Opdracht: Nederland: Migratie nader bekeken - vmbo-kgt34

Opdracht: Nederland: Migratie nader bekeken - vmbo-kgt34

Migratie nader bekeken

Intro

Deze opdracht gaat over het hoe en waarom van migratie in Nederland en Duitsland vanaf 1950.
Het gaat om mensen die binnen hun land verhuizen, mensen die naar Nederland of Duitsland komen (immigranten) of mensen die uit Nederland of Duitsland vertrekken (emigranten).

De reden van vertrek of vestiging in een land kan van persoonlijke, economische of politieke aard zijn.

De migratie in Duitsland is niet hetzelfde verlopen als in Nederland.
In deze opdracht leer je er meer over.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • verschillende redenen opnoemen waarom mensen naar een land emigreren;
  • verschillende redenen opnoemen waarom mensen zich in Nederland of Duitsland vestigen;
  • omschrijven wat wordt bedoeld met push en pull factoren;
  • uitleggen waarom veel Nederlanders en Duitsers in de jaren 50, 60 en 70 uit Nederland en Duitsland vertrokken;
  • omschrijven wat het verschil is tussen Nederland en Duitsland als het gaat om immigratie uit voormalige koloniën;
  • uitleggen waarom in de jaren 50 en 60 veel gastarbeiders naar Nederland kwamen;
  • een paar landen van herkomst noemen van arbeidsmigranten in Nederland en Duitsland;
  • uitleggen waarom vluchtelingen naar Nederland of Duitsland komen;
  • het verschil tussen een vluchteling en asielzoeker omschrijven;
  • het begrip 'migratisaldo' herkennen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over de redenen waarom mensen binnen Nederland verhuizen en waarom mensen ten tijde van twee republieken binnen Duitsland verhuisden. Je beantwoordt twee vragen.
Stap 2 Je leest over emigratie van Nederlanders en Duitsers in de jaren 50. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 3 Je krijgt uitleg over push en pull factoren. Je bekijkt een video over Eric die verhuisd is naar Noorwegen.
Stap 4 Je leest over verschuivende migratie en vanuit welke landen. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 5 Je leest uit welke voormalige koloniën en met welke redenen mensen naar Nederland kwamen.
Stap 6 Je leest over de stroom gastarbeiders naar Nederland en Duitsland in de jaren 50 en 60 en over de arbeidsmigranten die nu uit o.a. Oostbloklanden komen. Je bekijkt een video over arbeidsmigranten en beantwoordt vragen.
Stap 7 Je krijgt uitleg over het verschil tussen een vluchteling en een asielzoeker en waarom niet alle asielzoekers mogen blijven. Je beantwoordt een vraag hierover.
Stap 8 Je leert wat een positief of negatief migratiesaldo betekent. Je beantwoordt vragen aan de hand van een grafiek.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over arbeidsmigratie.
Eindopdracht Je maakt de toets over Migratie.
Terugkijken Je kijkt terug op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verhuizen

Migratie is alles wat te maken heeft met het verhuizen van mensen. Dit kan zijn binnen het eigen land of naar een ander land. In deze eerste stap kijk je naar migratie binnen het eigen land.

Nederland

Bekijk de video over verhuizen van en naar de stad.

 

Je hebt gezien dat vroeger veel plattelandsbewoners naar de steden zijn getrokken, vooral omdat er werk te vinden is.
Na verloop van tijd is het stadsleven voor veel bewoners minder aantrekkelijk en lokt de ruimte en het groen van het platteland.
Bewoners van de grote stad kunnen verhuizen omdat afstanden in Nederland in het algemeen niet groot zijn en het woon-werkverkeer relatief weinig tijd kost.
Toch blijven de meeste Nederlanders in (grote) steden wonen.

