Thema: Water NL vmbo-kgt34

Thema: Water NL vmbo-kgt34

Thema Water NL

Inleiding

Weinig is zo vanzelfsprekend voor ons als water. We douchen, spoelen het toilet door, zetten koffie of sproeien de tuin en meer dan het opendraaien van de kraan is daarvoor niet nodig.
We hebben geen besef dat water altijd voor problemen zorgt: er is te veel of te weinig, het is vervuild, het is zout of brak, we kunnen er niet bij en ga zo maar door. Vaak is het ook nog een bron van conflicten. Altijd gedoe met water, juist omdat het van levensbelang is voor iedereen.
In dit thema komen al die problematische aspecten van water aan bod.

De gemiddelde Nederlander kan altijd beschikken over prima water. En we zijn behoorlijk beschermd tegen wateroverlast. Maar we zijn ondertussen wel verantwoordelijk voor waterproblemen ergens anders op de wereld: bijna 95% van al ons waterverbruik is indirect. Dat water wordt buiten de landsgrenzen verbruikt om onze consumptie op peil te houden.
De verdeling van bruikbaar water over de wereldbewoners heeft dus veel te maken met welvaart en rijkdom.

De onderwerpen in dit thema zijn:

  • Waterkringloop
  • Soorten water
  • Rivieren
  • Nederland natter
  • Ruimte voor de rivier
  • Kustverdediging
  • Waterschaarste
  • Van wie is het water?

 

Introductie - opdracht

In de onderbouw heb je ook al opdrachten rond het thema Water gedaan.
Weet je het nog? Blader door de volgende Kennisbankitems en maak de instaptoets.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

Leerdoel Opdracht
de waterkringloop beschrijven, verschillende soorten water benoemen en water op verschillende manieren indelen.
  • Waterkringloop
  • Water in soorten
de loop van een rivier beschrijven en verschillende riviersoorten herkennen.
  • Rivieren
  • Rivieren - 2
aangeven waarom Nederland maatregelen moet nemen om zich tegen het water te beschermen en kun je ook voorbeelden van maatregelen noemen.
  • Nederland natter
  • Ruimte voor de rivier
  • Kustverdediging

het begrip waterschaarste omschrijven en met behulp van voorbeelden duidelijk maken dat dat ook in Nederland voor kan komen.

Antwoord geven op de vraag: Van wie is het water?

  • Waterschaarste
  • Van wie is het water?

 

Wat ga ik doen?

Het thema 'Water' bestaat uit de volgende onderdelen.

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Opdracht: Waterkringloop 2 A: Toets
B: Stripverhaal
Opdracht: Water in soorten 2 A: Toets
B: Fotodomino
Opdracht: Rivieren 2 A: Toets
B: Foto-opdracht
Opdracht: Rivieren - 2 3 à 4 A: Toets
B: Begrippenkaart
Extra: Kaart tekenen
Opdracht: Nederland natter 2 A: Toets
B: Logboek
Opdracht: Ruimte voor de rivier 2 A: Presentatie
B: Twee voor twaalf
Opdracht: Kustverdediging 3 A: Toets
B: Brief
Opdracht: Waterschaarste 3 A: Toets
B: Voetafdruk
Opdracht: Van wie is het water? 2 A: Kruiswoordpuzzel
B: Kaart
Afsluiting 2 Waterquiz
Totaal 23 à 24 uur  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct per opdracht.

Opdrachten

Waterkringloop

Waterkringloop

Intro

De hoeveelheid water op aarde is constant en wordt geschat op bijna 1400 miljoen kubieke kilometer. Daarvan is zo’n 2,5% geschikt voor gebruik door mens, dier en plant.
Geschikt, maar nog niet beschikbaar. Het water zit namelijk in ijskappen, in wolken of in de grond.

Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?

Water is voortdurend in beweging: oppervlaktewater verdampt, daaruit ontstaan wolken waaruit neerslag valt die als regen, sneeuw of hagel terugkomt naar de aarde. Het water komt vervolgens terecht in het oppervlaktewater of het trekt in de bodem.
Dat proces heet de waterkringloop.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de waterkringloop beschrijven. Ik gebruik daarbij de begrippen: zon, wind, neerslag, verdamping, condensatie, infiltratie en stroomafwaarts.
  • omschrijven wat het verschil is tussen de korte en de lange waterkringloop.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je ook een opdracht over de waterkringloop gedaan.
Weet je het nog?
Bestudeer de eerste drie pagina's en bekijk de video in de Kennisbank.

Beantwoord de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bekijkt de video's over de kringloop van water en maakt de oefening.
Stap 2 Je bekijkt een video met uitleg over de korte en lange waterkringloop. Je leest een tekst met uitleg. Daarna beantwoord je de vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over de waterkringloop.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets 'Waterkringloop'.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je met een klasgenoot een stripverhaal met de titel 'Water op wereldreis.'
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kringloop van water

Bekijk de video 'De kringloop van het water'.

Bekijk ook deze video over 'Neerslag'.

 

Maak de oefening.

Stap 2: Kort en lang

Dit monument staat bij de bron
van de Maas. Op deze plek welt
grondwater op dat aan een
lange reis naar zee begint.

Korte en lange waterkringloop

Je weet nu in grote lijnen hoe de waterkringloop werkt en welke rol verdamping, condensatie, wolken, neerslag en wind hierin spelen. Je kunt het nog eens nalezen in de tekst 'De waterkringloop'.

Waterkringloop bestaat eigenlijk uit twee verschillende kringlopen.
Kijk naar de uitleg in deze video.

Lees de tekst over de waterkringloop.

De waterkringloop
Al het water in de natuur maakt onderdeel uit van de waterkringloop. Het komt erop neer dat water diverse stappen doorloopt en uiteindelijk weer aan het begin van de kringloop uitkomt, waarna de cyclus opnieuw begint. De motor van dit proces is de zon. Om het duidelijker te maken volgen we het water op zijn weg door de waterkringloop.

1. Neerslag
In een wolk verzamelen zich waterdruppeltjes. Die druppeltjes gaan samenklonteren en worden steeds zwaarder. Op een gegeven moment worden de waterdruppels zo zwaar dat ze ‘uit de wolk’ naar beneden vallen. Dit verschijnsel heet neerslag. Neerslag heeft verschillende vormen, bijvoorbeeld regen, sneeuw en hagel.

2. Infiltratie
Het water van de neerslag komt op de aarde terecht en zakt langzaam de grond in. Het zinkt net zolang door de grond tot het in een zone komt waar het helemaal doordrenkt is van water: de verzadigde zone. Daar voegt het zich bij het grondwater. Het grondwater staat niet stil. Grondwater, en dus ook ons druppeltje, verplaatst zich van hoge gebieden met een hoge luchtdruk naar lage gebieden met een lage druk. Dit gaat niet erg snel, meestal ongeveer een meter per jaar, hoogstens 30 centimeter per dag.

3. Transpiratie
Een deel van het grondwater wordt opgenomen door planten. Die planten gebruiken het water en scheiden het weer af als waterdamp. 10% van de neerslag die op de grond valt, verdampt via planten en andere vegetatievormen. De rest verdampt via zeeën of oceanen.

4. Oppervlakte afvloeisel
Een deel van de neerslag komt direct in rivieren, meren of andere oppervlaktewater terecht. Daarvandaan wordt het rechtstreeks stroomafwaarts richting de zee of oceaan getransporteerd.

5. Verdamping
Door de zon warmt oppervlaktewater op. Hierdoor verdampt langzaam het bovenste laagje van het water en stijgt het weer op in de atmosfeer. Daar vult de waterdamp de wolken weer aan met water. De oceanen nemen het grootste deel van de verdamping voor hun rekening.

6. Condensatie
Waterdamp is onzichtbaar, wolken zijn dat niet. In de wolk klontert de waterdamp tegen grotere waterdruppels of ander waterdamp aan, waarna het weer een gewone waterdruppel wordt. Dit proces heet condensatie.

Bron: www.deltawerken.com

 

Maak nu de volgende oefening.

Afronding

Begrippen

Fasen
Verschillende ontwikkelingsstappen van water.
Smelten
Van vaste stof naar vloeistof.
Stollen
Van vloeistof naar vaste stof.
Verdampen
Van vloeistof naar gas.
Condenseren
Van gas naar vloeistof.
Vervluchten
Van vaste stof naar gas.
Rijpen
Van gas naar vaste stof.
Waterkringloop
De 'reis' die water maakt. De stappen die ervoor zorgen dat water verdampt, er wolken komen en dat uit de wolken weer neerslag valt.
Oppervlaktewater
Water dat zich in vloeibare vorm aan de oppervlakte van de aarde bevindt.
Grondwater
Water dat zich niet aan de oppervlakte bevindt, maar ondergronds in de bodems en gesteenten.
Aquifer
Een watervoerende laag in de ondergrond.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A dan maak je een toets.
Na het beantwoorden van de vragen zie je je score.

Eindopdracht B: Stripverhaal maken

Je hebt geleerd hoe de waterkringloop werkt en hoe water tijdens de kringloop van gedaante kan veranderen.
Als eindopdracht maken jullie in groepjes van twee een stripverhaal over twee flinke waterdruppels die vanaf de Atlantische Oceaan hun reis beginnen.

​Een van de twee doorloopt de korte kringloop en de andere de lange. Beschrijf de reis van beide druppels en besteed vooral aandacht aan de lange kringloop. Laat zien wat er onderweg met de druppel gebeurt.
Op die lange tocht kan de druppel vijf verschillende plekken aandoen, namelijk een:

  • gletsjer in de Alpen.
  • ijskap op Groenland.
  • plek onder de grond waar planten met hun wortels bij kunnen.
  • plek onder de grond zonder planten of waar planten met hun wortels niet bij kunnen.
  • plek ergens op het landoppervlak.

De docent wijst aan elk tweetal een van bovenstaande plekken toe.
Twee tips:

  • Spreek af wie de tekeningen voor het stripverhaal maakt en wie de teksten.
  • Raadpleeg een atlas om de reis uit te stippelen voor de waterdruppel die de lange waterkringloop doorloopt.

Hoe je een stripverhaal maakt, kun je lezen in de gereedschapskist.

Beoordeling

Lever jullie stripverhaal in bij de docent. Hij of zij zal het stripverhaal beoordelen en let daarbij op:

  • inhoud: laat het stripverhaal zien hoe de waterkringloop werkt en hoe water dat de kringloop doorloopt, soms van gedaante verandert?
  • vorm: is jullie stripverhaal origineel en met zorg gemaakt?

Stripverhaal maken

Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.        

 

Terugkijken

Intro

  • Herken je de vormen van neerslag, zoals genoemd in de intro?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de korte en de lange waterkringloop beschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je binnen die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen: de toets of het stripverhaal?
    Hebben jullie bij het stripverhaal de waterkringloop goed in beeld kunnen brengen? Is jullie stripverhaal goed beoordeeld?

Water in soorten

Water in soorten

Intro

Driekwart van de aarde is met water bedekt. Water genoeg, maar er is maar een klein deel geschikt voor menselijke consumptie.

Je kunt water indelen in wel of niet geschikt als drinkwater, maar er zijn ook nog andere manieren om de verschillende soorten water in te delen.
Daar ga je deze opdracht meer aan de slag.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil omschrijven tussen zout, zoet en brak water;
  • herkennen waar je deze watersoorten kunt aantreffen;
  • uitleggen waarom grondwater geschikter is voor het maken van drinkwater dan oppervlaktewater;
  • drie taken van een waterschap noemen;
  • omschrijven wat kwelwater is en hoe dit op verschillende manieren aan de oppervlakte kan komen;
  • omschrijven wat een aquifer is;
  • het begrip 'fossiel water' herkennen.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je een opdracht over drinkwater gedaan.
Daarin werden ook soorten water besproken.
Weet je het nog?

Kijk nog even in de Kennisbank.
Bestudeer de eerste drie pagina's van dit onderdeel.


Beantwoord de volgende vragen.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bekijkt video's over de zoutste zee ter wereld, over waterzuivering en de site van waterschappen. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 2 Je leest informatie over manieren waarop grondwater aan de oppervlakte komt.
Stap 3 Je leert wat een aquifer is en waar je deze aantreft. Je beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over soorten water.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets 'Water in soorten'.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan speel je met klasgenoten het fotodominospel.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Zout, zoet en brak water

Onder het wateroppervlak zie je
een rots die met een dikke laag
zout bedekt is.

Zout water

De zeeën en oceanen zijn de grootste gebieden met zout water, maar het zoutst is de Dode Zee. Deze zee ligt op de grens van Israël en Jordanië. Het zoutgehalte in de Dode Zee ligt op 42 gram per liter water. Het water is zo zout dat er niets in kan leven.

Bekijk de video over de Dode Zee.

Zoet water

Tegenover zout water staat zoet water: water dat minimale hoeveelheden zout bevat en drinkbaar is.
Een van de grootste voorraden zoet water is het Baikalmeer in Rusland.
Het grootste zoetwatergebied in Nederland is het IJsselmeer.

Brak water

Brak water zit tussen zoet en zout water in. Brak water komt voor op plaatsen waar zoet water en zeewater op elkaar stuiten, vaak bij riviermondingen.
Het grootste brakwatergebied in Nederland is het Veerse Meer in Zeeland.
Diverse planten (waaronder het lepelblad) en diersoorten (zoals de zeenaaktslak) zijn afhankelijk van brak water.

De begrippen zoet water en drinkwater worden nogal eens door elkaar gebruikt, maar ze zijn niet helemaal hetzelfde.
Drinkwater is water dat direct geschikt is voor menselijke consumptie. Aan het drinkwater in Nederland worden stoffen toegevoegd die bacteriën en virussen doden, zodat je er niet ziek van kunt worden.
In de Nederlandse Drinkwaterwet staat dan ook: “Drinkwater is een primair goed (een goed dat voorziet in de eerste levensbehoeften van de mens) en mag geen risico's opleveren voor de volksgezondheid.”

Bekijk de video over waterzuivering.

Waterschappen

De waterschappen zorgen voor het beheer van het water in Nederland.
Ga naar de website van de waterschappen: www.waterschappen.nl/. Op de site vind je de doelen van de waterschappen. Bekijk de doelen.

Maak de volgende oefening:

Stap 2: Kwelwater

Donaubron bij Donauschingen
Een waterput in een dorp in
Afghanistan

Grondwater zit meestal in de grond, maar soms komt het vanzelf aan de oppervlakte. Zo'n plek heet een kwel en het water daarin heet kwelwater. Een kwel heeft vaak een bijzondere waterkwaliteit.
Vooral diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak kalk- en ijzerhoudend. Dit leidt tot bijzondere plantengroei, zoals de waterviolier.

