Stap 1 - Zware industrie

Zware industrie

Bij het begrip zware industrie denk je al gauw aan rokende schoorstenen en grote bedrijventerreinen. In het algemeen worden de mijnbouw, staalindustrie, machine-industrie en de chemische industrie ertoe gerekend. In Engeland, Belgiƫ en Duitsland ontstaat eerder zware industrie dan in Nederland. In ons land blijft deze tak van industrie een randverschijnsel. Van oudsher is Nederland meer een land van landbouw, handel en financiƫle transacties. Tot de tweede helft van de 19e eeuw. Vanaf 1860 industrialiseert ons land meer en meer. Er ontstaan nieuwe textielfabrieken in Noord Brabant en Twente. In Zuid-Holland en Noord-Holland komt de scheepsbouw op gang.

De meeste apparaten, werktuigen en machines worden in het tijdvak 1850-1890 nog in het buitenland gekocht. Voor reparaties zijn veel bedrijven aangewezen op een plaatselijke gieterij, smid of andere metaalbewerker. Die smederijen en metaalbedrijven doen zo geleidelijk veel kennis op. Sommige besluiten zich te specialiseren in het repareren van machines. Uit enkele van die reparatiebedrijven ontstaan vervolgens machinefabrieken.

De verdeling van het aantal machinefabrieken per provincie (in percentage van het totaal) in het tijdvak 1850-1890.
  1850
N = 10
1870
N = 71
1890
N = 111
Zuid-Holland 42 29 35
Noord-Holland 33 20 18
Overijssel 18 10 11
Noord-Brabant - 14 10
Utrecht 7 4 4
Groningen - 7 8
Limburg - 5 6
Gelderland - 7 5
Friesland - 3 3
Zeeland 1 1  
N = aantal bedrijven
(bron H.W. Lintsen Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890)