Thema: Eet je gezond? h45

Thema: Eet je gezond? h45

Inleiding

Introductie

Eten. We doen het elke dag.
De ene dag wat gezonder dan de andere.

Welke stoffen zitten er eigenlijk in al dat voedsel dat we binnenkrijgen?
waar heeft ons lichaam die stoffen voor nodig?
Wat gebeurt er in ons lichaam als we te veel of te weinig van die stoffen binnen krijgen? Zijn sommige halvarines ècht beter voor hart- en bloedvaten?
Doen we onze darmen een plezier met dagelijks een bekertje yoghurt met probiotica? En wat te denken van al die ‘light’ producten die tegenwoordig op de markt zijn?

Kortom: hoe eet je gezond?

Wat ga je doen?

Wat ga je doen?

Jullie gaan:

  • Engage: inschatten wat gezonder is; bier of rode wijn.
  • Explore: leren over de schijf van vijf.
  • Explain: leren over koolhydraten, vetten en eiwitten.
  • Evaluate: evalueren wat je geleerd hebt.



In de tabel staat hoeveel lessen je hier ongeveer mee bezig bent.


Activiteit   Max. aantal lessen
Engage Activiteit 1 1
Explore Activiteit 2 1
Explain Activiteit 3 1
  Activiteit 4 1
  Activiteit 5 1
  Activiteit 6 1
  Activiteit 7 1
  Activiteit 8 1
Evaluate Activiteit 9 2
  Totaal aantal lessen: 10

Wat ga je leren?

Wat ga je leren?

Wat moet je kennen en kunnen:

  • Koolhydraten zijn ingedeeld in monosachariden, disachariden en polysachariden.
  • Hydrolysereacties van disachariden en polysachariden kunnen opschrijven.
  • Glucose aantonen.
  • Zetmeel aantonen.
  • Aangeven wat het verschil is tussen onverzadigde en verzadigde vetzuren.
  • Uitleggen wat wordt verstaan onder essentiële vetzuren.
  • De vorming van een vet in structuurformules weergeven.
  • De hydrolyse van een vet in structuurformules weergeven.
  • Eiwitten zijn polymeren van aminozuren.
  • Weten wat essentiële aminozuren zijn.
  • Weten dat een enzym een biokatalysator is, en een specifieke werking heeft.
  • Vorming van eiwitten in een reactievergelijking weergeven.
  • Hydrolyse van eiwitten in een reactievergelijking weergeven.
  • Eiwitten aantonen in voedingsmiddelen.

Engage

Activiteit 1

01 - individueel
Bekijk het filmpje. Zet in onderstaande tabel een kruisje in het vak dat volgens jou het meest van toepassing is:

Wat is gezonder? maakt niet uit
Bruin broodje… ... of wit broodje?
Bier … …. of rode wijn?
Broodje kroket …. …. of broodje gezond?
Chocoladereep…. …. of gevulde koek?
Cola…. …. of jus d’orange?
Pinda’s…. …. of chips?
Tomaten…. …. of komkommer?
Stofzuigen…. …. of aerobics?
Hardlopen…. …. of wandelen?
Gamen…. …. of tv kijken op de bank?

Activiteit 1 - Informatie

Je lichaam heeft voedsel nodig. De drie belangrijkste functies van voedingsstoffen in het lichaam zijn:

  1. energievoorziening (brandstof)
  2. groei en herstel van het lichaam (bouwstof)
  3. versterking van de weerstand tegen ziektes (beschermende stof)

Het is dus van belang dat je via je voeding de stoffen binnenkrijgt die nodig zijn voor het goed uitvoeren van deze functies. Het Voedingscentrum adviseert bij het eten rekening te houden met de ‘Schijf van vijf’.

De Schijf van vijf is bedacht om het risico op welvaartsziekten te verminderen, zoals: hart- en vaatziekten, overgewicht, verschillende soorten kanker, diabetes en tandbederf.

