Taalbeschouwing 2 - P4 2018

Taalbeschouwing 2 - P4 2018

Collegeweek 1 - Conversatieanalyse & pragmatiek

materiaal college 1

Open bestand PPT Taalbeschouwing collegeweek 4.1

Open bestand Hand-out Taalbeschouwing collegeweek 4.1

A. Discourse (hst. 4 boek 'Taal en Taalwetenschap')

Definitie + aanvullende informatie begrip 'discourse'

Uitleg maximes van Grice

Opdrachten bij A:

 

- Lees hst. 4 van Taal en Taalwetenschap grondig door.

- Bekijk het filmpje van de Amerikaanse dame over de maximen van Grice.

- Maak opdr. 2 - 5 en 7 bij hst. 4 van het boek.

B. Artikel Paul ten Have over conversatieanalyse

Artikel over conversatieanalyse (Paul ten Have)

1. Waarom was de visie op taalgebruik van Harvey Sacks, Emanuel Schlegoff en Gail Jefferson zo radicaal anders dan de taalkundige analyses die tot dan toe werden verricht?

 

2. Welke rol speelden technologische ontwikkelingen bij deze nieuwe benadering?

Fragment transcript bioscoop:

 

1 A:      → >heuvelpoort

2          (.)

3 A:      goedenmi:ddag=

4 B:      * =↑hallo:

5          (.)

6 B:      u spreekt met Mark Bruyssen

7          (.)

8          ik ben gisteravond in uw bioscoop geweest

9          (.)

10        heuvelpoort twee::

11        (.)

12        .hh en daar heb ik 'n blau<we ha:nschoen verloren

13        en 'n hui:ssleutel

14        (.)

15        nummer veertien staat d'rop=

16 A:    → =>ja:m=

17 B:    * =hebt u die gevo:nden?=

18 A:    =nou: ↑die is nie:t gevonden nee:

 

bron: http://www.let.rug.nl/mazeland/MicroMacro95.pdf (geraadpleegd op 16-09-2016)

Open bestand Fragment transcript bioscoop

3. De Nederlandse term voor TCU (turn constructional unit) is BOE (beurtopbouweenheid). Er zijn dus momenten waarop iemands beurt mogelijk ‘af’ is en de ander de beurt kan overnemen. Dat hoeft niet, maar we weten allemaal wel intuïtief wanneer er een ‘blokje’ (beurtopbouweenheid) afgerond is.

 

a. Op welke punten zou spreker A (de medewerker van de bioscoop) de beurt kunnen overnemen van spreker B (degene die belt over de verloren handschoen en sleutel)?

b. Waarom denk je dat dat op die plekken zou kunnen?

c. Doet spreker B in beurt 6 t/m 15 volgens jou moeite om de beurt te behouden? Licht dat eens toe.

 

4. In beurt 18 vertelt de bioscoopmedewerker dat de verloren handschoen en sleutel niet gevonden zijn. Wat zou het kortst mogelijke antwoord zijn van spreker A in beurt 18?

Vertoont deze reactie volgens jou tekenen van een geprefereerde of een gedisprefereerde reactie?

 

5. Er is geen sprake van repair in dit fragment: kennelijk wordt alles verstaan en begrepen. Verzin (per persoon)  twee voorbeelden van een herstelsequentie (repair). Zorg ervoor dat je in beide voorbeelden zelf een aangrenzend paar bedenkt.

 

6. Onder het kopje Werkwijze lees je meer over de onderliggende vragen bij de analyse van dit soort gedetailleerde transcripten.

 

a. Welk ‘probleem’  proberen spreker A en spreker B nou in dit gesprek op te lossen? b. Zou eenzelfde soort probleem in een ander gesprek met andere gesprekspartners hetzelfde patroon vertonen? Waarom wel/niet?

 

7. Dit is een telefoongesprek en dus mis je de non-verbale communicatie. Op welke manier(en) zou dit gesprek anders kunnen verlopen als spreker B bij de balie van de bioscoop zou komen?

C. Pragmatische gepastheid

Lees § 5.4 in Taal & Taalwetenschap en beantwoord de volgende vragen die betrekking hebben op de twee fragmentjes.

Filmpje Herman Finkers Riagg

informatie over begrip 'Riagg'

1. Bekijk nadat je § 5.4 goed hebt bestudeerd het filmpje van Herman Finkers waarin hij een sketch doet over een stagiaire bij de Riagg. (Als je niet weet dat dit voor instelling is, kijk dan even via het linkje eronder voor meer informatie.) Deze stagiaire heeft geen kaas gegeten van pragmatische gepastheid, dat blijkt direct uit de reactie van het publiek.