Duitsland

Twee Duitse republieken

Ook in Duitsland zijn veel mensen binnen hun land verhuisd.
Vanaf 1950 waren dat vooral inwoners van de DDR (Oost-Duitsland). Nadat Duitsland in de Tweede Wereldoorlog werd verslagen, werd Duitsland opgedeeld in bezettingszones. Het oosten van Duitsland werd gecontroleerd door troepen uit de Sovjet-Unie. Dat deel van Duitsland zou zich in de naoorlogse jaren afscheiden van Duitsland en verder gaan als de Duitse Democratische Republiek (DDR).
De rest van Duitsland ging verder als de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). De hoofdstad Berlijn, die midden in de DDR lag, werd in tweeën gedeeld: West-Berlijn hoorde bij de BRD en Oost-Berlijn werd de hoofdstad van de DDR.
De inwoners van de DDR verhuisden in de beginjaren van hun nieuwe natie op grote schaal naar de BRD. Het nieuwe landsbestuur beviel ze niet, of ze hadden hun familie vooral in de BRD of ze zagen betere kansen in het Westen. Hoe dan ook, tussen 1950 en 1961 verhuisden 2,6 miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland.

Aan die stroom migranten kwam een einde toen in augustus 1961 de grens hermetisch werd gesloten. Dwars door Berlijn werd een muur gebouwd. De rest van de grens werd met hekken, prikkeldraad en brede stroken niemandsland afgezet. Voor DDR-burgers kwam een verbod naar West-Duitsland af te reizen.
In 1989 kwam die stroom weer op gang toen het makkelijker werd voor DDR-burgers om naar West-Duitsland te verhuizen. Toen de DDR in 1990 werd opgeheven, waren ongeveer 3 miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland verhuisd.

Ook in Duitsland was er net als in Nederland een grote trek van plattelandsbewoners naar (grote) steden. Die plattelandsbewoners waren op zoek naar werk en ze konden in de stad vaak makkelijker een baan vinden. Deze trek gaat nog steeds door. Vooral steden in het zuiden zoals München en Augsburg kregen er veel inwoners bij, maar ook Stuttgart (in het midden van het land) en Hamburg (in het noorden). Wie eenmaal in de stad woonde, bleef daar bijna altijd. Van een trek van stad naar platteland was nauwelijks sprake. Dat heeft ermee te maken dat afstanden in Duitsland vaak groter zijn dan die in Nederland, met gevolgen voor de reistijd tussen woon- en werkplek.

Aan die stroom migranten kwam een einde toen in augustus 1961 de grens hermetisch werd gesloten. Dwars door Berlijn werd een muur gebouwd. De rest van de grens werd met hekken, prikkeldraad en brede stroken niemandsland afgezet. Voor DDR-burgers kwam een verbod naar West-Duitsland af te reizen.
In 1989 kwam die stroom weer op gang toen het makkelijker werd voor DDR-burgers om naar West-Duitsland te verhuizen. Toen de DDR in 1990 werd opgeheven, waren ongeveer 3 miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland verhuisd.

Ook in Duitsland was er net als in Nederland een grote trek van plattelandsbewoners naar (grote) steden. Die plattelandsbewoners waren op zoek naar werk en ze konden in de stad vaak makkelijker een baan vinden. Deze trek gaat nog steeds door. Vooral steden in het zuiden zoals München en Augsburg kregen er veel inwoners bij, maar ook Stuttgart (in het midden van het land) en Hamburg (in het noorden). Wie eenmaal in de stad woonde, bleef daar bijna altijd. Van een trek van stad naar platteland was nauwelijks sprake. Dat heeft ermee te maken dat afstanden in Duitsland vaak groter zijn dan die in Nederland, met gevolgen voor de reistijd tussen woon- en werkplek.

Stap 2: Emigratie

Elk jaar vertrekken vele Nederlanders en Duitsers naar het buitenland. De meesten voor een kortere periode lekker op vakantie, dat zijn toeristen. Maar er zijn ook duizenden Nederlanders en Duitsers die vertrekken om voorlopig niet meer terug te komen. Ze worden emigranten genoemd.

Nederland

In 2016 emigreerden ruim 151.000 mensen uit Nederland naar een ander land, dat is ongeveer 0,8% van de bevolking. Ruim tweederde van deze emigranten waren mensen met een migratieachtergrond: mensen die zelf niet in Nederland geboren zijn of waarvan de ouders niet uit Nederland komen. Ze verhuisden dus voor de tweede keer: een keer naar Nederland en een keer uit Nederland. De overige emigranten zijn mensen die in Nederland geboren zijn.

