Thema Weer en klimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34

Thema Weer en klimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34

Weer en klimaat: Nederland - Spanje

Inleiding

De exameneenheid Weer en klimaat geeft aan dat je weer en klimaat, klimaatverandering en klimaatbeleid van Nederland en een contrasterende regio in Europa kunt beschrijven. Je kunt de situatie in beide gebieden verklaren en vergelijken.

In dit thema gaan we het weer en klimaat van Nederland vergelijken met dat van Spanje.

De volgende opdrachten staan centraal:

  • Weer: NL en Spanje
    Je bekijkt de verschillende weerselementen die samen het weer bepalen: temperatuur, neerslag en luchtvochtigheid, bewolking, wind en luchtdruk. Je vergelijkt het weer in Nederland met het weer in Spanje.
  • Klimaat: NL en Spanje
    In welke klimaatzone een gebied ligt, hangt af van enkele klimaatfactoren en van de ligging ten opzichte van de zee. Je vergelijkt de klimaten van Nederland en Spanje.
  • Eilanden
    Nederland heeft naast het vaste land de Waddeneilanden. Spanje heeft de Balearen en de Canarische eilanden. Het weer en klimaat op een eilandengroep kan onderling behoorlijk verschillen.
  • Neerslag
    Je bekijkt verschillende vormen van neerslag, net als de neerslagverdeling, de waterbalans, de neerslagintensiteit in Nederland en Spanje. Te weinig of te veel regen in beide landen heeft grote gevolgen, ook voor de vegetatie in beide landen.
  • Invloed van de mens
    De invloed van het weer op mensen vinden we terug in hun gezondheid, hun gewoontes, hun werk en de manier waarop ze energie opwekken. De situatie is Spanje is door het warmere weer weer anders dan in Nederland.
  • Klimaatveranderingen
    Als de opwarming van de aarde doorzet, heeft dit grote gevolgen voor de klimaten in Spanje en Nederland. Er zal te veel of te weinig water zijn, de zeespiegel zal stijgen en de verandering zal ook te merken zijn in vegetatie en landbouw. Bekijk de verschillen tussen Nederland en Spanje.

Introductie - opdracht

In klas 1 of klas 2 ben je de begrippen 'weer' en 'klimaat' al eens tegengekomen.
Lees de Kennisbanken nog even door om je geheugen op te frissen.
Maak daarna de instaptoets.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

Leerdoel Opdracht
de elementen noemen die het weer bepalen en omschrijven op welke punten deze weerselementen verschillen tussen Spanje en Nederland.
  • Weer: NL en Spanje
  • Neerslag

aangeven welk klimaat of welke klimaten er voorkomen in Nederland en Spanje.

(met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat de effecten zijn van de verschillen in klimaat tussen Nederland en Spanje.

  • Klimaat: NL en Spanje
  • Eilanden
(met behulp van voorbeelden) duidelijk maken dat het weer (of het klimaat) invloed heeft op de mens.
  • Invloed op de mens

de gevolgen van de klimaatsverandering voor Nederland vergelijken met de gevolgen van de klimaatsverandering in Spanje.

  • Klimaatverandering

 

Wat ga ik doen?

Het thema 'Weer en klimaat - Nederland vs Spanje' bestaat uit de volgende onderdelen.

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Opdracht: Weer NL en Spanje 2 A: Toets
B: Weersverwachting
Opdracht: Klimaat NL en Spanje 2

A: Toets
B: Beschrijving klimaat

Opdracht: Eilanden 1 à 2 Kruiswoordpuzzel
Opdracht: Neerslag 2 à 3 Vrije keuze
Opdracht: Invloed op de mens 2 à 3 A: Toets
B: Reisfolder
Opdracht: Klimaatverandering 2 Fictief nieuwsbericht
Afsluiting 1 Examenvragen
Totaal 15  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Weer: NL en Spanje

Weer: NL en Spanje

Intro

In deze opdracht bekijk je verschillende weerselementen die samen het weer bepalen.
Je vergelijkt het weer in Nederland met het weer in Spanje.
En je kijkt ook naar een fenomeen dat wel in Spanje, maar in Nederland niet voorkomt: de ‘droge rivier’.

Begin met het kijken naar (een stukje van) deze video.
Wat wordt bedoeld met verwoestijning van het Spaanse binnenland?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • vijf weerselementen noemen die het weer bepalen;
  • herkennen waarmee temperatuur, luchtdruk, luchtvochtigheid en windkracht worden gemeten;
  • de begrippen 'zonkracht' en 'huidtype' beschrijven;
  • uitleggen wat deze begrippen te maken hebben met de tijd die ik onbeschermd in de zon kan zitten;
  • uitleggen waarom de temperatuurverschillen in Spanje groter zijn dan in Nederland;
  • de tweedeling qua weer in Spanje herkennen: enerzijds het droge en anderzijds het groene (natte) Spanje;
  • uitleggen waardoor 'droge rivieren' in Spanje ontstaan en waardoor de verdroging in Spanje steeds nijpender wordt;
  • herkennen hoe luchtstromen lopen op de aarde;
  • het verschil omschrijven tussen een hoge- en een lagedrukgebied;
  • omschrijven wat de ligging ten opzichte van de zee en het reliëf te maken hebben met het weer in een bepaald gebied.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je ook een opdracht over het weer gedaan.
Weet je het nog?
Bestudeer nog even de Kennisbank 'Het weer'.


Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je krijgt uitleg over de weerselementen die het weer bepalen. Je bekijkt grafieken en maakt een oefening.
Stap 2 Je leert over zonkracht in Nederland en Spanje en hoe je kunt uitrekenen hoe lang je onbeschermd in de zon kunt zijn. Je bekijkt twee afbeeldingen over zonkracht en maakt een opdracht over zonkracht.
Stap 3 Je leert over temperatuurverschillen binnen Nederland en Spanje en over neerslaghoeveelheden. Je geeft op een kaart aan waar het groene, natte gebied in Spanje ligt en het droge gebied.
Stap 4 Je leert over de gevolgen voor de rivieren in Spanje als de temperatuur op langere termijn stijgt. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 5 Je krijgt uitleg over hoge- en lagedrukgebied en over luchtstromen op aarde. Je bekijkt een video en maakt oefeningen.
Stap 6 Je leest wat zee en bergen voor invloed hebben op het weer. Je maakt een oefening.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen Je maakt zelf een begrippenlijst bij deze opdracht.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A dan maak je een toets.
Eindopdracht B Jullie maken in eindopdracht B een weersverwachting voor Nederland en Spanje.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Het weer vandaag

Het weer is de toestand van de dampkring van de aarde op een bepaald moment in een bepaald gebied.
Wat voor weer is het vandaag? Het antwoord is minder simpel dan het lijkt.
Het weer is namelijk een samenspel van diverse weerselementen, zoals:

  • Temperatuur
  • Neerslag en luchtvochtigheid
  • Bewolking
  • Wind
  • Luchtdruk
  • Bijzondere verschijnselen

Van deze weerselementen kun je de temperatuur meten met een thermometer, de hoeveelheid neerslag met een regenmeter, de windsnelheid met een windmeter, de luchtdruk met een barometer en de luchtvochtigheid met een hygrometer.

Stel, het is het begin van de lente. Je popelt om weer eens een dag buiten te zijn. Dan is niet alleen de temperatuur van belang. Natuurlijk, als het 10 graden Celsius is, ga je niet het strand op om er te zonnen. Daarvoor moet het minstens een graad of 20 à 25 graden zijn. Maar je wilt ook graag weten of het droog blijft. Als het de hele dag plenst, kun je beter een paraplu dan badkleding meenemen. Ook van belang is of er weinig of juist veel bewolking is. Iedereen vindt het plezieriger om (op een terrasje) de eerste zonnestralen te voelen, dan een geheel bewolkte dag mee te maken.

Ook van belang is de wind (windsnelheid en –richting). Als het amper waait, voelt de temperatuur hoger aan dan wanneer het hard waait. Een noordenwind is vaker kouder dan een zuidenwind (op het noordelijk halfrond). Ook de luchtvochtigheid bepaalt of we spreken van ‘mooi weer’ of niet. Als de vochtigheidsgraad hoog is in combinatie met een hoge temperatuur, voelt dat benauwd aan en noemen we het weer ‘drukkend’.
Tot slot zijn bijzondere verschijnselen van belang. Niemand loopt graag op het strand met onweer of als je getroffen kunt worden door een windhoos.

Wat voor de een ‘een mooie dag’ is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Een zonaanbidder in Nederland kijkt heel anders naar het weer dan een boer in Spanje. Een Spaanse boer ziet graag zijn gewassen groeien en daarvoor is zon, maar vooral voldoende (regen)water nodig.

Kijk naar de gemiddelde temperatuur en neerslag in Nederland en Spanje:

De gemiddelde neerslag en temperatuur in Amsterdam

De gemiddelde neerslag en temperatuur in Granada (Zuid Spanje)

Beantwoord de vragen in de oefening.

Stap 2: Zonkracht

Je hebt gekeken naar de gemiddelde temperatuur in Nederland en Spanje. De hoogte van de temperatuur wordt grotendeels bepaald door de hoeveelheid zonlicht die er op een plek valt. Immers, licht = warmte. Op een wolkeloze dag is de temperatuur hoger dan op een dag waarbij de zon verscholen blijft achter een dik pak wolken. Voor iedereen die in de zon komt, is ook de ‘zonkracht’ van belang.

De zonkracht is een maat voor de hoeveelheid ultraviolette straling (uv-straling) in het zonlicht die de aarde bereikt. Naast het "gewone" zichtbare licht straalt de zon ook ultraviolette straling uit, onzichtbaar voor onze ogen. Het uv-zonlicht neemt toe naarmate de zon hoger staat en varieert met de seizoenen en het moment van de dag. Warmte heeft geen invloed: op een koele, zonnige dag kan de zonkracht even sterk of sterker zijn dan op een warme dag. Wel is de hoeveelheid uv-straling afhankelijk van bewolking, vocht of stof in de atmosfeer, en van de hoeveelheid ozon. De ozonlaag op grote hoogte in de atmosfeer beschermt het aardoppervlak tegen uv-straling. Als de ozonlaag er niet zou zijn, zouden we binnen de kortste tijd levend verbranden.

De ozonlaag houdt de meeste uv-straling tegen, maar een deel komt er wel doorheen. Op een koele, zonnige dag kun je toch ‘verbranden’, oftewel: pijnlijke, rode plekken op je huid krijgen. Langdurige blootstelling aan zonnestralen verhoogt de kans op huidkanker. Midden op de dag tussen 12:00 en 15:00 uur is de zon het krachtigst en is de kans op verbranden het grootst.

Aan de hand van de zonkracht en je huidtype kan de tijd worden bepaald die je onbeschermd veilig in de zon kunt doorbrengen.

Huidtype Huidwaarde
kinderen tot 10 jaar 60
verbrandt zeer snel 60
verbrandt snel 100
verbrandt zelden 200
verbrandt nooit 300

Het aantal minuten dat je onbeschermd zonder schade in de zon kunt doorbrengen = huidwaarde gedeeld door zonkracht.

Stel, je hebt een gevoelige huid (100) en de zonkracht is 8. Dan kun je maar 12½ minuten onbeschermd in de zon blijven voordat je verbrandt.
Daarna is het zaak om je zo spoedig mogelijk met een zonnebrandmiddel in te smeren.
Zonkracht kun je niet zien, maar je kunt wel op een website bekijken hoe sterk de zonkracht vandaag en de komende dagen zal zijn.

 

De zonkracht in Nederland en in Spanje op 15 augustus 2017


Legenda zonkracht

Doe de oefening 'Zonkracht'.