 

Geef per persoon twee voorbeelden van een reactie van de stagiaire die ongepast zijn en verzin zelf een reactie die wel passend is. Leg uit waarom je de formuleringen hebt aangepast.

Filmpje vet hippe oma's (je weet toch)

2. Bekijk vervolgens het filmpje van de hippe oma’s met hun straattaal. Dit filmpje is al wat ouder, maar nog steeds vinden veel mensen het erg grappig. Dat kunnen we verklaren met de theorie uit § 5.4. Verwerk deze theorie in de onderstaande vragen.

 

a. Waarom is überhaupt het feit dat twee oma’s zo praten grappig voor veel mensen?

b. Ga eens nader in op de confrontatie tussen de oma en de politieagent: waarom is de reactie van de oma op de aanhouding pragmatisch ongepast?

D. Directe taalhandelingen + performatieve werkwoorden

1. Maak opdr. 1, 2 en 4 bij hst. 5 van het boek.

 

2. Verzin eens  een paar voorbeelden van taalhandelingen die indirect zijn, ofwel: maak van een vraag een bevel, van een vraag een klacht, van een belofte een dreigement, etc. Zorg ervoor dat er in ieder geval twee voorbeelden zijn van performatieve werkwoorden. Leg uit aan de hand van de geslaagdheidsvoorwaarden waarom die twee voorbeelden dus geen directe taalhandelingen kunnen zijn.

→ Individueel: minimaal drie voorbeelden.

→ Tweetallen: minimaal vier voorbeelden.

→ Drietallen: minimaal vijf voorbeelden.

E. Gespreksopening en -afsluiting

Dit is een individuele opdracht. Je kunt natuurlijk wel de uitkomsten vergelijken met je groepsgenoten, want daar kunnen verrassende zaken uitkomen.

 

1. Je beschrijft hieronder een paar typische gespreksopeningen  en gespreksafsluitingen die je vaak gebruikt. Verdeel deze openingen en afsluitingen in vier categorieën:

            a. in formele setting bekenden

            b. in formele setting onbekenden

            c. in informele setting bekenden

            d.   in informele setting onbekenden

 

2. Geef ook eens een paar voorbeelden van gespreksafsluitingen van bekenden van

je: sommigen hebben een vast heel kenmerkende persoonlijke stijl!

Collegeweek 2 - Conversatieanalyse & pragmatiek

Materiaal college 2

Open bestand PPT Taalbeschouwing collegeweek 4.2

Open bestand Hand-out Taalbeschouwing collegeweek 4.2

Beurtwisseling in de klas: vragen stellen

1. Ebbens en Ettekoven stellen in hun boek Effectief leren in de les (Groningen: Noordhoff) dat docenten bij vragen stellen vaak maar klein deel van hun groep actief betrekken. Die betrokkenheid is grotendeels afhankelijk van de technische vaardigheden van docenten om vragen te stellen.

 

De onderstaande vragen worden als voorbeeld gegeven van een onjuiste vraagstelling. Ga per vraag in op de volgende zaken:

 

- We kijken eerst de conversatieanalytische kant. Wat voor soort beurtwisseling lokt deze vraag uit? Met andere woorden: hoeveel leerlingen zullen zich aangesprokken (en dus betrokken) voelen door deze formulering?

- En als je kijkt naar de didactiek: wat voor denkproces(sen) zal deze vraag bij de leerling oproepen? En zullen andere leerlingen ook zo’n denkproces in hun hoofd in gang zetten? Waarom wel/niet?

 

a. 'Wie weet wat een dictatuur is?'

b. 'Vingers, wie weet wat een dictatuur is?'

c. 'Johan, weet jij wat een dictatuur is?'

d. 'Wie weet wat een dictatuur is, eh … Johan?'

2. Bekijk het filmpje van het onderwijsleergesprek van Aldrish Isenia (in ieder geval t/m 3.38). Hij begint zijn les heel duidelijk met het activeren van de voorkennis door middel van een onderwijsleergesprek.

 

a. Wat valt je op aan de pauzes die hij laat vallen?

b. Wat doet hij met de antwoorden van de leerlingen? Wat voor gevolgen zou dat hebben over het leerproces? En wat voor gevolgen zou dat hebben voor de eventuele ‘drempel’ voor leerlingen om mee te doen met dit onderwijsleergesprek?

c. Hij loopt door de klas: welke gevolgen heeft dat voor de beurtwisseling?

 

 

Duo’s:

d. Welke vraag vinden jullie het sterkste als jullie kijken naar de reacties van de leerlingen? Kunnen jullie aangeven welke ‘technische kanten’ van het vragen stellen hier tot dat goede resultaat leiden?