Emigratie is van alle tijden, maar na de Tweede Wereldoorlog kwam emigratie in een stroomversnelling. In 1952 emigreerden er ruim 82.000 mensen. Dat was niet eerder voorgekomen. Omdat er zoveel mensen tegelijk wilden vertrekken, sprak men over een ‘emigratiegolf’. De meeste landverhuizers (75%) kwamen in vijf verschillende landen terecht. Het waren de landen die afspraken hadden gemaakt met de Nederlandse regering: Amerika, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.

Tegenwoordig gaan emigranten naar hele andere landen dan in de jaren vijftig. Bekijk de grafiek met emigratiecijfers uit Nederland en de Top 10 van emigratielanden.

 

Duitsland

In 2016 emigreerden ruim 250.000 Duitse burgers naar het buitenland, dat is ongeveer 0,3% van de bevolking. De populairste bestemmingen waren dat jaar de Verenigde Staten, Zwitserland en Oostenrijk.

Ook Duitsland kende in de jaren 50 een grote uittocht van emigranten. Ze gingen vooral naar Amerika. Duitse emigranten vertrokken omdat Duitsland te kampen had met enorme verwoestingen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en de economische vooruitzichten waren kort na de Tweede Wereldoorlog niet erg goed.

Duitsers die buiten Duitsland wonen, worden ook wel 'Volksduitsers' genoemd. De grootste groep Volksduitsers woont in de Verenigde Staten. Het gaat om ongeveer 45 miljoen Duitse Amerikanen. De tweede grootste Duitse bevolkingsgroep (ruim 10 miljoen) buiten Duitsland vind je in Brazilië. Andere landen met meer dan een miljoen mensen met een Duitse afkomst zijn Canada, Argentinië, Zuid-Afrika en Frankrijk.

Stap 3: Waarom emigreren?

Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.
Je kunt deze in drie groepen verdelen:

  • Economische redenen
    Mensen die emigreren om economische redenen, vertrekken omdat ze verwachten in een ander land meer kans op werk of een beter betaalde baan te hebben.
  • Politieke redenen
    Mensen die emigreren om politieke redenen, vertrekken omdat ze het niet eens zijn met de politiek in hun land. En vooral omdat die politiek voor henzelf vervelende gevolgen heeft. Het kan bijvoorbeeld zijn dat ze last van discriminatie hebben of dat ze zich niet veilig voelen.
  • Persoonlijke redenen
    Mensen die emigreren om persoonlijke redenen, vertrekken bijvoorbeeld omdat ze een partner in het buitenland hebben gevonden of omdat ze een nieuw leven willen opbouwen. Het kan ook zijn dat ze verhuizen vanwege het weer (denk maar eens aan veel gepensioneerden die naar warmere landen verhuizen) of vanwege de natuur en de rust.

Push of pull factoren

Welke reden mensen ook hebben om te emigreren, in het land van keuze - het land waarnaar ze emigreren - is het beter: meer werk, ze verdienen er beter, hun toekomstige partner woont er, het weer is er aangenamer, en ga zo maar door. Deze positieve redenen om te vertrekken zijn de pull factoren, ook wel aantrekkings- of vestigingsfactoren genoemd.

Mensen hebben ook redenen om hier weg te gaan, om te vertrekken. Dat zijn de push factoren ofwel afstotings- of vertrekfactoren. In de grafiek hieronder zijn veel factoren op een rij gezet. Aan zowel thuisblijvers als aan emigranten is gevraagd of ze deze factoren positief of negatief waarderen. Alle factoren, behalve inkomen, worden door de emigranten negatiever beoordeeld dan door thuisblijvers.

Stap 4: Immigratie

Elk jaar komen er vele duizenden ‘vreemdelingen’ naar Nederland en Duitsland. De meesten zijn toeristen. Maar er zijn ook duizenden buitenlanders die komen om te blijven. Ze worden immigranten genoemd.

Nederland

In 2016 immigreerden er ruim 230.000 mensen naar Nederland. Onder hen waren enkele tienduizenden Nederlanders die eerder geëmigreerd waren en om een of andere reden terugkeerden naar Nederland, de zogenaamde remigranten.
Ook kwamen er enkele tienduizenden vluchtelingen waarvan de meeste Syrië ontvluchtten. Een deel hiervan zal hier blijven terwijl anderen teruggaan naar het land van herkomst, zodra het er weer veilig is.