Bronnen

Kwelwater kan ook bronnen vormen. Een heel bekende bron is de Donaubron bij Donauschingen in Duitsland. Daar ontspringt de rivier de Donau die eindigt in de Zwarte Zee bij Roemenië, bijna 3000 kilometer verder.

Waterput

Als het grondwater niet spontaan naar boven komt, kun je een waterput slaan. Daarin kan het grondwater naar boven komen. Sinds de steentijd maken mensen al waterputten, maar in het rijke westen kom je ze niet meer zo vaak tegen. In ontwikkelingslanden zijn ze echter onmisbaar.

Oase

Bijzondere bronnen die je in Nederland niet tegenkomt zijn oases. Een oase is een plek in de woestijn waar grondwater aan de oppervlakte komt. Oases waren ooit bloeiende handelscentra. Het waren bijzondere plekken in de droge woestijn waar mensen verzamelden omdat er water was.
Sinds een jaar of vijftig gaat het slechter met de oases. Daar zijn verschillende redenen voor: het klimaat verslechtert, door de bevolkingsgroei wordt de druk op de oases steeds groter en door een plantenziekte wordt de dadelpalm aangetast, de boom die zo typerend is voor de oase. Het gevolg is een oprukkende verwoestijning.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Aquifer en fossiel water

Bijzonder is de aquifer (van de Latijnse woorden voor water en dragen). Een aquifer is een laag met water tussen twee andere lagen onder de grond, een natuurlijk ondergronds waterreservoir.

Er zijn twee soorten aquifers, de onbegrensde en de begrensde aquifer. Een onbegrensde aquifer heeft op een bepaald punt een opening naar buiten (aquiferoase). Een begrensde aquifer is opgesloten onder een weinig poreuze laag.

Een aquifer kan duizenden jaren oud zijn. Onder de woestijnen van Libië, Saudi-Arabië en Australië vind je nu enorme aquifers uit de tijd dat deze gebieden veel vochtiger waren dan nu. Het water in die oude aquifers noemen we fossiel water.

Great Man-Made River Project

Aquifers worden wel aangeboord om het water naar boven te halen.
Dat gebeurt bijvoorbeeld in Libië bij het Great Man-Made River Project.
Zoek in De Grote Bosatlas de kaart: Midden-Oosten bodemgebruik en kijk op de deelkaart: Waterprojecten.
Je ziet daar dat het Great Man-Made River Project onder meer gevoed wordt met fossiel water uit de Nubische aquifer, water van wel 40.000 jaar oud dat honderden meter onder de oppervlakte ligt.
Libië wil het fossiele water gebruiken voor het telen van gewassen als tarwe, haver, graan en gerst, maar ook voor producten als druiven. Deze gewassen en producten worden tot nu toe ingevoerd.

Een aquifer wordt niet of zeer langzaam aangevuld. Gebruik je fossiel water uit een aquifer, dan raakt het op. Niemand weet hoe lang het zal duren voordat de Nubische watervoorraad op is.

Beantwoord de volgende vragen.

Afronding

Begrippen

Zout water
Water waarin zout is opgelost. In zout water zit meer zout dan mensen aankunnen: zout zuigt vocht op.
Zoet water
Water dat wel drinkbaar is. Toch is zoet water in meren, oppervlakten en grondwater vaak wel vervuild.
Brak water
Dit vind je op plaatsen waar zoet water en zout water in elkaar overvloeien.
Kwelwater
Water dat onder de dijk door sijpelt en terug de polder in loopt.
Aquifer
Een aquifer is een laag met water tussen twee andere lagen onder de grond, een natuurlijk ondergronds waterreservoir.
Fossiel water
Het water in oude aquifers heet fossiel water.
Oase
Een oase is een plek in de woestijn waar grondwater aan de oppervlakte komt.
Drinkwaterbedrijf
Een bedrijf dat ervoor zorgt dat grondwater gezuiverd wordt tot drinkbaar kraanwater.
Waterschappen
Een waterschap zorgt voor het waterbeheer in een bepaald gebied. Het is een overheidsorganisatie.
Normaal Amsterdams Peil (NAP)
Om te controleren of de dijken nog hoog genoeg zijn, worden de waterhoogte en hoogte van het land regelmatig gemeten. Deze hoogten worden vergeleken met het niveau, het Normaal Amsterdams Peil (NAP).
Peilmerken
Meetmerken waarmee het NAP inzichtelijk gemaakt wordt.
Wadden
Delen van de Waddenzee die bij laag water droog vallen. Een wad is een modder- of zandplaat die in een ondiepe zee is ontstaan.
Getijde
De op- en neergaande beweging van de zee. Deze beweging wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan. De gemiddelde duur van een getijde is iets meer dan 12 uur.
Eb
De periode tussen hoogwater en laagwater.
Vloed
De periode tussen laagwater en hoogwater.
Stormvloed
Het opstuwen van zeewater door stormwinden.
Springtij
Is de periode van het getij waarin het verschil tussen hoog- en laagwater het grootst is. Springtij treedt eens in de ongeveer 14 dagen op.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A dan maak je de toets.
Na het beantwoorden van de vragen zie je je score.

Eindopdracht B: Fotodomino

Kies je voor deze eindopdracht, dan ga je een fotodominospel maken en het daarna spelen.
Het spel speel je in groepjes van vier leerlingen.
Om het spel te kunnen spelen heb je vier sets dominostenen nodig.
Download hier het Werkblad fotodomino. Sla het bestand in je eigen omgeving op, zodat je het kunt uitprinten.

Hoe ga je te werk?

Jullie gaan eerst de dominostenen maken. Knip de dominostenen uit en verstevig ze eventueel met dikker papier of karton.
Leg de 48 dominostenen omgekeerd op tafel.
Om te beginnen trekt iedereen vier dominostenen. Je ziet dat een dominosteen uit een foto en een begrip bestaat. Degene die (het eerst) de steen met de foto ‘kwelwater’ en het begrip ‘oase’ heeft, mag beginnen.
Als niemand die steen heeft, krijgt iedereen een extra steen net zo lang tot iemand mag beginnen.

Degene rechts van degene die het eerste steen heeft gelegd, is als tweede aan de beurt. Als hij een dominosteen heeft met als begrip ‘kwelwater’ of een dominosteen met de foto ‘oase’ dan kan hij die steen leggen. Heeft hij die niet, dan is zijn rechter buurman aan de beurt, enzovoort. Als niemand een steen kan leggen, krijgt iedereen een extra steen.

Het spel eindigt als één iemand geen dominostenen meer heeft. Degene die zijn laatste dominosteen heeft gelegd is de winnaar.

Beoordeling

Jullie docent zal beoordelen of jullie het spel op de juiste manier hebben gespeeld.

Terugkijken

Intro

  • Bekijk de intro nog eens. Past de intro goed bij de opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Bedenk bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je ook het antwoord op die vraag weet.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je binnen die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Welke begrippen in deze opdracht waren nieuw voor je?
    Maak met die begrippen een woorden(lijstje).
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Had je een voldoende voor de toets?
    B: Wat het leuk om het fotodominospel te spelen?

Rivieren

Rivieren

Intro

Een rivier is meer dan een natuurlijke waterstroom in het landschap. Rivieren vormen het landschap, niet alleen fysiek, maar ook cultuurhistorisch. Denk aan uiterwaarden, terpen en dijken. Deze opdracht gaat over verschillende landschappen die door rivieren zijn gevormd.

Bekijk deze video over de bovenloop van de Rijn.

Hoe diep is de Rijn op deze plek in de bovenloop?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met het stroomgebied van een rivier;
  • omschrijven wat een waterscheiding is;
  • de drie delen van het verloop van een rivier benoemen;
  • aangeven waar zich in Nederland het rivierkleilandschap bevindt;
  • de begrippen oeverwallen, rivierdijken, kommen en uiterwaarden herkennen.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je al geleerd over verschillende soorten rivieren in de opdracht Rijnreis.
Weet je het nog?
Kijk nog even in de Kennisbank. Bestudeer de laatste twee pagina's van dit onderdeel.

Maak de volgende oefening.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Je bekijkt een video met uitleg over stroomgebied en waterscheiding. Laat je klasgenoot de richting van het water intekenen op een kaart. Vervolgens bekijk je een video en beantwoord je vragen over stroomgebieden in Nederland.
Stap 2 Je krijgt uitleg over het verloop van een rivier. Je bekijkt een video over de hoogteverschillen en het verloop van de Rijn en beantwoordt er vragen over.
Stap 3 Je leest over de benedenloop van de Rijn in Nederland en over het omringende rivierkleilandschap. Je bekijkt een video over meanders en beantwoordt vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben betrekking op het verloop van een rivier.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets ´Rivieren´
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je met een klasgenoot de fotogalerij-opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bron van de grote rivieren

Waar komt al het water in de grote rivieren (Maas, Rijn, Waal en IJssel) in Nederland eigenlijk vandaan?
Hiernaast is dat mooi in kaart gebracht. De Rijn ontspringt in Zwitserland en gaat via Duitsland naar Nederland. Onderweg pikt de rivier water op uit allerlei zijrivieren, beekjes en sloten. Water dat daarin als neerslag is terechtgekomen.
Het stroomgebied van de Rijn bestaat uit al deze rivieren en beekjes samen. De grens tussen twee stroomgebieden heet waterscheiding.

Bekijk de volgende video. Hier wordt het stroomgebied van de rivier de Mississippi uitgelegd.

  • Teken een kaart met twee denkbeeldige rivieren en een waterscheiding daartussen. Beide rivieren moeten in zee uitmonden.
  • Geef je kaart aan een klasgenoot. Vraag hem met pijlen in de kaart aan te geven hoe het water stroomt.
  • Stel hem of haar vragen over de kaart. Voorbeeld: je wijst een plek aan op de kaart waar regen valt en vraagt waar dat water naar toe stroomt.
  • Doe dit ook andersom met de kaart van je klasgenoot.

Stap 2: Delen van de rivier

Je hebt gezien waar de Rijn, de Maas en de Schelde ontspringen. Dan zijn het niet meteen brede waterstromen, zoals ze door Nederland stromen. Ze ontspringen uit bronnen, vormen eerst beken, zijrivieren en groeien langzaam tot de stroom die in zee uitmondt.

Het verloop (of profiel) van de rivier geeft deze verandering van bron tot monding weer.
In zo’n rivierverloop of - profiel laat je zien wat er met de rivier gebeurt van bron tot monding: in de bovenloop, de middenloop en de benedenloop. Het belangrijkste verschil is het verschil in hoogte en daardoor het verschil in stroomsnelheid.

Bij de Rijn is die indeling goed zichtbaar. Het eerste stuk, de bovenloop dus, gaat door Zwitserland, Oostenrijk en Liechtenstein. Het middelste stuk (middenloop) gaat door Duitsland en Frankrijk. Het derde en laatste stuk (benedenloop) gaat door Nederland, waar de Rijn een delta vormt met meer aftakkingen.

Bekijk de video over het verloop van de Rijn. In de opdracht Rivieren 2 krijg je meer uitleg over de termen: debiet, verhang en verval.

 

Stap 3: Rivierlandschap

Rivieren vormen landschappen en vooral het verval van een rivier en de stroomsnelheid bepalen hoe die rivierlandschappen eruitzien. In deze stap zie je landschappen die bij de benedenloop van rivieren horen: landschappen die je ook in Nederland tegenkomt.

Bekijk de informatie over het rivierkleilandschap in de Kennisbank.

Kijk naar de video en maak de oefening.

Afronding

Begrippen

Rivier

Stroomgebied
Het gebied waaruit een rivier (plus zijrivieren) het overtollige water afvoert.
Waterscheiding
Een grens tussen twee stroomgebieden.
Rivierverloop
Beschrijft het verval van een rivier van de bron tot de monding.
Bovenloop
Dit is het deel van de rivier bij de bron dat meestal het verst van de kust afligt. Het verval is in de bovenloop het grootst en het water stroomt daar het snelst.
Middenloop
Dit is het deel van de rivier waar de stroomsnelheid afneemt. Het grind dat in de bovenloop is meegevoerd, wordt hier afgezet (sedimentatie).
Benedenloop
Dit is het deel waarbij de rivier bij de monding aankomt. De benedenloop voert meestal door laagland.
Rivierdelta
Een stelsel van aftakkingen van de rivier voordat deze in een zee of in een groot meer uitmondt.

 

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A, dan maak je de toets.
Aan het eind van de toets zie je je score. Succes!

Eindopdracht B: Foto-opdracht

Kies je voor eindopdracht B dan ga je in een 'fotogalerij' twaalf foto's van plekken langs de Rijn bekijken.
Je doet deze opdracht samen met een klasgenoot.

Download het werkblad Fotogalerij. Sla het op in je eigen omgeving zodat je het kunt bewerken.
Jullie bestuderen de foto's nauwkeurig en geven aan of deze gemaakt zijn langs de bovenloop, de middenloop of de benedenloop van de Rijn.

Vervolgens leggen jullie per land uit waarom je denkt dat die (vier) foto's juist daar genomen zijn.
Daarbij maken jullie zoveel mogelijk gebruik van begrippen over de rivier die je in deze opdracht hebt geleerd.

Beoordeling

Het ingevulde werkblad jullie beoordelen door jullie docent.
Daarbij wordt bekeken:

  • Zijn alle foto’s met het juiste land gecombineerd?
  • Hebben jullie duidelijk uitleg gegeven over de gekozen foto's per land? Hebben jullie voldoende gebruik gemaakt van begrippen uit de opdracht?
  • Bevat jullie uitleg geen taalfouten?

 

 

                                                             

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

xx

 

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video in de intro bekeken. Past de video goed bij de opdracht?
    Waarom wel of niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kijk of je alle genoemde begrippen kunt omschrijven.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je binnen die tijd alle video's bekeken?
  • Inhoud
    Veel van de begrippen over het verloop van de rivier ben je in klas 1 of 2 al tegengekomen. Wist je het meeste nog?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Had je een voldoende voor de toets?
    B: Was het eenvoudig om de 12 foto's te verdelen over de delen van de rivier?

Rivieren 2

Rivieren 2

Intro

Rivieren zijn natuurlijke waterstromen, die niet door de mens zijn aangelegd of gegraven. Maar ze zijn niet allemaal dezelfde. Er zijn verschillen in aard en oorsprong en dat heeft onder meer te maken met het water dat ze afvoeren.

Hoe meet je hoeveel water er door een rivier stroomt en waarom verandert dat voortdurend? Hoe meet je hoogteverschillen in een rivier? Wat is het belang van dergelijke kennis?

In deze opdracht kom je van alles te weten over rivieren.