Stap 3: Het weer in NL en Spanje

Temperatuurverschil

Het grootste temperatuurverschil (overdag) binnen Nederland was op 10 juli 1968. Op die dag lag er een warmtefront precies boven Nederland. Ten zuiden van het front was het in Maastricht bijna 30 graden, in Leeuwarden was het toen net geen 14 graden. Maar meestal zijn de verschillen in temperatuur veel kleiner, hooguit een paar graden.

In Spanje zijn de verschillen veel groter. In het zuiden van Spanje kan de temperatuur in de zomer tot 40 graden oplopen. De stad Sevilla in het zuidwesten behoort zelfs tot een van de warmste steden ter wereld tijdens de maanden juli en augustus. Temperaturen boven de 35 graden zijn heel normaal en regelmatig zijn er uitschieters richting 45 graden. In de bergen (bijvoorbeeld in Canfranc, in de Pyreneeën in het noorden van Spanje) is het in augustus soms maar 16 graden.
In vergelijking met Nederland, ligt de gemiddelde temperatuur in Zuid-Spanje ook vaak zo'n 10 graden hoger.

Bekijk de temperatuurkaart van 10 juli 1968. De rode lijn geeft het warmtefront aan.

 

Neerslaghoeveelheid

Ook de hoeveelheid neerslag binnen Nederland loopt veel minder uiteen dan de hoeveelheid neerslag binnen Spanje.
In Nederland valt er jaarlijks tussen de 750 en 925 mm. In Spanje loopt het uiteen van minder dan 200 mm bij Gabo de Gata tot meer dan 1600 mm in Santiago de Compostela.

De Spanjaarden zelf spreken over een 'España verde y húmeda' tegenover het 'España seca'. Of in het Nederlands vertaald: het groene of natte Spanje tegenover het droge Spanje.
De neerslag in Nederland en het ‘droge’ Spanje is ook heel anders verspreid over het jaar. In Nederland valt de in de zomer (mei-oktober) meer regen dan in het zuiden van Spanje, maar in de winter (november-februari) zijn de rollen omgedraaid. Dan valt er meer neerslag in dit gebied in Spanje dan in Nederland.
Toch is het zelfs in november in Zuid-Spanje vaak prachtig weer. Hoe dat kan? Als het regent, regent het vaak flink. Maar daarna is het vaak nog op dezelfde dag weer zonnig en lekker warm. Grauwe regendagen zoals in Nederland komen in Zuid-Spanje maar zelden voor.
Zelfs in de natte wintermaanden is het aantal uren met zon er drie tot vier maal zo groot als in Nederland. Dat komt niet alleen door de korte buien, maar ook doordat Spanje veel zuidelijker ligt en de dagen in de winter dus veel langer zijn.

Maak de oefening 'Weer in Spanje'.

Stap 4: Droge rivieren

Bekijk nogmaals de grafiek uit Stap 1.

De gemiddelde neerslag en temperatuur in Granada (Zuid-Spanje)


De grafiek van Granada is typerend voor veel plekken in Zuid-Spanje: een hoge temperatuur en weinig neerslag in de zomermaanden. Omdat de gemiddelde temperatuur in Spanje de afgelopen 35 jaar is gestegen, is ook de verdamping toegenomen. Als er voldoende water in de bodem zit, tempert de verdamping de opwarming. Als dat vocht ontbreekt, wordt het nog heter dan normaal. Een uitgedroogde bodem leidt tot een grotere stijging van de temperatuur.

Er ontstaat dan een vicieuze cirkel:
De temperatuur stijgt > de mate van verdamping neemt toe > de temperatuur stijgt.

Grote rivieren als Ebro, Taag en Guardiana hebben daar geen of minder last van, maar tientallen kleine rivieren in Spanje (en Portugal) vallen vaak in de zomer droog. Wandelen en fietsen door deze ‘droge rivieren’ is populair onder binnen- en buitenlandse toeristen. Je kunt er prachtige routes volgen.

Volgens verschillende klimaatscenario’s zal Spanje vanaf 2040 de helft van de tijd te maken hebben met extreem warme zomers.

Beantwoord de vragen in de oefening 'Droge rivieren'.

Stap 5: Luchtdruk

In weerberichten hoor je vaak de begrippen ‘hogedrukgebied’ en ‘lagedrukgebied’. Als je begrijpt wat daarmee wordt bedoeld, weet je ook waarom het bijna altijd waait.

Een hogedrukgebied wordt ook wel een maximum genoemd, een lagedrukgebied een minimum of depressie. Lucht wordt weggedrukt uit een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Die wind volgt daarbij nooit een rechte lijn. Op het noordelijk halfrond is er altijd een afbuiging naar rechts en op het zuidelijk halfrond altijd naar links. Dat is uitgedrukt in de Wet van Buys Ballot. De wet is genoemd naar een Nederlandse weerkundige uit de 19e eeuw die deze afbuiging heeft beschreven en verklaard.

Op weerkaarten zie je gebogen lijnen rondom een hoge- of lagedrukgebied. Die lijnen, of isobaren, verbinden de punten op het aardoppervlak met een gelijke luchtdruk. Hoe kleiner de afstand tussen de isobaren, hoe groter het verschil in luchtdruk en hoe harder het waait. Aan isobaren op een weerkaart kun je dus zien waar het hard waait in het gebied dat op de kaart staat en waar het minder hard waait.

Kijk naar de video 'Luchtstromen op aarde'.
Bedenk dat Spanje tussen de 36e en de 44e breedtegraad ligt en Nederland tussen de 51e en de 54e breedtegraad.

Kun je omschrijven hoe de luchtstromen lopen over de aarde?

De hogedrukgordel in de subtropen (rond 30 graden noorderbreedte) en de lagedrukgordel rond de 60e breedtegraad verplaatsen zich gedurende het jaar.
Als het op het noordelijk halfrond voorjaar is en het noordelijk halfrond steeds meer naar de zon is gekeerd, trekken deze gordels naar het noorden.
Terwijl Nederland in de lagedrukgordel blijft liggen en lagedrukgebieden die van west naar oost trekken af en toe regen brengen, komt het grootste deel van Spanje in de hogedrukgordel te liggen.

Maak de volgende oefeningen.

Stap 6: Zee en bergen

Er zijn nog twee factoren die meespelen in de verschillen tussen het weer in Spanje en dat in Nederland.

Invloed van de zee

De zee zorgt ’s zomers voor afkoeling en ’s winters voor opwarming. Dat komt omdat de zee ’s winters langzamer afkoelt dan het land en langer warm blijft. ’s Zomers warmt de zee langzamer op en blijft langer koel.
Daardoor brengt wind van zee ’s winters warmere lucht binnen en ‘s zomers juist koelere lucht. Wind van zee heeft dus altijd een matigende invloed. Maar hoe verder je van zee af bent, hoe minder je van deze invloed merkt.

In Nederland is de invloed van de zee groot, vooral omdat de wind meestal aanlandig is.
In het binnenland van Spanje is weinig of niets te merken van de invloed van de zee. Het kent een landklimaat met zomerse temperaturen van vaak 40 graden Celsius of meer, terwijl het ’s winters af en toe flink vriest.
Aan de kust is de invloed van de zee wel goed merkbaar. De winters zijn meestal zacht en ’s zomers minder heet (als de wind tenminste niet aflandig is).

Invloed van het reliëf

Nederland is vooral vlak en het ligt net onder of boven de zeespiegel. Aanlandige wind die regenwolken het land in jaagt, wordt nergens door gehinderd.
In Spanje is dat anders, er liggen enkele hoge bergketens. De belangrijkste zijn het Cantabrisch gebergte in het noorden en noordwesten en de Sierra Nevada in het zuiden. Deze bergketens houden aanlandige wind en regenwolken tegen. Hierdoor valt er in het binnenland weinig regen. En het binnenland van Spanje is een hoogvlakte. Het ligt een flink stuk boven de zeespiegel. Hoe hoger je komt, hoe kouder de lucht wordt. Ook daardoor kan het ’s winters flink vriezen.

Afronding

Samenvattend: Begrippen

In de opdracht komen verschillende 'begrippen' voor.

Kun je zelf een begrippenlijst maken?

weerselementen
....
thermometer, barometer, hygrometer
....
España verde y huméda, España Seca 
....
zonkracht
....
uv-straling
....
verwoestijning
...
droge rivier
...
hogedrukgebied
...
lagedrukgebied
...
luchtstromen
...
reliëf
...

isobaren
...

Eindopdracht A: Toets

Test je kennis. Doe de toets.

Eindopdracht B: Weersverwachting

Jullie hebben veel informatie gekregen over het weer in Spanje en Nederland.
Als eindopdracht ga je samen met een klasgenoot met behulp van die informatie een weersverwachting maken voor morgen.

Hoe gaan jullie te werk?

  • Jullie vertellen in die weersverwachting iets over de vijf kenmerken van het weer.
  • Jullie geven ook aan of het weer overal in Nederland of Spanje hetzelfde zal zijn of juist niet.
  • Jullie kleden de weersverwachting aan met weerkaarten van Nederland en Spanje. Gebruik eventueel de twee blanco kaarten die je hier ziet.
    Download de blanco kaart Nederland. Download de blanco kaart Spanje.
    Sla de kaarten op in je eigen omgeving, zodat je deze kunt bewerken.

 

Beoordeling

Jullie docent zal beoordelen of jullie een origineel en deskundig weerbericht hebben samengesteld.
Bij de beoordeling let de docent op:

  • inhoud: laat het weerbericht zien dat het weer in Spanje overeenkomt of juist verschilt met het weer in Nederland? Hebben jullie in het weerbericht de vijf kenmerken van het weer gebruikt?
  • vorm: is het weerbericht met zorg gemaakt en is het voor iedereen helder genoeg?
  • taalfouten: hebben jullie de weerkaarten goed ingevuld en bevatten ze geen taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom en wanneer in Spanje rivieren droogvallen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom de temperatuurverschillen in Spanje groter zijn dan in Nederland?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Vond je de opdracht leuk om te doen? Kun je op Buienradar of een andere weersite herkennen hoe luchtstromen lopen en waar zich hogedrukgebieden bevinden?
  • Eindopdracht
    Heb je de toets gemaakt of samen met een klasgenoot de weersverwachting?

 

Klimaat: NL en Spanje

Klimaat: NL en Spanje

Intro

Het weer is grillig. Mooi en slecht weer en alles ertussen in wisselen elkaar onnavolgbaar af. Regen, zon, wind, bewolking, langer dan een paar dagen vooruit is het niet te voorspellen.
Toch vormt het weer in een bepaald gebied een constante factor. Meet in dat gebied lange tijd achtereen, zeg dertig jaar, temperatuur, neerslag, wind, bewolking en luchtdruk. Reken de gemiddelden uit van alle meetresultaten en je hebt het gemiddelde weer: het klimaat.

In deze opdracht gaat het om de klimaten van Nederland en Spanje.

In deze video wordt het verschil tussen weer en klimaat uitgelegd.
Welke elementen bepalen het weer?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat het verschil is tussen weer en klimaat;
  • vier factoren noemen die het klimaat in een bepaald gebied bepalen;
  • vier klimaatzones opnoemen;
  • met een voorbeeld laten zien hoe Köppen de klimaten in groepen heeft verdeeld;
  • het klimaat in Nederland en de vijf klimaten in Spanje herkennen.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je ook opdrachten over het weer en het klimaat gemaakt.
Weet je het nog?
Bestudeer de twee Kennisbankitems.

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bekijkt video's en leert welke factoren het klimaat in een gebied bepalen. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 2 Je bestudeert de klimaatindeling van Köppen en beantwoordt vragen over klimaatzones.
Stap 3 Je leert over het klimaat in Nederland en welke factoren daarbij bepalend zijn. Ook leer je over de vijf klimaten in Spanje en in welke gebieden ze voorkomen. Je beantwoordt vragen aan de hand van informatie en de afbeelding.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over het weer en het klimaat.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je met een klasgenoot een beschrijving van het klimaat in een streek in Nederland of Spanje.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaatfactoren

In de video 'Klimaatzones van de wereld' wordt uitgelegd dat weer en klimaat niet hetzelfde zijn en dat het klimaat op aarde niet overal hetzelfde is.
Kun je zien in welke klimaatzone Nederland ligt?