Filmpje onderwijsleergesprek 1 (Aldrish Isenia)

Trio’s: bekijk het tweede filmpje met een onderwijsleergesprek (van LM Alleman).

e. Hoe stelt zij de vraag over het begrip ‘hydro-electriciteit’? Welke zaken zou ze moeten aanpassen aan de formulering om alle leerlingen over deze vraag na te laten denken? En als je kijkt naar de non-verbale aspecten: hoe zou ze alle leerlingen het idee kunnen geven dat iedereen een antwoord op deze vraag moet kunnen geven?

f. En als je kijkt naar haar vraag: ‘Nou staat daarboven het woord waterkrachtcentrale. Zouden die twee woorden met elkaar te maken hebben?’ Wat voor antwoord geeft de leerling? Zou die leerling misschien meer weten dan je nu van hem hoort?

Filmpje onderwijsleergesprek 2 (LM Alleman)

Collegeweek 3 - Conversatieanalyse & pragmatiek

Materiaal college 3

Open bestand PPT Taalbeschouwing collegeweek 4.3

Open bestand hand-out college 3

Face en gezichtsverlies

Bekijk eerst de informatie over face en gezichtsverlies en maak daarna de opdrachten. Er is een linkje met uitleg en twee filmpjes. Het eerste filmpje is een deel van een college van Jan Renkema, de man die wereldberoemd in Nederland geworden is met zijn Schrijfwijzer, een boek met schrijfadviezen dat een toonaangevend werk is geworden. Het tweede filmpje is wat luchtiger: hier zie je de verschillende manieren om een verzoek te doen.

Let op: het linkje verwijst naar Vlaams materiaal, dus de dialogen zijn ook letterlijk uitgeschreven Vlaams. Tip: lees het hardop en identificeer je sterk met Samson en Gert.

Face en gezichtsverlies

Beleefdheid

Beleefdheid - college door Jan Renkema

Beleefdheid - de vijf strategieën

Open bestand opdrachten bij face en gezichtsverlies

Collegeweek 4 - Taalnorm

Open bestand hand-out college 4

Collegeweek 5 - Taalnorm (vervolg van week 4)

Open bestand hand-out college 5 (tevens dossieropdracht)

Collegeweek 6 - gastcollege gebarentaal

Open bestand dossieropdracht week 4.6 (gastcollege slechthorendheid + doofheid)

Open bestand presentatie gastcollege (pdf)

Collegeweek 7 - Psycholinguïstiek (afasie)

materiaal college

Open bestand PPT college 7

Open bestand hand-out college 7

dossieropdracht bij week 7 (afasie)

link naar Kennislink (afasie)
Afasie is een taalstoornis die het gevolg is van een hersenbeschadiging. Hierbij kunnen verschillende taalproblemen op treden, zoals het verwisselen van klanken, taalbegripsproblemen of woordvindingsmoeilijkheden. Hieronder worden een aantal symptomen en de meest voorkomende soorten afasie besproken.

Gewonde taal (uit Onze Taal via Nemo Kennislink)

link naar Kennislink (afasie) - opdracht alleen voor drietallen
Cognitief psycholoog Ingrid Christoffels begeeft zich met haar onderzoek op het raakvlak van de psycholinguïstiek en de neurowetenschappen. Met behulp van moderne hersenscantechnieken wil ze beter in kaart brengen hoe meertalige mensen in uiteenlopende situaties de controle bewaren over hun spraak.

Open bestand dossieropdracht week 4.7 psycholinguïstiek (afasie)

achtergrondinformatie: hersengebieden en hun functies

achtergrond: hersenfuncties per gebied

Collegeweek 8 - Psycholinguïstiek (TOS, autisme, pragmatische stoornissen)

materiaal bij college 4.8: PPT + hand-out

Open bestand PPT college 4.8 '18

Open bestand hand-out college 8

wk 4.8 dossieropdracht 1

Laten we eens rustig beginnen met een kleine opdracht om even in te komen. Hieronder zie je een afbeelding van Hein de Kort (ja, ik hou erg van dit soort humor!). Leg eens uit wat er pragmatisch gezien mis gaat in dit plaatje? Probeer de adequate termen te gebruiken in je antwoord.

wk 4.8 dossieropdracht 2: Pragmatiek en autisme (opdrachten staan hieronder)

Inleidend filmpje met korte uitleg over autisme

Inleidend filmpje autisme

opdracht 2a: fragment PDD NOS

Je ziet een stukje van Je zal het maar hebben van BNN. Hierin spreekt Valerio met een jongen die het syndroom van Asperger heeft.