Kijk om te beginnen de volgende video. Hierin zie je vast begrippen die met rivieren te maken hebben.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de begrippen debiet en regiem van een rivier herkennen;
  • uitleggen wat wordt bedoeld met het verval en het verhang van een rivier;
  • herkennen hoe het verval en verhang van een rivier wordt gemeten;
  • uitleggen waarom het belangrijk is waterhoogtes van rivieren te meten;
  • onderscheid maken tussen regenrivieren, gletsjerrivieren en gemengde rivieren;
  • herkennen wat wadi's zijn en waar ik ze kan aantreffen;
  • de ligging van de grootste rivieren en wateren in Nederland herkennen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Je leert over het debiet en regiem van een rivier. Je bekijkt een video erover en beantwoordt vragen. Je leest een tekst en beantwoordt vragen. Je klasgenoot doet hetzelfde en na afloop bespreken jullie samen het debiet en regiem van een rivier.
Stap 2 Je leert hoe en waarom waterhoogten in rivieren gemeten worden. Je bekijkt actuele waterstanden op een site en onderzoekt of jouw woonplaats onder of boven NAP ligt.
Stap 3 Je krijgt uitleg over het verhang en verval van een rivier, net als over het belang van bevaarbaarheid van de rivier. Je beantwoordt vragen.
Stap 4 Je leert over verschillende soorten rivieren en zoekt er afbeeldingen bij.
Stap 5 Je ziet een dwarsdoorsnede van een rivier met dijken en maakt een oefening.
Stap 6 Wat een wadi is en waar je die kunt aantreffen zie je in de video. Je beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen uit deze opdracht zijn verwerkt in een sleepoefening.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A dan maak je de toets 'Rivieren'.
Eindopdracht B Kies je voor deze eindopdracht, dan maak je samen met een klasgenoot een begrippenkaart met begrippen die je in deze twee opdrachten over rivieren hebt geleerd.
Extra opdracht Is er nog tijd voor de extra opdracht? Overleg met je docent. In deze opdracht breng je samen met een klasgenoot de grote wateren en rivieren in Nederland in kaart. Je oefent de ligging ervan eerst op een site.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.



Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 à 4 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Debiet en regiem

Hoeveel water gaat er door een rivier?

Rivieren zien er geen dag hetzelfde uit. De ene keer staat het water laag en is de rivier smal, de andere keer staat het water hoog en is de rivier een stuk breder. Met enige regelmaat kan de rivierbedding het water zelfs niet verwerken en lopen uiterwaarden vol.
De hoeveelheid water die een rivier moet verwerken op een bepaald punt en op een bepaald moment heet het debiet en wordt meestal uitgedrukt in m3/s (kubieke meters per seconde).

Als je de waterafvoer op dat bepaalde punt over een heel jaar neemt, dan noem je dat het regiem van de rivier. Het moment waarop het debiet van een rivier het grootst is, heet piekafvoer.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.

Kies een klasgenoot om mee samen te werken.
De een leest Tekst 1 en beantwoordt de vragen daarbij. De ander leest Tekst 2 en beantwoordt de vragen daarbij.
Daarna gebruikt ieder zijn of haar tekst als voorbeeld om aan de ander uit te leggen wat het debiet en regiem van een rivier is.

Tekst 1 Extra alert zijn op lage waterstanden

Rijkswaterstaat vraagt de binnenvaart extra alert te zijn vanwege de lage waterstanden. De lage waterstanden op de rivieren kunnen gevolgen hebben voor de diepgang (afstand van de waterlijn tot het onderste punt van het vaartuig).

Voor komend weekend en begin volgende week wordt regen verwacht, waarna de wateraanvoer via Rijn en Maas naar verwachting weer iets zal toenemen. Van een neerslagtekort is volgens RWS geen sprake. Nederland is zelfs iets natter dan normaal voor de tijd van het jaar. Wel komt er via de rivieren minder water ons land binnen dan gemiddeld in deze tijd van het jaar, vanwege weinig regen en omdat de watervoorraad in de Alpen lager is dan normaal.

Water wordt zoveel mogelijk vastgehouden door beperkt af te voeren richting zee. De grote meren, zoals het IJssel- en Markermeer, hebben een zo hoog mogelijke waterstand en vormen zoetwaterbuffers.
In de grote rivieren wordt minder water doorgelaten via de stuwen. De lagere delen van Nederland kunnen hiermee goed van water worden voorzien.

Uit: Schuttevaer van 27 juni 2014

Tekst 2 Wateroverlast Overijssel en Drenthe door hevige regenval

De Vecht in Overijssel treedt buiten de oevers door de hevige regenval van de afgelopen dagen in Nederland en Duitsland. Ook zijn er problemen op de Hoogeveense Vaart in Drenthe. Volgens weerbureau Weeronline.nl is in Overijssel sinds maandagavond de meeste regen gevallen van heel Nederland.

Waterschap Groot Salland heeft dinsdagmiddag gebruikers van de uiterwaarden langs de Vecht gewaarschuwd om de waterstand in de gaten te houden. Ook Waterschap Vechtstromen heeft maatregelen genomen, terwijl Waterschap Reest en Wieden in Overijssel en Drenthe met man en macht aan het werk is om overstromingen te voorkomen.

Groot Salland en de gemeente Dalfsen plaatsen zandzakken rondom een evenemententerrein aan de oever van de Vecht. Op dat terrein begint woensdag een plaatselijk festival met onder andere een kermis.

Bron: nu.nl van 27 mei 2014

Stap 2: Waterstanden - NAP

Op Teletekst pagina 720 (subpagina 1 en 2) zie je een overzicht van de waterstanden in Nederland.
Waterstanden worden altijd uitgedrukt in centimeters onder of boven Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Bekijk de video over NAP.

De waterstanden in Nederland worden bepaald door de aan- en afvoer van water door rivieren, beken en door neerslag of droogte.
De actuele waterstanden zijn te vinden via de Waterinfo van Rijkswaterstaat.

Maar waarom meten we deze standen? De waterstanden zijn onder andere nodig voor de scheepvaart. Als de waterstanden te laag worden, kunnen schepen minder vracht meenemen of lopen ze het risico vast te lopen. Bij hoge waterstanden wordt de doorvaarthoogte van bruggen kleiner.

Als je de waterstand op twee plaatsen in de Maas weet, dan kun je iets zeggen over het verval tussen die plaatsen.
En als je ook de afstand tussen deze punten langs de rivier weet, kun je het verhang uitrekenen.
Tussen Spijk, waar de Rijn Nederland binnenkomt, en Hoek van Holland, waar de Rijn in zee uitmondt, is het verval enkele meters.
Omdat beide punten aan de Rijn 150 kilometer uit elkaar liggen, is het verhang van de Rijn enkele centimeters.
In Stap 3 meer uitleg over verhang en verval van een rivier.

Maak de oefening en bekijk de waterhoogten.

Stap 3: Verval en verhang

Hoogteverschillen in een rivier

Een rivier begint hoog en eindigt laag bij zee. Hoe groter het verschil tussen hoog en laag, hoe groter het verval. Verval is het absolute hoogteverschil tussen twee punten in de rivier.

Neem nu de lengte van de rivier in kilometers en het hoogteverschil tussen de bron en de monding in meters. Deel dat hoogteverschil door het aantal kilometers Zo bereken je het verhang van de rivier: het hoogteverschil in meters per kilometer. Dat verhang is natuurlijk ook te meten tussen twee andere punten in de rivier, bijvoorbeeld in de benedenloop.

Bekijk de video ‘Uitleg verval en verhang’.

Maak de oefening.

Bevaarbaarheid

Verval en verhang zijn belangrijke begrippen als het gaat om de bevaarbaarheid van een rivier.
Heeft een deel van een rivier een groot verhang, dan moeten er schutsluizen worden aangelegd. Door het aanleggen van sluizen blijft de rivier bevaarbaar voor de schepen.

De Rijn telt in totaal twaalf schutsluizen voor de scheepvaart met daarbij behorende stuwen en waterkrachtcentrales. De sluizen liggen allemaal in de bovenloop van het bevaarbare deel van de rivier. De laatste sluis met stuw ligt bij Iffezheim, bij rijnkilometer 333.

Beantwoord de vragen in de oefening.

Stap 4: Soorten rivieren

Waar komt al dat water vandaan? Ga eens op een brug over een rivier staan en kijk naar het stromende water. Grote watermassa’s en het blijft maar stromen. Hoe kan het dat het water niet op raakt?

Twee soorten rivieren

Sommige rivieren worden ‘gevoed’ door het water dat als neerslag in hun stroomgebied valt. Dat zijn regenrivieren. Hun debiet, de hoeveelheid water die ze afvoeren, is afhankelijk van de neerslag.
Valt er veel neerslag in hun stroomgebied, dan neemt hun debiet toe en stijgt hun waterpeil sterk.
Valt er weinig regen in hun stroomgebied, dan is hun debiet klein en hun waterpeil laag. Het debiet van een regenrivier varieert dus sterk. Een voorbeeld van een regenrivier is de Maas.

Er zijn ook rivieren die het smeltwater van gletsjers afvoeren. Dat zijn gletsjerrivieren. In de zomer smelten gletsjers het snelst, in de winter het langzaamst. Daardoor schommelt het debiet van deze rivieren.

Veel rivieren zijn zogenaamde gemengde rivieren.
Deze krijgen water aangevoerd dat als neerslag in hun stroomgebied valt, naar ook smeltwater van gletsjers.
’s Winters voeren ze weinig smeltwater af en veel regenwater. ’s Zomers is het precies omgekeerd.
Daarom is het verschil in hun regiem niet zo groot als dat van regenrivieren. De Rijn is een gemengde rivier.

Overigens geldt niet voor elke rivier dat het water niet opraakt.
Beken en rivieren, die het vooral van smeltwater moeten hebben, vallen in de zomer vaak droog.
En in perioden van grote droogte hebben ook regenrivieren weinig water.

Stap 5 Rivieren en dijken

Dwarsdoorsnede van een rivier

Je hebt gezien welke soorten rivieren er zijn. In Nederland kom je twee soorten tegen: de gemengde rivier (Rijn) en de regenrivier (Maas).
Voordat er dijken langs de rivieren gebouwd werden, had de rivier aan beide kanten vlak bij de oever een hoger gelegen strook grond, de oeverwal. Deze oeverwal kwam zelden onder water te staan. Achter de oeverwal lag een laaggelegen strook van komgronden. Deze strook kwam in de herfst en de winter soms onder water te staan.

Nog steeds vind je langs rivieren oeverwallen en komgronden, overgebleven uit de tijd vóór de aanleg van dijken. Nu liggen er dijken langs de rivieren.
Kijk naar de twee dwarsdoorsneden van een rivier: één in de zomer en één in de winter.

Huidige situatie dijken:

Beantwoord de vragen.

Stap 6 Wadi's

De wadi, een bijzonder soort rivier

Rivieren in Nederland vallen niet droog omdat er altijd water aangevoerd wordt, dag na dag, het hele jaar door. Dat geldt niet voor alle rivieren in de wereld.

Lees de tekst over ‘Wadi’s’.

Wadi's
Een wadi is een meestal drooggevallen rivierdal in droge gebieden als woestijnen. Alleen in natte periodes en tijdens regenbuien stroomt er veel water door. Dit kan vrij plotseling gebeuren. Woestijnreizigers die een wadi volgen, kunnen tijdens een regenbui door het water verrast worden en zo verdrinken in de woestijn.

Bron: Wikipedia


Bekijk ook dit videofragment van 'Flash flood first wave'.

Afronding

Begrippen

Maak de volgende sleepoefening, waarin een aantal begrippen uit deze opdracht zijn verwerkt.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A, dan maak je de toets 'Rivieren'.
Na het beantwoorden van de vragen zie je je score.

Eindopdracht B: Begrippenkaart maken

​​Je hebt in de opdrachten Rivieren en Rivieren 2 gezien dat rivieren allerlei kenmerken hebben, kenmerken die je kunt meten en die van belang zijn. Denk aan risico’s als overstromingen of denk aan de bevaarbaarheid.

In deze eindopdracht ga je deze kennis op de kaart zetten. Niet door een landkaart te tekenen of in te kleuren, maar door verbanden te leggen tussen begrippen die je hebt geleerd. Die verbanden kunnen zijn: oorzaak en gevolg, herkomst, overeenkomst, enzovoort.
Werk in deze opdracht samen met een klasgenoot.

Maak gebruik van de volgende begrippen:

bedding

oeverwal

sedimentatie

benedenloop

piekafvoer

stroomgebied

bovenloop

regiem

uiterwaarden

debiet

rivierdelta

verhang

kom

rivierdijk

verval

middenloop

rivierkleilandschap

waterscheiding

NAP

rivierverloop

wadi
gletsjerrivier regenrivier piekafvoer

 

Hoe ga je te werk?

Open een leeg (Word of Google) document. Typ centraal op het vel papier het begrip RIVIER.
Plaats de andere begrippen er in tekstvakken omheen en trek lijnen tussen de begrippen die op de een of andere manier verband met elkaar houden.
Vermeld bij elke lijn het soort verband dat er volgens je bij hoort.
Voorbeeld: Tussen A en B trek je een lijn omdat A en B een overeenkomst met elkaar hebben of omdat B de oorzaak is van A.

Verwerk zoveel mogelijk van je kennis in de begrippenkaart. Laat zien wat je weet!
Vergeet niet je document op te slaan!
Je mag dit natuurlijk ook op papier doen, in een tekenprogramma of in PowerPoint op je computer.

Hier zie je een voorbeeld van zo'n begrippenkaart.


Begrippenkaart

 

 

 

 

 

 

 

Beoordeling

Laat het eindproduct beoordeling door je docent. Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: laat de begrippenkaart zien dat je begrepen hebt dat een rivier allerlei kenmerken heeft die je kunt meten en waarom kennis van die kenmerken belangrijk is? Heb je alle begrippen uit de opdracht verwerkt?
  • vorm: is de begrippenkaart origineel en met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat de begrippenkaart weinig of geen taalfouten?

Extra opdracht: Kaart tekenen

Maak samen met een klasgenoot een kaart van Nederland met alle grote rivieren.

Hoe ga je te werk?