Wat voor klimaat een gebied heeft, hangt af van vier verschillende factoren:

  • Breedteligging - afstand tot de evenaar

In de video wordt één reden genoemd waarom minder warmte van de zon het aardoppervlak bereikt naarmate je verder van de evenaar af bent. Er is nog een tweede reden: hoe verder je van de evenaar af bent, hoe langer de weg is die zonlicht door de dampkring van de aarde aflegt. En hoe langer die weg is, hoe meer zonlicht door de dampkring wordt tegengehouden.

  • Reliëf

Bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het grootste deel van het jaar de wind van zee komt. Die wind voert vochtige lucht aan die omhooggestuwd wordt als de bergen worden bereikt. Hoe hoger hoe koeler, de lucht koelt af en de waterdamp in de lucht condenseert. Die waterdamp vormt wolken waaruit vervolgens regen valt (aan de loefzijde) van de bergketens. De inmiddels droge lucht daalt aan de andere kant van de bergen (de lijzijde). Vooral als de wind het hele jaar door uit dezelfde richting waait, heerst er aan de lijzijde van de bergketens een droog klimaat.

  • Nabijheid van grote wateroppervlakken

De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. Daardoor heeft nabijheid van zeewater een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

  • Zeestromen en wind

Dat zeestromen en wind invloed hebben op het klimaat zie je in de volgende video.

Gebruik de informatie voor het maken van de oefening 'Klimaatfactoren'.

Stap 2: Klimaatindeling van Köppen

Je hebt gezien dat er verschillende klimaten zijn op aarde. Om al die klimaten duidelijk te kunnen beschrijven heeft de Russische wetenschapper Vladimir Köppen (1846-1940) klimaten in groepen ingedeeld. Elke groep heeft meerdere klimaten die een beetje van elkaar verschillen. Voor elk van die klimaten heeft Köppen een lettercode bedacht.

De indeling is als volgt:

  1. Tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f = geen droge periode).
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s = droge zomer, w = droge winter).
  1. Droge klimaten
    1. BS: Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter (S = steppe).
    2. BW: Woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W = Woestijn).
  1. Zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s = droge zomer).
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w = droge winter).
    3. Cf: Zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f = geen droge periode).
  1. Landklimaten
    1. Df: Continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f = geen droge periode).
    2. Dw: Continentaal klimaat met droge winter (w = droge winter).
  1. Poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T = Toendra).
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F = IJskap, H = Hooggebergte).
      Van hooggebergteklimaat is alleen sprake in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden zuiderbreedte.

Maak de oefeningen.

Stap 3: NL en Spanje

Nederland heeft een niet te warm en niet te koud en tamelijk nat klimaat.
Dat Nederland dat klimaat heeft, komt door:

  • de ligging in de gematigde klimaatzone (tussen 50,5 en 54 graden noorderbreedte);
  • de ligging aan zee;
  • het (bijna) ontbreken van reliëf;
  • de invloed van de Warme Golfstroom.


Maar dat wil niet zeggen dat het klimaat overal in Nederland precies hetzelfde is. Aan zee, op de Veluwe en in Zuid-Limburg valt per jaar meer regen dan elders in het land. Dat de Veluwe en Zuid-Limburg tot de natste plekken in Nederland horen, komt omdat vochtige lucht op die plekken tegen heuvelhellingen wordt opgestuwd, waardoor stuwingsregens ontstaan. Ook neemt het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur in een jaar toe naarmate je verder van de kust af bent.

In Spanje zijn er vijf verschillende klimaten. Op het kaartje zie de klimaten aangegeven. In het groene gedeelte komt het klimaat overeen met het klimaat in Nederland.
De andere klimaten zijn:

  • hooggebergte klimaat (paars)
  • continentaal klimaat (oranje)
  • Middellandse Zeeklimaat (geel)
  • steppeklimaat (rood)

 

Gebruik de informatie en het kaartje bij het beantwoorden van de vragen in de oefening 'Klimaten NL-Spanje'.

 

Afronding

Begrippen

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Eindopdracht: Beschrijving maken

Je hebt in deze opdracht geleerd over het klimaat in Nederland en in Spanje. Die kennis gaan jullie gebruiken om voor een reisbureau ‘De Klimaatgids Nederland/Spanje’ samen te stellen.

In teams van 2 of 3 krijg je door je docent twee van de volgende gebieden toegewezen:

  1. De Veluwe
  2. Zeeuws-Vlaanderen
  3. De Achterhoek
  4. De Sierra Nevada
  5. Noord-Atlantische kust
  6. De vallei van de Guadalquivir (omgeving van Sevilla en Córdoba)
  7. De noordoostkust van Spanje (= kust van Catalonië)
  8. Zuidoostkust van Spanje (omgeving van Murcia en Almería)
  9. Spaanse Hoogvlakte (Madrid, La Mancha en Castilië)
  10. Vallei van de Ebro (Zaragoza en het binnenland van Catalonië)
  11. Zuidwest-Atlantische kust (omgeving van Cádiz en Huelva)

Hoe gaan jullie te werk?

  • Zoek de betreffende streek op en maak samen een beschrijving van het klimaat in het gebied.
    Let daarbij vooral op de neerslag door het jaar heen en de temperatuur ’s winters en ’s zomers.
    Kijk ook naar het landschap in het gebied: zijn er bergen of is het een vlak gebied?
  • Zoek een afbeelding erbij van de streek, zodat je een indruk krijgt van de begroeiing in de streek en daarmee ook van het klimaat.
  • Zoek er ook een klimaatgrafiek bij van een grote of bekende stad in de streek.

De beschrijving is ongeveer een A4'tje groot. Je kunt nog in de gereedschapskist kijken hoe je een beschrijving (als een artikel) maakt.

Beoordeling

De klimaatbeschrijving laten jullie beoordelen door jullie docent.`
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: heb je een uitgebreide beschrijving gegeven van het klimaat in het aan jou aangewezen gebied?
    Heb je temperatuur en neerslaghoeveelheid vermeld? Komt de lezer ook iets meer te weten over de omgeving, hoe het gebied er uit ziet, waar het in Spanje of in Nederland ligt?
  • vorm: is het eindproduct origineel en met zorg gemaakt? 
  • taalfouten: bevat jullie klimaatbeschrijving niet te veel fouten?

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door. Wat vind je van de video bij de intro.
    Kun je uitleggen wat weer en klimaat met elkaar te maken hebben?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je vier factoren noemen die het klimaat in een gebied bepalen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook de beschrijving van de gebieden kunnen doen?
  • Inhoud
    Was er veel nieuwe informatie voor je? Schrijf één ding op wat al bekend was.
    Schrijf ook één ding op wat je nog niet wist.
  • Eindopdracht
    Van welk gebied hebben jullie een omschrijving gemaakt? Was het makkelijke om de informatie te vinden?
    Hoe verliep de samenwerking?

 

Eilanden

Eilanden

Intro

Het weer en het klimaat zijn op een eiland vaak anders dan op het vasteland. Als op een kleine schaal de omstandigheden anders zijn, spreken we van een microklimaat (micro = klein).

Zelfs de klimaten van eilanden in een eilandengroep kunnen onderling behoorlijk verschillen. Dat hangt af van de geografie (de aanwezigheid van bergen bijvoorbeeld), de begroeiing, de overheersende windrichting en soms ook menselijk ingrijpen, zoals de stedelijke bebouwing. Dit beïnvloedt de temperatuur, het aantal zonuren en de hoeveelheid neerslag.

Je bekijkt het weer en klimaat van de Waddeneilanden in Nederland en van de Balearen en de Canarische Eilanden in Spanje.

Bekijk om in de stemming te komen (een stukje van) deze video.
Waarom hebben de Canarische eilanden 'het beste klimaat van de wereld'?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven waarom het weer en het klimaat op een eiland vaak anders zijn dan op het vasteland;
  • omschrijven op welke punten het weer en klimaat op de Waddeneilanden anders in dan in de rest van Nederland;
  • een overeenkomst en een verschil noemen tussen het weer en het klimaat in de Balearen en de rest van Spanje;
  • een overeenkomst en een verschil noemen tussen het weer en het klimaat op de Canarische Eilanden en de rest van Spanje.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over welke Waddeneilanden er zijn en hoe het weer wordt gemeten. Je leest dat de weersverwachting kan verschillen met andere delen van het land. Je beantwoordt vragen, ook over de grafiek.
Stap 2 Je leest over de Balearen, welke eilanden er zijn en hoe ze qua temperatuur en neerslag verschillen van het vasteland van Spanje. Je beantwoordt vragen over de Balearen.
Stap 3 Je leest over de Canarische Eilanden, welke eilanden er zijn en hoe het klimaat op de eilanden verschilt van het vasteland van Spanje. Je zoekt informatie over de sirocco.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over de Eilanden.
Eindopdracht of Als eindopdracht maak je een kruiswoordpuzzel. Vraag na afloop de oplossing aan je docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: De Waddeneilanden

De Waddeneilanden tellen vijf bewoonde eilanden: Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Verder horen nog enkele kleine onbewoonde eilanden tot de Waddeneilanden: Noorderhaaks, Richel, Grind, Rif, Engelsmanplaat, Simonszand, Rottumerplaat en Rottumeroog.

De Waddeneilanden worden vaak genoemd in een weersverwachting voor heel Nederland: “Maximumtemperatuur tussen 21 graden op de Waddeneilanden tot 26 in Limburg.” Omdat er maar één officieel meetpunt voor temperatuur is op de eilanden (bij Hoorn op Terschelling) krijgen alle eilanden dezelfde weersverwachting mee, terwijl er grote verschillen kunnen zijn tussen de eilanden en tussen de noord- en de zuidkant van de afzonderlijke eilanden.
Het meetpunt staat op het strand, terwijl het achter de duinen (die op Vlieland net als op Terschelling wel 30 meter hoog kunnen zijn) een stuk warmer kan zijn. Bovendien staat daar veel minder wind.

Bekijk onderstaande grafiek.

Temperatuur- en neerslagverschil tussen Nederland en de Waddeneilanden


De gemiddelde neerslag ligt op de Waddeneilanden lager dan in de rest van Nederland, maar ook tussen de eilanden zijn de neerslaghoeveelheden heel verschillend. Op Vlieland viel in augustus 2013 maar 16,9 mm, terwijl die maand er op Schiermonnikoog vier keer zoveel (60,8 mm) viel. In september van datzelfde jaar was het weer heel anders: 96,1 mm op Schiermonnikoog en 177,6 mm op Vlieland.

In het najaar en de winter kan het guur zijn op de eilanden, met stormachtig weer en buien. Vooral op Texel ontstaan er makkelijk stapelwolken die uitgroeien tot pittige buien.

Beantwoord de volgende vragen. 

Stap 2: De Balearen

De Balearen bestaan uit vier eilanden: Ibiza, Formentera, Mallorca en Menorca en liggen zo’n 150 kilometer van Valencia op het vasteland van Spanje.
Mallorca is een groot eiland van 70 bij 100 kilometer, negen keer zo groot als Texel. Het eiland heeft enkele grote bergen en op de hoogste plekken kan het in de winter af en toe sneeuwen. De meeste neerslag valt ook op dit eiland (maximaal 650 mm per jaar, meestal tussen 480-550 mm).
Op de andere eilanden valt er minder (tussen de 400 en 500 mm). Zowel op het vasteland van Spanje als op de Balearen zijn de zomers lang, heet en droog.
Maar terwijl de temperatuur in het binnenland ondraaglijk heet kan zijn, is de temperatuur op de eilanden - ondanks de hitte van boven de 30 °C - toch aangenaam. Dat komt door een licht verkoelende zeebries die er altijd waait.



