Deze opdracht gaat over de gevolgen van de Industriële Revolutie voor de arbeiders. Werktijden, loon en huisvesting lieten veel te wensen over. Langzamerhand beseften de arbeiders dat ze hun positie konden verbeteren als ze één front vormden en gezamenlijk in verzet zouden komen tegen de fabrikanten, al ging dat in het begin uiterst moeizaam.
Bespreek samen met een klasgenoot de spotprent die je hieronder ziet.
Wat laat de afbeelding zien? Hoe zou jij je voelen als je de rechter man was op de afbeelding en hoe als je de linker man was?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
uitleggen waarom de verschillen tussen de arbeiders en fabrikanten tijdens de Industriële Revolutie groot waren.
uitleggen dat de fabrieksarbeiders in alle opzichten een zwaar leven hadden met weinig vooruitzichten.
een voorbeeld geven waaruit blijkt dat verzet tegen de slechte omstandigheden van de arbeiders in het begin weinig succesvol was.
omschrijven dat de arbeiders langzamerhand beseften dat het alleen zin had om tegen hun bazen in te gaan als ze zich verenigden.
met een voorbeeld duidelijk maken waarom de eerste landelijke vakbond in het begin weinig succesvol was.
Wat kan ik al?
In deze opdracht gaat het over de Klassenstrijd tijdens de Industriële Revolutie.
Bestudeer uit de Kennisbank onderbouw de drie pagina's over de Sociale kwestie uit het item Industriële Revolutie.
Bespreek met een klasgenoot welke kansen, die jij in je leven hebt gehad (bijvoorbeeld naar school gaan), je allemaal gemist zou hebben als je tijdens de industriële revolutie in een arbeidersgezin zou zijn geboren.
Welke gemiste kansen zouden de meeste invloed hebben op de rest van je leven?
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leest een tekst over de slechte arbeidsomstandigheden van arbeiders tijdens de Industriële Revolutie. Ook maak je hier een oefening over.
Stap 2
Je leest een tekst en beantwoord een vraag over de lage lonen en het gebrek aan rechten van de arbeiders tijdens de Industriële Revolutie.
Stap 3
Je leest een tekst over het arbeidsconflict tussen een aannemer en zijn arbeiders in 1819. Hier beantwoord je ook een vraag over.
Stap 4
Je leest een tekst en beantwoord een vraag over de opkomst van lokale arbeidersverenigingen.
Stap 5
Je leest een tekst en beantwoord een vraag over de eerste landelijke vakbond.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze opdracht.
Eindproduct
Je maakt een toets over de klassenstrijd.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1 - Geen werk, geen geld
De fabrieksarbeiders maakten lange dagen en de arbeidsomstandigheden waren slecht. De lonen waren laag, maar beter een laag loon dan helemaal geen loon. Om een beetje rond te kunnen komen, moesten de vrouwen en kinderen ook werken.
Uitkeringen, zoals wij die kennen, waren er niet. Wie werkloos werd, een ongeluk kreeg, te ziek of te oud was om te kunnen werken, was aangewezen op liefdadigheid, bedelarij of diefstal.
In de 17e eeuw, nog vóór het ontstaan van de Industriële Revolutie, was er al een gezegde dat de positie van de armen treffend uitbeeldde: ‘Wie geboren is voor een dubbeltje (= 10 cent), wordt nooit een kwartje’ (= 25 cent).
Er was altijd al een onderscheid tussen de rijken in de bovenklasse en de armen in de onderklasse, maar de verschillen werden sinds de Industriële Revolutie alleen maar groter. Er kwam ook een nieuwe naam voor deze arme onderklasse: de fabrieksarbeiders werden het ‘proletariaat’ genoemd. Dat komt van het Latijnse woord ‘proletarius’: een man die niets bezit behalve zijn kinderen. Als je geboren werd in de wieg van een fabrieksarbeider kon je erop rekenen dat je later ook een fabrieksarbeider zou worden. En je was gedoemd om arm te blijven . . . .