  1. Ga naar www.topomania.net naar de kaart Grote rivieren en wateren in Nederland.
    Je drukt op 'Start' en plaatst de rivieren en wateren op de juiste plek op de kaart. Oefen met de kaart tot je de rivieren kent.
  2. Zoek op internet een kaart van Nederland, kopieer die en plak hem in een tekenprogramma op de computer of print hem op een A4'tje. Je kunt de kaart ook natekenen op een groter vel papier of gebruik maken van deze link. Sla de kaart dan wel op in je eigen omgeving.
  3. Teken in de kaart de volgende rivieren: Rijn, Waal, Maas, IJssel, Nederrijn, Lek. Nieuwe Maas.
  4. Kleur de regenrivieren blauw en de gemengde rivieren paars.
  5. Zoek foto's van de rivieren Rijn, Waal, Maas en IJssel. Je moet op de foto's in het landschap onderdelen van de rivier die je geleerd hebt, kunnen zien.
    Geef met pijlen aan wat er te zien is van wat je geleerd hebt: zomerbed, winterbed, zomerdijk, winterdijk, uiterwaarden.
  6. Plak de foto's op de kaart op de plek in de kaart waar de foto gemaakt is. Bijvoorbeeld een foto van de Waal bij Nijmegen, plak je bij Nijmegen.

Beoordeling

Laat de kaart aan je docent zien. De docent beoordeelt de kaart op:

  • inhoud: zijn de riviernamen goed ingevuld, hebben de rivieren de juiste kleur, staan pijlen op de juiste plaats, enzovoort.
  • vorm: hebben jullie netjes gewerkt, zodat de gegevens duidelijk zijn.
  • taalfouten: zitten er weinig of geen taalfouten in de bijschriften op de kaart.

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video bekeken?
    Zijn de begrippen uit de video voldoende behandeld in deze opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Wat kun je aflezen in een overzicht met gemeten waterstanden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 3 à 4 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je binnen die tijd ook de extra opdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Kun je na alle uitleg de stroomgebieden van rivieren in Nederland herkennen?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Had je een voldoende voor de toets?
    B: Heb je veel geleerd van het maken van de begrippenkaart?

Nederland natter

Nederland natter

Intro

Het klimaat verandert. Waardoor komt dat en wat betekent dat voor Nederland?
Moeten er maatregelen worden genomen of valt het allemaal wel mee?

Bekijk deze video over de gevolgen als Nederland steeds natter en warmer wordt.
Kun je na het zien van de video al twee gevolgen noemen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • beschrijven hoe door versterking van het broeikaseffect veranderingen in het klimaat plaatsvinden;
  • beschrijven welke invloed het broeikaseffect heeft op het niveau van de zeespiegel;
  • omschrijven wat wordt bedoeld met neerslagregiem.

Wat kan ik al?

In klas 1 of klas 2 heb je ook een opdracht over Nederland en het water gemaakt.
Weet je het nog?
Kijk nog even in de Kennisbank.

Beantwoord de volgende vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over het broeikaseffect en hoe de versterking van het broeikaseffect leidt tot klimaatverandering. Je bekijkt een video en beantwoordt de vragen.
Stap 2 Je leest over het neerslagregiem en de invloed van neerslag op het klimaat. Je bekijkt een video en klimaatscenario's van het KNMI. Daarna maak je een oefening.
Stap 3 Je leest over de zeespiegelstijging en het gevaar daarvan. Je maakt een oefening.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over klimaatsverandering in Nederland.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets 'Nederland wordt steeds natter'.
Eindopdracht B of Kies je voor eindopdracht B: dan maak je alleen of samen met een klasgenoot een logboek over de hoeveelheid neerslag in je woonplaats.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.  

Aan de slag

Stap 1: Broeikaseffect

Het klimaat is het gemiddelde weer over een langere periode, meestal nemen we daar dertig jaar voor.
Veranderingen in het klimaat zijn van alle tijden, maar in de twintigste eeuw is een opwarming van de aarde begonnen die wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten. Hierover gaat deze opdracht.

Bekijk de video over Nederland en het broeikaseffect. In de video hoor je: “Het broeikaseffect wordt erger en erger.”
Waarom is het zo erg en wat merken we ervan?

 

Het directe gevolg is de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde. Die is in de afgelopen eeuw met 0,7 °C gestegen (tot 14,6 °C). Een kleine wijziging zou je denken, zo’n temperatuurverschil merkt je amper. Toch zijn de gevolgen groot, zeker als je bedenkt dat de gemiddelde temperatuur naar verwachting in de komende vijftig jaar tijd met 3 tot 6 graden kan stijgen.

De temperatuurstijging zal op vele plekken op aarde leiden tot meer extreem weer. Orkanen bijvoorbeeld ontstaan altijd boven warm zeewater van minimaal 27 °C. De 27 graden-grens verschuift naar het noorden waardoor er meer orkanen zullen optreden.
De temperatuurstijging zal op de ene plek voor meer neerslag en meer overstromingen zorgen, maar elders zal de temperatuurstijging juist voor meer droogte en watertekorten zorgen.

 

Stap 2: Neerslagregiem

“Neerslag is de belangrijkste klimaatfactor, belangrijker dan de temperatuur. Als er te weinig regen valt in een groeiseizoen, leidt dat tot oogstverlies. Als er te veel regen valt tijdens de oogst, kunnen de landbouwmachines niet het veld op en leidt de boer ook schade." Dit staat in een rapport van de Universiteit van Amsterdam.

Veel boeren (en anderen) klagen dat Nederland steeds natter wordt. Hebben ze gelijk? Dat kunnen we meten met grafieken over de gemiddelde neerslaghoeveelheid in een jaar, ook wel aangeduid als het neerslagregiem.

Als je kijkt in je atlas (bij kaarten over neerslag en neerslagtekort in Nederland) zul je daar zien dat het neerslagregiem flink veranderd is.

Je kunt het ook zien aan onderstaande grafiek.
Uit de grafiek blijkt dat er sinds 1920 jaarlijks gemiddeld meer neerslag is gevallen.
Kortom: de boeren hebben gelijk: Nederland is veel natter geworden.
Maar waarom valt er meer neerslag dan vroeger? Is dat een rechtstreeks gevolg van de temperatuurstijging en het versterkt broeikaseffect?

 

Klimaatonderzoeker Professor Herman Russchenberg legt uit: “Warme lucht zet uit en kan meer water bevatten. En wat erin kan, komt er ook weer uit.”
Bekijk de video.


Alle klimaatscenario's van het KNMI geven aan dat de winters gemiddeld natter zullen worden. De verschillende scenario’s spreken elkaar tegen over de zomers. In enkele scenario’s wordt het zomers natter, in andere is er geen verandering en er zijn scenario’s waarin drogere zomers worden voorspeld.

Wat alle scenario’s wel aangeven is dat er meer extreme buien zullen zijn, waarbij er zoveel neerslag valt dat al dat water niet meer direct is te verwerken. Het heeft meer wateroverlast tot gevolg: ondergelopen straten, kelders en huizen en meer overstromingen.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Zeespiegelstijging

De zeespiegel is in de loop der eeuwen flink veranderd. Tijdens de laatste IJstijd, zo’n 20.000 jaar geleden, lag de zeespiegel 120 meter lager dan nu. Je kon toen van Nederland naar Engeland lopen, over wat nu de bodem van de Noordzee is.

Sinds het begin van het Holoceen (11.700 jaar geleden) is de zeespiegel zo’n 120 meter gestegen. Vanaf 1850, het jaar waarin de opwarming van de aarde werd opgemerkt, is daar al 20 centimeter bijgekomen.


De zeespiegel stijgt onder andere doordat het water uitzet. Water zet uit als het warmer wordt.
De zeespiegel stijgt ook doordat het landijs smelt. Smeltwater komt in de oceanen terecht.
Als de hele ijskap op Groenland zou smelten, stijgt de zeespiegel zeven meter.
Zo ver is het nog lang niet, maar de hoeveelheid landijs wordt wel elk jaar iets kleiner.

Kijk in de Grote Bosatlas naar kaarten van Nederland over dreigend water en grafieken over een verwachte zeespiegelstijging.

Afronding

Begrippen

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
IJstijd
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
Neerslagregiem
De verdeling van de hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode, bijv. een jaar

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A dan maak je de toets.
Na het beantwoorden van de gesloten vragen zie je je eindscore.

Eindopdracht B: Logboek maken

Maak een logboek van neerslaggegevens in je woonplaats.
Op de site www.neerslagkaart.nl kun je gegevens vinden over de hoeveelheid neerslag die in je woonplaats is gevallen.

  • Ga naar de site en toets je postcode of de naam van je woonplaats in. Je ziet dan de neerslagkaarten van de afgelopen 2, 4 of 7 dagen. Klik nu op 'Archief'. Je ziet de neerslagkaart van Nederland. Klik op 'Vandaag'. Noteer hoeveel neerslag er vandaag verwacht wordt.
  • Klik nu boven de kaart op -j. Je ziet nu hoeveel neerslag een jaar geleden op deze dag viel. Kijk op de plek van je woonplaats en noteer hoeveel daar viel. Ga zo door tot je 10 jaar hebt genoteerd.
  • Zet de gegevens in een grafiek. Je kunt grafieken maken in Excel of zoek zelf op internet een programma. Schrijf onder de grafiek een toelichting waarin staat wat de gemiddelde neerslag op deze dag is geweest en of er uitschieters waren.
  • Ga terug naar de beginkaart. Onderaan zie je een link 'Trends en grafieken'. Als je er op klikt, verschijnen er grafieken met gegevens over hele jaren van het dichtstbijzijnde meetpunt van het KNMI.
    Je staat in het tabblad 'Neerslag' en scrollt rechtsboven naar het weerstation, wat het dichtst bij je in de buurt is.
  • Neem de grafieken Neerslagsom per jaar van je woonplaats ook op in je logboek. Schrijf daar ook een korte toelichting bij waarin je uitlegt wat je in de grafiek kunt aflezen.
  • Schrijf een korte conclusie bij je logboek waarin je vertelt of de hoeveelheid neerslag in je woonplaats is toegenomen of afgenomen in de laatste 10 jaar. Bedenk welke grafiek je daarvoor het best kunt gebruiken.

Beoordeling

Laat je logboek beoordelen door je docent. Bij de beoordeling let de docent op:

  • inhoud: heb je de juiste gegevens verzameld over neerslag in jouw woonplaats? Is je toelichting duidelijk? Blijkt daaruit dat je de grafieken goed afgelezen hebt? Heb je een logische conclusie getrokken?
  • vormgeving: ziet je logboek er verzorgd en origineel uit?
  • taalfouten: heb je weinig of geen taalfouten in je uitleg gemaakt?

Terugkijken

Intro

  • Paste de video in de intro goed bij de opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Waaraan kun je in Nederland merken dat het klimaat verandert? Noem twee voorbeelden.

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Je hebt al eerder over het broeikaseffect en de gevolgen daarvan gehoord.
    Heb je in deze opdracht iets geleerd over het broeikaseffect wat je nog niet wist?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Had je een voldoende voor de toets?
    B: Was het leerzaam om een logboek bij te houden? Kon je de grafieken goed aflezen?

Ruimte voor de rivier

Ruimte voor de rivier

Intro

Door menselijk ingrijpen is het gevaar van overstromingen in Nederland toegenomen. In 1995 ontsnapte het rivierengebied in Nederland maar net aan een watersnoodramp.
Het gevaar van overstromingen zal de komende jaren nog groter worden omdat er in het stroomgebied van Maas en Rijn meer neerslag gaat vallen. Er moet dus ingegrepen worden om Nederland beter te beschermen tegen overstromingen.
In deze opdracht ontdek je welke maatregelen er worden genomen of al zijn genomen.

In de video zie je hoe militairen van de Koninklijke Landmacht hulp verleenden in de strijd tegen het water in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Zuid-Holland in 1995.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen op welke manier ontbossing langs de loop van rivieren overstromingsgevaar kan opleveren;
  • omschrijven welk gevaar er schuilt in de verstedelijking en verstening voor afvoer van regen- en rivierwater;
  • herkennen dat het reguleren van rivieren het risico van overstromingen vergroot;
  • herkennen dat het project 'Ruimte voor de rivier' als doel heeft de waterafvoer en doorstroming van rivieren te verbeteren;
  • uitleggen wat wordt bedoeld met retentievergroting van een rivier;
  • een andere maatregel noemen die de waterdoorvoer in de rivieren kan verbeteren.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest hoe door menselijk ingrijpen de loop van grote rivieren en het landschap erom heen veranderd is, met gevaar voor overstromingen. Je bekijkt video's van de oorzaken en beantwoordt vragen.
Stap 2 Je leest over het plan wat na de overstroming in 1995 door de Nederlandse overheid is opgesteld om te zorgen dat dergelijke overstromingen niet meer gebeuren. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 3 Je leert wat retentievergroting van een rivier is. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 4 Je bekijkt video's van een paar maatregelen om het waterbergend vermogen van een rivier te verbeteren. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 5 Welke obstakels er in een rivier kunnen weggehaald worden om doorstroming te bevorderen lees je hier. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over Ruimte voor de rivier.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A, dan maak je met klasgenoten een schriftelijke presentatie over een project uit Ruimte voor de rivier.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B, dan speel je met klasgenoten het spel Twee voor twaalf.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1 Menselijke ingrepen

Door menselijk ingrijpen is de loop van de Rijn, de Maas en de IJssel veranderd, net als het oeverlandschap van deze rivieren. De overstromingsrisico's van rivieren in Nederland is door menselijk ingrijpen de afgelopen tijd toegenomen.

Drie belangrijke oorzaken hiervan zijn:

  1. Ontbossing langs de midden- en bovenloop van de rivier.
  2. Verstedelijking en verstening.
  3. Regulatie (= in goede banen leiden) van de rivier.

Ontbossing

In Nederland en ook over de grens zijn door de eeuwen heen bij rivieren bossen gerooid. Bomen langs een rivier houden water vast. Door het kappen van bomen wordt het water minder goed vastgehouden. Hierdoor neemt de hoeveelheid water die wordt afgevoerd toe.
Op alle plekken waar de watermassa langs stroomt, stijgt het gemiddeld waterpeil. Het gevolg is een grotere kans op overstromingen. Dus ook in Nederland.
Ontbossing langs rivieren heeft nog een ander ongunstig gevolg, al gaat dat niet op voor de Nederlandse situatie.
Kijk de eerste anderhalve minuut van de volgende video.

 

Verstening door verstedelijking

Nederland wordt steeds meer volgebouwd. Steden en dorpen groeien, ook in stroomgebieden van de rivieren. De omgeving versteent meer en meer. Dat heeft gevolgen voor de opnamecapaciteit van de bodem. Neerslag dringt moeilijker door in de grond; er is minder infiltratie in de bodem.
Gevolg is een snellere afvoer van de neerslag. Ook nu neemt de hoeveelheid water die wordt afgevoerd toe. Het gemiddeld waterpeil stijgt en de kans op overstromingen neemt toe.

Regulatie

Een derde vorm van menselijk ingrijpen waardoor de kans op overstromingen is vergroot, is de regulatie van de rivier. Een vorm van regulatie is het aanleggen van kribben. Door kribben aan de oevers van de rivier aan te leggen, blijft het water beter in het midden van de rivier. Dit bevordert de bevaarbaarheid en zorgt voor minder schade aan de oevers, maar verslechtert de waterafvoer.