Alle eilanden van de Balearen hebben veel zonuren per dag (in de zomer: 11 zonuren p/d), gedurende zo’n 300 dagen per jaar.
De zeetemperatuur is in de zomer 24 tot 25 °C en daalt pas in november onder de 20 °C.

Stap 3: De Canarische Eilanden

Hoewel de Canarische Eilanden staatkundig bij Spanje horen, liggen ze dichter bij Afrika dan bij het vasteland van Spanje. De zeven eilanden liggen voor de kust van Marokko.
Van west naar oost liggen er: El Hierro, La Palma, La Gomera, Tenerife, Gran Canaria, Fuerteventura en Lanzarote.
Het grootste eiland is Tenerife: dat eiland is vier keer zo groot als Texel.

Het klimaat wijkt af van het klimaat op het vasteland van Spanje. In de wintermaanden is het meestal warmer dan in Spanje en in de zomer juist minder heet. Met één uitzondering: er kan een speciale wind waaien met zeer warme lucht, sirocco of calima genoemd. Door deze warme wind kan de temperatuur oplopen tot boven de 40 graden. Deze wind gaat gepaard met veel woestijnstof. Je kunt dan vrijwel geen hand voor ogen zien en door de extreme hitte is het extra onaangenaam. Een calima komt niet zo vaak voor en duurt nooit zo lang.

Gemiddeld valt er maar zo’n 300 mm neerslag per jaar op de eilanden, maar de verschillen zijn groot.
Het natst is La Palma (800 mm in het oosten en 400 mm in het westen), het droogst is Fuerteventura met maar 110 mm per jaar. Fuerteventura is zo droog dat er kraanwater wordt gewonnen met behulp van ontziltingsinstallaties.

El Hierro is vooral bekend vanwege de mist. Vooral de wat hoger gelegen dorpjes zijn bijna permanent in de mist gehuld. De temperatuur ligt daar ook lager dan op de andere eilanden. In de bergen kan het ook sneeuwen in de winter. Op de andere eilanden komt de temperatuur in de winter zelden onder de 15 oC, maar meestal is het er rond de 20 oC. Daardoor hebben de Canarische Eilanden vaak lenteachtig weer.

©​ Google Maps


Maak de oefening.

Afronding

Begrippen

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.
Micro-klimaat
Als op een kleine schaal de omstandigheden van weer of klimaat anders zijn in een bepaald gebied.
Sirocco of calima
Een zuidelijke wind, die hete en droge lucht uit de Sahara naar het noorden voert. Deze wind gaat gepaard met veel woestijnstof.

 

Eindopdracht: Kruiswoordpuzzel

Als eindopdracht ga je een puzzel maken over de eilanden.
Download de puzzel. Sla deze op in je eigen omgeving en print de puzzel uit.

Beoordeling

Heb je de puzzel goed ingevuld? Laat dan de puzzel nakijken door je docent.
Je kunt je docent ook om de oplossing vragen, zodat je de puzzel zelf nakijkt.

Succes!

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door.
    Naar welke eilandengroep zou je het liefst op vakantie gaan? En waarom?
     

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven op waarom het klimaat op een eiland vaak anders is dan op het vasteland?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Ben je wel eens op een van de Waddeneilanden geweest? Heb je ervaren dat het weer anders is dan op het vasteland?
    Of heb je al eens een vakantie doorgebracht op de Balearen of Canarische eilanden?
    Genoten van het weer daar?
  • Eindopdracht
    Hebben jullie de kruiswoordpuzzel gedaan? Lukte het om alle woorden te vinden?

 

Neerslag

Neerslag

Intro

Neerslag, je hebt het in soorten en maten. Bij koud weer heb je sneeuw, hagel, natte sneeuw of ijzel. Bij temperaturen boven nul krijg je regen al komt zomerhagel ook voor.

In deze opdracht bekijk je verschillende vormen van neerslag, net als de neerslagverdeling, de waterbalans, de neerslagintensiteit in Nederland en Spanje.
Ook bekijk je de gevolgen van te veel of te weinig regen en wat je daar tegen kunt doen. En je kijkt naar welke vegetatie past bij Nederland en bij Spanje.

Bekijk eerst de video.
Kun je uitleggen hoe stapelwolken ontstaan?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil omschrijven tussen drie soorten neerslag: stuwingsneerslag, stijgingsneerslag en frontale neerslag;
  • een omschrijving geven van de begrippen 'normaalwaarden', 'neerslagverdeling', 'waterbalans' en 'neerslagintensiteit';
  • de gevolgen herkennen van te veel of te weinig neerslag in een gebied;
  • enkele maatregelen opnoemen, die worden toegepast om verdroging of overstroming van gebieden te voorkomen;
  • omschrijven wat wordt bedoeld met een vegetatiezone.

Wat kan ik al?

Voor je met de opdracht begint, bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

 

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert drie soorten neerslag. Er worden enkele begrippen uitgelegd die met (de meting van) regen te maken hebben. Je maakt een oefening.
Stap 2 Je leest wat de gevolgen kunnen zijn van te veel of te weinig neerslag. Ook worden een paar methodes besproken die toegepast worden bij verdroging en overstroming van gebieden. Je bekijkt een video en beantwoordt er vragen over.
Stap 3 Je gebruikt de Grote Bosatlas (of internet) om de verschillende vegetatiezones die in Europa voorkomen te kunnen benoemen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over neerslag.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A, dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B, dan maak je een eindproduct naar keuze samen met een klasgenoot. Jullie brengen de verschillen in neerslag tussen NL en Spanje in beeld.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 à 3 lesuren nodig.  

Aan de slag

Stap 1: Verschillende neerslag

Verschillende soorten neerslag

In de introductievideo en in de Stap 'Wat kan ik al?' ben je drie soorten regen tegengekomen.

Stuwingsneerslag

Een luchtstroom die op zijn weg een berg of gebergte tegenkomt, moet omhoog. Hoe hoger hoe koeler en warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. De aanwezige waterdamp condenseert, verdicht zich en valt als neerslag naar beneden (condenseren is het overgaan van een gas- of dampvorm naar een vloeibare vorm). Deze neerslag heet stuwingsneerslag en valt meestal aan de loefzijde van de berg, de kant waar de wind vandaan komt. Aan de andere kant, de lijzijde, is het meestal erg droog. De waterdamp is aan de loefzijde al uit de lucht verdwenen. De droogte aan de lijzijde wordt ook wel de regenschaduw genoemd.

Stijgingsneerslag

Als de zon het aardoppervlak verwarmt dan warmt de lucht erboven ook op. Warme lucht stijgt op en koelt in hogere lagen weer af. Koele lucht kan minder waterdamp bevatten, er treedt condensatie op en neerslag is het gevolg. Stijgingsregens komen veel voor boven de evenaar. De kracht van de zon is er het grootst. Door de grote hoeveelheid vocht in de lucht ontstaan er tropische regenbuien.

Frontale neerslag

Frontale neerslag is neerslag die ontstaat op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen. Frontale neerslag zie je vaak in West-Europa. Warme lucht uit het zuiden waait naar het noorden en botst tegen koude lucht. Het front ligt op het punt waar de koude en warme lucht elkaar raken. De koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen. Als de warme lucht opstijgt, koelt hij af door de botsing met de koude lucht. Hierdoor ontstaat er een brede wolkenband waarin de aanwezige waterdamp gaat condenseren en als regen, hagel of sneeuw naar beneden valt.

 

Als het over neerslag gaat, spelen ook de volgende begrippen een rol:

Normaalwaarden of normalen

Neerslag: waar, wanneer en hoeveel…?
In de klimatologie wordt veel over “normaalwaarden” of “normalen” gesproken. Een “normaal” is de gemiddelde waarde van een bepaalde grootheid (bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in juli of de gemiddelde neerslagsom in april) over de laatste 30 jaar.
Bij neerslag is het wenselijk om te meten over een langere periode dan 30 jaar. Neerslag is namelijk variabel. Het kan zo zijn dat het ene jaar relatief weinig neerslag valt, en het jaar erop relatief veel. Dit heeft te maken met de luchtstromen en drukgebieden die variabel zijn.

Neerslagverdeling

Met neerslagverdeling wordt “de verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar” bedoeld. Dit kan per gebied worden gemeten (vaak wordt De Bilt als uitgangspunt genomen) maar ook per land. Hoewel we in Nederland het gevoel hebben dat er veel neerslag valt, is dit feitelijk niet het geval. Gemiddeld valt er gedurende 7% van de tijd in Nederland neerslag in de vorm van regen, sneeuw, ijzel of hagel en dat staat gelijk aan ongeveer één uur en veertig minuten aan neerslag per dag.

Het gevoel dat Nederland een nat land is, wordt vooral gevoed door de onvoorspelbaarheid van het Nederlandse klimaat. We kennen geen uitgesproken natte of droge periodes en de kans op neerslag is erg vaak aanwezig. Het KNMI kan ons zelden garanderen dat het een hele dag droog blijft. Dat het weer in Nederland alle kanten op kan gaan, heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste zijn de ligging aan zee, het ontbreken van bergen en het feit dat we vaak op een scheidslijn van warme en koude luchtstromen liggen.

Waterbalans

De waterbalans is de verhouding tussen de hoeveelheid neerslag aan de ene kant en de mate van verdamping en de hoeveelheid afstromend water aan de andere kant. De hoeveelheid neerslag die we nodig hebben voor ons drinkwater, onze landbouw en voor planten wordt nuttige neerslag genoemd. Als er te veel neerslag valt, ontstaan er vaak overstromingen; bij te weinig neerslag ontstaat er droogte. In Nederland kennen we in de zomer vaak een watertekort, in de winter vaak een wateroverschot. Op een dag met extreme neerslag kan het waterpeil in een rivier enorm stijgen. Al het regenwater dat niet in de bodem trekt moet worden afgevoerd via beken, zijstromen en rivieren. Tijdens zo’n piekafvoer moeten dijken het water binnen de uiterwaarden houden en overstromingen voorkomen.

Neerslagintensiteit

De intensiteit van de neerslag is een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt: zoveel water, in zoveel tijd. Neerslagintensiteit wordt uitgedrukt in millimeter per tijdseenheid: millimeter per uur, per 6 uur, of per dag, enzovoorts. We zeggen bijvoorbeeld: “Er viel 30 mm regen vandaag”. Dat betekent een laag van 30 mm water op één plek in één dag. In sommige landen wordt gesproken over het volume regen op een vierkante meter: ‘Er viel 10 liter regen per m² vandaag.’ Een millimeter regen op een m² is gelijk aan een liter.
Wat is een hoge of een lage intensiteit? Dat hangt van de lokale omstandigheden af, van de regenval waaraan men gewend is en die door het watersysteem kan worden verwerkt. Een hoge intensiteit in Nederland kan bijvoorbeeld 30 mm per uur zijn, een lage een paar mm per dag.

Maak de oefening.

Stap 2: Te veel of te weinig

 

Gevolgen te veel of te weinig neerslag

Te weinig neerslag zorgt voor verdroging. Als er in een gebied minder dan 250 mm neerslag per jaar valt, spreken we over verwoestijning. In een woestijngebied is er weinig of geen begroeiing mogelijk. Ook mensen kunnen verwoestijning veroorzaken. Bijvoorbeeld door ontbossing of doordat landbouwgrond uitgeput raakt als lange tijd hetzelfde gewas wordt verbouwd. In Nederland kennen we geen verwoestijning, wel kennen we droge periodes waarbij landbouwgewassen en andere planten het moeilijk hebben.

Als er ergens meer neerslag ontstaat dan de beken, rivieren, meren en bodem kunnen opnemen, ontstaan er overstromingen. Nederland ligt voor de helft onder de zeespiegel. Het NAP (Normaal Amsterdams Peil, ongeveer het gemiddelde zeeniveau) ligt boven een groot gedeelte van het landoppervlak van Nederland. En ook het waterpeil in onze rivieren ligt vaak hoog vergeleken met het binnendijkse land. Een natte periode kan hierdoor zonder goede dijken al snel leiden tot een overstroming.
De grootste overstroming die Nederland heeft gekend in de afgelopen eeuw is de Watersnoodramp van 1953.

