KT1 - Inleiding FPZ

KT1 - Inleiding FPZ

Inleiding

Bij de lessen "inleiding in de farmacotherapie" leer je hoe geneesmiddelen werken en hoe ze worden toegediend. De algemene uitgangspunten van geneesmiddelengebruik komen aan de orde, evenals de mogelijke wisselwerking tussen geneesmiddelen. Welke toedieningsvorm past het beste bij deze patiënt? We bespreken alle facetten van het geneesmiddelengebruik, alleen niet de exacte werking.

 

Bij de lessen wordt gebruik gemaakt van het boek farmaceutische patientenzorg.

Planning periodes

In het leerplanschema van je klas kun je vinden welke onderwerpen behandeld worden per vak en per periode. Klik hiervoor op de onderstaande link:

Leerplanschema's per klas

Beoordeling

De lesstof van het vak inleiding FPZ wordt getoetst met een RKT (kennistoets)

Aftekenkaarten

Opdrachten

Opdrachten " Inleiding FPZ"

Onderwerpen per hoofdstuk

H1 Toepassingen van geneesmiddelen

 

 

 

 

 

 

Leerdoelen:

Aan het einde van dit hoofdstuk kun je uitleggen:

  • Wat geneesmiddelen zijn
  • Wat de arts wil bereiken met het gebruik van geneesmiddelen
  • Of mensen echt kunnen genezen of dat geneesmiddelen alleen maar klachten kunnen verzachten
  • Hoe lang geneesmiddelen gebruikt moeten worden
  • Wat het verschil is tussen reguliere geneeskunst en alternatieve geneeswijzen
  • Wat de principes zijn van homepathie en fytotherapie

H2 Toedieningswegen en toedieningsvormen

Leerdoelen:

aan het einde van dit hoofdstuk kun je uitleggen

  • Hoe een geneesmiddel op de plaats van werking komt
  • Wat het verschil is tussen plaatselijke en systemische toediening
  • Wat de verschillende manieren zijn om een geneesmiddel toe te dienen
  • Wat de voor- en nadelen zijn van de verschillende toedieningswegen
  • Hoe je uitleg geeft aan de patient over de verschillende toedieningswegen

 

Lesmateriaal:

 

 

Slikken van medicijnen

H3 Opname, werking, omzetting en uitscheiding

Leerdoelen:

Aan het einde van het hoofdstuk, kun je uitleggen

  • Hoe geneesmiddelen op de plaats van werking komen
  • Welke factoren de werking beinvloeden
  • De begrippen: bloedspiegel, t1/2 en F
  • Hoe je patienten kunt adviseren over het tijdstip van gebruik en de werkingsduur van geneesmiddelen

 

Lesmateriaal

H4 Doseringen

Praktijkvoorbeeld:

Aan de balie wordt een recept aangeboden met een antibioticumdrankje voor een kind van 2 jaar. Bij het invoeren van het geneesmiddel in het apotheeksysteem geeft de computer een melding van een overdosering. Wat moet je doen?

Je kijkt op de KNMP kennisbank of in het kinderformularium bij amoxicilline. Daar staat een dosering vermeld in milligram per kilogram lichaamsgewicht en dan ook nog eens per dag.

Je gaat rekenen met die gegevens en dan blijkt dat bij een ernstige infectie de dosering niet te hoog is. Navraag bij de moeder maakt duidelijk dat het kindje een longontsteking heeft en dus flink ziek is. Gerustgesteld maak je het antibioticumdrankje klaar om af te leveren.

Zo blijkt dat de computer wel afwijkingen kan signaleren, maar dat de apothekersassistent nog steeds nodig is om de dosering voor een bepaalde, individuele patient te controleren.

 

 

Leerdoelen:

Aan het einde van dit hoofdstuk kun je uitleggen:

  • Wat de begrippen normdosis, maximale dosis, toxische dosis en letale dosis inhouden
  • Van welke factoren de dosering van een geneesmiddel afhangt
  • Hoe je de dosering op recept kunt vergelijken met de normdosering en maximale dosering zoals die vermeld staan in de meest gebruikte naslagwerken in de apotheek
  • Hoe je moet handelen bij afwijkingen in doseringen
  • Bij welke doseringsafwijkingen de apotheker ingeschakeld moet worden om in overleg te treden met de voorschrijver van het geneesmiddel.

 

Opdracht: Praktijkvoorbeeld

Probeer antwoord te geven op de onderstaande vragen:

- Wat betekenen de termen dosering, dosis, frequentie en normdosering?

- Wat is de dosering in het voorbeeld (zie recept hiernaast)?

- En wat is de dosis?

- En de frequentie?

- Wat is de normdosering van het geneesmiddel uit het voorbeeld?

- Is de nierfunctie van belang voor het bepalen van de dosering?