Analyseer het taalgebruik van deze jongen op de volgende punten:

            a. productieniveau (morfologie, fonologie, articulatie e.d.)

            b. semantisch niveau: tekstbegrip

            c. pragmatisch niveau: interactie, figuurlijk taalgebruik, indirecte taalhandelingen 

 

Probeer je antwoorden steeds goed te onderbouwen met voorbeelden uit het filmpje. Maak daarnaast zo goed mogelijk gebruik van de bovengenoemde begrippen (in relatie met andere taalkundige en pragmatische theorie die je in tussen al hebt opgedaan).

 

 

BNN - Je zal het maar hebben: autisme

opdracht 2b. Filmpje Klokhuis over autisme

filmpje Klokhuis autisme

Wat valt je op aan de manier waarop Justin communiceert? Ga hierbij in op zijn verbale en non-verbale gedrag.

wk 4.8 dossieropdracht 3 - jonge kinderen vertellen ('narratie' + conversatie)

Nog even voor de duidelijkheid:

- met narratie wordt bedoeld 'een verhaaltje vertellen';

- met conversatie wordt echt een gesprek bedoeld: interactie tussen sprekers.

 

De kinderen in deze filmpjes hebben geen stoornissen (althans, daar heb ik ze niet op uitgezocht). Maar de fragmenten geven wel een beeld van de pragmatische ontwikkeling.

3a. Fragmentjes Praatjesmakers

Je bekijkt een stukjes van het programma Praatjesmakers, waarin Jochem van Gelder kleine kinderen interviewt. Bekijk dit filmpje tot 3.22. Dit is dus een conversatie (het is immers een gesprek tussen verschillende gespreksdeelnemers).

 

a. 0.00 - 0.18: Wat kun je zeggen over hoe het linkerjongetje de maxime van relevantie hanteert? En hoe wordt daarop gereageerd?

b. In hoeverre houdt het linkerjongetje zich aan de maxime van wijze (p. 49 + 50 Handboek... in pdf).

c. Welke synactische fout maakt het jongetje aan het begin van zijn beurt in 1.08? Is dat pragmatisch gezien problematisch?

d. Wat valt je op aan de beurtwisseling? Zit er verschil tussen de manier waarop de beide jongetjes zich aan de regels van beurtwisseling kunnen houden?

e. Het linkerjongetje heeft een theorie over de maximale leeftijd van mensen. Welke maxime schendt hij hier? Waarom? Denk dat hij deze schending bewust of onbewust doet? Licht je antwoord duidelijk toe.

 

 

Praatjesmakers

3b. Henny Huisman Minimoppentrommel

Minimoppentrommel

Ja, lang geleden, toen ik mijn zakgeld nog in guldens kreeg, was dit een knaller op de tv. Het was een onderdeel van de Miniplaybackshow.

Twee dingen die je vooraf moet weten:

- Henny Huisman denkt dat het meisje temeier zegt. Google dat woord maar eens als je het niet kent. (Je begrijpt dan ook iets meer van zijn verbale en non-verbale communicatie.)

- Lee Towers en Anite Meyer traden vaak samen op. Lee Towers was niet alleen beroemd door zijn gouden microfoon, maar ook door de beweging die hij met zijn arm maakte.

 

Bekijk dit filmpje en ga in op de onderstaande vragen:

 

a. In het eerste deel is er sprake van een conversatie. Analyseer hoe elk van de maximen in dit deel aanwezig zijn. In hoeverre is de jonge leeftijd van het meisje een factor bij iedere maxime?

 

b. In hoeverre slaagt ze erin om het genre mop goed te vertellen?

 

 

Minimoppentrommel Henny Huisman

Zoals alle afleveringen van Klokhuis, bevat ook dit filmpje een afwisseling tussen uitleg door een deskundige, de concrete ervaring van iemand en sketches. Ik had het filmpje eerst met Tubechop.com voor jullie in delen geknipt, maar na verloop van tijd worden die linkjes automatisch gewist, dus dat werkt niet. Daarom hieronder de opdrachten met daarbij de tijden van het filmpje.

Hier vind je verschillende stukjes uitleg over wat autisme precies is: 0.00 - 3.21, 4.30 - 4.40, 6.28 - 8.48 en 11.43 - 14.25. Wellicht zit er wat overlap in met het eerste filmpje van opdracht 2, maar dan weet je het des te beter. ;-)

Ook zie je hoe de moeder van een autistisch jongetje probeert om goed met het hem om te gaan en te communiceren (3.21 - 4.30) en aan het einde wordt het vriendje van Justin geïnterviewd over hoe het is om om te gaan met een vriendje dat autistisch is (11.43 - 14.25).

Nu ga je kijken naar hoe de moeder van Justin communiceert met haar zoon. Beantwoord hierbij de volgende vragen:

 

a. Waarom denk je dat Justin bepaalde situaties wel begrijpt als zijn moeder daar een tekening van maakt? Betrek het schema op p. 41 in het Handboek stem-, spraak- en taalpathologie bij je antwoord. NB: je hoeft niet dat hele schema te gebruiken, maar je vindt hier zeker wel aanknopingspunten voor een goed onderbouwd antwoord.