Wat doe je tegen verdroging en overstromingen?

Irrigatie
Als een gebied te maken heeft met verdroging of verwoestijning, dan wordt de grond ongeschikt voor landbouw, bosbouw en andere begroeiing. Om verdroging of verwoestijning tegen te gaan en de opbrengst van de verbouwde gewassen zo hoog mogelijk te maken, is de meest voorkomende maatregel het toepassen van irrigatie. Er zijn verschillende methoden om land te irrigeren. De meest voorkomende methode is oppervlaktebevloeiing. Meer dan 80% van de irrigatie wereldwijd vindt plaats door oppervlaktebevloeiing. Dit is het machinaal over het land laten stromen van water. De bekendste technieken voor oppervlaktebevloeiing van akkerland in Nederland zijn: bekkenbevloeiing, strokenbevloeiing, vorenbevloeiing en beregening.

Bekkenbevloeiing of bassinbevloeiing
Bij bekkenbevloeiing verdeelt men het land in meerdere ‘bekkens’ of ‘vlakken’. Daaromheen wordt een walletje van aarde gemaakt zodat het een bassin wordt waar men water in kan gieten. Dit gebeurt net zolang totdat de bodem niets meer kan opnemen. De grond wordt op deze manier doordrongen met water, en weer vruchtbaar gemaakt. Nadeel van deze techniek is dat de bassins een perfecte horizontale ligging moeten hebben en dat de bassins meestal zo klein zijn dat mechanisatie van het zaaien en oogsten moeilijk uitvoerbaar is.

Strokenbevloeiing
Strokenbevloeiing wordt vooral toegepast op flauw hellende terreinen. Langs de helling worden stroken gemaakt met daaromheen walletjes van aarde. Deze stroken lopen net als de helling bergafwaarts. Op het hoogste punt van de stroken wordt door een toevoerkanaaltje water toegevoegd, waarna het door de stroken door beneden stroomt en ondertussen in de grond wegzakt. Er wordt net zo lang geïrrigeerd totdat de grond verzadigd is met water.

Vorenbevloeiing
Net als strokenbevloeiing is vorenbevloeiing een stroombevloeiing die toegepast wordt op hellend terrein. Er worden hierbij kleine kanaaltjes (voren) door het land gegraven. Op het hoogste punt sproeit men water in de voren. Deze manier van irrigeren is zeer arbeidsintensief en bemoeilijkt bovendien het gemechaniseerd zaaien en oogsten, omdat daarbij mogelijk de voren worden vernield.

Beregening
Bij beregening wordt het water van bovenaf over het land gesproeid. Dit kan bijvoorbeeld met een sproeier. Het water wordt hierbij naar enkele centrale punten op het land gepompt door een leiding of slang, waar het wordt verspreid door een sproeier. Tegenwoordig bestaan er ook geautomatiseerde, verrijdbare sproeiers, die zichzelf over grote stukken land kunnen voortbewegen. Het nadeel van beregening van bovenaf is de relatief grote hoeveelheid water die verloren gaat door verdamping. Daarbij kan water dat achterblijft op de bladeren van planten slechte gevolgen hebben voor de planten. Zo kunnen er makkelijker schimmels ontstaan, of bladeren kunnen zelfs verbranden op hete, zonnige dagen.

Drainage
Om overstromingen te voorkomen in gebieden waar het waterpeil te hoog is, wordt drainage (ontwatering) toegepast. Als er ergens een wateroverschot is (bijvoorbeeld op akkerland) wordt water afgevoerd door buizen die 80 cm onder de grond liggen en uitkomen in kleine sloten of greppels. Daarna kan het water verder kan stromen in grotere sloten, rivieren en uiteindelijk de zee.

In Nederland is drainage vrij algemeen. Het is nodig om akkerbouw en veeteelt mogelijk te maken. Door drainage blijft de bodem droog en stevig genoeg om landbouwmachines te dragen. Voor sommige gewassen is een constant waterpeil belangrijk, bijvoorbeeld bij de bollen- en fruitteelt. Polders zijn zelfs alleen mogelijk door drainage. Zonder drainage zouden deze gebieden, die onder zeeniveau liggen, vollopen en veranderen in grote meren. In de stad voorkomt drainage dat kelders en loopruimtes onder huizen vollopen. Of denk aan straten of snelwegen in laaggelegen gebieden die bij regen overstromen.

Voor de landbouw en voor stedelijke gebieden is drainage een uitkomst, maar voor de natuurgebieden heeft het geen positieve uitwerking. Door traditionele drainage in de omliggende landbouwgebieden daalt het grondwaterpeil ook hier, wat verdroging veroorzaakt. Daarom is er enkele jaren geleden een nieuwe techniek uitgevonden die nu steeds meer wordt ingevoerd: peilgestuurde drainage.

Peilgestuurde of klimaatadaptieve drainage zorgt ervoor dat boeren het grondwaterpeil per perceel kunnen regelen. Als het erg nat is, kunnen boeren het systeem zo instellen dat het water wegloopt en als het droog is, kunnen ze het water vasthouden.

Bekijk de video. Beantwoord de vragen die in deze video worden gesteld.

De vragen staan ook in de volgende oefening.

Stap 3: Vegetatiezones

Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats. Het klimaat is het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar. Als we het over Spanje hebben, zeggen we vaak: “Daar is het weer zo aangenaam”. Eigenlijk bedoelen we dan “Daar is het klimaat zo aangenaam”.

De wereld kent heel wat verschillende klimaten. Als verschillende gebieden een vergelijkbaar klimaat hebben, behoren zij klimatologisch tot dezelfde zone. Bij dergelijke zones hoort een bepaalde vegetatie (spontane begroeiing). En zo is het begrip vegetatiezone ontstaan.

Doe ook de volgende sleepoefening.

Afronding

Begrippen

Het weer

Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw, ijzel of hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Frontale regen
Neerslag die ontstaat op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is vergeleken met de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is vergeleken met de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Normaalwaarden of normalen
De gemiddelde waarde van een bepaalde grootheid (bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in juli of de gemiddelde neerslagsom in april) over de laatste 30 jaar.
Neerslagverdeling
De verdeling van de neerslag over de verschillende maanden van het jaar.
Waterbalans
De verhouding tussen de hoeveelheid neerslag aan de ene kant en de mate van verdamping en de hoeveelheid afstromend water aan de andere kant.
Neerslagintensiteit
Een maat voor de hoeveelheid regen die gedurende een periode valt: zoveel water, in zoveel tijd. Neerslagintensiteit wordt uitgedrukt in millimeter per tijdseenheid.
Verwoestijning
Door een tekort aan neerslag droogt de grond steeds verder uit en is begroeiing niet of nauwelijks meer mogelijk.
Irrigatie
Met gebruikmaking van allerlei technische middelen water toevoegen aan landbouwgewassen bij een tekort aan neerslag.
Drainage
Het afvoeren van water uit de bodem over en door de grond, met als gevolg het verlagen van het grondwaterpeil.
Peilgestuurde drainage
Als het erg nat is kunnen boeren het drainagesysteem zo instellen dat het water wegloopt en als het droog is kunnen ze het water vasthouden.
Vegetatiezone
Als verschillende gebieden een vergelijkbaar klimaat hebben behoren ze klimatologisch tot dezelfde zone. Bij dergelijke zones hoort een bepaalde vegetatie (begroeiing).

 

 

Eindopdracht A: Toets

Test je kennis. Beantwoord de vragen.

Eindopdracht B: Vergelijk

Vergelijk NL met Spanje

In deze opdracht ben je veel begrippen die te maken hebben met neerslag en vegetatie tegengekomen.
Je sluit de opdracht af met het in kaart brengen van de verschillen tussen Nederland en Spanje als het gaat om neerslag en vegetatie.

Hoe ga je te werk?

Ga samen met een klasgenoot op zoek naar antwoorden op de volgende vragen. Gebruik de Grote Bosatlas en internet.

  1. Je onderscheidt drie soorten neerslag: stuwingsneerslag, stijgingsneerslag en frontale neerslag. Welke soort (of soorten) regen komt het meeste voor in Nederland? En welke soort (of soorten) het meest in Spanje?
  2. Welke verschillen zijn er tussen Nederland en Spanje als je kijkt naar de gemiddelde neerslag in de zomer over de laatste 30 jaar?
  3. Vergelijk de neerslagverdeling in de hoofdstad van Nederland met de neerslagverdeling in de hoofdstad van Spanje. Beschrijf de verschillen.
  4. Waarom zijn de verschillen in neerslagintensiteit binnen Spanje groter dan binnen Nederland?
  5. Heeft Nederland vaker te maken met te veel of met te weinig water? En hoe zit dat in Spanje?
  6. Waar wordt er in Nederland gebruik gemaakt van drainage? En zoek uit of er in Spanje gebruik gemaakt wordt van drainage.
  7. Waar (en wanneer) wordt er in Spanje gebruik gemaakt van irrigatie? En in Nederland?
  8. In welke vegetatiezone ligt Nederland en in welke vegetatiezone(s) ligt Spanje?
    Zoek een afbeelding die het verschil in vegetatie tussen Nederland en Spanje duidelijk maken.

Verwerk de antwoorden in een eindproduct naar keuze. Voor ideeën kun je kijken in de gereedschapskist.
Je kunt ook gebruikmaken van de blanco kaarten van Spanje en Nederland uit de opdracht Weer NL en Spanje.

Beoordeling

Laat het eindproduct beoordelen door je docent. Hij of zij zal letten op:

  • inhoud: Hebben jullie in je eindproduct de vragen verwerkt zoals hier aangegeven? Zijn er duidelijk verschillen waarneembaar tussen Nederland en Spanje op verschillende punten?
  • vorm: zijn jullie bij de keuze van de vorm origineel en creatief geweest? Ziet het eindproduct er verzorgd uit? Hebben jullie ook klimaatkaarten gebruikt?
  • taalfouten: hebben jullie weinig of geen taalfouten gemaakt?

 

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door. Gaf de video een goed beeld van de soorten regen? 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Er staan nogal wat begrippen in de leerdoelen.
    Kun je alle begrippen omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je tussen de 2 en 3 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Over de verschillende soorten irrigatie werd uitleg gegeven. Welke methode(s) worden in Nederland het meest toegepast?
  • Eindopdracht
    Welke bronnen hebben jullie vooral gebruikt bij de eindopdracht?
    Was het lastig om de juiste informatie te vinden? Met welke vraag hadden jullie de meeste moeite?
    Hoe hebben jullie de resultaten gepresenteerd? Zijn jullie hier tevreden over?

 

Invloed op de mens

Invloed op de mens

Intro

In deze opdracht kijken we naar de invloed van verschillende weerselementen.
Wat heeft het weer voor invloed op het leven van mensen en hun activiteiten?  
Die invloed vinden we terug in hun gezondheid, hun gewoonten, hun arbeid en de manieren waarop ze hun energie opwekken.

Dat het weer invloed heeft op de mens, zie je in deze video.
Bij welk gedrag zeg je: 'er is zeker storm op komst'?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aan de hand van voorbeelden herkennen dat het weer en het klimaat van invloed zijn op het leven in Nederland en Spanje;
  • het belang van het weer en het klimaat voor het toerisme in Spanje beschrijven;
  • omschrijven hoe in de land- en tuinbouw in Nederland en in Spanje rekening moet worden houden met klimatologische omstandigheden;
  • herkennen welke weerselementen voordelig zijn voor de opwekking van energie in Nederland en Spanje.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over de positieve en negatieve invloed van het weer op de gezondheid van mensen. Je beantwoordt er een vraag over.
Stap 2 Je leest over de Nederlandse '9-tot-5'-baan en de siësta die in Spanje de werkuren onderbreekt. Je beantwoordt er een vraag over.
Stap 3 Je onderzoekt hoe belangrijk het toerisme is voor de economie in Spanje.
Stap 4 Je leest over de verschillen en voordelen in de land- en tuinbouw in Spanje en Nederland. Je maakt een sleepoefening.
Stap 5 Windenergie is zowel in Spanje als Nederland een belangrijke manier om energie op te wekken. Je bekijkt een video en maakt een sleepoefening.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets 'Invloed op de mens'.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: je maakt een alternatieve reisfolder.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 à 3 lesuren nodig.  