Stap 2 - Voor jou tien anderen…
Vóór de Industriële Revolutie werkten de landarbeiders en ambachtslieden met goedkope en eenvoudige gereedschappen. Ze moesten hun producten proberen te verkopen aan anderen, maar ze waren baas over hun eigen tijd.
Tijdens de Industriële Revolutie werkten de arbeiders in grote fabrieken met kostbare machines die alleen de fabriekseigenaren zich konden veroorloven. Daarmee werden de fabrieksarbeiders afhankelijk van de fabriekseigenaren.
En die macht buitten de fabrikanten volop uit.
Bij het ontstaan van de Industriële Revolutie was er een grote economische crisis in Nederland, gevolgd door een grote werkloosheid. Als arbeider was je blij als je een baantje in de fabriek kon krijgen, ook al was het loon eigenlijk te laag om van te kunnen leven.
Voor het minste of het geringste kon je worden ontslagen.
Als je opslag vroeg of een brutale mond tegen je baas had, kon je vertrekken.
Voor jou waren er tien anderen die graag jouw plaats in wilden nemen.
Toen de economie in Nederland langzamerhand aantrok en het wat beter ging, stegen de winsten van de fabrikanten wel, maar de lonen van de arbeiders stegen amper of niet mee. Een arbeider verdiende in 1900 nog steeds min of meer hetzelfde als in 1850.
Stap 3 - Arbeidsconflict
Een hoog oplopend arbeidsconflict
Het is 1819. Een aannemer heeft de opdracht van Koning Willem I gekregen om het Noord-Hollands Kanaal te gaan graven (van Amsterdam naar Den Helder). De aannemer krijgt de opdracht omdat hij het grondwerk voor het kanaal goedkoop heeft aangenomen. Hij kan er zelf alleen nog maar wat aan verdienen door de arbeidskosten laag te houden. Dat betekent: de arbeiders afknijpen; zij moeten hard werken voor een laag loon. Zij vullen hun karig loon aan met bedelen en stropen.
De onrust onder de arbeiders is groot. In mei 1823 barst de bom. Zij pikken het niet langer. De grondwerkers gaan in staking voor meer loon. De stakers houden het al acht dagen vol en het lijkt er op dat de staking niet snel voorbij zal zijn. De aannemer kiest eieren voor zijn geld. Hij betaalt enkele raddraaiers meer loon, maar niet iedereen.
De grondwerkers zijn woest. Zo’n driehonderd arbeiders trekken op naar de keet van de aannemer. Ze eisen een gesprek en enkelen willen naar binnen. De aannemer schiet daarop twee mannen dood en een derde wordt gewond.
Enkele ingenieurs die bij het werk betrokken zijn, weten de zaak te sussen. Maar als even later de aannemer zich weer laat zien, slaat het vuur opnieuw in de pan en een grondwerker slaat de aannemer dood. Zes grondwerkers worden opgepakt en later veroordeeld tot 45 jaar celstraf.
De hele 19e eeuw zijn er meer dan duizend van deze kleine, spontane stakingen. De regering reageert door stakingen te verbieden. Als er toch gestaakt wordt, treden politie en marechaussee hardhandig op. Pas in 1872 wordt het stakingsverbod opgeheven.
Stap 4 - Lokale arbeidersverenigingen
Veel arbeid vond plaats in fabrieksgebouwen waar het hele jaar door gewerkt kon worden. Maar er was nog altijd veel seizoenswerk en in de winter liep de werkloosheid snel op. In de winters waren daardoor bedelarij en diefstal schering en inslag. De Wageningse afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zocht daarom in 1846 naar manieren om de winterwerkloosheid te beperken.
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen is opgericht in 1784 en bestaat nu nog steeds. De Maatschappij streefde naar “verbetering van de leefomstandigheden van de werkende bevolking door onderwijs voor iedereen”. De afdeling Wageningen was de eerste die zich ook bezig hield met werklozenzorg. Een commissie onderzocht hoe werk kon worden verschaft aan arbeiders die in de wintermaanden geen werk hadden. Het moest gaan om werk dat én nuttig én goedkoop was. De commissie stichtte een eigen vereniging onder de naam Winterwerkvereeniging. Haar motto was: ‘Van eigen brood is ‘t voordeel groot’.