Ten behoeve van de scheepvaart zijn in de grote rivieren soms bochten afgesneden. Dat vergroot de bevaarbaarheid, maar de rivier heeft daardoor minder ruimte om water te bergen en het gemiddeld waterpeil neemt toe.

Voor een betere bevaarbaarheid zijn ook stuwen en sluizen aangelegd. Een stuw is een bouwwerk in een beek, rivier of waterloop dat water tegenhoudt en waarmee het waterpeil kan worden geregeld. Deze stuwen in de rivieren zorgen ervoor dat het waterpeil van deze rivieren het hele jaar hoog genoeg is voor de scheepvaart. Ze zorgen er ook voor dat bovenstrooms gelegen gebieden genoeg water krijgen en niet verdrogen. Helaas hinderen sluizen en stuwen de waterafvoer van de rivieren ook en is door deze kanalisatie de kans op een overstroming toegenomen.


Bekijk de video over de werking van het sluizenstelsel.

Stap 2: Nieuw plan

Hoogwater Waal 1995

Nieuw plan om rivieroverstromingen af te wenden

In de winter van 1995 viel in het stroomgebied van Maas en Rijn buitengewoon veel regen. Hierdoor kregen de grote rivieren in Nederland meer water aangevoerd dan ze konden afvoeren en steeg hun waterpeil sterk. Langs de Maas liepen stukken land onder water en dijken langs de Waal dreigden te breken. In dat geval zou een groot deel van het rivierengebied onder water zijn gelopen. Daarom werd op 31 januari 1995 uit voorzorg een kwart miljoen mensen uit dit gebied geëvacueerd. De dijken hielden het en toen het water in de rivieren weer zakte, konden de bewoners weer naar huis.

Naar aanleiding van deze bijna-ramp besloot de Nederlandse overheid dijken langs rivieren te verhogen. Een herhaling van de dreiging moest worden voorkomen.
Bij ophoging van de dijken zou het niet blijven. De overheid ging aan de slag om ervoor te zorgen dat de grote rivieren in staat zijn het water uit hun stroomgebied veilig af te voeren, hoe groot de hoeveelheid water ook is. Het pakket van maatregelen is samengevat in het programma ‘Ruimte voor de rivier’.

In de gelijknamige video worden de maatregelen getoond.


Dit plan wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, een onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Rijkswaterstaat heeft onder meer als taak Nederland te beschermen tegen overstromingen. Rijkswaterstaat werkt in het programma samen met waterschappen, provincies en gemeenten, bedrijven en burgers.

Waterschappen zijn regionale besturen die de waterhuishouding in hun gebied beheren. Of anders gezegd: zij bepalen hoeveel water er via rivieren, beken, kanalen en sloten wordt aangevoerd en afgevoerd in hun gebied en regelen de hoeveelheid grondwater in hun gebied. Ze doen dus aan kwantitatief waterbeheer.
In de film “Ruimte voor de Rivier” worden enkele maatregelen genoemd om overstromingen van de rivier af te wenden.

Deze en andere maatregelen moeten zorgen voor:

  • meer retentie (het vasthouden) van rivierwater (zie Stap 3);
  • meer waterbergend vermogen van rivieren (zie Stap 4);
  • een betere afvoer van water door rivieren (zie Stap 5).

Stap 3: Retentievergroting

Een retentiegebied is de aanduiding voor een gebied waar het water bij hevige regenval tijdelijk geborgen kan worden, met het doel stroomafwaarts gelegen gebieden te vrijwaren van overstromingen.
Door het vergroten van de retentie van een rivier voorkom je dat het waterpeil in de rivier te sterk stijgt en er gevaar dreigt voor overstromingen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld met retentiebekkens.
Kijk voor een uitleg naar de video “De rivier stroomt over”. Start de video op  1:25 en kijk tot het einde.

Wadi

Een andere manier is ervoor zorgen dat neerslag niet meteen naar de rivier wordt afgevoerd, maar de kans krijgt te infiltreren in de bodem om pas na verloop van tijd in de rivier terecht te komen. Gemeentes zorgen voor plekken waar regenwater in de bodem kan dringen. Deze zogenaamde wadi’s kunnen regenwater zelfs voor langere tijd vasthouden. Ze dienen om voorraden grondwater in de bodem aan te vullen en op peil te houden.

Stap 4: Meer ruimte voor water

In de video “Ruimte voor de Rivier” in Stap 2 worden verschillende maatregelen genoemd om het waterbergend vermogen van de rivieren te vergroten.
Bekijk in deze stap de maatregelen wat uitgebreider in de video's en beantwoord de vragen.

  • Uiterwaardvergraving

    Bekijk de video en beantwoord de vragen.
  • Dijkverlegging

    Bekijk de video en beantwoord de vragen.
  • Hoogwatergeul

    Bekijk de video en beantwoord de vragen.
  • Ruimte voor de rivier-Deventer

    Kijk ook de video 'Ruimte voor de rivier - Deventer' over het graven van nevengeulen.

Stap 5: Betere waterafvoer

Ook bruggen als deze over de
Maas bij Maastricht hinderen de
afvoer van water in rivieren

Een andere manier om het overstromingsgevaar in het rivierengebied te verminderen is het weghalen van obstakels die de afvoer en doorstroming van water belemmeren.

Een voorbeeld hiervan zie je in de video “Kribverlaging Waal”.

Bekijk deze video en beantwoord de vragen.

Afronding

Begrippen

Rivierbedding
De bodem van een stroom, rivier of beek.
Waterbekken
Een plek waar water (tijdelijk) wordt opgeslagen.
Uiterwaarden
De gronden tussen een winterdijk en de bedding van een beek of rivier. De rivier heeft deze ruimte nodig om tijdelijke piekafvoeren aan te kunnen.
Overstroming
Het onder water lopen van een gebied dat onder normale omstandigheden droog ligt.
Retentiegebied
Aanduiding voor een gebied waar het water bij hevige regenval tijdelijk geborgen kan worden, met het doel stroomafwaarts gelegen gebieden te vrijwaren van overstromingen.

Wadi
Een bufferings- en infiltratiezone, die tijdelijk gevuld is met hemelwater. Het water zakt dan langzaam in de grond.

Eindopdracht A: Presentatie

Jullie hebben gezien hoe rivieren en rivierlandschappen worden aangepast om het gevaar van overstromingen kleiner te maken. Bij elkaar zijn er ruim dertig projecten in uitvoering om rivieren en rivierlandschappen aan te passen. Van die projecten ben je er vijf tegengekomen in deze opdracht.

Jullie maken in groepen een schriftelijke presentatie over een project dat niet in deze opdracht is behandeld. Gebruik deze site van het project Ruimte voor de Rivier. Je ziet dan gelijk welke projecten al zijn afgerond.

Hoe gaan jullie te werk?

Kies een project uit dat niet in deze opdracht is behandeld uit de categorie:

  • Dijkverbetering
  • Dijkverlegging
  • Uiterwaardvergraving
  • Hoogwatergeul
  • Obstakelverwijdering
  • Ontpoldering

Klik rechts op de pagina op het project dat jullie uitkiezen.
Klik op deze tekst en je krijgt een beschrijving, een infographic en een video van het project.
De informatie op deze pagina neem je op in je presentatie.

Vermeld in de presentatie:

  • In welk gebied of bij welke plaats het project wordt uitgevoerd.
  • Welke veranderingen de rivier en/of het rivierlandschap ondergaan.
  • Is het project bedoeld voor betere retentie, groter waterbergend vermogen van de rivier of betere afvoer en doorstroming van het rivierwater?

Hoe jullie een presentatie kunnen maken, kun je lezen in de gereedschapskist.

Beoordeling

Overleg met jullie docent of jullie de presentatie ook daadwerkelijk gaan houden in de klas. De docent zal in ieder geval jullie presentatie gaan beoordelen. Daarbij wordt gelet op:

  • inhoud: laat het eindproduct zien dat wat dit project inhoudt en of het leidt tot verbetering van waterdoorstroming in de rivier?
  • vorm: is het eindproduct origineel en hebben jullie er voldoende aandacht aan besteed?
  • taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten?

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Eindopdracht B: Spel

Twee voor twaalf

Julie hebben gezien hoe door menselijk ingrijpen landschappen in het stroomgebied van rivieren zijn veranderd en er zelfs aan de loop van rivieren is gesleuteld. Het vergroot de kans dat rivieren buiten hun oevers treden en overlast veroorzaken.

Om je kennis te testen, doe je samen met een klasgenoot mee aan een variant op het bekende spel ‘Twee voor Twaalf’. Je speelt tegen je klasgenoten.

Hoe werkt het spel?

  1. De docent/spelleider spreekt een zin uit waarin een woord is weggelaten.
  2. Het woord dat uit deze zin is weggelaten moet je zien te raden.
  3. Denk je het woord te weten, noteer het op je werkblad. Het werkblad kun je hier downloaden. Sla het wel op in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.
  4. De eerste letter van het woord komt in het eerste vakje van Rij 1.
  5. Weet je het woord niet, zet in dat vakje dan een vraagteken.
  6. De spelleider geeft de tweede zin, enzovoort. 12 zinnen in totaal.
  7. Telkens moet je het woord zien te ‘raden’ en de eerste letter ervan noteren in het blok.
  8. Als de spelleider door zijn zinnen heen is, heb je twaalf letters/vraagtekens bij elkaar op je werkblad.

Van deze 12 letters moet je nog een woord zien te maken. Dat gaat zo:

  • De spelleider noemt het ontbrekende woord in de eerste zin en geeft aan in welk vakje van rij 2 de eerste letter moet komen.
    Je vult die letter in en de spelleider geeft het ontbrekende woord uit de tweede zin met het bijbehorende vakje;Je vult ook deze letter in. Enzovoort.
  • Probeer zo snel mogelijk het woord te raden. Als je denkt dat je de oplossing weet, laat je dat weten aan de spelleider.
    Heb je het goede woord, dan ben je de winnaar. Zo niet, dan gaat het spel verder zonder jullie en ben je uitgeschakeld.

Beoordeling

Degene die als eerste het woord geraden heeft en aan de docent heeft doorgegeven, heeft gewonnen.


Veel spelplezier!

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video in de intro bekeken?
    Kon je je de watersnood in 1995 nog herinneren?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je met behulp van voorbeelden omschrijven wat wordt gedaan om watersnood in de toekomst te voorkomen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    In de opdracht staan nogal wat video's. Heb je ze allemaal bekeken?
    Vind je het prettig om via video's je kennis over een onderwerp te vergroten?
  • Eindopdracht
    Wist je snel over welk project je de presentatie wilde houden? Waarom?
    Ben je tevreden over het resultaat?

Kustverdediging

Kustverdediging

Intro

De Nederlandse kust is ruim 500 kilometer lang en bestaat uit stranden, duinen, waterkeringen en dijken.
In deze opdracht leer je wat er nodig is om onze kust tegen het zeewater te beschermen en met welke bedreigingen de Nederlandse kust in de toekomst te maken krijgt.

Ben je wel eens aan de kust geweest met hoogwater?
Bekijk in video hoe (onstuimig) het eruit kan zien.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven hoe Nederland in meerdere kustprovincies beschermd is tegen het zeewater;
  • twee nieuwe bedreigingen noemen waarmee de Nederlandse kust in de toekomst te maken kan krijgen;
  • twee voorbeelden noemen van kustverdedigingsprojecten in Nederland.

Wat kan ik al?

Ook in klas 1 of klas 2 heb je een opdracht gedaan waarbij kustverdediging een rol speelde.
Weet je het nog?
Bekijk de eerste twee pagina's van het volgende item uit de Kennisbank.

Maak nu de oefening.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert dat de Nederlandse kust op verschillende manieren beschermd wordt tegen overstroming van de zee. Je bekijkt een video en maakt een oefening.
Stap 2 Je leest over de watersnoodramp en de aantrekkingskracht van de maan op eb en vloed. Je bekijkt video's en beantwoordt de vragen.
Stap 3 Je leert over nieuwe bedreigingen voor de kust, kijkt een video en beantwoordt de vragen.
Stap 4 Je ontdekt wat Nederland tegen deze nieuwe bedreigingen doet. Je bekijkt video's en beantwoordt vragen.
Stap 5 Je leest dat bij kustverdedigingsprojecten meerdere partijen belangen hebben, waaronder het zandopspuitbedrijf en de natuurorganisatie.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben betrekking op kustverdediging.
Eindopdracht A Kies je voor deze eindopdracht, dan maak je de toets 'Kustverdediging'.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B, dan schrijf je een ingezonden brief naar de krant waarin jullie je verdiepen in het standpunt van een belangenorganisatie.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: De Nederlandse kust

Een deel van de duinen is
weggespoeld door een storm.

Een groot deel van Nederland ligt onder zeeniveau. Duinen, dijken en andere waterkeringen beschermen ons land tegen het water. Dagelijks werken er duizenden mensen aan het hoog en sterk houden van onze kustverdediging.
Op de site van Rijkswaterstaat kun je zien op welke plekken aan de Nederlandse kust onderhoudswerkzaamheden plaatsvinden.

De Nederlandse kustlijn ziet er niet overal hetzelfde uit. De Zeeuwse kust, de Noord- en Zuid-Hollandse duinenkust en de Waddenkust veranderen steeds doordat wind, getijden, zeestroming en golven op de kust slaan. Soms vindt er afbraak plaats doordat stukken duin worden weggeslagen. Soms wordt er juist zand afgezet en is er sprake van kustopbouw.

De omstandigheden op een bepaalde plek bepalen hoe het land het beste tegen het water beschermd kan worden. Aan de Noord- en Zuid-Hollandse kust beschermen natuurlijke, hoge, brede duinen het land. In Zeeland zijn er grote dammen en waterkeringen aangelegd. Friesland en Groningen worden door dijken beschermd.

Bekijk de video over de Nederlandse kustverdediging.

Maak de oefening.

Stap 2: De watersnoodramp van 1953

Dat het belangrijk is om je kust goed te verdedigen tegen de zee heeft ons land in 1953 hardhandig geleerd.
In de nacht van 31 januari op 1 februari van dat jaar zorgde een combinatie van storm en springvloed voor een van de grootste rampen in onze geschiedenis. Door de stormwind werd het zeewater voor de kust van Zeeland opgestuwd tot een hoger peil dan normaal. Dit effect werd nog eens versterkt doordat het op dat moment springtij was.
Om te begrijpen wat dat betekent leggen we hier kort iets uit over getijden en waterstanden.