Verschuivende migratie
De herkomst van immigranten is de afgelopen vijftig jaar sterk veranderd. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kwamen de meeste immigranten uit Zuid-Europa en Marokko, nu komen de meesten uit Oost-Europa.
Van de klassieke immigratielanden Turkije, Marokko, Suriname en Nederlanden Antillen kwamen alleen Turkije en de Antillen nog bij de eerste tien.
Op de site van het Centraal Bureau voor de Statistiek kun je volgen hoeveel immigranten naar Nederland komen en vanuit welke landen.

Als je kijkt naar de immigratiecijfers in deze grafiek, zie je dat immigratie naar Nederland met pieken en dalen gaat.

Maak de volgende oefening.

Duitsland

In Duitsland heeft ongeveer een op de vijf mensen een immigratie-achtergrond. Het gaat dan om immigranten van de eerste generatie, maar ook om mensen die in Duitsland geboren zijn die een of twee ouders hebben zonder de Duitse nationaliteit.
De belangrijkste landen van herkomst zijn de voormalige Sovjet-Unie, Turkije en Polen.

Stap 5: Komst uit voormalige koloniën

In de vorige eeuw maakten twee Nederlandse koloniën zich van Nederland los en werden onafhankelijk: Nederlands-Indië en Suriname.
In beide gevallen ging die onafhankelijkheid gepaard met een grote volksverhuizing naar Nederland.
Lees de volgende teksten.

Indische Nederlanders
Na de Tweede Wereldoorlog gingen tussen 1945 en 1949 honderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland om bij te komen van de ontberingen in de Jappenkampen. Ze gingen voor enkele weken of maanden, maar de meesten bleven voorgoed.

Toen Nederlands-Indië onder de naam Indonesië zelfstandig werd, vertrokken tussen 1950 en 1968 nog eens tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland. Ze kwamen vaak tegen hun zin, maar hun leven in Indonesië werd steeds moeilijker. Ze zijn de afstammelingen van mensen uit Nederland en ze werden niet gezien als immigranten, maar als ‘repatrianten’ (re = terug, patria = vaderland).

Wie in Nederland niet over familie, werk of huisvesting beschikte, viel in de categorie ‘Oosterse Nederlanders’. Echt welkom waren ze niet, maar de overheid kon niet om hen heen: elke Europese onderdaan van de voormalige kolonie had nu eenmaal recht op een Nederlandse verblijfstitel. Als politieke vluchtelingen konden zij bovendien een beroep doen op allerlei voorzieningen in het vaderland overzee. Bij de opvang werd gebruikgemaakt van hotels, pensions en aparte kampen. De repatrianten kregen verder voorrang bij het toekennen van een zelfstandige woning. Ook kwam er extra begeleiding bij het vinden van een baan en was er apart onderwijs voor jongeren.

 

Surinamers
In 1975 werd Suriname zelfstandig. Veel Surinamers waren onzeker over de toekomst van hun land. Ze moesten kiezen tussen een Surinaams of Nederlands paspoort en dat vonden veel mensen moeilijk. Nederland was welvarender en had betere onderwijsvoorzieningen. Tussen 1975 en 1980 vertrokken dan ook meer dan 130.000 Surinamers naar Nederland. In 1980 werd het een stuk moeilijker om naar Nederland te verhuizen.

Alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners werden verplicht huisvesting ter beschikking te stellen aan Surinaamse migranten. Dat beleid mislukte. Van Surinaamse zijde kwam veel protest: veel Surinamers wilden bij elkaar in de buurt wonen.
Zo ontstonden toch concentraties van Surinamers. Creoolse Surinamers trokken veelal naar de Amsterdamse Bijlmer en naar Rotterdam en Utrecht. Hindoestaanse Surinamers vestigden zich in Noord-Nederland, Noord-Brabant en in de Randstad.

Duitsland

Duitsland heeft niet met dergelijke grote immigratiegolven te maken gehad, omdat het land al lang geen koloniën meer had, die zelfstandig werden.

Stap 6: Arbeidsmigranten

Nederland

De welvaart steeg in de jaren vijftig en zestig in Nederland en er kwamen steeds meer fabrieken. Het werk aan de lopende band was niet erg populair onder Nederlanders en er ontstonden personeelstekorten. In het buitenland waren er arbeiders genoeg die in Nederlandse fabrieken wilden werken. Deze gastarbeiders, officieel arbeidsmigranten geheten, kwamen eerst zelf op zoek naar werk. De eerste gastarbeiders waren Italianen en Spanjaarden.

