Met de opkomst van fabrieken in Nederland ontstaan er ook bedrijven die de machines ervoor maken. Dat soort industrie noem je zware industrie. Bedrijven als de scheepswerf Verolme en elektronicaconcern Philips spelen in op de ontwikkelingen op het gebied van stoommachines en elektriciteit.
Zijn er in jouw regio gebieden met zware industrie? Weet je ook wat daar gemaakt wordt? Natuurlijk mag je dit opzoeken op het internet.
Zijn er in jouw regio geen gebieden met zware industrie? Weet je dan wat de dichtstbijzijnde regio is en wat daar zoal gemaakt wordt? Natuurlijk mag je dit opzoeken op het internet.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
uitleggen wat er wordt bedoeld met het begrip 'zware industrie'.
toelichten dat technologische ontwikkelingen kan leiden tot het ontstaan van nieuwe bedrijven.
twee voorbeelden noemen van zware industrie in Nederland.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leest een tekst en bestudeert een tabel over zware industrie. Ook maak je een vraag over dit onderwerp.
Stap 2
Je leest een tekst over de machinefabriek van Stork.
Stap 3
Je leest informatie over de scheepswerven van Verolme.
Stap 4
Je leest een tekst over Philips.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze opdracht.
Eindproduct
Een "in memoriam" schrijven over een vorm van zware industrie die uit Nederland verdwenen is.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1 - Zware industrie
Bij het begrip zware industrie denk je al gauw aan rokende schoorstenen en grote bedrijventerreinen. In het algemeen worden de mijnbouw, staalindustrie, machine-industrie en de chemische industrie ertoe gerekend. In Engeland, België en Duitsland ontstaat eerder zware industrie dan in Nederland. In ons land blijft deze tak van industrie een randverschijnsel. Van oudsher is Nederland meer een land van landbouw, handel en financiële transacties. Tot de tweede helft van de 19e eeuw. Vanaf 1860 industrialiseert ons land meer en meer. Er ontstaan nieuwe textielfabrieken in Noord Brabant en Twente. In Zuid-Holland en Noord-Holland komt de scheepsbouw op gang.
De meeste apparaten, werktuigen en machines worden in het tijdvak 1850-1890 nog in het buitenland gekocht. Voor reparaties zijn veel bedrijven aangewezen op een plaatselijke gieterij, smid of andere metaalbewerker. Die smederijen en metaalbedrijven doen zo geleidelijk veel kennis op. Sommige besluiten zich te specialiseren in het repareren van machines. Uit enkele van die reparatiebedrijven ontstaan vervolgens machinefabrieken.
De verdeling van het aantal machinefabrieken per provincie (in percentage van het totaal) in het tijdvak 1850-1890.
1850
N = 10
1870
N = 71
1890
N = 111
Zuid-Holland
42
29
35
Noord-Holland
33
20
18
Overijssel
18
10
11
Noord-Brabant
-
14
10
Utrecht
7
4
4
Groningen
-
7
8
Limburg
-
5
6
Gelderland
-
7
5
Friesland
-
3
3
Zeeland
1
1
N = aantal bedrijven (bron H.W. Lintsen Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890)
Stap 2 - Stork en Co
Een belangrijk bedrijf uit de tijd waarin in Nederland fabrieken opkomen is Stork. Dit bedrijf wordt in 1865 in Borne opgericht. Het heet dan nog machinefabriek Gebr. Stork en Co. Een paar jaar later verhuist het naar Hengelo. Een van de oprichters is Coenraad Stork, een ingenieur die in Delft gestudeerd heeft.
Het bedrijf begint met het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden voor machines. Al vrij snel gaat het ook zelf machines bouwen. Een voorbeeld hiervan is de productie van stoommachines voor de textielindustrie. Hiermee werden spin- en weefmachines aangedreven.
Stork is sterk gericht op vernieuwing en vindt steeds nieuwe afzetmarkten. Zo worden er stoommachines en stoomketels voor gemalen (inrichting om te bemalen, water weg te pompen) geproduceerd. Ook internationaal timmert het bedrijf aan de weg. De sterk opkomende rietsuikerindustrie op Java biedt een veelbelovende nieuwe afzetmarkt. Vanaf 1883 wordt Stork op die markt actief. Later worden er ook machines geëxporteerd naar Cuba, het rietsuikerland bij uitstek.