 

b. Wat vind je opvallend aan de manier waarop Justin communiceert? Ga hierbij in op zowel het verbale als het non-verbale gedrag.

 

c. Het interview eindigt op een onverwachte manier voor de presentatrice. Beschrijf wat er in de interactie gebeurt (zowel verbaal als non-verbaal) en probeer de reactie van Justin de koppelen aan de informatie die je nu hebt over autisme. (Zie hiervoor 14.00 - 14.24.)

 

wk 4.8 dossieropdracht 4 en verder: TOS (taalontwikkelingsstoornis)

Filmpje Spraaksaam/Kentalis TOS

Opdrachten bij TOS (deel 1)

4. Deze jongeren hebben veel tijd nodig om binnenkomende informatie te verwerken en dus veel tijd nodig om antwoord te geven. Welke effecten zou dit kunnen hebben voor de beurtwisseling? Gebruik in je antwoord de begrippen ‘aangrenzend paar’.

 

5. (Maartje)

a. Wat valt je op aan haar prosodie?

b. Wat valt je op aan haar zinsbouw?

c. Wat valt je op aan de beurtwisseling? Bijvoorbeeld in het eerste stukje waarin ze een foto laat zien van een pony in een fotolijstje. De interviewer vraagt ‘Ging dat goed?’ en zij antwoordt met ‘Ja.’

 

6. (Noa)

Welke grote verschillen merk je in de taalproductie van Noa als je die vergelijkt met de talige output van Maartje?

 

7. De beide dames bespreken de sociaal-emotionele effecten van hun taalstoornis. Wat zou de omgeving kunnen doen om ze hierbij te helpen?

 

8. (Rutger)

a. Het eerste stukje communicatie gaat enerzijds niet goed, maar anderzijds gaan er ook dingen wel goed. Als je kijkt naar de beurtwisseling, klopt deze volgens jou/jullie?

b. Hoe organiseert Rutger repair (het ophelderen van een onduidelijkheid) direct na zijn eerste antwoord?

c. Wat valt je op aan zijn zinsbouw (als je dus kijkt naar de grammaticale constructies)?

 

Ga eerst verder met het tweede filmpje voor het vervolg.

Filmpje Spraaksaam/Kentalis TOS (vervolg)

Opdrachten bij TOS (deel 2)

9. De jongeren noemen bijna allemaal boosheid en frustratie als groot probleem. Hoe zou jij als docent kunnen omgaan met zulke emoties?

 

Voor duo’s en trio’s:

10. (Selma)

Selma articuleert lastig en haar tempo is best laag, maar toch is haar zinsbouw behoorlijk volledig. Welke gevolgen zou dit kunnen hebben voor de manier waarop mensen haar benaderen?

 

Voor trio’s:

11.

a. Er worden getallen genoemd over hoeveel jongeren er in Nederland  ESM hebben. Als je weet dat zo’n drie tot vijf van de honderd mensen dyslexie heeft, maak dan eens een rekensommetje om deze getallen te vergelijken.

b. Wat vind je van de uitkomsten als je kijkt naar het verschil in bekendheid met dyslexie?

c. Wat zou daaraan gedaan moeten worden en hoe kan dat bewerkstelligd worden?

Theory of mind (toegepitst op autisme)

Theory of mind (tweede filmpje)

12.

a. Bekijk de filmpjes van Autisme TV en van The globe and mail over theory of mind. Geef vervolgens een beknopte definitie van theory of mind.

b. Waarom kun je in het tweede filmpje stellen dat al deze kinderen beschikken over een ontwikkelde theory of mind?

c. Waarom is een goed ontwikkelde theory of mind nou een voorwaarde voor goede pragmatische vaardigheden?

Autisme TV - Theory of mind

Theory of mind (tweede filmpje)

Handboek stem-, spraak- en taalpathologie

achtergrondinformatie TOS: Kentalis

Kentalis - TOS

Open bestand Handboek Tos 'Vijf op een rij'

achtergrondinformatie SLO: TOS in de klas

SLO - TOS in de klas

achtergrondinformatie: TOS + autisme in brein

achtergrond: TOS en autisme in het brein

achtergrond: cluster 2-onderwijs

Leraar24: cluster 2-onderwijs
Onder cluster 2 vallen scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met een communicatieve beperking.