 


Schijf van vijf
 

  1. Brood, ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten
    Belangrijk vanwege: koolhydraten, eiwitten, vezels, vitamines B en mineralen (zoals ijzer).
  2. Groente en fruit
    Belangrijk vanwege: vitamines (zoals vitamine C en foliumzuur), mineralen (zoals kalium), en vezels.
  3. Zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers
    Belangrijk vanwege: eiwitten, mineralen (zoals ijzer en calcium), vitamines B en (vis)vetzuren.
  4. Vetten en olie
    Belangrijk vanwege: vitamine A, D en E en essentiële vetzuren.
  5. Dranken
    Belangrijk vanwege: water.
  6. Tussendoortjes
    Deze zesde groep wordt vaak weggelaten, het is immers de 'schijf van vijf'.

Activiteit 1 - Opdracht 02

Op de site van het voedingscentrum vind je een beschrijving van de voedingsmiddelen die in elk vak thuishoren. Ook staat erbij welke belangrijke voedingsstoffen in die voedingsmiddelen aanwezig zijn.

02 - individueel
Bekijk de stoffen die genoemd worden bij de vijf vakken van de Schijf van vijf.
Verbind elk van de volgende voedingsstoffen met de belangrijkste functie(s) van die stof in het lichaam.
Pas op! Het kan zijn dat je één stof met twee functies moet verbinden!

  1. Koolhydraten
  2. Eiwitten
  3. Vetten
  4. Vitamines en mineralen
  5. Vezels
  1. Groei en herstel EN weerstand
  2. Energievoorziening
  3. Weerstand
  4. Groei en herstel EN weerstand
  5. Energievoorziening

1 = .....   2 = .....   3 = .....   4 = .....   5 = .....   6 = .....   7 = .....   en   8 = .....

Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Explore

Activiteit 2

Aan de slag 1: Schijf van vijf - teamopdracht
De klas wordt verdeeld in groepjes. Elk groepje maakt een poster over één van de schijven van vijf. Besteed tijd aan de vormgeving van jullie poster. Denk vooral goed na over hoe jullie de informatie op de poster presenteren. Doe het volgende:

  1. Verzamel etiketten van producten die behoren tot jullie schijf.
  2. Bestudeer elk etiket en vermeld de voedingswaarde per 100 g (of 100 mL) van het product (in kJ).
  3. Zoek bij elk product op welke ingrediënten volgens het etiket aanwezig zijn en vermeld de genoemde hoeveelheden per 100 gram.
  4. Zoek de gemiddelde energiebehoefte per dag op (deze is voor mannen en vrouwen verschillend), reken de gegeven waarden om in kJ en vermeld deze waarden.

03 - individueel
Houd een hele dag bij wat je eet en drinkt.
Doe dit online, op mijn.voedingscentrum.nl.

Schrijf een kort verslag van wat je deze dag hebt binnengekregen aan voedingstoffen.
Ga in op hoeveel voedingstoffen je hebt binnengekregen en of dit genoeg is.
Eet je gezond?

Activiteit 2 - Opdracht 04

De verschillende stoffen in voedingsmiddelen leveren ieder een eigen bijdrage aan de totale hoeveelheid energie

  • 1 gram vet levert gemiddeld 9 kcal.
  • 1 gram koolhydraat levert gemiddeld 4 kcal.
  • 1 gram eiwit levert gemiddeld 4 kcal.

Vitamines, mineralen en vezels in voedingsmiddelen zijn belangrijk voor de gezondheid maar leveren geen bijdrage aan de hoeveelheid energie die je binnenkrijgt.
 


Voedingswaarden broodje kroket en broodje gezond
 

Broodje kroket:
  • 15 gram eiwit
  • 14 gram vet waarvan 5 gram verzadigd
  • 20 mg cholesterol
  • 30 gram koolhydraten
  • 54 gram water
  • 3 gram vezels
Broodje gezond:
  • 19 gram eiwit
  • 16 gram vet waarvan 8 gram verzadigd
  • 58 mg cholesterol
  • 26 gram koolhydraten
  • 113 gram water
  • 5 gram vezels


04 - individueel
Lees de tekst uit de popup en beantwoord de volgende vragen.

  1. Bereken met behulp van de gegevens hoeveel energie (in kcal) je binnenkrijgt bij het eten van een broodje kroket en hoeveel bij het eten van een broodje gezond.
  2. Geef drie argumenten waarom een broodje kroket in dit opzicht gezonder is dan een broodje gezond.