Wat later, in de jaren zestig, kwamen veel gastarbeiders naar Nederland op uitnodiging van de Nederlandse regering. Nederland wierf vooral in Marokko en Turkije arbeiders. Het was de bedoeling in het begin dat de buitenlandse arbeiders hier voor een beperkte periode zouden werken en dan met het verdiende geld weer terug zouden gaan. Uiteindelijk zijn velen van hen hier gebleven.

Door een toenemende automatisering in de jaren zeventig en door een economische crisis was er steeds minder behoefte aan laaggeschoolde arbeid. In 1973 stopte Nederland met het uitnodigen van gastarbeiders. De toelating tot Nederland werd veel strenger.

De gastarbeiders die bleven, hebben in veel gevallen hun familie over laten komen: de gezinshereniging.
Omdat de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven deze gastarbeiders zelf had uitgenodigd om te komen werken, vond men het moreel onverantwoord om gastarbeiders te verbieden hun gezinnen te laten overkomen.  

De immigranten uit Marokko en Turkije en hun afstammelingen vormen nu de twee grootste groepen niet-westerse migranten in Nederland.

In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie (EU). Sindsdien is het aantal Poolse immigranten sterk toegenomen. In Polen was er veel werkloosheid en daarom zochten veel Polen werk buiten hun land.  
Inwoners uit de verschillende lidstaten van de Europese Unie mogen zich vrij vestigen binnen de EU en daarom besloten veel arbeidsmigranten uit Polen in Nederland te blijven.

Duitsland

   De val van de Berlijnse muur

Ook Duitsland heeft vanaf de jaren 50 tot in de jaren 70 veel gastarbeiders uit het buitenland laten komen, vooral uit Turkije, maar ook uit Italië, Spanje, Griekenland en Joegoslavië.
Net als in Nederland waren veel van deze gastarbeiders van plan na een paar terug te gaan. Uiteindelijk bleef een groot deel van hen in Duitsland wonen, vooral vanwege de economische situatie in het land van herkomst. Door gezinshereniging zijn vervolgens ook veel vrouwen en kinderen naar Duitsland geëmigreerd.

Begin jaren 90 kwamen er na de val van het IJzeren Gordijn, de ineenstorting van de communistische regeringen in Oost-Europa, veel mensen uit die regio naar Duitsland.

Stap 7: Vluchtelingen en asielzoekers

Vluchtelingen zijn mensen die hun eigen land hebben verlaten omdat het er niet meer veilig was. Het kan gaan om een natuurramp (aardbeving, overstroming, hongersnood) of oorlog, maar veel vluchtelingen vluchten om politieke redenen. Ze zijn bang voor vervolging, onderdrukking of marteling.

Nederland

Een vluchteling kan zich niet zomaar in Nederland vestigen. Nederland nodigt elk jaar ongeveer vijfhonderd vluchtelingen uit om naar ons land te komen, vooral inwoners van vluchtelingenkampen. Anderen komen op eigen gelegenheid naar Nederland en vragen asiel  (= bescherming). Ze mogen alleen blijven als ze goede redenen hebben. Mensen krijgen asiel wanneer ze risico lopen op marteling, onmenselijke of vernederende straf.
Ook als de situatie in een land niet voldoende veilig is, kan een persoon asiel krijgen, bijvoorbeeld als er oorlog is. Deze vluchtelingen noemen we asielzoekers. Het aantal asielzoekers schommelt sterk door de jaren heen.
In de media is er altijd veel aandacht voor de asielzoekersproblematiek, maar op het geheel van het aantal immigranten dat elk jaar Nederland binnenkomt, vormen de asielzoekers een kleine minderheid.

Duitsland

Veel oorlogsvluchtelingen willen graag naar Duitsland. Ze weten dat Duitsland het grootste en welvarendste land van de EU is. De kans op werk is er relatief groot, zeker als de vluchtelingen vakmensen zijn. Vanwege de vergrijzing is de vraag naar verplegers en andere geschoolde arbeiders groot.
Ook in Duitsland is er aandacht voor de asielzoekersproblematiek en er hebben zich gewelddadige incidenten voorgedaan, maar onder grote delen van de Duitse bevolking is er overeenstemming over de noodzaak van het opvangen van vluchtelingen.