(OUD) collegeweek 7 - Psycholinguïstiek

In het onderwijs willen leraren hun leerlingen wat leren (verrassend!). Daarvoor gebruiken ze doorlopend taal: uitleggen, vragen stellen, antwoorden geven, leerlingen helpen, etc. Dat leerproces wordt niet effectief als de docent alleen maar vertelt hoe het zit: als docent wil je natuurlijk dat je leerlingen zelf nadenken, zelf nieuwe kennis aan bestaande kennis koppelen en zelf hun eigen foute concepten bijstellen op basis van redeneren.

 

Er is er een sterke voorkeur om mensen hun eigen fouten te laten corrigeren in plaats van mensen te corrigeren. Dat zien we ook in de klas: docenten vertellen niet steeds wat het moet zijn, maar ze geven hun leerlingen hints of stellen extra vragen om toch de leerling zijn foute antwoord zelf te laten verbeteren. Die verbetering (repair) vindt plaats in de volgende beurt. De docent initieert dat echter, vandaar de term next turn repair initiation: de docent geeft een voorzet, de leerling verbetert zijn eigen fout zelf.

 

Als een leerling iets zegt wat niet klopt, dan is het interessant om te kijken hoe de docent daarop reageert. Hierin zitten verschillende elementen:

- de foutindicatie (duidelijk maken dat er iets niet klopt);

- foutlocalisering (duidelijk maken waar het probleem zit);

- vaak ook: foutanalyse (duidelijk maken wat er dan niet klopt);

- verbeteraanwijzingen (duidelijk maken wat het juiste antwoord moet zijn).

 

 

Pas nou deze stappen eens toe op de uiting hieronder. Een leerling leest bij de les Engels wat voor en zegt ‘There are four goats and three sheeps’. (Het juiste meervoud is natuurlijk sheep.)

 

a. Hoe kan een docent de leerling de gelegenheid geven om zichzelf te verbeteren, zonder enige specifieke hint voor verbetering?

b. En stel als de docent zegt: ‘Wat zei je?’

c. En als de docent vraagt: ‘Sheeps?’ (met een duidelijke nadruk op die laatste -s)?

d. Stel als de leerling er nog niet uitkomt na de hulp die de docent in c gaf: wat zou je als leraar nu nog kunnen zeggen/vragen om de leerling zelf het juiste meervoud te laten bedenken?

 

De begrippen positieve en negatieve beleefdheid zijn vaak wat verwarrend. Daarom nog even de overeenkomst en het verschil:

 

- Overeenkomst: een verzoek wordt gezien als iets wat potentieel ‘lastig’ is voor de ander. Mensen formuleren verzoeken daarom vaak omslachtiger dan je in eerste instantie zou verwachten.

- Verschil:      

● negatieve beleefdheid: de spreker wil zo min mogelijk inbreuk maken op de vrijheid en autonomie van de hoorder. Ofwel: de hoorder wil eigenlijk met rust gelaten worden en de spreker ‘verstoort’ die rust door iets te vragen.

● positieve beleefdheid: de hoorder wil zich begrepen, geliefd en gewaardeerd voelen. Mensen willen elkaar aardig vinden.

 

1. Geef van de onderstaande verzoeken aan of ze rekening houden met de vrijheid van de ander (negatieve beleefdheid) of dat ze juist tegemoetkomen aan de positieve relatie met de ander (positieve beleefdheid). Leg uit wat er talig gezien gebeurt: waarom zou de spreker niet het verzoek zo duidelijk mogelijk formuleren?

a. ‘Kun je een pak melk meenemen als je toch naar de supermarkt gaat?’

b. ‘Jij gaat zeker niet meer naar de supermarkt, hè?’

c. ‘Lieverd, wil je straks een pak melk voor me meenemen?’

d. ‘Hee, als je straks naar de supermarkt gaat dan kun je ook boter meenemen, dan kan ik die lekkere appeltaart maken waar je zo van houdt.’

 

Duo’s:

e. ‘Aangezien jij altijd zo’n goede kijk hebt op ons huishouden wil je vast ook wel ervoor zorgen dat we genoeg melk in de koelkast hebben staan.’

 

Trio’s:

f. ‘Sorry dat je stoor in je werk, maar wil jij straks een pak melk meenemen voor mij?’

g. ‘Wil jij strakjes nog eventjes een klein boodschapje voor me doen?’

 

 

 

2. Bedenk een voorbeeld van negatieve en positieve beleefdheid bij het verzoek ‘Zet de muziek zachter’. (Duo’s: twee voorbeelden van de beide soorten beleefdheid, trio’s: drie voorbeelden van de beide soorten beleefdheid.)