Explain

Activiteit 3

Koolhydraten vormen één van de drie groepen stoffen die in grote hoeveelheden in ons voedsel voorkomen. In deze activiteit kijken we waar koolhydraten eigenlijk voor nodig zijn en welke functie koolhydraten hebben in ons voedsel.

Veel mensen proberen door het volgen van een dieet hun gewicht op peil te houden. Soms doet men dit door van de soorten voedingsstoffen die we nodig hebben er één of meer uit te sluiten. Bananen bevatten bijna geen eiwitten en vetten, wel veel koolhydraten. Bananen lenen zich dus voor zo’n dieet.

Japanners massaal op bananendieet
In maart 2008 werd in Japan het boek 'Morning Banana Diet' op de markt gebracht. Dit dieet bestaat eruit dat je 's morgens alleen bananen eet en water op kamertemperatuur drinkt. De kilo's zouden er af vliegen. Het zou zelfs niet uit maken wat je de rest van de dag eet. Experts hebben hun twijfels over het dieet, maar toch volgen veel Japanners het bananendieet. De experts gaan er dan ook van uit dat het een trend is en geen succesvolle vermageringsmethode.

Activiteit 3 - Opdracht 05

Lees de eerste twee pagina's van de kennisbank door.
KB: Koolhydraten en monosachariden

Zoals je hebt kunnen lezen zijn koolhydraten te onderscheiden in:


Monosachariden

Disachariden

Polysachariden

05 - individueel
Zoek in Binas tabel 67A de structuurformule van galactose op.

  1. Geef de molecuulformule van galactose.
  2. Leg uit of galactose en glucose ook isomeren van elkaar zijn.

Bij sommige mensen kan glucose niet goed worden opgenomen in de cellen.
Dit komt doordat er te weinig insuline of te weinig insuline-receptoren aanwezig zijn. De glucose hoopt zich dan op in het bloed.
Deze ziekte heet diabetes mellitus.

Door het te hoge glucosegehalte in het bloed kan verzuring optreden in weefsels en organen. De nieren zijn niet meer in staat al de glucose terug te laten gaan naar het bloed. Hierdoor komt er teveel glucose in de urine terecht, dit gaat gepaard met waterverlies. Hierdoor hebben diabetespatiënten vaak dorst en plassen ook veel.

Activiteit 3 - Opdracht 06

06 - individueel
Beantwoord na het lezen van de kennisbank pagina 3 de onderstaande vragen.
KB: Disachariden

  1. Bepaal de molecuulformules van lactose, sacharose en maltose.
  2. Leg uit of lactose, sacharose en maltose isomeren zijn van elkaar.
  3. Geef de reactievergelijking voor de vorming van sacharose uit glucose en fructose in structuurformules.
  4. Neem de onderstaande tabel over en vul deze verder in. Gebruik hierbij bijvoorbeeld Binas tabel 67A.
Disacharide Monosachariden waaruit het disacharide is opgebouwd
Sacharose Glucose + fructose
Lactose  
Maltose  

In onderstaande figuren zie je de structuurformules van deze disachariden:


Sacharose



Lactose

Maltose

 

Activiteit 3 - Opdracht 07

Disachariden zijn goed oplosbaar in water. De moleculen zijn te groot om door de celmembranen heen te kunnen, zoals glucosemoleculen dat wel kunnen. De moleculen van de disachariden worden in de dunne darm onder invloed van enzymen afgebroken tot monosacharide-moleculen.

07 - individueel
Het afbreken van disachariden tot monosachariden heet hydrolyse.
In molecuulformules luidt de reactievergelijking van de hydrolyse voor sacharose:

\(\small{C}_{{{12}}}{H}_{{{22}}}{O}_{{{11}}}+{H}_{{2}}{O}→{C}_{{6}}{H}_{{{12}}}{O}_{{6}}+{C}_{{6}}{H}_{{{12}}}{O}_{{6}}\)

  1. Geef de reactievergelijking voor de hydrolyse van maltose in structuurformules.
  2. Geef de reactievergelijking voor de hydrolyse van lactose in molecuulformules.