Bekijk de video over eb en vloed.

In de video zie je hoe de maan aantrekkingskracht heeft op de aarde en daardoor water naar zich toetrekt.
Aan de andere kant waar de maan staat en aan de tegenoverliggende kant, is het dan vloed. Tussen die twee gebieden is het eb.
Niet alleen de maan heeft een grote invloed op het getij. Ook de zon heeft dat. Als de zon en de maan op één lijn met de aarde staan, dus met volle maan en nieuwe maan, wordt er extra hard aan het water getrokken. Hierdoor ontstaat extra hoog hoogwater en extra laag laagwater. Dit heet springtij.
Als de zon en de maan elkaar tegenwerken, doordat de zon haaks op de aarde en maan staat, is het hoogwater minder hoog en het laagwater minder laag. Dit heet doodtij.

Door de combinatie van stormvloed en springtij stroomde het water in de rampnacht van 1 februari 1953 met vernietigende kracht het land in. Dat kon gebeuren omdat in die tijd een aantal grote zeearmen vrij het land in liep.

Tijdens de ramp bleken de dijken op veel plaatsen te laag en te zwak. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. De watersnoodramp kostte aan ruim 1800 landgenoten het leven.

Na deze ramp besloot de Nederlandse overheid haast te maken met de versterking van de kust.
Er werd begonnen met de Deltawerken.

In feite is ons land een grote delta waar een groot aantal rivieren uitmondt in de Noordzee.
De provincie Zeeland omvat het zuidwestelijk deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta.
De Deltawerken zorgen ervoor dat onze delta van Zeeland tot Groningen beschermd wordt tegen de krachten van de zee.

In 2010 waren de Deltawerken officieel afgerond.

Stap 3: Nieuwe bedreigingen

Nieuwe bedreigingen voor de kust

Tussen 1955 en 2010 is er met man en macht gewerkt aan de Deltawerken en de versterking van de Nederlandse kust. Nu zijn er nieuwe bedreigingen die het noodzakelijk maken om de kustverdediging opnieuw ter hand te nemen. De twee belangrijkste redenen: de bodem van Nederland daalt en de zeespiegel stijgt.

  • Bodemdaling

In de middeleeuwen woonden veel mensen op terpen (kunstmatige heuvels) om zich te beschermen tegen het water. Toen zij het land geschikt wilden maken voor de landbouw, begonnen ze met het ontwateren van de bodem.

Een groot deel van Nederland bevat klei en veen. Als je het grondwater daar verlaagt, gaan deze grondsoorten ‘inklinken’ en daalt de bodem. Dat proces van inklinken en het dalen van de bodem gaat nog steeds door.

  • Zeespiegelstijging

Een andere factor om rekening mee te houden bij de kustverdediging is de klimaatverandering.
De aarde warmt op, het landijs smelt, het water zet uit waardoor de zeespiegel stijgt

Sinds 1990 kunnen we de zeespiegel, en dus ook de stijging ervan, exact meten met behulp van satellieten.
Volgens de nieuwste KNMI’14- scenario’s stijgt de zeespiegel aan de Nederlandse kust tot 2085 met 25 tot 80 centimeter.
De Nederlandse kust vertoont een aantal zwakke plekken die bij een stijging van de zeespiegel verstevigd moeten worden.

Stap 4: Wat doen we eraan?

Zandsuppletie

Als we als niets zouden doen om onze kust te beschermen tegen alle gevaren, zou het westen van het land vanzelf overstromen. Daarom zijn maatregelen noodzakelijk.
Tegenwoordig wordt vooral ingezet op ‘dynamisch kustbeheer’: de natuur zijn gang laten gaan waar dat kan. Op plekken waar het nodig is, wordt harder ingegrepen.

Op veel plekken langs de Nederlandse kust spoelt meer zand weg dan er aanspoelt. De zandbanken voor de kust worden kleiner, de oever steiler en het strand smaller. Bij storm kan de zee gemakkelijker zand van de buitenste duinenrij wegslaan. De oplossing is eenvoudig, maar ook bewerkelijk: meer zand in het kustgebied brengen.
Sinds 1979 bestrijdt Rijkswaterstaat kustafslag met het opspuiten van zand op of voor het Nederlandse strand (zandsuppletie). Sinds 1990 is dit de voornaamste vorm van kustverdediging. Het doel is om de kustlijn op de plek te houden waar hij in 1990 lag.

Bekijk de video.


In de Hondsbossche en Pettemer Zeewering zat een gat van meer dan vijf kilometer tussen de duinen. Dat gat is ontstaan ten gevolge van de Sint Elisabethsvloed in 1421 (zie afbeelding hiernaast).
Het gat is opgevuld met een dijk, maar door de klimaatverandering dreigde de dijk te laag te worden. De dijk zou verhoogd kunnen worden, maar Rijkswaterstaat koos voor een andere oplossing.

Het project 'Kust op Kracht' ter versterking van de Hondsbossche en Pettemer Zeewering werd afgerond in 2015.
Bekijk de video en beantwoord de vragen.

 

Stap 5: Verschillende belangen

Scheiding van Hondbossche en
Pettemer zeewering
Het zandopspuitbedrijf
Een vogel die door het opspuiten
van de dijken zijn natuurlijke
leefomgeving kwijt raakt.

Bij kustverdedigingsprojecten zijn meerdere partijen betrokken. Die hebben allemaal verschillende verantwoordelijkheden en belangen.
In het geval van de kustversterking bij de Hondsbossche en Pettemer Zeewering is dat ook zo. De overheid, de provincie en de gemeente, maar ook aannemers die het werk uitvoeren, de milieubeweging, bewoners en ondernemers in het gebied hebben allemaal hun eigen belangen.
We kijken hier kort naar de opvattingen van de zandopspuiter en die van de natuurorganisatie.

Het zandopspuitbedrijf

Wij zorgen voor een eenvoudige en flexibele oplossing voor het probleem van de kustversterking.
Met onze moderne sleephopperzuigers versterken wij de kust met uiteindelijk 40 miljoen kubieke meter zand uit zee. Bovendien zijn wij 20 jaar lang verantwoordelijk voor het onderhoud.
De nieuwe kust die ontstaat, biedt in de toekomst volop kansen voor recreatie. Ook zal er nieuwe natuur ontstaan.

De natuurorganisatie

Door het opspuiten van grote hoeveelheden zand verdwijnen de strekdammen onder het zand. Op deze dammen vinden veel vogels hun voedsel. De natuurorganisatie wil de natuur behouden voor het nageslacht maar door regelmatig zand op ter spuiten, heeft het zeeleven geen tijd om zich te herstellen. Op plekken waar zand gestort is, duurt het vier tot zes jaar voordat het leven op de zeebodem zich heeft hersteld. Bovendien wordt de kust er steiler van. Dat betekent dat er minder ondiepe leefgebieden voor bepaalde zeedieren beschikbaar zijn.

Afronding

Begrippen

Deltawerken
Het verdedigingssysteem ter bescherming van met name de provincie Zeeland tegen hoogwater van de zee.
Waterkering/stormvloedkering
Een waterbouwkundige constructie die bij stormvloed of springtij moet verhinderen dat grote hoeveelheden water vanuit de zee tot overstromingen leiden.
Watersnoodramp
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 overstroomt een groot deel van Zeeland, een deel van Zuid-Holland en een deel van Noord-Brabant door een enorme storm.
Zandsuppletie
Het proces waarbij sediment dat meestal uit zand bestaat, opgespoten wordt om bestaande stranden te verbreden of nieuwe aan te leggen of om de gehele kust van extra zand te voorzien.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A, dan maak je de toets 'Kustverdediging'.
Na het beantwoorden van de vragen zie je je score.

Eindopdracht B: Brief schrijven

In deze opdracht heb je uitgebreid gelezen over het kustversterkingsproject Hondsbossche en Pettemer Zeewering. Je hebt ook gezien dat meerdere partijen belangen en verantwoordelijkheden hebben bij een dergelijk project. Elke partij bekijkt een dergelijk project vanuit zijn eigen belang.

Als eindopdracht B gaan jullie een ingezonden brief naar een krant schrijven.
Hierin maak je je standpunt duidelijk over de aanpak van het kustversterkingsproject  bij de Hondsbossche en Pettemer Zeewering.

Uit de brief blijkt duidelijk welk belang je vertegenwoordigt. Je kunt kiezen tussen:

  • de rol van directeur van een zandopspuitbedrijf en
  • de rol van directeur van een natuurorganisatie.

Hoe je een brief schrijft, kun je zien in de gereedschapskist. De brief is maximaal 1 A4'tje groot.
Je kunt deze opdracht alleen doen of samen met een klasgenoot.

Beoordeling

De ingezonden brief laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: blijkt uit de ingezonden brief duidelijk wat je mening is over de kustverdediging bij de Hondsbossche en Pettemer zeewering?
    Is ook duidelijk vanuit welke rol je de brief schrijft?
  • vorm: is de brief met zorg opgesteld?
  • taalfouten: bevat de brief niet te veel taalfouten?

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video bekeken? Wist je dat het zo tekeer kon gaan langs de kust?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Bedenk bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag ook kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je binnen die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    In welke stap heb je voor je idee het meest geleerd? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Had je een voldoende voor de toets?
    B: Hebben jullie voor het schrijven van de brief je voldoende ingeleefd in je rol? Was dat lastig?

Waterschaarste

Waterschaarste

Intro

In deze opdracht ervaar je dat er veel meer problemen met water zijn dan je op het eerste gezicht zou denken, ook in Nederland.
We kijken naar het directe en het indirecte gebruik van water en vergelijken het gebruik van de inwoners in verschillende landen aan de hand van een watervoetafdruk.

In deze video wordt uitgelegd wat de watervoetafdruk is.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen waardoor waterschaarste kan ontstaan, met name in ontwikkelingslanden;
  • uitleggen hoe verdroging van de bodem kan ontstaan. Noem minimaal twee oorzaken;
  • uitleggen wat de oorzaak is van verzilting van de bodem;
  • herkennen wat een watervoetafdruk is;
  • een maatregel noemen die de watervoetafdruk kan verkleinen.

Wat kan ik al?

Ook in klas 1 of klas 2 heb je een opdracht gedaan over Problemen met water.
Weet je het nog? Bekijk het volgende item uit de Kennisbank.

Beantwoord de volgende vragen.
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kijkt de video over wereldwijd waterverbruik. Je leert dat waterschaarste zich voornamelijk voordoet in ontwikkelingslanden. Je beantwoordt er vragen over.
Stap 2 Je leert hoe door verdroging en verzilting ook in Nederland waterschaarste kan ontstaan. Je bekijkt video's en maakt oefeningen.
Stap 3 en Je leert over de watervoetafdruk. Je berekent je eigen watervoetafdruk en gaat in discussie met klasgenoten hierover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over waterschaarste.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A; dan maak je de toets 'Waterschaarste'.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B; dan bereken je je eigen voetafdruk en discussieert met je klas over dit onderwerp.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd:
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.  

Aan de slag

Stap 1: Waterschaarste

We spreken over waterschaarste als de vraag naar schoon water groter is dan het aanbod. Wereldwijd heeft een op de drie mensen te maken met waterschaarste.

Bekijk de video over waterverbruik.
Hoeveel water verbruiken we in Nederland per dag?

Waterschaarste komt niet alleen in ontwikkelingslanden voor, maar kan zich overal voordoen, ook in Nederland. Daarover lees je meer in Stap 2.
Maar de grootste problemen ontstaan toch in de snelgroeiende stedelijke gebieden waar beslag wordt gelegd op de watervoorraden in de buurt: in grote delen van Afrika, in het Midden-Oosten, India, Mexico, het westen van de Verenigde Staten, het noordoosten van Brazilië en Centraal-Azië (zoals Afghanistan en Oezbekistan).

Stap 2: Verdroging en verzilting

Verdroging

Nederland heeft twee grote problemen die met water te maken hebben: verdroging en verzilting.
De afgelopen vijftig jaar is het grondwaterpeil op veel plaatsen in Nederland tientallen centimeters tot wel een meter gedaald. Het gevolg daarvan is verdroging van de bodem. Er zijn drie oorzaken voor het dalen van het grondwaterpeil:

  1. We gebruiken grondwater voor de drinkwatervoorziening, voor de industrie (voornamelijk koelwater voor machines) en het besproeien van gewassen.
  2. De landbouw zorgt voor het afwateren van de grond. Voor de akkerbouw is het namelijk vaak handig om een stevige droge grond te hebben omdat landbouwmachines dan beter kunnen ploegen.
  3. Door een toename van asfalt en beton in de stad kan regenwater de grond minder makkelijk bereiken. Het regenwater wordt wel opgevangen, maar meestal gelijk afgevoerd naar rivieren en kanalen. Het krijgt niet de gelegenheid in de bodem te zakken en daar het grondwater op peil te houden.

Het natuurpark de Groote Peel (zie afbeelding), in Noord-Brabant en Limburg, is een van de meest vogelrijke plaatsen van West-Europa. Dit hoogveengebied wordt omgeven door landbouwgronden die tot 1993 aan afwatering deden om de grondwaterstand te verlagen. Daarnaast werd er tijdens droge zomers ook nog grondwater opgepompt voor besproeiing van akkers.
Zo ontstond er een verschil in grondwaterstand van anderhalve meter tussen de Groote Peel en zijn omgeving. Het gevolg is dat de Groote Peel aan het verdrogen was.

De overheid heeft een grootschalig project uitgevoerd om verdere verdroging van de Groote Peel tegen te gaan. Onder andere door het plaatsen van een scherm kan grondwater niet verder weglekken uit het veengebied en wordt zo de grondwaterstand verhoogd en gestabiliseerd. In 2018 is dit project afgerond.

Bekijk onderstaande animatie over de Peelvenen.

Verzilting

In het westen van Nederland bestaat een ander probleem met het water. Daar is sprake van verzilting: het steeds zouter worden van de bodem. Voor een deel is dat een natuurlijk proces, waar de mens geen invloed op heeft. Zout water kan de bodem indringen bij overstromingen vanuit zee of als zeewater ondergronds de bodem indringt.

Waar we wel invloed op hebben, is het onttrekken van zoet water aan een zogenaamde zoetwaterzak die we vaak in de duinen aantreffen. Een zoetwaterzak is een reservoir met zoet water dat drijft op brak en zout water.
Als we zoet water onttrekken aan een zoetwaterzak voor drinkwaterwinning, blijft er minder zoet water over en stijgen het brak en zout water naar boven, naar het grondwater.
In deze afbeelding kun je dat goed zien.


Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.