Vanaf 1898 worden er in een apart bedrijf hijskranen geproduceerd. Stork is in die tijd ook als leverancier en medefinancier betrokken bij de opkomst van elektriciteitsproducenten. Dirk en Coen Stork waren in 1918 betrokken bij de oprichting van de Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken (Dat bedrijf heet tegenwoordig Tata Steel).
De rode draad in de activiteiten van Stork is altijd de zware industrie geweest. Het bedrijf was sterk in het produceren van zware kapitaalgoederen (goederen die gebruikt worden om andere goederen te produceren). In de loop der jaren heeft het bedrijf bijvoorbeeld motoren, hijskranen, zeesleepboten, machines voor de productie van levensmiddelen en pompen geproduceerd.
Vooral in de periode van opbouw na de Tweede Wereldoorlog was er veel behoefte aan zware kapitaalgoederen. In de jaren zeventig worden die vooruitzichten somberder. Stork schakelt dan over naar het werken voor lichtere sectoren.
Op dit moment heeft het bedrijf vestigingen over de hele wereld maar vele activiteiten zijn ook afgestoten.
Bekijk de Video over het maken van een enorme scheepsmotor bij Stork:
Stap 3 - Verolme
In de negentiende eeuw treden twee belangrijke veranderingen op in de scheepsbouw in Nederland. De schepen worden steeds vaker van ijzer en staal gemaakt en niet meer van hout. En in plaats van een zeil, zorgt een stoommachine voor de aandrijving. Deze veranderingen vinden geleidelijk plaats gedurende het laatste driekwart van de negentiende eeuw.
In de twintigste eeuw wordt Nederland zelfs even een toonaangevend scheepsbouwland. Een bekende naam in die Nederlandse scheepsbouw is Verolme. Cornelis Verolme wordt geboren in 1900. Hij begint op zijn 19e als tekenaar-constructeur bij de scheepswerf Rotterdamsche Droogdokmaatschappij (RDM). Een werf is een plaats waar schepen worden gebouwd en gerepareerd. Een van de eerste grote klussen waaraan hij meewerkt is de verbouwing van een zeilschip van 4000 ton tot een dubbelschroefstoomschip. Verolme werkt hierna ook nog bij Stork. Daar houdt hij zich onder andere bezig met het maken en inbouwen van scheepsdieselmotoren.
In 1946 begint hij een eigen bedrijf, scheepsinstallatie ‘Nederland’. Het bedrijf houdt zich bezig met het ontwerpen, leveren en installeren van complete voortstuwingsinstallatie voor zee- en binnenschepen.
Verolme neemt in de jaren vijftig nog een aantal kleinere Nederlandse scheepswerven over en maakt ze geschikt voor het bouwen van grote schepen. In 1955 wordt Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. opgericht, waarbinnen alle scheepsnieuwbouw- en scheepsreparatiebedrijven worden gebundeld.
Mammoettankers
De economische ontwikkelingen wereldwijd zorgen voor een vraag naar steeds grotere schepen. Verolme besluit zich toe te leggen op de bouw van mammoettankers. Deze tankers hebben een laadvermogen van 100.000 ton. In de jaren zestig lopen de opdrachten voor de Nederlandse scheepsnieuwbouw terug. In landen als Japan en Zuid-Korea worden veel goedkoper mammoettankers gebouwd. Een commissie van de regering adviseert om de Nederlandse werven meer te laten samenwerken. Zo kan beter geconcurreerd worden met het buitenland. De overheid geeft financiële steun aan de scheepwerven op voorwaarde dat ze fuseren. Zo ontstaat in 1970 het RSV-concern uit een fusie van Verolme Verenigde Scheepswerven N.V. met de Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven N.V.
In de loop der jaren ontvangt het RSV-concern 2,7 miljard gulden overheidssteun. Toch gaat het in 1983 failliet. De oliecrisis in 1973 is hiervan een van de oorzaken. Door die crisis valt de vraag naar olietankers weg. Een andere oorzaak is het gebrek aan samenhang tussen de bedrijven die gedwongen waren te fuseren. Ook bleek de politiek te optimistisch en wilde men geen ontslagen laten vallen bij bedrijven waar dat eigenlijk wel moest.