Om lactose af te breken heb je het enzym lactase nodig.
Bij veel mensen (ca. 75 %) over de hele wereld is dit enzym niet of in zeer geringe hoeveelheden aanwezig in de dunne darm. Wanneer de lactose in de dikke darm terechtkomt, veroorzaakt die daar gasvorming en buikkrampen.
Tegenwoordig zijn pilletjes verkrijgbaar, die lactase bevatten. Bij inname van deze pillen kun je wel kleine hoeveelheden melk en melkproducten verdragen.
Wanneer je hier last hebt van dit soort symptomen, is het mogelijk dat je een lactose-intolerantie hebt.

Activiteit 3 - Opdracht 08

Lees nu de laatste twee pagina´s van de kennisbank door over polysachariden.
KB: Polysachariden

Zetmeel en cellulose geven aan ons voedsel een bepaalde stevigheid. Door de lange, soms vertakte ketens kan zetmeel voor ons voedsel als bindmiddel dienen. Denk maar aan het binden van sauzen met aardappelzetmeel, bloem of maïzena.
Dit zijn allemaal zetmeelproducten.

08 - individueel
Zetmeel wordt in molecuulformule weergegeven met \(\small{\left({C}_{{6}}{H}_{{{10}}}{O}_{{5}}\right)}_{{n}}\).

  1. Geef de repeterende eenheid van zetmeel in een structuurformule weer.

Bij verhitting van zetmeel ontstaan koolstof en water.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het laten aanbranden van aardappelen.

  1. Geef de reactievergelijking voor deze ontleding in molecuulformules.

Activiteit 3 - Opdracht 09

Een teveel aan glucose wordt bij de mens opgeslagen als glycogeen, ook een

polysacharide. Glycogeen zit in spieren en levercellen. Wanneer het glucosegehalte in ons bloed te laag wordt, zal er glycogeen gehydrolyseerd worden tot glucose. Er kan dus een soort kringloop van glucose plaatsvinden.

Het is bekend dat een rijpe banaan zoeter smaakt dan een onrijpe. Om fruit te laten rijpen wordt er in de plant etheen geproduceerd. Etheen bevordert de productie van de enzymen kinase en amylase. Kinase breekt een aantal zuren uit de groene banaan af, waardoor de smaak minder zuur wordt.

09 - individueel
Amylase maakt het fruit zoeter door de afbraak van zetmeel tot glucose.

  1. Geef je mening over het bananendieet uit het begin van de paragraaf (activiteit 3). Beargumenteer je mening met behulp van chemische kennis.
  2. Tijdens het rijper worden van een banaan neemt de hoeveelheid glucose toe. Leg uit waarom bij het rijpen van een banaan de hoeveelheid fructose en/of sacharose niet kan toenemen.

Activiteit 3 - Opdracht 010

010 - individueel

  1. Vul de volgende tabel verder in:
    Koolhydraat Functie in ons voedsel Functie in ons lichaam
    Zetmeel    
    Glucose    
    Cellulose    
  2. Vul in de volgende zinnen de opengelaten plaatsen in met termen die je in deze paragraaf hebt geleerd.

... zijn verbindingen met koolstof, waterstof en zuurstof,
waarbij waterstof en zuurstof in de verhouding 2:1 voorkomen.
Bij de eenvoudigste koolhydraten, de ... , horen glucose, ... en ... .
Glucose wordt ook wel bloedsuiker genoemd vanwege het voorkomen in ons bloed. Wanneer het bloedsuikergehalte te laag wordt, wordt ... omgezet in glucose.
Zetmeel bestaat uit twee vormen, ... en ... . Beide vormen bestaan uit eenheden ... . Het verschil tussen beide vormen is de ... in het molecuul. Zetmeel kan in het menselijk lichaam wel via ... omgezet worden in glucose, maar ... niet.

 

Activiteit 4 - Aan de slag 2

Met behulp van een aantal proefjes zoek je uit of een rijpe banaan inderdaad minder zetmeel en meer glucose bevat. Hiervoor moet je eerst weten, hoe je zetmeel en glucose aan kunt tonen.