Aan de slag

Stap 1: Weer en gezondheid

Volgens een Duits onderzoek heeft een derde van alle mensen last van bepaalde weersomstandigheden. Canadese wetenschappers hebben onderzocht welke weerselementen een grote rol in ons welbehagen spelen.

Je hoeft echter geen wetenschapper te zijn om dat te ervaren. Veel mensen bij de poolcirkels krijgen in de winter - als het zelfs overdag donker blijft - last van een winterdepressie. Ook in Nederland neemt de neerslachtigheid toe in de herfst en winter. In delen van Spanje snakken veel mensen tijdens een droge, bloedhete zomer juist naar een fris buitje.

Je gezondheid kan geschaad worden door de zonkracht, de hoeveelheid ultraviolette straling (uv-straling) uit het zonlicht. Langdurige blootstelling aan zonnestralen verhoogt de kans op huidkanker. En misschien denk je dat de mensen in Spanje daar meer last van hebben, maar dan heb je het mis! Huidkanker komt in Nederland veel meer voor. De tijd dat je onbeschermd veilig in de zon kunt zitten, wordt niet alleen bepaald door de zonkracht, maar ook door het huidtype. De gemiddelde Nederlander heeft een lichtere huid dan de gemiddelde Spanjaard. Een Spanjaard kan veel langer dan een Nederlander in de zon zijn voordat de huid verbrandt.

Het weer heeft ook positieve effecten voor mensen met bepaalde aandoeningen. Klachten als gevolg van reuma, jicht of longaandoeningen verdwijnen of worden veel minder in bijvoorbeeld de kuststreek van het oosten en zuiden van Spanje. De provincie Murcia is door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) uitgeroepen tot de streek met het meest gezonde klimaat van de wereld.

Stap 2: Siësta

In Nederland kennen we de ‘9-tot-5-baan’. Daarmee bedoelen we dat iemand ’s ochtends precies om negen uur begint met werken en ’s middags stipt om vijf uur weer naar huis gaat. In werkelijkheid beginnen veel mensen in Nederland eerder dan negen uur en veel mensen stoppen later dan vijf uur met werken.

In Spanje, waar het midden op de dag veel heter is dan in Nederland, kennen veel mensen de siësta. Daarmee bedoelen we het middagdutje na de lunch. Tussen 14.00 en 17.00 uur zijn de meeste winkels en veel bedrijven gesloten, in de restaurants is het dan juist erg druk. Na de siësta gaan de winkels en bedrijven weer open tot 21.00 uur. Onderzoek heeft aangetoond dat het houden van een siësta gezond is. De Spaanse siësta is heel algemeen. In Portugal, waar het op het midden van de dag net zo heet is, is de siësta veel minder gebruikelijk.

Steeds meer Spaanse bedrijven willen van de siësta af, vooral bedrijven met internationale contacten.
Ze kunnen ’s middags niet meer bellen of internetten met bijvoorbeeld Nederland en als ze zelf weer aan het werk gaan, zijn veel Nederlanders al naar huis en niet meer bereikbaar.

Toeristen die graag iets bezichtigen, klagen ook vaak over de siësta. Ze kunnen maar moeilijk aan wennen aan dit andere dagritme.

Stap 3: Toerisme

Je kunt geen vakantiefolder over Spanje doorkijken of je krijgt meteen teksten te lezen als: “Altijd mooi weer” en “Perfect klimaat voor een heerlijke strandvakantie”.

Hoe belangrijk het mooie weer en het klimaat voor Spanje zijn, kun je ook terugvinden in de atlas of op internet.

Stap 4: Landbouw

Om zo goed mogelijk van de landbouw te kunnen profiteren heeft een boer twee dingen nodig: voldoende zon en genoeg water voor zijn aanplant.
Door de mechanisatie van de landbouw is het aantal boeren en tuinders in heel Europa flink gedaald. In 1950 werkte 50% van Spaanse beroepsbevolking in de landbouw, in Nederland was dat toen nog 20%.
Inmiddels werkt rond 4% van de Spaanse beroepsbevolking in de landbouw, in Nederland is dat nog 2%.
Toch wordt in beide landen nog veel met de landbouw verdiend.

Nederland is door de verregaande en zeer efficiënte mechanisatie een van de wereldleiders op het gebied van zuivel en bloemen. Spanje is door zijn bijzondere klimatologische omstandigheden (veel zon!) een van de wereldleiders op het gebied van citrusvruchten en olijfolie (nummer één van Europa) en wijn (nummer drie).
Bovendien is Spanje de grootste leverancier van groenten voor Europa tijdens de winter, als het in veel andere landen te koud is voor de akker- en tuinbouw. In Spanje komt op veel plekken de temperatuur in de winter niet onder de 15 graden, terwijl in Nederland het dan net boven of onder het vriespunt kan worden.

Bekijk deze video.
Kun je enkele verschillen opnoemen tussen de Spaanse en Nederlandse tuinbouw?

Klimatologische veranderingen hebben echter in beide landen gevolgen voor de landbouw.
In Nederland is de hoeveelheid neerslag al jaren aan het stijgen. Op piekmomenten kan er zoveel neerslag vallen dat de akkers zo vol water komen te staan dat de zware landbouwmachines daar niet gebruikt kunnen worden.

Spanje heeft heel andere problemen. In de provincie Murcia bijvooorbeeld, in het zuidoosten van Spanje, is de gemiddelde neerslag gedaald van 370 mm in 1910 naar 270 mm in 2010. Tegelijkertijd is door de gestegen temperatuur - ten gevolge van de klimaatverandering - de verdamping gestegen. Het zuidoosten verdroogt en de graanteelt is onzeker geworden. Steeds meer percelen worden verlaten en dragen bij aan de verwoestijning van Spanje.

Maak de oefening.

Stap 5: Energieopwekking

Verschillende bijzondere weerselementen zijn van invloed op menselijke activiteiten, zowel in Nederland als in Spanje. Veel toeristen denken aan de klassieke Nederlandse windmolens, zoals ze te vinden zijn in Kinderdijk. Of aan de typische Spaanse molens in La Mancha, het land van Don Quichotte. Die oude windmolens met wieken van hout hebben nu vooral een toeristische en culturele betekenis, maar windkracht is nog steeds een belangrijke manier om energie op te wekken.

De moderne windmolens met drie bladen noemen we windturbines. De oude windmolen was zo’n 15 meter hoog, windturbines zijn vaak meer dan 100 meter hoog en naar verwachting zullen ze steeds groter worden, tot wel 200 meter hoog.
Nederland is vlak en het waait er vaak. Dit maakt ons land zeer geschikt om windenergie op te wekken. In de toekomst moet een steeds groter deel van de Nederlandse energieproductie duurzaam zijn. Windenergie op land en windenergie op zee helpen daar aan mee.
Een windturbine levert stroom voor zo’n 2000 huishoudens. En dat bijna twintig jaar lang.
Windturbines staan steeds vaker in groepen bij elkaar, op het land maar ook op zee.

Bekijk de video over windenergie.


Spanje doet het nog beter met windenergie. In 2014 was het aandeel windstroom zo’n 17%.
Maar Spanje is ook beroemd voor zijn energieopwekking met behulp van de zon. Er staan uitgestrekte velden vol zonnepanelen die op een slimme manier aan elkaar geschakeld zijn. Een van de grootste is die van de Gemasolarcentrale in de buurt van Sevilla. De Gemasolarcentrale heeft een capaciteit van circa 110 Gigawatt-uur per jaar. Dit is voldoende om 25.000 huizen van stroom te voorzien.

Het bijzondere aan deze centrale is dat hij ook stroom opwekt als het donker is. De energiecentrale richt zijn 2650 panelen op een ontvanger, een toren van 140 meter hoog die in het midden van de centrale staat. Hierdoor wordt 95 procent van het inkomende zonlicht opgevangen. Dat levert een flinke hitte op, tot wel 900 °C. De warmte die niet direct wordt gebruikt om stoomturbines aan te drijven, wordt opgeslagen door er tanks met zout mee te verwarmen. Met deze warmte worden in de nachtelijke uren de turbines aangedreven. Zo kan een periode van maximaal vijftien uur per etmaal zonder zonlicht worden opgevangen.

Afronding

Eindopdracht A: Toets

Test je kennis. Maak de toets.

Eindopdracht B: Reisfolder maken

De meeste reisfolders richten zich op maar één aspect van Spanje: het mooie weer. Je krijgt allerlei toeristische informatie en afbeeldingen altijd in de sfeer van mooi weer.

De actiegroep ‘Het Echte Spanje’ is dat een doorn in het oog.
De actiegroep wil het ‘echte leven’ laten zien, met de mooie en minder mooie kanten van het leven in Spanje.

Daarvoor ontwikkelen jullie een alternatieve reisfolder.
Maak een eerlijk verhaal over het leven in Spanje.
Gebruik zoveel mogelijk van de informatie in deze opdracht.
Je kunt ook gebruikmaken van deze sites:


Maak deze folder over het echte Spanje samen met een of meer klasgenoten.
Hoe je een folder maakt, kun je lezen in de gereedschapskist.

Beoordeling

De reisfolder laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • inhoud: hebben jullie in de folder onderwerpen belicht die afwijkend zijn van een doorsnee reisfolder? Hebben jullie leuke weetjes erin verwerkt die te maken hebben met het 'echte' Spanje?
  • vorm: is de folder origineel en met zorg gemaakt? Is jullie folder ook echt alternatief? Waar blijkt dat uit?
  • taalfouten: bevat de folder niet te veel taalfouten?

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door. Wat vind je van de video bij de intro.
    Past die goed bij de opdracht? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    De opdracht bestond uit 5 stappen. Welke stap vond je het leerzaamst?
    Schrijf ook op waarom.
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je de toets gemaakt? Had je alle vragen goed?
    Of heb je de folder gemaakt? Ben je tevreden over het resultaat?

 

Klimaatveranderingen

Klimaatverandering

Intro

Het klimaat verandert wereldwijd, ook in Nederland en Spanje. De gemiddelde temperatuur is de afgelopen jaren iets gestegen.
Een van de oorzaken is het versterkt broeikaseffect.

Deskundigen zijn het er over eens dat de klimaatverandering de komende tientallen jaren zal doorzetten.

In deze opdracht ga je ontdekken wat je kunt merken van de klimaatverandering in Nederland en in Spanje.

Bekijk de video over klimaatverandering.
Welke maatregelen neemt Nederland nu al tegen de gevolgen van klimaatverandering?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen dat de zeespiegelstijging een direct gevolg is van de klimaatverandering in zowel Nederland als Spanje;
  • omschrijven welke gevolgen klimaatverandering heeft op neerslag en verdamping in zowel Nederland als Spanje;
  • omschrijven welke gevolgen klimaatverandering heeft op vegetatie en landbouw in zowel Nederland als Spanje;
  • een voorbeeld noemen van insecten die overlast veroorzaken voor flora en fauna bij opwarming van het klimaat;
  • uitleggen waarom er een klimaatverdrag is en wat de noodzaak ervan is.

Wat kan ik al?

Voor je met de opdracht begint, bestudeer je het volgende item uit de Kennisbank.