- Is er een verschil in de startdosering en de onderhoudsdosering?

- Wat betekenen de termen therapeutische breedte, toxische dosis en letale dosis?

 

A.  Wat wil je weten van het kindje om de dosering te kunnen bepalen?

Vraag aan je docent de ontbrekende gegevens. Vul vervolgens de doseringstabel in en geef aan of er sprake is van: onderdosering / juiste dosering / overdosering

B. Indien je een doseringsafwijking constateert: maak een plan van aanpak.

Hoe zou je het aan willen passen? Met wie ga je overleggen?

 

Toetsen bij H4-doseringen:

 

H5 Interacties

Een interactie is een ander woord voor wisselwerking. Hebben we het over interacties bij geneesmiddelen, dan gaat het over wisselwerkingen tussen verschillende geneesmiddelen. De werking van de verschillende geneesmiddelen kan daardoor veranderen. Met soms vervelende gevolgen....

 

Leerdoelen:

Aan het einde van dit hoofdstuk kun je uitleggen:

  • Wat zijn interacties?
  • Wat zijn de mogelijke oorzaken van interacties?
  • Welke interacties tussen geneesmiddelen en voedingsmiddelen zijn bekend?
  • Welke gevolgen kunnen interacties hebben voor de patient?
  • Bij welke interacties moet je overleggen met de apotheker of de voorschrijver van het geneemiddel?

H6 Contra-indicaties en intoleranties

In de apotheek staat Ineke de Jong aan de balie. Ze heeft een receptje van de verloskundige voor ijzertabletten en is 5 maanden zwanger. Ineke vraagt of je ook nog iets hebt tegen obstipatie. Kun je alle laxeermiddelen afleveren? Hoe kun je dit opzoeken?

Zwangerschap is in het geval van Ineke de Jonge een contra-indicatie. Dit heeft als gevolg dat niet alle geneesmiddelen gebruikt kunnen worden...

Leerdoelen

  • wat zijn contra-indicaties en intoleranties;

  • welke contra-indicaties zijn belangrijk;

  • wat is het verschil is tussen absolute en relatieve contra-indicaties;

  • bij welke contra-indicaties en/of intoleranties moet je overleggen met de apotheker of voorschrijver.

 

H7 Bijwerkingen

Mw Kaper komt voor haar zoontje Pim een antibioticumkuurtje halen. Ze vraagt of het drankje hetzelfde is als de vorige keer. Pim heeft de vorige keer heel veel last gehad van diarree. Kan Pim niet iets anders krijgen???

Hoe pak je dit aan? Waar zoek je op of dit een bijwerking is? Mag Pim het wel weer gebruiken? enz

Leerdoelen

  • Hoe kunnen bijwerkingen ontstaan;

  • Welke verschillende soorten bijwerkingen zijn er;

  • Waar vind je informatie over de meest voorkomende bijwerkingen.

 

H8 Medicatiebewaking

Katerina werkt bij apotheek Pijnweg. Maandagmiddag komt er een recept binnen voor meneer de Kleine. Meneer de Kleine heeft hoge bloeddruk en hartklachten. Hij gebruikt veel medicijnen. De huisarts wil nu Diclofenac voorschrijven omdat meneer de Kleine erg veel pijn heeft door gewrichtsklachten.

Als Katerina het recept aanschrijft krijgt ze allerlei meldingen in het apotheeksysteem. Ze moet eerst overleggen met de apotheker.

Waar kun je informatie vinden over medicatiebewaking en welke stappen moet je doorlopen? En wat vertel je uiteindelijk aan de patient?

Leerdoelen:

  • wat de rol is van de apotheek bij het gebruik van geneesmiddelen;
  • waarom de apotheek het medicijngebruik begeleidt en bewaakt;
  • wat de Nederlandse Apotheek Norm (NAN) betekent op het gebied van medicatiebewaking;
  • wat de KNMP-richtlijn Medicatiebewaking inhoudt;
  • welke hulpmiddelen in de apotheek aanwezig zijn om op een adequate manier medicatie te bewaken;
  • wat het belang van het medicatiebewakingssignaal ‘eerste uitgifte’ is;
  • welke informatie besproken dient te worden bij het medicatiebewakingssignaal ‘tweede uitgifte’;
  • waardoor over- of ondergebruik van geneesmiddelen ontstaat;
  • hoe de melding ‘afwijkend daggebruik’ in relatie tot over- en ondergebruik of aansluitend gebruik te interpreteren;
  • wat de begrippen dubbelmedicatie en pseudodubbelmedicatie inhouden;
  • hoe je dubbelmedicatie en pseudodubbelmedicatie kunt herkennen en daarover met de patiënt en de voorschrijver kunt overleggen;
  • wat de nadelen van (pseudo)dubbelmedicatie zijn.

 

Bronnen