Aan de slag 2: Aantoningsreactie op zetmeel - teamopdracht
Aan de hand van een indicator kan je aantonen welke stoffen er aanwezig zijn. Dit gaan jullie in het volgende experiment met bananen en het aantonen van koolhydraten doen.

Benodigdheden

  • Vijf genummerde reageerbuizen
  • Spuitfles met gedemineraliseerd water
  • Kleine potjes met zetmeel, sacharose, glucose en fructose
  • Spatel
  • Joodoplossing

Werkwijze

  1. Voeg in vijf genummerde reageerbuizen met ieder ongeveer 3 mL water achtereenvolgens één van de koolhydraten uit de onderstaande tabel toe. Schud na het toevoegen van het koolhydraat alle buizen goed tot de koolhydraat is opgelost. Zetmeel blijft troebel.
  2. Voeg in de reageerbuizen joodoplossing toe en schud.
Buis Koolhydraat (spatelpunt) Joodoplossing (mL)
1 Zetmeel 1
2 Sacharose 1
3 Glucose 1
4 Fructose 1
5 - 1


Vragen

  1. Noteer je waarnemingen.
  2. Noteer je conclusie als volgt: Een joodoplossing is een reagens voor het koolhydraat… omdat alleen de oplossing van … met de joodoplossing … wordt.

Activiteit 4 - Aan de slag 3

Aan de slag 3: Zetmeel aantonen in bananen - teamopdracht
Nu gaan jullie bekijken wat de invloed van rijping heeft op het zetmeel gehalte in de bananen.

Benodigdheden

  • Stukje groene, rijpe en overrijpe banaan
  • Erlenmeyer met joodoplossing
  • Druppelpipet
  • Horlogeschaaltjes
Uitvoering
  1. Snijd van elk van de bananen een plakje af en leg het op een horlogeglas.
  2. Druppel op elk van de plakjes voorzichtig 3 druppels joodoplossing.
Vragen
  1. Noteer je waarnemingen.
  2. Noteer je conclusie als volgt: “De … banaan bevat de grootste hoeveelheid zetmeel, omdat het plakje … banaan het … kleurt.”
  3. Geef een theoretische verklaring van je waarnemingen.

Activiteit 4 - Aan de slag 4

Aan de slag 4: Aantoningsreactie op glucose - teamopdracht
Glucose kan aangetoond worden met Fehlings reagens.
Dit reagens bestaat uit twee oplossingen, oplossing A en oplossing B.
Oplossing A is een oplossing van kopersulfaat \(\small{\left({C}{u}{S}{O}_{{4}}\right)}\) in water.
Oplossing B is een oplossing van het zout natriumtartraat en natriumhydroxide in water.

Deze oplossingen staan voor je klaar.
De oplossingen worden niet bij elkaar bewaard, vanwege explosiegevaar.

Benodigdheden

  • Vier genummerde reageerbuizen
  • Spuitfles met demiwater
  • Kleine potjes met zetmeel, sacharose, glucose en fructose
  • Fehlings A oplossing (irriterend op de huid)
  • Fehlings B oplossing (bijtend op de huid)

Werkwijze

  1. Neem vijf genummerde reageerbuizen. Vul ze achtereenvolgens zoals in de volgende tabel is aangegeven. Schud na het toevoegen van het koolhydraat alle buizen goed tot het koolhydraat is opgelost. Zetmeel blijft troebel.
Buis Water
(mL)
Koolhydraat
(spatelpunt)
Fehlings A
(mL)
Fehlings B
(mL)
1 10 Zetmeel 1 1
2 10 Sacharose 1 1
3 10 Glucose 1 1
4 10 Fructose 1 1

 

  1. Zet de vijf buizen in een bekerglas dat is gevuld met heet water.

Vragen

  1. Noteer je waarnemingen.
  2. Noteer je conclusie als volgt:
  3. Fehlings reagens is een reagens op …, omdat bij … de oplossing … wordt.

Activiteit 4 - Aan de slag 5

Aan de slag 5: Kwalitatief aantonen van glucose - teamopdracht
In dit experiment gaan jullie onderzoeken hoeveel glucose er in een groene, rijpe en overijpe banaan zit.
 