Het debacle leidt tot een parlementaire enquête naar de gang van zaken rondom de RSV-werf. De enquêtecommissie stuit onder andere op verspilling van overheidsgeld, onduidelijke besluitvorming, en geheimhouding van pijnlijke gegevens.
Bekijk de volgende video en bespreek dan wat de uitdrukking 'te hard van stapel lopen', met deze video te maken heeft.
Stap 4 - Philips
In 1891 wordt in Parijs de eerste elektriciteitstentoonstelling gehouden. Hier worden verschillende toepassingen van elektriciteit gepresenteerd. Verschillende Nederlandse ondernemers raken hierdoor geïnspireerd.
In datzelfde jaar wordt het bedrijf Philips en Co opgericht door Gerard Philips (1858-1942) en zijn vader Frederik. Het heeft als doel om gloeilampen en andere elektrotechnische artikelen te gaan produceren en daarin handel te drijven. De beginjaren waren niet gemakkelijk. Ten tijde van de eerste gloeilampen bestond in Nederland al een uitgebreid netwerk van gasverlichting. Alleen in kleine gemeentes zonder gasfabriek maakte de gloeilamp een kans. Elektriciteit was in die tijd ook nog eens 90% duurder dan gas. De gloeilamp begon dus als een modegril, een statussymbool waarover alleen de allerrijksten konden beschikken.
Om goede lampen te kunnen maken moest ook op technisch gebied alles kloppen. De kwaliteit van de installaties, meetinstrumenten, toeleveranciers en personeel, het moest allemaal goed zijn.
Anton Philips
Nadat de moeilijkheden grotendeels waren opgelost, nam de productie vanaf 1894 met grote sprongen toe. In 1895 werd de fabricage opgevoerd tot ongeveer 1000 stuks per dag. Ook lampen van hoog voltage kwamen in productie. Aanvankelijk werd de lamp vooral verkocht in Nederland en in geringer aantal ook in België. Na 1896 was de afzet in het buitenland groter dan die in het binnenland. Onder leiding van Anton Philips (1874-1951), jongere broer van Gerard nam de verkoop van de Philipslamp snel toe. Anton was sinds 1895 in dienst en bleek een groot commercieel talent. Ondanks de sterke concurrentie van andere gloeilampenfabrikanten, wist de firma Philips en Co. een eigen plaats te verwerven op de elektrische verlichtingsmarkt. De onderneming groeide uit tot een in binnen- en buitenland geduchte concurrent.
Gloeilamp
De gloeilamp maakt zijn opmars uiteindelijk als bijproduct van grotere uitvindingen zoals de elektrische tram en de elektrische fabriek. Nederland raakte vanaf het begin van de 20e langzamerhand geëlektrificeerd. Dat wil zeggen dat het land geschikt wordt gemaakt voor het gebruik van elektriciteit. Bijna een eeuw lang is de gloeilamp niet weg te denken uit de huizen van mensen. Totdat per 1 september 2012 een einde komt aan de gloeilamp. Per die datum mag de gloeilamp niet meer geproduceerd worden in de EU. Ze worden vervangen door spaarlampen en LED lampen. Zo wil de EU energie besparen.
Bekijk nu de onderstaande informatieve video over 60 jaar Philips:
Hier vind je een nieuwsfragment over de gloeilamp die uit de winkels verdwijnt.
Ook dit fragment is informatief.
Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Zware industrie
Zware industrie wordt zo genoemd, omdat de grondstoffen zwaar en omvangrijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: staalindustrie, mijnbouw, machine-industrie, chemische industrie.
Elektrificatie
Vanaf het begin van de 20e eeuw werd Nederland geëlektrificeerd. Het land werd geschikt gemaakt voor het gebruik van elektriciteit en de mensen gingen het steeds meer gebruiken.
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht schrijf je een ‘in memoriam’ (in herinnering, een artikel ter nagedachtenis van een overledene) voor een vorm van zware industrie die verdwenen is uit ons land. Je mag ook een product kiezen, bijvoorbeeld de gloeilamp.
In het in memoriam laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
Het in memoriam laat je beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling let je docent op:
De inhoud: laat het in memoriam zien dat je begrepen hebt wat de historie was van een bepaalde industrie of product in Nederland en waarom die industrie of dat product verdwenen is?