In ruil voor werk (bezembinden en kousen en sokken breien) kregen de arbeiders brood en een kleine vergoeding.
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de Winterwerkvereeniging waren clubs van hoge heren die het beste met de arbeiders voor hadden, maar de arbeiders ook betuttelden. De eerste arbeiders die zelf en gezamenlijk voor hun belangen opkwamen was de Bredase vereniging van drukkersknechten ‘Door Eendragt ’t Zaam Verbonden’, opgericht in 1837. De vereniging was nog geen echte vakbond. De arbeiders zochten steun bij elkaar en probeerden elkaar bij problemen (met bazen) te helpen.
Er kwamen al snel talloze arbeidersverenigingen bij, waaronder: ‘Vriendschap is ons Doel’ in Haarlem, ‘Eensgezindheid en Broederliefde’ in Bergen op Zoom, ‘Onderlinge Hulpreiking is ons doel’ in Breukelen en ‘Tijdelijke Voorzorg’ in Wageningen. In heel Nederland waren er honderden van dit soorten lokale verenigingen.
Stap 5 - Eerste landelijke vakbond
Uit twaalf lokale verenigingen van typografen ontstaat in 1866 de eerste landelijke vakbond: de Algemeene Nederlandsche Typografenbond (ANTB).
Er kwamen van de 12 verenigingen 61 afgevaardigden in Amsterdam bijeen, die samen 1430 leden hadden. De ANTB stelde bij haar oprichtingsvergadering meteen een looneis vast.
De ANTB eiste een weekloon van 9 gulden bij een werkweek van zes dagen en tien uur per dag. De eis betekende een loonverhoging van 50%. Dat lijkt veel, maar in de afgelopen 25 jaar waren de prijzen met 75% gestegen, terwijl de lonen met 20% waren verlaagd.
De reactie van de werkgevers was heftig.
Wie lid was van de bond riskeerde het zijn baan te verliezen.
De Nijmeegse drukker en uitgeverij H.C. Thieme was de eerste die de zaak op scherp zette. Zijn personeel kreeg de keuze: bedanken voor de bond of ontslagen worden. Zijn broer G.J. Thieme in Arnhem ging nog een stap verder. Hij opende de deur en zei tegen zijn personeel: ‘wie de bond verkiest boven zijn werk, kan direct vertrekken.’ Het hele personeel stapte op, op negen zetters na.
De ANTB steunt hen met een uitkering en zo was de eerste staking van typografen meteen een feit.
Thieme probeerde vervolgens vergeefs nieuw personeel te werven in Wageningen. Maar uiteindelijk mislukte de staking toch omdat steeds meer typografen uit andere steden het werk van de stakers overnamen. De looneis van de ANTB was daarmee krachteloos geworden. En in een jaar tijd verloor de ANTB tweederde van haar leden. De staking mislukte en de eerste vakbond was geen succes, maar de geest was uit de fles. Vijf jaar na de ANTB werd de tweede landelijke vakbond opgericht: de Nederlandsche Sigarenmakersbond, opgericht in 1871. En meer vakbonden volgden…
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Bovenklasse
Rijke, goed opgeleide en vaak machtige mensen in de maatschappij. Bijvoorbeeld fabriekseigenaren en mensen van adel.
Onderklasse
De mensen in de samenleving die voor anderen werken en vaak arm zijn. Bijvoorbeeld fabrieksarbeiders.
Proletariaat
Benaming voor de arme onderklasse in de maatschappij. "Proletarius" komt van het Latijnse woord en betekent: Een man die niets bezit, behalve zijn kinderen.
Arbeidersvereniging
Een vereniging van arbeiders die steun zochten bij elkaar en probeerden om elkaar te helpen bij problemen met hun bazen.
Vakbond / vakverbond
Een vakbond is een belangenorganisatie van werknemers.