Kijk of je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bekijkt een video en leest over temperatuur- en zeespiegelstijging. Klik de juiste antwoorden aan in de oefening.
Stap 2 Je leest over de gevolgen van te veel of te weinig water voor het weer in Nederland en Spanje.
Stap 3 De opwarming van de aarde beïnvloedt ook de vegetatie en landbouw in Nederland en Spanje. Beantwoord de vragen erover.
Stap 4 Je bekijkt voorbeelden van nieuwe ziekten en plagen die zich voor kunnen doen als het klimaat verandert.
Stap 5 Je leest over de noodzaak van het klimaatverdrag tussen landen en het Akkoord van Parijs.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over klimaatverandering.
Eindopdracht Jullie schrijven een fictief weerbericht in het jaar 2100.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Het klimaat verandert

Warmer en ook steeds natter of juist droger

Het wordt gemiddeld steeds warmer in Nederland. Tussen 1913 en 2013 steeg de gemiddelde jaartemperatuur in Nederland met 1,5 graden Celsius. Vooral in de lente en de zomer was dat merken, toen werd gemiddeld 1,8 graden Celsius meer gemeten. De winter en herfst werden gemiddeld 1,1 graden Celsius warmer.
Ook in Spanje is het de afgelopen tientallen jaren gemiddeld warmer geworden: tussen 1975 en 2004 gemiddeld bijna een graad.

Een direct gevolg van de opwarming is de zeespiegelstijging. Of nauwkeuriger gezegd: versnelling van de wereldwijde zeespiegelstijging. Het KNMI verwacht dat de zeespiegel voor de Nederlandse kust tussen 2014 en 2085 met 25 tot 80 centimeter zal stijgen.
Ook laaggelegen kustgebieden in Spanje worden bedreigd door het stijgende zeewater. Op den duur zouden veel stranden aan de Spaanse kust onder water kunnen verdwijnen. De stranden trekken jaarlijks grote hoeveelheden toeristen. Aantasting van de kust zou voor de Spaanse toeristenindustrie een enorme klap zijn.

Bekijk de video.
Hoe kun je zelf meehelpen de CO2-uitstoot te verminderen?

Maak de oefening.

Stap 2: Te veel of te weinig water

Lees de volgende teksten over de gevolgen van te weinig of te veel water.

Piekbuien: waterpleinen en groene daken vangen regen in stad op

Waterschappen, gemeenten en wetenschappers werken aan manieren om iets tegen overlast door het stijgend aantal hevige regenbuien te doen. Die buien veroorzaken vooral in steden overlast. Ze willen er vooral voor zorgen dat rioleringen tijdens hevige regenbuien niet meer water te verwerken krijgen dan ze kunnen afvoeren.(…). De afgelopen zestig jaar is het aantal zogenoemde piekbuien (buitengewoon hevige buien) met veertig procent toegenomen, zegt het KNMI, en die stijging zet de komende decennia door.
Bron: NRC Handelsblad van 15 augustus 2014.

 

Meer extreme buien door opwarming

Nederland krijgt steeds vaker te maken met ongewoon hevige regenbuien. Daarbij neemt de kans op hagel en onweer fors toe. Dat heeft het KNMI vastgesteld bij onderzoek naar de gevolgen van de opwarming van de aarde voor het weer en het klimaat in Nederland.
De winters zullen gemiddeld steeds zachter en natter worden. Op den duur zal het in Amsterdam ‘s winters gemiddeld net zo warm zijn als nu gemiddeld in Bordeaux (in Zuid-Frankrijk). De zomers zullen gemiddeld warmer worden en mogelijk ook droger. In 2050 zal de gemiddelde jaartemperatuur in Nederland tussen 1,0 en 2,3 graden Celsius zijn gestegen vergeleken met 2014. In 2085 kan dat mogelijk stijgen met 3,7 graden Celsius.

 

Verwoestijning neemt toe

Door de temperatuurstijging neemt de verdamping in Spanje toe. Tegelijkertijd valt er in Spanje gemiddeld niet meer neerslag per jaar. Ook begint de jaarlijkse droge periode in Spanje gemiddeld een maand eerder in het jaar dan vijftig jaar geleden.
Spanje heeft steeds vaker een negatieve waterbalans en de periodes met een negatieve balans duren langer.
Dat heeft twee gevolgen:

  • De bodem droogt uit en er dreigt zelfs hier en daar verwoestijning, waardoor de getroffen gebieden ongeschikt worden voor landbouw.
  • Gemiddeld is steeds vroeger in het jaar het vocht uit de bodem verdwenen. Daardoor kan de zon de bodem en lucht meer en sneller opwarmen.

Het verdampen van water kost heel veel energie, die anders gaat zitten in het opwarmen van het land en de lucht. Er is steeds eerder in het jaar niets meer te verdampen, alles is er al uitgewrongen. En dus wordt het in het binnenland nog heter. Het is een zelfversterkend effect.

 

Klap voor toeristenindustrie

Ook in Spanje is het de afgelopen tientallen jaren gemiddeld warmer geworden. Tussen 1975 en 2004 gemiddeld bijna een graad. Een direct gevolg van de opwarming is de zeespiegelstijging. Laaggelegen kustgebieden in Spanje worden bedreigd door het stijgende zeewater. Op den duur zouden veel stranden aan de Spaanse kust onder water kunnen verdwijnen.
De stranden trekken jaarlijks grote hoeveelheden toeristen en aantasting van de kust zou voor de Spaanse toeristenindustrie een enorme klap zijn.

 

Maak de oefening.

 

Stap 3: Vegetatie en landbouw

Voor vegetatie en landbouw in Nederland en Spanje heeft de opwarming van de aarde al gevolgen. Volgens deskundigen bestaat de kans dat die gevolgen de komende tientallen jaren steeds duidelijker merkbaar zullen zijn.

Vegetatie

Het is al gebleken dat planten beter groeien naarmate er meer CO2 in de lucht zit. Dat geldt ook voor sommige landbouwgewassen. Dankzij de toenemende hoeveelheid CO2 in de lucht wordt de opbrengst van de teelt van deze gewassen hoger.
Ook is al vastgesteld dat het groeiseizoen door de opwarming van de aarde gemiddeld eerder in het jaar begint en langer wordt. Het is steeds vroeger in het jaar warm genoeg voor planten om te groeien en te bloeien. Deskundigen verwachten dat het groeiseizoen de komende tientallen jaren nog langer wordt.

Ten slotte verdwijnen er nu al soorten planten zowel uit Nederland als uit Spanje. In beide gevallen wordt het ze te warm; de vegetatie verschuift noordwaarts, naar streken waar het koeler is. Daar komen weer andere soorten voor in de plaats. Ook dat zal volgens deskundigen de komende tijd doorgaan.
Dat betekent wel dat in beide landen de voedselpiramide verandert. Dat is een systeem waarin dieren en planten van elkaar afhankelijk zijn. Onder in de piramide zitten planten en plantenresten. Ze worden gegeten door dieren die op hun beurt door andere dieren worden gegeten. Als er plantensoorten verdwijnen en plaatsmaken voor andere, verandert daardoor de onderste laag van de piramide en dat heeft weer invloed op de lagen daarboven.
Nederland zal in de komende tijd een weelderige vegetatie met bossen en weiden hebben dankzij het natte klimaat.
In Spanje zal de vegetatie steeds meer lijden onder droogte en uitdroging van de bodem. Een bijkomend verschijnsel is het vaker voorkomen van bosbranden. Het seizoen waarin bosbranden meer kans hebben, wordt langer.

Landbouw

In Nederland blijft intensieve landbouw (landbouw met hoge opbrengst per hectare) mogelijk, ook als het warmer wordt. We houden een nat klimaat en de temperatuurstijging is voor de landbouw niet per se een nadeel. Het blijft dus mogelijk om voldoende voedingsgewassen te telen (gewassen voor de binnenlandse voedselvoorziening), maar ook grote hoeveelheden handelsgewassen (oogst bestemd voor uitvoer naar het buitenland).
Misschien dat tomaten, paprika’s, perziken en andere gewassen straks in de buitenlucht kunnen worden verbouwd, zoals in Spanje. Nu worden ze nog in kassen geteeld.
Daar staat tegenover dat gewassen meer bedreigd gaan worden door insecten en andere dieren. Voor de landbouw schadelijke dieren overleven de zachte winters, die in Nederland vaker zullen voorkomen.

Over de toekomst van de landbouw in Spanje zijn deskundigen minder optimistisch. Nu al is een groot deel van de Spaanse bodem alleen geschikt voor extensieve landbouw (met lage opbrengst per hectare) of extensieve veeteelt. Denk daarbij aan de grootschalige aanplant van olijfbomen of het laten grazen van schapen en runderen op grasland. Alleen waar voldoende water voorhanden is, kan aan intensieve landbouw worden gedaan.
Naarmate de aarde verder opwarmt zal de landbouw in Spanje steeds meer te kampen krijgen met een watertekort omdat de regenval afneemt en de droge periode langer wordt. De bodem zal op meer plaatsen en vaker uitdrogen en het wordt moeilijker om aan water te komen om er akkers mee te bevloeien. Waar de bodem uitdroogt, groeit er niets meer totdat er weer regen valt of de grond er wordt geïrrigeerd.
In delen van Murcia, Andalusië, Aragón, Castilië en Valencia dreigt de bodem zelfs te verwoestijnen, waardoor deze voorgoed ongeschikt wordt voor landbouw. De productie van voedsel- en handelsgewassen in Spanje dreigt terug te lopen.
 

Bekijk de volgende stelling.

De Spaanse landbouw ondervindt van de opwarming van de aarde meer nadelige gevolgen dan de Nederlandse landbouw.

Geef aan of je het met deze stelling eens bent. Onderbouw je mening met zoveel mogelijk argumenten.

 

Stap 4: Nieuwe ziekten en plagen

Door de klimaatverandering verdwijnen er planten- en diersoorten uit Nederland omdat het te warm voor ze wordt. Daar komen andere soorten uit zuidelijker streken voor in de plaats. Die vinden het in Nederland niet langer te koud. Daar zijn ook soorten bij die overlast veroorzaken voor mensen of gevaarlijk zijn voor mensen of voor vee. We noemen drie voorbeelden.

Tekst 1 - De eikenprocessierups

Deze rups heeft brandharen die hevige jeuk veroorzaken als je ze aanraakt. Soms zijn ze in enorme aantallen te vinden in eikenbomen.
Dan vormen ze een plaag voor mensen die in de buurt wonen of langs de bomen lopen, want de brandharen laten makkelijk los. Eerst kwam de rups alleen voor in Midden- en Zuid-Europa.
In 1996 was hij voor het eerst in grote aantallen te vinden in het zuiden van Nederland. In 2004 kon je hem ook ten noorden van de Rijn aantreffen. Nu komt hij overal in Nederland voor.

 

Tekst 2 - Knut en blauwtongvirus

De knut is een kleine muggensoort. Sommige knutten dragen het blauwtongvirus bij zich en dragen dat over op andere dieren. Het virus is niet gevaarlijk voor mensen, maar herkauwers kunnen er ziek van worden. Schapen en runderen kunnen er zelfs aan doodgaan. Oorspronkelijk kwamen knutten alleen voor in landen rond de Middellandse Zee en in Afrika en was het noordelijk van Spanje al te koud voor ze. Maar tijdens de hete zomer van 2006 doken ze voor het eerst op in Nederland. Bij Kerkrade werden enkele boerderijdieren ziek door het virus. Ook in de jaren erna raakte in Nederland vee besmet met het virus.

 

Tekst 3 - Schapenteek en borreliabacterie

De schapenteek leeft op warme vochtige plekken in bosrijke en dichtbegroeide gebieden. Omdat het in Nederland gemiddeld warmer is geworden, zijn er in ons land steeds meer plekken te vinden waar schapenteken kunnen leven. Sommige schapenteken zijn besmet met de borreliabacterie, de verwekker van de ziekte van Lyme. De teken brengen de bacterie over op mensen door ze te bijten en bloed op te zuigen. Mensen die het virus hebben opgelopen, kunnen er vanaf komen door antibiotica (middelen die ziektekiemen doden) in te nemen. Doen ze dat niet, dan krijgen ze op den duur last van hun hart, gewrichten of huid.