Stap 8: Migratiesaldo

In deze opdracht over migratie hebben we gekeken naar immigranten en emigranten. Als je immigratie- en emigratiecijfers met elkaar vergelijkt, weet je of Nederland een immigratieland is of een emigratieland.

Nederland

Bekijk deze tabel met cijfers uit 2018.

Immigratie 241.000 mensen.
Emigratie 153.000 mensen.
Migratiesaldo   88.000 mensen.


Als er meer mensen naar Nederland komen dan er vertrekken, spreken we van een positief migratiesaldo of een vestigingsoverschot.
Als er meer mensen uit Nederland vertrekken dan er binnenkomen, spreken we van een negatief migratiesaldo of een vertrekoverschot.

Duitsland

Duitsland had in 2017 een migratiesaldo van +5,8 personen per 1000 inwoners.
Duitsland had in dat jaar 80.722.792 inwoners.
Met deze gegevens kun je uitrekenen dat het migratiesaldo in 2017 ruim 450.000 mensen bedroeg.
Ga na of deze berekening klopt.

Beantwoord de vraag.

Afronding

Begrippen

Emigratie
Iemand vertrekt uit een land of een gebied.
Immigratie
Iemand komt in een land of gebied wonen.
Remigratie
Iemand die een tijd in het buitenland heeft gewoond en weer terugverhuist naar zijn geboorteland.
Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pull factor genoemd).
Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel push factor genoemd).
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Migratie(saldo)
Het verschil tussen het aantal mensen dat immigreert en dat emigreert.
Bij een positief migratiesaldo is er sprake van een vestigingsoverschot.
Bij een negatief migratiesaldo is er sprake van een vertrekoverschot.
Gezinshereniging
De gastarbeiders die bleven, hebben in veel gevallen hun familie over laten komen om zich in het land blijvend te vestigen.

Eindopdracht: Toets

Test je kennis. Maak de toets.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een paar redenen noemen waarom mensen hun eigen land ontvluchten en asiel aanvragen in bijvoorbeeld Nederland?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In deze opdrachten heb je veel kunnen lezen waarom mensen emigreren of immigreren. Kun je enkele redenen opnoemen?
  • Eindopdracht
    Had je een goede score voor de gemaakte toets?
  • Het arrangement Opdracht: Nederland: Migratie nader bekeken - vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2022-10-26 15:06:02
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Bevolking en ruimte: Nederland - Duitsland', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor vmbo-kgt leerjaar 3 en 4. In deze opdracht ga je dieper in op migratie en immigratie, waarbij je de verschillende aspecten van migratie begrijpt. Je begint met het leren over de verschillende redenen waarom mensen ervoor kiezen om hun geboorteland te verlaten en naar een ander land emigreren. Daarna bekijk je de tegenovergestelde beweging, waarom mensen ervoor kiezen om zich in Nederland of Duitsland te vestigen, en welke factoren hierbij een rol spelen. Je leert ook over 'push' en 'pull' factoren, die de beslissingen van migranten beïnvloeden. Verder leer je meer over de redens waarom veel Nederlanders en Duitsers in de jaren 50, 60 en 70 uit hun respectievelijke landen vertrokken en waarom er immigratie was uit voormalige koloniën. Daarna richt je je op gastarbeiders en leer je waarom er in de periode 50 en 60 veel gastarbeiders naar Nederland kwamen, en uit welke landen deze afkomstig waren. Je leert ook over het verschil tussen vluchtelingen en asielzoekers. Waarbij je begrip krijgt over waarom vluchtelingen naar Nederland of Duitsland komen en welke uitdagingen ze tegenkomen. Tot slot leer je over het begrip 'migratisaldo', wat aangeeft of een land netto migranten ontvangt of verliest. Veel plezier met het maken van de opdracht!
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Migratie; Aardrijkskunde; Bevolking en ruimte;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, bevolking en ruimte, migratie nader bekeken, migratiesaldo, nederland & duitsland, push- en pull factoren, stercollectie, vluchtelingen en asielzoekers, vmbo-kgt34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Emigratie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63721/Emigratie___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Immigratie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63722/Immigratie___hv123