Looneis
Een looneis is een loonsverhoging die werknemers per se willen krijgen.
Eindproduct: Toets
Beantwoord de vragen door bij tien zinnen de juiste woorden te kiezen.
Met de juiste gekozen woorden bij de tien zinnen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht.
Gaf de intro een goed beeld van wat je in deze opdracht ging doen?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
Inhoud
Wat wist je al over de klassenstrijd? Hoe zijn de arbeidsomstandigheden nu in Nederland? En in andere landen?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Heb je veel vragen goed beantwoord? Heb je nog antwoorden op moeten zoeken of kon je de meeste antwoorden wel gelijk beantwoorden?
Het arrangement Klassenstrijd vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is Klassenstrijd. Fabrieksarbeiders maakten lange dagen onder slechte omstandigheden en weinig loon. Om rond te komen werkten ook de vrouwen en kinderen. Als je niet kon werken, verdiende je ook niets. Als je werd geboren in de lage arbeidersklasse, bleef je in deze klasse en werd je zelf ook fabrieksarbeider. Door de Industriële Revolutie was er een grote economische crisis ontstaan en werkeloosheid was groot. Een baantje in een fabriek, ondanks alle slechte omstandigheden, was nodig. Echter, je kon ook snel ontslagen worden en er waren genoeg mensen om die plek weer te vullen. Ondanks stijging van de economie en stijgende winst van de fabrieken, zorgde niet voor betere omstandigheden van de arbeiders. De hele 19e eeuw zijn er meer dan duizend kleine, spontane stakingen. De regering reageert door stakingen te verbieden. Als er toch gestaakt wordt, treden politie en marechaussee hardhandig op. Pas in 1872 wordt het stakingsverbod opgeheven. Er begonnen lokale verenigingen te ontstaan die het beste voor hadden en hun best deden voor de arbeiders, zoals Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, maar echte vakbonden waren er nog niet. In 1877 ontstond de eerste landelijke vakbond maar initieel vonden mensen het spannend er lid van te worden uit angst ontslagen te worden. Maar het lukte de vakbond steeds niet om een succesvolle staking te organiseren. Desondanks kwamen er meer vakbonden. Begrippen die bij deze les horen zijn bovenklasse, onderklasse, proletariaat, arbeidersvereniging, vakbond/vakverbond en looneis.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Industriële samenleving. Het onderwerp van de les is Klassenstrijd. Fabrieksarbeiders maakten lange dagen onder slechte omstandigheden en weinig loon. Om rond te komen werkten ook de vrouwen en kinderen. Als je niet kon werken, verdiende je ook niets. Als je werd geboren in de lage arbeidersklasse, bleef je in deze klasse en werd je zelf ook fabrieksarbeider. Door de Industriële Revolutie was er een grote economische crisis ontstaan en werkeloosheid was groot. Een baantje in een fabriek, ondanks alle slechte omstandigheden, was nodig. Echter, je kon ook snel ontslagen worden en er waren genoeg mensen om die plek weer te vullen. Ondanks stijging van de economie en stijgende winst van de fabrieken, zorgde niet voor betere omstandigheden van de arbeiders. De hele 19e eeuw zijn er meer dan duizend kleine, spontane stakingen. De regering reageert door stakingen te verbieden. Als er toch gestaakt wordt, treden politie en marechaussee hardhandig op. Pas in 1872 wordt het stakingsverbod opgeheven. Er begonnen lokale verenigingen te ontstaan die het beste voor hadden en hun best deden voor de arbeiders, zoals Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, maar echte vakbonden waren er nog niet. In 1877 ontstond de eerste landelijke vakbond maar initieel vonden mensen het spannend er lid van te worden uit angst ontslagen te worden. Maar het lukte de vakbond steeds niet om een succesvolle staking te organiseren. Desondanks kwamen er meer vakbonden. Begrippen die bij deze les horen zijn bovenklasse, onderklasse, proletariaat, arbeidersvereniging, vakbond/vakverbond en looneis.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Klassenstrijd
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.