De vorm: is het in memoriam met zorg gemaakt: is het leesbaar en boeiend geschreven?
Taalfouten: bevat het in memoriam niet te veel taalfouten?
Terugkijken
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht.
Gaf de intro een goed beeld van wat je in deze opdracht ging doen?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
Inhoud
Wist je al veel over de zware industrie? Vond je het een interessant onderwerp? Waar zou je graag meer over willen weten?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Een in memoriam ken je misschien alleen bij een overlijden. Vind je dat een 'in memoriam' ook van toepassing kan zijn op een product? Waarom wel of niet?
Het arrangement Zware industrie vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is De zware industrie. De zware industrie is in Nederland altijd een randverschijnsel geweest. Nederland was van oudsher meer gericht op landbouw, handel en financiële transacties. Pas vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begon Nederland te industrialiseren met de opkomst van textielfabrieken, scheepsbouw en machinefabrieken. Stork, opgericht in 1865, speelde een belangrijke rol in de Nederlandse industriële ontwikkeling. Ze begonnen als een reparatiebedrijf voor machines, maar al snel begonnen ze zelf machines te bouwen, waaronder stoommachines voor de textielindustrie. Stork was gericht op vernieuwing en richtte zich op internationalisering. Verolme, een andere belangrijke naam in de Nederlandse scheepsbouw, begon als tekenaar-constructeur en werkte bij Stork voordat hij zijn eigen bedrijf startte. Verolme richtte zich op de bouw van mammoettankers, maar door goedkopere concurrentie uit Japan en Zuid-Korea liep de Nederlandse scheepsbouw in de jaren zestig terug. In 1970 fuseerde Verolme met andere scheepswerven tot het RSV-concern, maar in 1983 ging het failliet vanwege onder andere de oliecrisis en gebrek aan samenhang tussen de bedrijven. Philips, opgericht in 1891, begon als producent van gloeilampen en elektrotechnische artikelen. Ondanks de moeilijkheden in het begin, groeide het bedrijf snel onder leiding van Anton Philips. De gloeilamp werd populair als bijproduct van grotere elektrische uitvindingen, en Philips verwierf een sterke positie op de verlichtingsmarkt, zowel nationaal als internationaal. In 2012 werd de productie van gloeilampen in de EU stopgezet vanwege de overgang naar energiezuinigere opties zoals spaarlampen en LED-lampen.
De tijd van burgers en stoommachines (1800 - 1900);
De tijd van de wereldoorlogen (1900 - 1950);
De tijd van televisie en computer (vanaf 1950);
Geschiedenis;
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is De zware industrie. De zware industrie is in Nederland altijd een randverschijnsel geweest. Nederland was van oudsher meer gericht op landbouw, handel en financiële transacties. Pas vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begon Nederland te industrialiseren met de opkomst van textielfabrieken, scheepsbouw en machinefabrieken. Stork, opgericht in 1865, speelde een belangrijke rol in de Nederlandse industriële ontwikkeling. Ze begonnen als een reparatiebedrijf voor machines, maar al snel begonnen ze zelf machines te bouwen, waaronder stoommachines voor de textielindustrie. Stork was gericht op vernieuwing en richtte zich op internationalisering. Verolme, een andere belangrijke naam in de Nederlandse scheepsbouw, begon als tekenaar-constructeur en werkte bij Stork voordat hij zijn eigen bedrijf startte. Verolme richtte zich op de bouw van mammoettankers, maar door goedkopere concurrentie uit Japan en Zuid-Korea liep de Nederlandse scheepsbouw in de jaren zestig terug. In 1970 fuseerde Verolme met andere scheepswerven tot het RSV-concern, maar in 1983 ging het failliet vanwege onder andere de oliecrisis en gebrek aan samenhang tussen de bedrijven. Philips, opgericht in 1891, begon als producent van gloeilampen en elektrotechnische artikelen. Ondanks de moeilijkheden in het begin, groeide het bedrijf snel onder leiding van Anton Philips. De gloeilamp werd populair als bijproduct van grotere elektrische uitvindingen, en Philips verwierf een sterke positie op de verlichtingsmarkt, zowel nationaal als internationaal. In 2012 werd de productie van gloeilampen in de EU stopgezet vanwege de overgang naar energiezuinigere opties zoals spaarlampen en LED-lampen.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.