Benodigdheden: 

  • Stukjes groene, rijpe en overrijpe banaan
  • 250 mL bekerglazen
  • Gasbrander met driepoot en gaasje
  • 100 mL maatcilinder
  • 10 mL maatcilinder
  • Weegschaal
  • Blender
  • Spatel
  • Spuitfles met demiwater
  • Trechter en filtreerpapier (eventueel Büchner trechter met bijpassend filter, erlenmeyer en metaalgazen beschermmantel)
  • Filtraat van de drie bananensoorten (van groene, rijpe en overrijpe banaan)

Werkwijze

  1. Proef een plakje van elke banaan. Wat kun je op grond hiervan zeggen over de hoeveelheden glucose in de drie bananen?
  2. Breng in een bekerglas van 250 mL ongeveer 100 mL water aan de kook en haal het bekerglas van het vuur.
  3. Neem drie genummerde reageerbuizen voor de drie filtraten.
  4. Voeg aan 2,0 mL van elk filtraat 1,0 mL oplossing A en 1,0 mL oplossing B reagens toe en start de tijdmeting. Zet de reageerbuizen in het bekerglas met heet water en meet de tijd tot roodkleuring.

Vragen
a. Noteer je waarnemingen.
b. Noteer je conclusie als volgt: De groene/rijpe/overrijpe banaan bevat het meeste glucose, omdat het plakje banaan het minst snel/het snelst … kleurt.
c. Geef een theoretische verklaring van je waarnemingen.

Activiteit 5 - Opdracht 011

In activiteit 3 en 4 hebben we kennis gemaakt met koolhydraten. We gaan nu kijken naar vetten.

Een vetmolecuul ontstaat door de reactie van een molecuul glycerol (1,2,3-propaantriol) met drie vetzuurmoleculen. Er zijn verschillende soorten vetzuren. Bij de vorming van een vetmolecuul worden esterbindingen gevormd. Het gevormde vetmolecuul wordt een triglyceride genoemd.


011 - individueel

  1. Geef de reactievergelijking van de vorming van een triglyceride uit glycerol en oliezuur. Schrijf hierbij de koolstofverbindingen in structuurformules. De vetzuurstaarten mogen in molecuulformules. Gebruik hierbij Binas tabel 67B2.

Activiteit 5 - Informatie

Wat wij doorgaans als ‘vetten’ zien, zijn de vetten en oliën zoals we die in voedsel tegenkomen. Voorbeelden zijn: boter, magarine, kokosolie, olijfolie, zonnebloemolie en pindaolie (arachide-olie). Al deze vetten en oliën zijn esters van 1,2,3-propaantriol (glycerol) en vetzuren, zoals stearinezuur, palmitinezuur, oliezuur en linolzuur.

Bij vetten wordt een onderscheid gemaakt tussen verzadigde, enkelvoudig-onverzadigde en meervoudig-onverzadigde vetzuren. Ook kunnen vetzuren variëren in ketenlengte. Het soort vetzuur bepaalt de eigenschappen van het vet.

Verzadigde vetten zitten vooral in dierlijke producten zoals vlees en boter, maar ook in chocolade. Enkelvoudig-onverzadigde vetten zitten in meerdere oliesoorten zoals olijfolie, maar zij komen ook veel in vis en visproducten voor. Meervoudig-onverzadigde vetten zitten vooral in plantaardige oliën zoals raapzaadolie, zonnebloemolie en pindaolie.

Activiteit 5 - Opdracht 012

012 - individueel

  1. Beantwoord de onderstaande vragen.
    Vul in de lege vakken het woord 'geen', 'één' of 'meerdere'
    • verzadigde vetzuren bevatten ... C=C binding(en)
    • enkelvoudig-onverzadigde vetzuren bevatten ... C=C binding(en)
    • meervoudig-onverzadigde vetzuren bevatten ... C=C binding(en)
  2. Neem de tabel over en zet de namen van de vetzuren op de juiste plaats: stearinezuur - palmitinezuur - oliezuur - linolzuur - α-linoleenzuur - arachidonzuur
     
Verzadigd vetzuur Enkelvoudig onverzadigd vetzuur Meervoudig onverzadigd vetzuur

 

