Als die arbeid eenvoudig is en weinig scholing vraagt, is de toegevoegde waarde ook laag.
Stap 2: Geschoold werk
Producten met een hoge toegevoegde waarde
En zo verdween de maakindustrie naar de lagelonenlanden. Lawaaiig, vuil en zwaar werk verdween, laaggekwalificeerd werk bovendien, met een lage toegevoegde waarde, waarvoor geen of weinig scholing was vereist. Maar daarbij blijft het niet. Ook de productie van gestandaardiseerde technische producten wordt uitbesteed aan fabrieken elders op de wereld. Zo worden de iPhones van Apple en de Intel-chips onder andere gemaakt in de Chinese Foxconnfabrieken.
Zo klimmen de lagelonenlanden langzaam maar zeker op de technologieladder. Ze maken eenvoudige technologische producten, maar doen tegenwoordig ook zelf aan onderzoek en ontwikkeling en proberen de kloof met de westerse wereld te dichten. Als landen in staat zijn om producten te maken met een hoge toegevoegde waarde, houden ze er meer geld aan over. Dat is nog maar weinig landen gelukt: de Chinese economie bijvoorbeeld draait voor bijna 50 procent op buitenlandse technologie. China is het land met de grootste uitvoer maar van die uitvoer valt slechts 10 procent onder eigen Chinese merken.
Brazilië, Rusland, India en China (de BRIC-landen) zijn de landen die het hardst bezig zijn met een inhaalslag op de rijke westerse landen, Japan en Zuid-Korea. Bij de snelle stijgers worden, naast de BRIC-landen, ook vaak Turkije, Zuid-Afrika en Indonesië genoemd.
Stap 3: Globalisering
De term lagelonenland wordt gebruikt voor die landen waar de productie van goederen (veel) goedkoper kan worden gedaan dan in West- Europese of Amerikaanse landen, doordat de loonkosten veel lager liggen dan in de westerse samenlevingen. Het verschuiven van productie naar lagelonenlanden is een ontwikkeling die bij globalisering hoort. Globalisering of mondialisering is het proces van wereldwijde integratie. De mogelijkheden van contact zijn steeds groter geworden door internet en telefonie. Vervoer over de wereld gaat sneller dan ooit en afstanden spelen niet meer zo’n grote rol in de internationale betrekkingen. Het maakt een wereldwijde arbeidsdeling mogelijk, waarbij het productieproces over verschillende landen kan worden verdeeld. De internationale handel en transport maken het mogelijk dat producten over de hele wereld worden verkocht.
In de volgende video wordt uitgelegd hoe dit werkt.
Zo zijn de eindproducten, ondanks de bijkomende transportkosten, toch goedkoper dan wanneer ze in ontwikkelde economieën gemaakt zouden zijn.
De lagere loonkosten komen soms tot stand door kinderen te laten werken. Maar in het merendeel van de lagelonenlanden is kinderarbeid niet de doorslaggevende kostenverlagende factor. De lagere kosten van levensonderhoud, minder uitgaven aan gezondheidszorg en een slecht pensioenstelsel leiden allemaal tot lagere lonen. Zelfs als de werkcondities goed zijn en dat is lang niet altijd het geval. Zie het artikel hieronder.
Werken in de textiel, een levensgevaarlijke bezigheid
Veel van onze kleding komt uit Bangladesh omdat de arbeidskrachten er voor minder dan 25 cent per uur werken aan onze goedkope T-shirts. Veel grote westerse bedrijven laten er hun kleding maken. Ook in de fabriek in Dhaka, waar 200 arbeiders onder het puin bedolven werden toen hun acht verdiepingen tellende fabriek instortte. Het is het zoveelste ongeval op een werkvloer in Bangladesh. Het gebouw stond bekend als onveilig, maar de werknemers werden toch naar binnen gestuurd onder bedreiging van inhouding van het loon. Honderden doden en nog veel meer gewonden zijn het gevolg.
In de afgelopen jaren zijn verschillende fabrieken ingestort en branden uitgebroken in textielateliers. In deze fabriek werd geproduceerd voor onder andere Primark en Benetton.
De vraag is nu wie verantwoordelijk is voor dergelijke ongevallen. De overheid, de werkgevers, de westerse opdrachtgevers of wij, de consumenten, die ook liever niet te veel betalen voor onze kleding?
(naar een artikel in de Volkskrant van 25 april 2013).
Nederland profiteert van de globalisering, maar er zijn ook schaduwkanten, staat er op de website van onze Rijksoverheid te lezen. Hier verdwijnt laaggeschoold werk, waardoor mensen hun baan verliezen. De welvaart wordt niet eerlijk verdeeld over de wereld. De kloof tussen rijke en arme mensen op de wereld wordt groter. En er zijn zorgen over de gevolgen die de groeiende wereldeconomie heeft voor het milieu en voor de gezondheid van mensen. De oplossing moet zitten in ‘duurzame globalisering’: economische vooruitgang in rijke en arme landen, waarbij rekening wordt gehouden met mensen en milieu.