Ook gewassen lopen gevaar door de komst van nieuwe soorten. Er ontstaan allerlei gewasziekten.

Gewasziekten richting polen door klimaatopwarming Door de klimaatverandering verspreiden gewasziekten zich richting de Noord- en Zuidpool met een snelheid van bijna drie kilometer per jaar. Dat hebben onderzoekers van de Universiteiten van Exeter en Oxford zondagavond bekendgemaakt in het digitale tijdschrift Nature Climate Change.
Ze vermoeden bovendien dat als de temperatuur wereldwijd nog verder stijgt, er steeds meer ziekten bijkomen, waardoor meer voedsel verloren dreigt te gaan. Tot nu toe gaat ongeveer tien tot zestien procent van de landbouwproducten verloren aan plagen en ziekteverwekkers, waaronder schimmels, virussen en insecten. Elke dag komen er nieuwe soorten bij.
Hierdoor wordt wereldwijd de voedselzekerheid bedreigd. Men dacht altijd dat de verspreiding van deze soorten vooral kwam door internationaal vrachtvervoer, maar nu blijkt de klimaatverandering daar ook aan bij te dragen. De Britse onderzoekers stelden vast dat de ziekten niet alleen richting de Noord- en Zuidpool trekken, maar dat ze nu ook in gebieden voorkomen waar geen mensen wonen.

Bron: www.nu.nl, 1 september 2011

 

Tabakswittevliegen en cicaden Ook Nederland kampt met nieuwe ziekten en plagen die gewassen bedreigen. Zo hebben tomatenkwekers vanaf 2007 te maken met het tomatengeelkrulbladvirus dat door tabakswittevliegen wordt overgebracht. Deze vliegen kwamen oorspronkelijk niet in Nederland voor, wel in landen rond de Middellandse Zee. Vanaf midden jaren 80 van de 19e eeuw worden dennenbomen in Nederland aangevreten door rood-zwarte dennencicaden. Daardoor raken deze bomen bruin verkleurd. In sommige jaren zijn deze cicaden zó talrijk dat hele dennenbossen in Brabant en op de Veluwe bruin verkleuren door deze insecten. De rood-zwarte cicade kwam oorspronkelijk alleen voor in landen rond de Middellandse Zee.

 

Stap 5: Klimaatverdrag

De opwarming van de aarde is het gevolg van het versterkte broeikaseffect en we moeten dus zorgen dat er minder broeikasgassen (zoals CO2) in de dampkring komen.
Als het lukt de versterking van het broeikaseffect af te remmen, zo is de gedachte, zal het klimaat wereldwijd minder sterk veranderen en zullen de gevolgen van de klimaatverandering minder groot zijn dan wanneer we niets doen.

Dat kan alleen in internationaal verband, dus houden de Verenigde Naties zich intensief met dat probleem bezig.
In 1992 hebben de leden van de VN een reeks afspraken op klimaatgebied vastgelegd in het ‘Klimaatverdrag’. De afspraken gaan vooral over het verminderen van uitstoot van broeikasgassen in de dampkring.
In 1997 heeft de VN in het Japanse Kyoto een grote klimaatconferentie georganiseerd en is afgesproken hoeveel elk land zijn CO2-uitstoot moet verminderen.
Vervolgens zijn in het Akkoord van Parijs van 2015 afspraken gemaakt om de opwarming van de aarde te beteugelen. Regelmatig vinden grote klimaatconferenties plaats, waarin klimaatafspraken worden aangescherpt.

Afronding

Begrippen

Verwoestijning
Door uitdroging van de grond ontstaat uitbreiding van woestijn.
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Menselijk handelen, zoals ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen zorgen ervoor dat op aarde de concentratie van broeikasgassen stijgt, waardoor het broeikaseffect wordt versterkt.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
Akkoord van Parijs
Een internationaal verdrag om de opwarming van de aarde te beteugelen. Het akkoord is op 12 december 2015 gepresenteerd op de klimaatconferentie van Parijs 2015.

Eindopdracht: Fictief nieuwsbericht

Jullie hebben gezien dat het klimaat verandert, ook in Nederland en Spanje, en dat deze klimaatverandering de komende tientallen jaren zal doorzetten. Jullie hebben een indruk gekregen van wat je daarvan merkt aan het weer.

Maak duidelijk wat je daarvan weet in een fictief weerbericht over een weersituatie in het jaar 2100.
Jullie schrijven een bericht met een maximale lengte van een half A4'tje over het weer in Nederland of Spanje. Zoek daar wel een of meer passende afbeeldingen bij. Je kunt deze opdracht samen met een klasgenoot doen.

Omdat ook in 2100 het weer wisselvallig kan zijn, schrijf je over een van volgende weersituaties:

  • een dag met buien in Spanje in januari 2100
  • een droge dag in Nederland in juli 2100
  • een droge dag in Spanje in juli 2100​
  • een dag met buien in Nederland in juli 2100
  • een dag met buien in Spanje in juli 2100.

Vermeld indien nodig of er op die dag sprake is geweest van gevaarlijk weer.
Tip: Wat als gevaarlijk weer wordt beschouwd, kun je lezen op de site van het KNMI.

Beoordeling

Laat je nieuwsbericht beoordelen door jullie docent. Er zal bij de beoordeling worden gelet op:

  • inhoud: Is duidelijk dat het om een fictief weerbericht gaat? Heb je een van genoemde weersituaties erin verwerkt?
  • vorm: Is je weerbericht origineel en met zorg uitgewerkt?
  • taalfouten: bevat je weerbericht weinig of geen taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Neem de intro nog eens door. Was de uitleg over klimaatverandering in de video duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je voorbeelden geven van de gevolgen van klimaatverandering in zowel Nederland als Spanje?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Gevolgen van klimaatverandering in Nederland of Spanje hoeven niet altijd nadelig te zijn. Kun je ook positieve voorbeelden noemen?
  • Eindopdracht
    Heb je het fictieve weerbericht gemaakt? Ben je tevreden met het resultaat?

 

Afsluiting

Kennisbanken

In deze Kennisbanken vind je theorie die past bij dit thema.

Let op! Niet alle theorie wordt in deze Kennisbanken behandeld.

Examentraining

Examenvragen
Als eindopdracht drie opdrachten met examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen passen goed bij het thema Weer en klimaat in Europa.

Om de opdrachten te kunnen maken heb je een Entree-account nodig.

Bekijk voor je aan de opdrachten begint eventueel deze video.

Weer en klimaat in Europa - vmbo gt 2015-1

Weer en klimaat in Europa - vmbo gt 2015-2

Weer en klimaat in Europa - vmbo gt 2016-1

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Zijn genoemde onderwerpen naar jouw mening voldoende besproken?

Introductie-opdracht

  • Heb je de introductie-opdracht gemaakt? Heb je de vragen goed beantwoord?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je, met wat voorbeelden, overeenkomsten en verschillen tussen het weer in Nederland en Spanje noemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 15 uur gepland. Had je voldoende tijd om alle opdrachten te maken?
    Welke opdracht kostte het meeste tijd?
  • Inhoud
    In dit thema heb je Nederland en Spanje met elkaar vergeleken op het gebied van weer en klimaat.
    Als je zou moeten kiezen waar je zou willen wonen, voor welk land zou je dan kiezen: Nederland of Spanje? Schrijf op waarom.
  • Eindopdracht
    Je hebt geoefend met examenvragen uit voorgaande jaren. Heb je de vragen goed beantwoord?
  • Het arrangement Thema Weer en klimaat: Nederland-Spanje vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    18-11-2025 07:49:24
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VMBO-kgt leerjaar 3 en 4. In het thema ''Weer en klimaat: Nederland & Spanje'' worden 6 verschillende onderwerpen besproken. Het eerste onderwerp, genaamd "Weer: NL - Spanje", legt uit wat het weer is, hoe we het meten en uit welke elementen het weer is opgebouwd. Vervolgens wordt de zonkracht besproken en de invloed ervan op het weer, evenals de schadelijke effecten van de zon op de huid. Daarna wordt een vergelijking gemaakt tussen het weer in Nederland en Spanje, waarbij het temperatuur- en neerslagverschil tussen beide landen wordt uitgelegd. De hogere temperaturen en lagere neerslag in Spanje zorgen ervoor dat rivieren daar regelmatig droogvallen. Tot slot wordt uitgelegd hoe hogedruk- en lagedrukgebieden, gebergtes en de zee invloed kunnen hebben op het weer. Het tweede onderwerp, genaamd "Klimaat: NL - Spanje", legt de klimaatfactoren uit, zoals de breedteligging, reliëf, nabijheid van grote wateroppervlaktes, zeestromen en wind. Het begrip "koppenklimaat" wordt uitgelegd, evenals de verschillende klimaten die je op aarde kunt vinden, zoals het tropisch regenwoudklimaat, steppeklimaat, woestijnklimaat, gematigde klimaten, poolklimaten, toendraklimaten en sneeuwklimaten. Tot slot wordt er een vergelijking gemaakt tussen Nederland en Spanje. Het derde thema, genaamd "Eilanden", bespreekt microklimaten aan de hand van verschillende Nederlandse en Spaanse eilanden, zoals de Waddeneilanden, de Balearen en de Canarische eilanden. Het vierde onderwerp, genaamd "Neerslag", behandelt stuwingsregens en stijgingsregens, en het verschil tussen neerslagverdeling en neerslagintensiteit. De gevolgen van te veel en te weinig neerslag worden besproken, evenals mogelijke oplossingen zoals irrigatie en drainage. Vervolgens worden verschillende vegetatiezones en de begroeiing die daarin voorkomt besproken. Het onderwerp "Invloed op de mens" behandelt hoe het weer invloed kan hebben op de mentale gesteldheid van mensen, met winterdepressies als voorbeeld, en hoe mensen zich aanpassen aan het weer door bijvoorbeeld siësta te houden. Daarna wordt beschreven hoe het weer en klimaat invloed hebben op het toerisme en de landbouw. Tot slot wordt uitgelegd hoe we verschillende klimaten en weersituaties kunnen gebruiken om energie op te wekken, bijvoorbeeld door windturbines te gebruiken. Het laatste onderwerp, genaamd "Klimaatverandering", bespreekt hoe de opwarming van de aarde zorgt voor zeespiegelstijging. Er wordt uitgelegd dat de opwarming van de aarde leidt tot extremere weersituaties en periodes van zowel te veel als te weinig neerslag. Dit heeft gevolgen voor de landbouw en de toeristische sector. Klimaatverdragen worden gesloten om de opwarming van de aarde te vertragen en de problemen die dit met zich meebrengt te beperken.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Broeikaseffect; Aardrijkskunde; Duurzaamheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    15 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, eilanden, invloed op de mens, klimaatverandering, nederland, spanje, stercollectie, vmbo leerjaar 3 & 4, weer en klimaat

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Aardrijkskunde vmbo34 - D-toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/156781/Aardrijkskunde_vmbo34___D_toetsen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Thema Weer en klimaat 1 toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/143677/Thema_Weer_en_klimaat_1_toetsen

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Eilanden - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82680/Opdracht__Eilanden___vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Invloed op de mens - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82682/Opdracht__Invloed_op_de_mens___vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Klimaat: NL en Spanje - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82679/Opdracht__Klimaat__NL_en_Spanje___vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Klimaatverandering - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82684/Opdracht__Klimaatverandering___vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Neerslag - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82681/Opdracht__Neerslag___vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Opdracht: Weer: NL en Spanje - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82677/Opdracht__Weer__NL_en_Spanje___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Weer en Klimaat

    Weer en klimaat Nederland-Spanje

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.