 

 

3. Positieve en negatieve face hebben niet alleen te maken met verzoeken, maar ook met andere taalhandelingen. Verwerk in je onderstaande antwoorden het concept ‘face’, dus probeer te achterhalen wie gezichtsverlies probeert te voorkomen en op welke manier.

a. Hoe reageren de meeste mensen op een compliment? Waarom zeggen ze niet gewoon ‘Dank je, ik vind mijn broek ook geweldig leuk.’?

b. En wat zou de gangbare reactie zijn als iemand zijn verontschuldigingen aanbiedt? Bijvoorbeeld: ‘Sorry dat ik een kwartier te laat ben, maar mijn band was lek.’

In college 6 bespreken we afasie en TOS (taalontwikkelingsstoornis). Onderdeel A van de vragen gaat over afasie, hierbij horen vraag 1 - 9. Let op: er is een differentiatie naar groepsgrootte, kijk dus goed welke opdrachten je moet maken.

A. Afasie

opdracht 1

Opdracht 1

Lees de tekst in de onderstaande link. Hier worden nog twee extra vormen van afasie genoemd die niet in het college van week 2 aan bod zijn gekomen. Beantwoord de volgende vragen:

a. Beredeneer welke onderdelen van de spraakoutput wel intact zijn en welke onderdelen niet. Gebruik hiervoor de afbeelding uit Taal en Taalwetenschap in par. 2.5.5 - Spreken: van intentie tot articulatie.

b. Doe hetzelfde voor amnestische afasie.

c. Een wrange vraag: stel dat je veroordeeld zou zijn tot een vorm van afasie, welke vorm zou je dan uiteindelijk het minst erg vinden? En van welke vorm zou je het ongelukkigste worden? Licht je antwoord helder toe.

 

Kennislink - Afasie
- duidelijke uitleg - info over oorzaken + soorten - Broca, Wernicke, conductie-afasie, amnestische afasie, globale afasie

opdracht 2 - 8

Kennislink - Afasie (Gewonde taal)
- aanvulling op ander artikel afasie - uitgebreide verklaring voor twee modellen taalverwerking: brein als stadsplattegrond en grammaticale (thematische) rollen

Opdracht 2 - 8

Lees de tekst 'Gewonde taal' afkomstig uit het tijdschrift Onze Taal en beantwoord de vragen.

 

2 - Lees de inleiding.

2a. Hoe definieert de auteur afasie?

2b. Hoe weet je dat niet elke afasiepatiënt dezelfde verschijnselen vertoont?

 

3 - Lees de paragraaf 'tjio, tjio, tjio'.

3a. Uit de voorgaande paragraaf weet je wat afasie is. Wat bedoelt de auteur met de titel van de tweede paragraaf: 'Tjio, tjio, tjio'?

3b. Maak een opsomming van de vier verschillende vormen van afasie die men bespreekt in de tweede paragraaf.

3c. Waarom komt in de tweede en derde vorm van afasie een hoofdletter voor in de benaming?

 

4 - Lees de paragraaf 'proefkonijn'.

4a. Waarom vergelijkt de auteur het krijgen van een beroerte met een lekkage in een huis?

4b. Kunnen we iets voorspellen over de gevolgen van een beroerte? Waarom (niet)?

4c. Waarom is de volgende stelling fout: 'We kunnen de symptomen van afasie kunnen op welbepaalde plaatsen in de hersenschors vastleggen.'

 

5 - Lees de paragraaf 'betekenisbibliotheek'.

5a. Maak een chronologische opsomming van de verschillende manieren van omgaan met afasie.

Tijdsperiode

Behandeling

17e eeuw

 

19e eeuw

 

'vroeger'

 

'nu'

 

           

5b. Vat samen op welke manier behandelbaars van taalstoornissen bepalen welke stoornis iemand heeft.

5c. Maak een samenvattend schema van het taalverwerkingsmodel op woordniveau.

5d. Wat doen we wanneer we luisteren?

5e. Op welke plekken van het zonet geschetste systeem (bij c) kan afasie toeslaan?

 

6 - Lees de paragraaf 'belemmerde doorgang'.

Geef aan hoe de onderstaande problemen zich kunnen uiten bij patiënten met neurologische schade:

6a. Stel dat er iets misgaat met het decoderen van spraakklanken.

6b. Stel dat er iets misgaat met het koppelen van klanken aan een klankbeeld.

6c. Stel dat er iets misgaat met het koppelen van klankbeelden aan een betekenis.

6d. Volgt men bij spreken en schrijven ook dezelfde route als degene die men volgt bij het luisteren en lezen?

6e. Wat is de rol van de zogenaamde 'tunnels' in onze 'taalstad'?

 

Duo’s + trio’s maken ook: 7 - Lees de paragraaf 'mapping'.

7a. Leg uit hoe het taalverwerkingsmodel op zinsniveau er uit ziet.

7b. Het werkwoord 'vallen' heeft genoeg aan één thematische rol terwijl het werkwoord 'zetten' maar liefst drie thematische rollen nodig heeft. Illustreer dit met twee voorbeelden, voor elk werkwoord één.