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Globalisering
Globalisering of mondialisering is het proces van wereldwijde integratie, door wereldwijde communicatiemogelijkheden, vervoer en arbeidsdeling.
Duurzame globalisering
Economische vooruitgang in rijke en arme landen, waarbij rekening wordt gehouden met mensen en milieu.
Lagelonenlanden
Lagelonenlanden zijn landen waar de productie van goederen (veel) goedkoper kan worden gedaan dan in West- Europese of Amerikaanse landen, doordat de loonkosten veel lager liggen dan in de westerse samenlevingen.
Toegevoegde waarde
Waardevermeerdering die ontstaat als je grondstoffen omzet in halffabricaten en eindproducten. Toegevoegde waarde ontstaat vooral door toevoeging van arbeid. Als die arbeid eenvoudig is en weinig scholing vraagt, is de toegevoegde waarde ook laag.
BRIC-landen
Brazilië, Rusland, India, China. De landen die momenteel het hardst bezig zijn met een economische inhaalslag op de rijke westerse landen en Japan en Zuid-Korea.
Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een zoektocht: jullie gaan met behulp van Google op zoek naar manieren om de slechte arbeidsomstandigheden van veel arbeiders in lagelonenlanden te verbeteren en/of duurzame globalisering te bevorderen. Concrete manieren, dingen die jij zelf kunt doen, thuis, op school, in je eigen omgeving.
Zet op een rijtje en omschrijf:
wat je zelf kunt doen (of jouw huishouden),
wat dat voor jou (of jouw huishouden) zou veranderen en
wat het mogelijk betekent voor de producerende arbeiders.
Probeer ook organisaties te noemen (en hun websites), die je hierbij zouden kunnen helpen.
Het geheel verwoord je in maximaal 1 A4.
Beoordeling
Jullie laten de inventarisatie beoordelen door de docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laat de inventarisatie zien dat je begrepen hebt hoe belangrijk onze rol als consument is?
De vorm: is de inventarisatie voldoende? Heb je verschillende manieren gevonden?
Terugkijken
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht.
Gaf de intro een goed beeld van wat je in deze opdracht ging doen?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
Inhoud
Wist je al veel over globalisering?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Ging het goed? Is het gelukt om alle informatie samen te vatten in maximaal 1 A4? Zijn er punten die jouw ogen hebben geopend? Punten waarvan je denkt: daar kan ik gelijk mee starten?
Het arrangement Globalisering vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is Globalisering. Het materiaal bespreekt de de verschuiving van de (textiel)industrie in Nederland richting de rest van de wereld. Het produceren van kleding wordt goedkoper gedaan in lagelonenlanden zoals Bangladesh of China dus daarom komt de meeste kleding die we in Nederland kopen uit het buitenland. Voor het maken van kleding is vaak geen scholing voor nodig maar andere producten zoals het produceren van technologie, wordt ook in het buitenland gemaakt. Deze landen werken daarmee ook hard aan het dichten van de kloof tussen de arme landen en het rijkere westen. De verschuiving van de productie naar lagelonenlanden heet globalisering. Dit wordt mogelijk gemaakt door internet en telefonie. Maar de omstandigheden in deze fabrieken zijn gevaarlijk en de arbeiders worden slecht betaald. Rijke landen profiteren van globalisering maar het zorgt ook voor het verdwijnen van laaggeschoold werk en de kloof tussen rijk en arm wordt alleen maar groter. Begrippen die verder nog aan bod komen zijn: duurzame globalisering, toegevoegde waarde en BRIC-landen.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is Globalisering. Het materiaal bespreekt de de verschuiving van de (textiel)industrie in Nederland richting de rest van de wereld. Het produceren van kleding wordt goedkoper gedaan in lagelonenlanden zoals Bangladesh of China dus daarom komt de meeste kleding die we in Nederland kopen uit het buitenland. Voor het maken van kleding is vaak geen scholing voor nodig maar andere producten zoals het produceren van technologie, wordt ook in het buitenland gemaakt. Deze landen werken daarmee ook hard aan het dichten van de kloof tussen de arme landen en het rijkere westen. De verschuiving van de productie naar lagelonenlanden heet globalisering. Dit wordt mogelijk gemaakt door internet en telefonie. Maar de omstandigheden in deze fabrieken zijn gevaarlijk en de arbeiders worden slecht betaald. Rijke landen profiteren van globalisering maar het zorgt ook voor het verdwijnen van laaggeschoold werk en de kloof tussen rijk en arm wordt alleen maar groter. Begrippen die verder nog aan bod komen zijn: duurzame globalisering, toegevoegde waarde en BRIC-landen.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.