Stap 3: Watervoetafdruk

Iedereen gebruikt een stukje van de aarde. Als alle bruikbare ruimte op aarde verdeeld wordt over alle mensen en de natuur voldoende ruimte krijgt om zichzelf te herstellen, zou elke bewoner gemiddeld recht hebben op 1,8 hectare. Dat stukje aarde vergelijken we met de consumptie van de gemiddelde wereldburger. Hoeveel aardoppervlak is nodig om aan het consumptieniveau van de aardbewoner te kunnen voldoen en zijn afval te verwerken? Dat noemen we een mondiale voetafdruk of een ecologische voetafdruk.

Voorbeeld:
Een gemiddelde Ethiopiër heeft een ecologische voetafdruk van 0,67 hectare.
Als iedereen op dezelfde manier zou leven als de Ethiopiërs, zouden we geen problemen hebben.
Een gemiddelde Nederlander heeft een voetafdruk van 6,3 hectare.
Als iedereen er dezelfde leefstijl op na zou houden als de Nederlanders, hebben we 3,5 aardbollen nodig.

Met een ecologische voetafdruk kijk je naar alle consumptiegoederen.
Je kunt ook het water apart nemen. Het gaat om het water dat je direct gebruikt, noem het maar huishoudelijk water, en om het water dat nodig is bij de productie van de consumptiegoederen. Reken dat uit per persoon en je hebt een watervoetafdruk.

Mensen verbruiken veel water. In Nederland ligt de waterconsumptie op ongeveer 2,3 miljoen liter water per jaar per persoon. Hiervan is 2 tot 5% voor direct huishoudelijk gebruik. De rest, 95 tot 98%, is indirect gebruik: water dat nodig is voor de productie van voedsel, kleding en industriële producten.
Onze watervoetafdruk zit vooral in landbouwproducten zoals katoen, koffie en graan.

In de video over waterschaarste in Stap 1 heb je al een indruk gekregen van hoeveel water nodig is voor het maken van producten.
De afbeelding hieronder laat van nog meer producten zien hoeveel water nodig is om dat product te maken.

Waterverbruik


Nederlanders zijn grootverbruikers van water, maar een Amerikaan gebruikt twee keer zoveel water (direct + indirect) als een Nederlander. Het zuinigst zijn de inwoners van Congo (een derde van wat de Nederlanders gebruiken).
In Bolivia wonen veel mensen die graag rundvlees eten. Dat is meteen in de watervoetafdruk terug te vinden (bijna drie keer zo hoog als de watervoetafdruk van een Nederlander).

 

Dat Nederlanders vooral buitenlands water gebruiken, zie je duidelijk in deze grafiek.
Alleen voor Koeweit en Malta is de verhouding extern-intern nog schever.

Waterverbruik van een aantal landen

 

Beantwoord de vragen.

Afronding

Begrippen

Waterschaarste
Het gebrek aan voldoende schoon water.

Verdroging
Als het grondwaterpeil op veel plekken door allerlei oorzaken sterk is gedaald heeft dat verdroging van de bodem als gevolg.

Verzilting
Verzilting (bodemverzouting) is het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van bodem of water.
Zoetwaterzak
Dit is de ondergrondse zoet water voorraad, die het zoute zeewater dat ook in de ondergrond doordringt, op grotere diepte houdt.
Watervoetafdruk
De watervoetafdruk van een individu, gemeenschap of bedrijf is het totale volume aan zoet water dat wordt gebruikt om de goederen en diensten te maken die door het individu of de gemeenschap worden geconsumeerd of door het bedrijf worden geproduceerd.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A, dan maak je de toets 'Waterschaarste'.
Als je alle vragen hebt beantwoord, zie je je score.

Eindopdracht B: Watervoetafruk

Je doucht (bijna) elke dag, drinkt koffie of thee, je poetst een paar keer per dag je tanden, je kleren worden gewassen, je spoelt het toilet door, pakt de vaatwasser in, enfin, je kent het wel. We gebruiken allemaal een heleboel water per dag.
In 2013 gebruikte de gemiddelde Nederlander 119 liter water per dag. Toch is dat maar een fractie van ons totale waterverbruik. Ons indirecte verbruik ligt een stuk hoger.
Kijk maar eens naar het volgende videofragment:

 

  • Hoeveel water gebruik jij, als je ook jouw indirecte waterverbruik meerekent?
    Doe eens een schatting.

Bekijk ook een gesprek de bedenker van de watervoetafdruk.

Je eigen watervoetafdruk

Om een inschatting te kunnen maken van wat je verbruikt aan water, ga je eerst je eigen watervoetafdruk meten. Je moet er wel eerst allerlei gegevens voor achterhalen: wat eet je per week, hoeveel water gebruik je en hoe is je 'kraangedrag', gebruik je water buitenshuis en tenslotte, hoeveel van het bruto gezinsinkomen wordt aan jou besteed?
Ga naar de site Aqua Path en lees (in het Engels) hoe je je eigen watervoetafdruk kunt berekenen.

Heb je na het beantwoorden van de vragen gezien wat jouw persoonlijk waterverbruik is?
Bereid je dan voor op een discussie in de klas. Jullie gaan in de klas een gesprek voeren over de volgende vragen:

Vragen/discussiepunten

  • Ligt jouw direct en indirect waterverbruik hoger of lager dan het wereldgemiddelde?
  • Wat zegt dat over de verdeling van geld en goederen wereldwijd?
  • Is het nodig de watervoetafdruk van de wereldbewoners dichter bij elkaar te brengen?
  • Is het mogelijk de negatieve effecten van ons waterverbruik op andere landen tegen te gaan? Zo ja, wat kun je daar dan zelf aan doen?

Je hoeft elkaar niet te overtuigen, maar probeer gezamenlijk na te denken over oplossingen.

Beoordeling

Jullie docent zal jullie discussie evalueren. Hij zal daarbij letten op de volgende punten:

  • Hebben jullie begrepen wat een watervoetafdruk inhoudt en hoe deze berekend wordt?
  • Hebben jullie zelf maatregelen bedacht om het waterverbruik wereldwijd terug te dringen?
  • Heeft jullie discussie geleid tot verbeterpunten?

Terugkijken

Intro

  • Past de video goed bij deze opdracht? Kreeg je al een indruk over de watervoetafdruk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je van de genoemde begrippen een omschrijving geven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig geweest.
    Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Heb je veel nieuwe kennis opgedaan in deze opdracht?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om je eigen watervoetafdruk uit te rekenen?
    Ben je geschrokken van de grootte van je watervoetafdruk?
    En nu? Ga je een poging doen om je watervoetafdruk te verkleinen?

Van wie is het water?

Van wie is het water?

Intro

Van wie is het water? Is het van de staat of van ons allemaal?
Hebben we recht op water en zo ja, is het dan een mensenrecht?
Kun je alle water uit één rivier aftappen, waardoor een buurland zonder water komt te zitten?

Deze opdracht gaat over waterbeheer en waterconflicten.

Bekijk deze video.
Kun jij antwoord geven op de vraag: Van wie is het water?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven hoe het waterbeheer in Nederland in grote lijnen is onderverdeeld bij partijen;
  • een voorbeeld noemen van wat er in de Waterwet is geregeld;
  • uitleggen wat de functie is van een waterwingebied;
  • uitleggen waarom er bepaalde regels gelden in een waterwingebied;
  • herkennen welke problemen kunnen ontstaan bij privatisering van het water;
  • aan de hand van een voorbeeld duidelijk maken dat het gebruik van water tot conflictsituaties kan leiden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over de situatie dat nog steeds veel mensen niet kunnen beschikken over veilig en schoon drinkwater, ondanks dat water een mensenrecht is. Beantwoord de vragen.
Stap 2 Lees over het waterbeheer in Nederland door instanties en bedrijven. Lees ook wat er zoal in de Waterwet is vastgelegd. Beantwoord de vragen.
Stap 3

Je leest over de gevolgen in o.a. de Filipijnen en India, als watergebruik wordt geprivatiseerd. Je beantwoordt er een vraag over.

Stap 4 Je leert over hoe waterbeheer tot conflicten kan leiden tussen een of meer landen, bijvoorbeeld rond het stroomgebied van de Eufraat. Je beantwoordt vragen aan de hand van je atlas.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht A Je maakt een kruiswoordpuzzel over water.
Eindopdracht B

Je maakt een (digitale) kaart van het Groot Anatolië Project in Zuidoost-Turkije. Je laat zien welke gevolgen dammen in de Eufraat hebben voor het land dat stroomafwaarts aan de rivier ligt.

Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Water is een mensenrecht

Zonder water kun je niet leven. Toch hebben zo’n 900 miljoen mensen op aarde geen toegang tot schoon water. Meer dan 2,5 miljard mensen hebben geen of slechte sanitaire voorzieningen. Jaarlijks sterven 1,5 miljoen kinderen jonger dan 5 jaar aan ziektes die veroorzaakt worden door vervuild water.
Water is, net als lucht en voedsel, essentieel voor het leven en onvervangbaar.

In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 staat wel een bepaling over de beschikbaarheid van voldoende voedsel, maar niet eens over de beschikbaarheid van water. Pas in 2010 hebben de Verenigde Naties verklaard dat het recht op water ook een mensenrecht is (VN-resolutie 10967).

Met die VN-resolutie is de discussie nog niet beslist. Want van wie is het water eigenlijk? Is het water een publiek bezit, dat beheerd wordt door de staat en daarmee dus van iedereen? Of moet de drinkwatervoorziening geprivatiseerd worden, zodat water op de vrije markt kan worden verhandeld?

We kijken naar hoe het in Nederland geregeld is (Stap 2) en in verschillende ontwikkelingslanden (Stap 3).
Maar we kijken ook naar internationale conflicten over water (Stap 4).

Beantwoord de vragen in de oefening.

Stap 2: De Waterwet

Waterbedrijven in Nederland

Op 22 december 2009 heeft de Nederlandse regering acht verschillende wetten over water samengevoegd tot één grote wet, de Waterwet. De Waterwet regelt alles wat met water te maken heeft.

De Nederlandse regering heeft bepaald dat water een publiek bezit blijft.
Het waterbeheer, alle activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater zo goed mogelijk te beheren, besteedt de regering uit aan verschillende overheidsafdelingen en aan bedrijven: Rijkswaterstaat, gemeenten, waterschappen en drinkwater- of waterleidingbedrijven.
Je hebt net uitgezocht welke taken zij hebben op het gebied van water.

Nederland heeft op dit moment tien drinkwaterbedrijven. Deze bedrijven zijn geen gewone bedrijven met producten, klanten en facturen. Ook als de klant de rekening niet betaalt, krijgt hij nog water.
In uitzonderlijke gevallen mag het water afgesloten worden, maar dit komt eigenlijk nooit voor. Een drinkwaterbedrijf kan niet zomaar failliet gaan. Het bedrijf wordt streng gecontroleerd en mag niet zomaar de prijs voor water verhogen.

De Waterwet regelt verder:

  • wie er voorrang heeft bij een dreigend watertekort. Stel, er komt een langdurige hittegolf. Dan heeft het drinkwater in een stad volgens de wet voorrang boven bijvoorbeeld een boer die het water nodig heeft voor het besproeien van zijn land.
  • de vergunningen voor industrieel water (water dat de industrie nodig heeft bij de productie van goederen). Vrijwel ieder bedrijf gebruikt water: als koelvloeistof, procesmiddel, oplosmiddel of als vervoermiddel. Al deze toepassingen samen heten ook wel: proceswater. Dit water is meestal niet drinkbaar.
  • het lozen van afvalwater uit de fabrieken. Het koelwater mag bijvoorbeeld niet zo heet zijn dat de vissen in de rivieren er dood aan gaan.
    Fabrieken mogen ook geen giftige stoffen lozen die gevaarlijk zijn voor dieren en mensen.

De Waterwet geeft ten slotte ook aan dat we extra voorzichtig moeten zijn in een waterwingebied. De gebieden waar de drinkwaterbedrijven het water oppompen, noemen we waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. Om deze plekken zo schoon mogelijk te houden, gelden allerlei extra strenge regels. Je herkent deze gebieden aan de blauwe bordjes langs de weg met de tekst waterwingebied.

In een beschermingsgebied zijn vaak wel woningen, wegen en bedrijven toegestaan, maar iedereen moet er extra goed op letten dat de bodem en het grondwater niet vervuild raken. Er gelden bijvoorbeeld zeer strenge regels voor het gebruik van mest en onkruidbestrijdingsmiddelen.
In een waterwingebied mag je ook geen afvalwater lozen.


Bekijk de video over een waterwingebied.

Maak de oefening.

Stap 3: Het blauwe goud

Inwoners van Tondo protesteren
tegen de gestegen waterprijzen

In 2000 hebben de Verenigde Naties de millenniumdoelen opgesteld, acht afspraken voor een betere wereld. Millenniumdoel 7 bepaalt dat elk land zijn best moet doen om in 15 jaar tijd het aantal mensen dat geen schoon drinkwater heeft, te halveren.

De Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereld Handelsorganisatie (WTO) vinden dat de meeste ontwikkelingslanden niet goed in staat zijn om de watersector te verbeteren. Ze lobbyen voor het privatiseren van het water. Er kan zoveel geld met water verdiend worden dat economen water zelfs ‘het blauwe goud’ noemen. Negen van de tien grootste drinkwaterbedrijven van de wereld zijn in Europese handen, de tiende is een Amerikaans bedrijf.

Privatisering van waterdiensten leek dé oplossing voor een falende overheid in de Filipijnen. Het waterleidingbedrijf van Tondo, de grootste wijk van de hoofdstad Manilla, werd gerund door een van de meest inefficiënte en corrupte overheidsdiensten ter wereld. De leiding was op veel plekken lek, met vuil water verontreinigd en zorgde voor ziektes als tyfus en cholera. De helft van de inwoners moest het helemaal zonder water doen.

Iedereen was blij toen het staatsbedrijf werd verkocht aan enkele westerse waterleidingbedrijven uit Amerika, Groot-Brittannië, Frankrijk en Japan. De prijs voor het water daalde naar de helft. Het nieuwe waterleidingbedrijf beloofde iedereen water te leveren, zonder onderbreking, 24 uur per dag. Mooie plannen, maar daar is niets van terechtgekomen. De prijs voor water is in tien jaar tijd met 675% gestegen. Het leidingennet is nog steeds lek en de waterdruk valt regelmatig weg. Voor veel inwoners van Tondo is het water te duur geworden. Op dit moment hebben minder inwoners toegang tot veilig drinkwater dan vóór de privatisering.