7c. Waarom zijn grammaticale en thematische rollen zo verwarrend voor afatici? Geef ook een voorbeeld om dit probleem aan te tonen.

7d. Uit de voorgaande vraag blijkt dat rollen wel eens een probleem kunnen geven. Toch zijn afatici in staat om veel zinnen juist te interpreteren. Hoe komt dit?

7e. Wanneer wordt de interpretatie van zinnen moeilijker?

 

Trio’s maken 8 - Lees de laatste paragraaf 'omweggetjes'.

8a. Hoe behandelt men een afasiepatiënt?

8b. Wat levert een behandeling op?

opdracht 3

Beantwoord de volgende vragen bij de tekst in het onderstaande linkje:

 

a. Denk je dat het weergeven van breinactiviteit met een fMRI een betrouwbare methode is? Probeer minstens een argument voor en een argument tegen deze uitspraak te bedenken. Licht je uitspraken toe.

b. Er wordt een voorbeeld genoemd van een vrouw die zowel Franstalig als Arabischtalig is. Probeer te achterhalen op welk niveau haar spraak gestoord is. Gebruik hiervoor weer de afbeelding uit paragraaf 2.5.5 in Taal en Taawetenschap.

Kennislink - Meertaligheid in het brein
- effecten taalstoornissen op meertalig brein

B. TOS (taalontwikkelingsstoornis)

opdracht 4

Opdracht 4

 

De vragen hieronder beantwoord je aan de hand van het filmfragmentje dat hieronder te vinden is via de link.

 

1. De kinderen in het filmpje zijn best jong. Waarom denk je dat ervoor gekozen is om deze jonge kinderen al zo intensief te begeleiden?

 

2. Waarom zouden er zo veel handgebaren worden gebruikt? Deze kinderen zijn toch niet doof?

 

3. Wat zou de meerwaarde zijn van zo’n ‘pictobord’? Waarom zou dat thuis ook gebruikt moeten worden?

 

4. Rond 2.00 zie je kinderen gezellig hun tong uitsteken. Waarom zou die leidster dat doen?

 

5. Vanaf 3.55 (tot 5.20) zie je een begeleidster met Ezra praten over kabouters. Noteer eens in een paar zinnen je bevindingen: wat valt je op aan de interactie? Hoe vind je dat het taalgebruik gestimuleerd wordt? Wat doet Ezra al goed en waarvan verbaast het je dat hij dat op zijn leeftijd nog niet kan?

 

6. Kun je een (korte) conclusie trekken over wat je gezien hebt? (In enkele zinnen.)

filmpje jonge kinderen met TOS

opdracht 5

Lees eerst het document dat in de link hieronder staat, in ieder geval tot en met p. 15 plus p. 26 en p. 28 - 30. Hierin staat veel relevante achtergrondinformatie, gecombineerd met praktische tips. In het kader van ‘passend onderwijs’ is de kans de afgelopen jaren veel groter geworden dat jullie leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis kunnen tegenkomen in je eigen lespraktijk.

 

Een deel van de rest van deze informatie komt later terug bij dit vak (als we gaan kijken naar pragmatiek en TOS) en dyslexie behandelen we later dit studiejaar bij het vak Spelling 2.

 

1a. Op p. 9 staan tips van collega’s. Welke eisen stelt de eerste tip aan jouw eigen vakdidactiek? Kun je dat kort toelichten? (NB: dat meespelen in de poppenhoek mag je overlaten aan de collega’s in het primair onderwijs …)

b. Er wordt ook als tip gegeven dat een leerling een handpop kan gebruiken om voor hem of haar te praten. Dat is wellicht voor jullie doelgroep wat te kinderachtig, maar waarom zou dit voor jongere kinderen goed kunnen werken?

 

 

2. In § 2.1 wordt gesproken over receptieve problemen in spraak. Op welke plek in het schema van § 2.5.5 in Taal en Taalwetenschap kun je deze problemen plaatsen en waarom denk je dat?

 

3. Lees de voorbeelden op p. 15 goed door. Welke van de tips in het kader herken je nog uit het filmpje van Ezra?

 

4. Op p. 26 staat als tip om de eerste letter(s) van het woord te zeggen bij woordvindingsproblemen. Waarom zou je hiermee een leerling kunnen helpen? Kun je het schema uit Taal en Taalwetenschap in je antwoord betrekken?

 

5. Lees ten slotte alle tips nog eens door op p. 28. Noem minstens drie tips die je zelf in de komende stage gemakkelijk uitvoerbaar lijken en licht je antwoord kort toe. 

Open bestand handboek_tos_vijf_op_een_rij.pdf