 

 

 


a.
  • verzadigde vetzuren bevatten geen C=C binding(en)
  • enkelvoudig-onverzadigde vetzuren bevatten één C=C binding(en)
  • meervoudig-onverzadigde vetzuren bevatten meerdere C=C binding(en)
b.
Verzadigd vetzuur Enkelvoudig onverzadigd vetzuur Meervoudig onverzadigd vetzuur
stearinezuur
palmitinezuur
oliezuur linolzuur
α-linoleenzuur
arachidonzuur

 

 

Activiteit 5 - Opdracht 013

013 - individueel
De hydrolyse van een vet of een olie is een reactie met water. Hydrolyse levert glycerol (1,2,3-propaantriol) op en vrije vetzuren.

  1. Geef de reactievergelijking voor de hydrolyse van de tri-ester die gemaakt is uit palmitinezuur en glycerol. Schrijf hierbij de koolstofverbindingen in structuurformules (de vetzuurstaarten mogen in molecuulformule).
  2. Geef de naam van het vetzuur dat ontstaat bij de hydrolyse van deze tri-ester.
  3. Neem de onderstaande tabel over en zet elk product die je hiernaast ziet in de juiste kolom:
Bevat verzadigd vet Bevat onverzadigd vet Bevat geen vet






Activiteit 5 - Opdracht 014

014 - individueel
Vul de onderstaande woorden in op de juiste plaats in de tekst:
plantaardige, dierlijke, vloeibare, vaste, verzadigde, onverzadigde, olijfolie, maïsolie, walvisolie, sojaolie, zonnebloemolie, kokosvet, rundvet, botervet, reuzel (=varkensvet).

Door de dichte stapeling van verzadigde triglyceridemoleculen hebben verzadigde vetten meestal een ... aggregatietoestand bij kamertemperatuur, terwijl de onverzadigde vetten zich in de ... fase bevinden.

Vetten van ... oorsprong zijn meestal vloeibaar en bevatten dus veel ... vetzuren.
Voorbeelden hiervan zijn ... , ... , ... en ... .

Vetten van ... oorsprong daarentegen zijn meestal vaste vetten en bevatten dus vooral ... vetten, zoals bijvoorbeeld ... , ... en ... .
Er zijn hier echter uitzonderingen op.
Er bestaan immers ook (vaste) plantaardige vetten (bv. ... ) en (vloeibare) dierlijke oliën (bv. ... ).

Activiteit 6 - Aan de slag 6

Aan de slag 6: Kwantitatief aantonen van vet - teamopdracht
Bij deze kwantitatieve bepaling gaan we ervan uit dat het vet uit de chips de enige stof is die oplost in de extractievloeistof petroleumether.

Benodigdheden

  • Drie erlenmeyers 100 mL
  • Watervaste stift
  • Weegschaal
  • Mortier met stamper
  • Filter
  • Filtreerpapier
  • Verschillende soorten chips (elke groep krijgt een ander soort chips)
  • Petroleumether


Werkwijze

  1. Maal 5,00 gram van de te onderzoeken chips in een mortier totdat een vettig papje ontstaat.
  2. Voeg in de zuurkast 15 mL petroleumether toe en wrijf met de stamper zo goed mogelijk alle chipsstukjes fijn zodat je een homogeen mengsel krijgt. Doe dit minstens vijf minuten.
  3. Nummer drie schone erlenmeyers van 100 mL met een watervaste stift, weeg ze en noteer de massa’s.
  4. Breng het mengsel uit de mortier over in een filter en vang het filtraat op in een schone gewogen erlenmeyer. Zorg ervoor dat alles uit de mortier in het filter terecht komt.
  5. Doe 5 mL petroleumether in de mortier om de laatste restjes vet eruit te halen en spoel hiermee het filter na. Herhaal deze stap nog twee keer.
  6. Het filtraat is een oplossing van vet in petroleumether.
  7. Laat de erlenmeyer een aantal dagen in de zuurkast staan, de petroleumether zal vanzelf verdampen.
  8. Weeg na het verdampen van de petroleumether de inhoud van de erlenmeyer met vet.