In India hebben tientallen dorpen geen toegang meer tot water. De overheden hebben het recht om water op te pompen verkocht aan westerse frisdrankbedrijven. Ze halen miljoenen liter water uit de grond ten koste van de dorpelingen. Hoe dorpelingen nu aan water moeten komen, is hun zorg niet.
Voorbeelden uit de Filipijnen en India hebben de Belgische professor Petrella gesterkt in zijn strijd tegen privatisering van water. 'Het water behoort aan de mensheid als geheel, niemand mag ervan worden uitgesloten', aldus Petrella. Hij schreef een Watermanifest als tegenhanger van de Wereldwatervisie van de World Water Council (een samenwerking van Wereldbank, WTO en waterleidingsbedrijven).

Beantwoord de vraag.

Stap 4: Waterconflicten

Waterconflicten
Er zijn niet alleen conflicten over water tussen geprivatiseerde waterleidingbedrijven en hun klanten, maar er zijn ook grote conflicten tussen landen of tussen bevolkingsgroepen binnen één land. We geven een voorbeeld.

Strijd om een dam
De Eufraat ontspringt in Turkije, loopt door Syrië en eindigt in Irak in de Perzische Golf. Turkije heeft in de Eufraat de Ataturk Dam gebouwd, een van de grootste dammen ter wereld: 1664 meter lang en 166 meter hoog. Turkije tapt zoveel water af dat er watertekorten in Syrië en Irak zijn ontstaan. Enkele turbines voor elektriciteitscentrales in Syrië vielen stil.

Turkije bood aan om een pijplijn voor water, de ‘Pijplijn voor de Vrede’, aan te leggen naar Irak en Syrië. Beide landen sloegen dat aanbod af. Zij zouden dan voor water moeten gaan betalen, terwijl tot dan het water gratis over hun land stroomde. Irak dreigde de dam te bombarderen, Turkije dreigde de watertoevoer compleet af te snijden. Zo ver kwam het gelukkig niet.

Turkije tekende dan wel overeenkomsten met Irak en Syrië, maar afspraken over gemeenschappelijk en efficiënt waterbeheer ontbreken. Na elke periode van droogte, en die komen regelmatig voor in de regio, lopen de spanningen opnieuw op. Turkije rantsoeneert het water en houdt het beschikbare water voor eigen gebruik, zegt Irak.
Turkije beschouwt het water als zijn eigen bezit en weigert verder te onderhandelen.


Doe de oefening.

Afronding

Begrippen

Waterwet
De Waterwet regelt alles wat met water te maken heeft. Het is een samenvoeging van acht verschillende wetten.
Proceswater
Al het water (leidingwater, grondwater of oppervlaktewater) dat gebruikt wordt in een fabrieksproces waarbij producten worden gemaakt.
Waterwingebied
Een waterwingebied is een gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van drinkwater door onttrekking van grondwater. In een waterwingebied gelden vaak regels die dienen om de kwaliteit van het grondwater te beschermen.

Eindopdracht A: Waterpuzzel

Kies je voor eindopdracht A dan maak je een kruiswoordpuzzel.
In deze puzzel krijg je acht woorden die alle met het woord ‘water’ beginnen, acht woorden die met de inhoud van deze opdracht te maken hebben.
Als je de antwoorden goed invult, kun je van boven naar beneden een woord lezen wat met water te maken heeft.

Download hier de Kruiswoordpuzzel. Sla de puzzel op in je eigen omgeving, zodat je deze kunt uitprinten of invullen.

Eindopdracht B: Kaart tekenen

Kies je voor eindopdracht B, dan maak je een digitale (printbare) kaart van het Groot Anatolië Project, de dammen in Zuidoost-Turkije, zoals vermeld in Stap 4.
Je kunt deze opdracht alleen doen of samen met een klasgenoot.
Hoe je een kaart tekent en invult, kun je lezen in de gereedschapskist.

  • Zoek op internet een printbare kaart van het stroomgebied van de Eufraat. (tik in Google: 'stroomgebied Eufraat'). Sla deze afbeelding op in je eigen omgeving en/of print de kaart uit.
  • Zoek in de atlas en op internet naar de dammen die in de rivier zijn gebouwd.
  • Zoek foto’s van die dammen.
  • Zet nummers in de kaart op de plek van die dammen en maak een toelichting bij de kaart met gegevens over de dammen: naam, waar bevindt deze zich en hoe groot is de dam. Plak er eventueel een foto bij van de dam.
  • Zoek drie foto’s van plaatsen stroomafwaarts op de rivier. Op de foto moet je een gevolg van de dam kunnen zien. Zet een nummer in de kaart op de plek waar de foto gemaakt is.
    Plaats de foto met dat nummer in je document en vertel kort waarom wat je op de foto ziet, een gevolg is van de dam. Denk ook eens aan een satellietfoto.
  • Leg ten slotte uit waarom dit project tot een conflict kan leiden tussen Turkije en de landen die stroomafwaarts liggen.

Beoordeling

Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: heb je een geschikte kaart van het stroomgebied gebruikt? Zijn de dammen goed zichtbaar, heb je er een toelichting en duidelijke foto's bijgevoegd? Heb je uitgelegd waarom dit tot een conflictsituatie kan leiden?
  • vorm: heb je de kaart duidelijk en leesbaar ingevuld? Is deze met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat de toelichting op de kaart geen taalfouten?

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Intro

  • De video bij de intro is misschien een beetje kinderachtig, maar past wel goed bij de opdracht.
    Wat vind jij?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Hoe is het waterbeheer in Nederland geregeld?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je binnen die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Kun je uitleggen waarom water soms het 'blauwe goud' wordt genoemd?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen?
    A: Was de waterpuzzel goed te doen?
    B: Is het gelukt het Groot Anatolië project in kaart te brengen?

Afsluiting thema

Kennisbanken

In deze Kennisbankitems vind je theorie die past bij dit thema.
Let op! Niet alle theorie wordt in dit Kennisbankitem behandeld.

Eindopdracht

Dit thema ging onder andere over:

  • beschikbaarheid, veiligheid en vervuiling van water;
  • soorten rivieren, ruimte voor rivieren, overstromingsgevaar.

Ook heb je geleerd over de watervoetafdruk. Met de watervoetafdruk kun je het gebruik per land goed vergelijken.

In deze afsluitende opdracht ga je zelf een quiz samenstellen en spelen. Je doet dit in groepjes.
De quizvragen gaan over de onderwerpen die in dit thema Water zijn besproken.

Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig:

  • 1 uur om de quiz voor te bereiden en de eerste helft van de quiz te spelen.
  • 1 uur om de tweede helft van de quiz te spelen en de antwoorden na te kijken en te scoren.

Hoe gaan jullie te werk?

Vorm een groepje van drie of vier leerlingen. Ieder groepje bedenkt vijf vragen en antwoorden bij een van de volgende onderwerpen:

A             Waterkringloop
B             Water in soorten
C             Rivieren
D             Soorten rivieren
E             Nederland wordt natter
F             Ruimte voor de rivier
G             Kustverdediging
H             Waterschaarste
I              Van wie is het water?

Je mag natuurlijk terugkijken in de opdrachten om goede vragen te bedenken. Schrijf de vragen op en nummer ze duidelijk.
- Het groepje dat vragen maakt over Waterkringloop nummert: A1 t/m A5.
- Het groepje dat Water in soorten doet, nummert: B1 t/m B5.
- enzovoort.

Schrijf de antwoorden op een apart blaadje en gebruik dezelfde nummering.
Maak ook een scoremodel. Dat wil zeggen: maak een overzicht hoeveel punten je per goed antwoord kunt verdienen.
Hoe je een quiz samenstelt kun je ook lezen in de gereedschapskist.

Tijd voor de quiz!

Iedere groep kiest een quizmaster. Als je groepje aan de beurt is, stelt de quizmaster de vijf vragen.
Alle leerlingen die niet bij jouw groep horen, beantwoorden de vragen als groep. Zij mogen dus onderling overleggen. Per ronde is er vijf minuten beschikbaar. Eén minuut per vraag dus!

Schrijf de antwoorden per categorie op een apart blaadje en zet er de goede nummers bij.

Als alle groepen hun vragen gesteld hebben, worden de antwoorden ingeleverd bij het groepje dat de vragen gemaakt heeft. Dat groepje kijkt de antwoorden na en rekent de score uit. De groep met de meeste punten is de winnaar.

Beoordeling

De docent zal beoordelen of jullie de quiz goed gespeeld hebben en of de winnaar ook de terechte winnaar is.
Ook zal hij letten op de gestelde vragen en de gegeven antwoorden.

  • Heeft ieder groepje minimaal vijf vragen gesteld over het onderwerp van zijn groepje?
  • Waren de quizvragen origineel en helder geformuleerd?
  • Was tijdens het spelen van de quiz duidelijk wie de rol van quizmaster had?  
  • Was te merken dat er onderling overlegd werd tussen de groepen bij het beantwoorden van een quizvraag?
  • Heeft iedere deelnemer zich aan de rondetijd van vijf minuten gehouden?

Quiz maken

Bij het maken van een quiz ontwerp je zelf de vragen in groepjes. Via een puntensysteem wordt de winnaar bepaald. Daarna worden de antwoorden besproken.

 

Examentraining

Examenvragen
Als eindopdracht drie opdrachten met examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen passen goed bij het thema Water in Nederland en Duitsland.

Om de opdrachten te kunnen maken heb je een Entree-account nodig.

Bekijk voor je aan de opdrachten begint de video.

Water in Nederland - vmbo gt 2015-1

Water in Nederland - vmbo gt 2015-2

Water in Nederland - vmbo gt 2016-1

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Zijn de genoemde onderwerpen naar jouw mening voldoende besproken?

Introductie-opdracht

  • Heb je de instaptoets goed gemaakt? Wist je nog veel over dit onderwerp?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag ook kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 24 uur gepland.
    Had je voldoende tijd om alle opdrachten te maken?
    Welke opdracht kostte het meeste tijd?
  • Inhoud
    Het onderwerp van dit thema was water.
    Kun je nu uitleggen waarom Nederland wel een waterland wordt genoemd?
  • Eindopdracht
    Ben je tevreden over de quiz die jullie hebben gemaakt?
    Schrijf twee dingen op die je een volgende keer anders zou doen.

 

  • Het arrangement Thema: Water NL vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-18 08:07:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Water' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VMBO-kgt leerjaar 3 en 4. In het thema ''Water in Nederland'' worden negen verschillende onderwerpen besproken. Het eerste onderwerp genaamd "Waterkringloop" beschrijft hoe de kringloop van het water werkt met verdamping en neerslag. Ook wordt het verschil tussen de lange en de korte waterkringloop uitgelegd en hoe lang een waterdeeltje op sommige plaatsen vastgehouden kan worden. Het onderwerp "Water in soorten" bespreekt het verschil tussen zoet, zout en brak water en problemen die ontstaan als water brak wordt, waarbij ook kwelwater wordt besproken. Hierna gaat het over aquifers en wat het verschil is tussen een brede en een ondiepe aquifer. Fossiel water en het belang ervan in het Midden-Oosten worden besproken. Het volgende onderwerp genaamd "Rivieren" bespreekt wat de bron van een rivier is en wat het begrip waterscheiding inhoudt. Hierna wordt het rivierenlandschap en de kenmerken ervan beschreven. In het onderwerp "Rivieren 2" worden de begrippen debiet en regiem besproken, evenals het NAP en waterstanden. Het belang van bevaarbare rivieren en de drie soorten rivieren (regenrivier, gletsjerrivier en gemengde rivier) worden beschreven. De dwarsdoorsnede van de rivier met de zomerdijk, winterdijk en de uiterwaarden wordt beschreven, evenals droogvallende rivieren genaamd wadi's. Het vijfde onderwerp genaamd "Nederland natter" begint met een stukje over het broeikaseffect en de gevolgen van de opwarming van de aarde. Door de opwarming van de aarde verandert het neerslagregime in Nederland, wat langere periodes van droogte en intense neerslag veroorzaakt. Ook de zeespiegelstijging vormt een probleem in Nederland, dus wordt uitgelegd hoe zeespiegelstijging werkt. Het onderwerp "Ruimte voor de rivier" beschrijft hoe menselijk ingrijpen invloed kan hebben op het regime van een rivier en hoe we als mens kunnen ingrijpen om het veranderen van het regime te beperken, bijvoorbeeld door het vergroten van het retentiegebied. Ook worden maatregelen besproken zoals uiterwaardvergraving, dijkverlegging en het aanleggen van een hoogwatergeul. In het onderwerp "Kustverdediging" wordt de Nederlandse kust en hoe deze eruitziet besproken. Hierna wordt de watersnoodramp van 1953 besproken, waarin begrippen zoals eb, vloed, springtij en doodtij aan bod komen. De bedreigingen aan de kust, zoals zeespiegelstijging en bodemdaling, worden uitgelegd. Er wordt besproken wat we tegen deze problemen kunnen doen, zoals zandsuppleties. Er wordt afgesloten met een discussie over de verschillende groepen in het kustgebied en hun verschillende belangen. Het onderwerp "Waterschaarste" bespreekt plekken op de wereld waar er een tekort aan water is, waarbij de begrippen verdroging en verzilting aan bod komen. Het Nederlandse duingebied wordt besproken, aangezien dit een belangrijke waterbron is voor Nederland en verzilting daar plaatsvindt. Hierna wordt uitgelegd wat een watervoetafdruk is en wat de problemen zijn van het hebben van een grote watervoetafdruk. Het laatste onderwerp genaamd "Van wie is het water?" bespreekt dat het een menselijk recht is om water te hebben en hoe de waterwet hiervoor is opgericht. Het belang van water en de problemen die ontstaan als er te weinig beschikbaar is, worden benadrukt. Aan de hand hiervan wordt uitgelegd dat een (dreigend) watertekort kan leiden tot waterconflicten, zoals in het Midden-Oosten.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Waterkringloop; Waterproblematiek; Water; Nederland waterland; Aardrijkskunde; Waterbeleid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    24 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, kustverdediging, rivieren, ruimte voor de rivier, stercollecties, vmbo leerjaar 3 & 4, water, waterconflict, waterschaarste

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Aardrijkskunde vmbo34 - D-toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/156781/Aardrijkskunde_vmbo34___D_toetsen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Thema Water toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/141776/Thema_Water_toetsen

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Kustverdediging vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82668/Kustverdediging_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Nederland natter vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82665/Nederland_natter_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Rivieren 2 vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82663/Rivieren_2_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Rivieren vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82662/Rivieren_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Ruimte voor de rivier vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82667/Ruimte_voor_de_rivier_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Van wie is het water? vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82670/Van_wie_is_het_water__vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Water in soorten vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82661/Water_in_soorten_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Waterkringloop vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82660/Waterkringloop_vmbo_kgt34

    VO-content Aardrijkskunde. (2020).

    Waterschaarste vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/82669/Waterschaarste_vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Water

    Water in Nederland

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.