Vergelijk nu jullie resultaten met de rest van de klas.

Activiteit 6 - Aan de slag 7

Aan de slag 7: Kwalitatief aantonen van vet - teamopdracht
Bij deze bepaling maken we gebruik van het feit dat vet in papier trekt. Hoe groter de vetvlek, hoe meer vet. Wanneer het papier voor en na de proef wordt gewogen, kan iets worden gezegd over de hoeveelheid vet.

Benodigdheden

  • Weegschaal
  • Filtreerpapier (Mn 595)
  • Potlood
  • Mortier met stamper
  • Verschillende soorten chips
Werkwijze
  1. Neem drie filtreerpapiertjes (Mn 595) en nummer ze.
  2. Weeg elk filtreerpapiertje en noteer de massa’s.
  3. Weeg telkens 1,00 gram chips af, maak ze fijn in een mortier en spreid de mengsels uit over de drie filtreerpapiertjes.
  4. Laat het geheel 30 minuten liggen en verwijder zorgvuldig de vaste stoffen.
  5. Bekijk de filtreerpapiertjes en noteer je waarnemingen.
  6. Weeg de filtreerpapiertjes opnieuw en vergelijk dit met de rest van de klas.

Activiteit 7

Naast koolhydraten en vetten zijn eiwitten een belangrijk bestanddeel van ons voedsel. Eiwitten zijn de belangrijkste bouwstoffen van het menselijk lichaam.
Eiwitten bestaan uit lange ketens die zijn opgebouwd uit aminozuren. Het lichaam breekt de eiwitten tijdens de spijsvertering af, waarbij de aminozuren vrij komen. Deze aminozuren gebruikt het lichaam weer om nieuwe eiwitten van te maken zoals spierweefsel, enzymen, hormonen en afweerstoffen. Maar ook je haren en je nagels zijn gemaakt van eiwitten.



De bouwstenen van eiwitten: aminozuren
Een aminozuurmolecuul bevat twee karakteristiek groepen:
een \(\small{N}{H}_{{2}}\) groep (amino) en een COOH groep (zuur).
De aminozuren die voorkomen in eiwitten noemen we de natuurlijke aminozuren.
Bij de natuurlijke aminozuren zitten de aminogroep en de zuurgroep vast aan hetzelfde koolstofatoom. Dat koolstofatoom heeft daarnaast een waterstofatoom en een restgroep R gebonden.

Deze restgroep is voor elk aminozuur anders.

 

Bovendien zijn eiwitten goed oplosbaar in water, dit noemt men ook wel hydrofiel.

 

Activiteit 7 - Opdracht 015

015 - individueel
Bekijk in Binas tabel 67C de structuurformules van de natuurlijke aminozuren. Het groene stuk is bij elk aminozuur hetzelfde, de restgroep R is bij elk aminozuur anders.

  1. Het kleinste natuurlijke aminozuur heeft een waterstofatoom op de plaats van de R- groep. Geef de naam en de structuurformule van dat aminozuur.

Afhankelijk van de structuur van de restgroep R worden de aminozuren in vijf verschillende groepen verdeeld.

  1. Geef de namen en de 3-lettersymbolen van de aminozuren met zwavelhoudende zijketens.
  2. Bekijk de afbeelding op pagina 1. Geef de volledige namen van de vier laatste aminozuren van de eiwitketen.

Het lichaam kan sommige aminozuren ook zelf maken. Deze aminozuren hoeven dus niet persé in de voeding te zitten. De aminozuren die het lichaam niet zelf kan maken noemen we de essentiële aminozuren. Die moeten dus wel in het voedsel zitten.

  1. Geef de 3-lettersymbolen van de 8 essentiële aminozuren. (Tip: kijk bij voetnoot 2 van Binas tabel 67C.)

Activiteit 7 - Opdracht 016

De vorming van eiwitten uit aminozuren begint met de reactie van de OH van de zuurgroep van het eerste aminozuur met het H-atoom van de aminogroep van het tweede aminozuur. Deze 3 atomen vormen samen een watermolecuul. Tegelijkertijd worden de twee aminozuren via de C van de zuurgroep en de N van de aminogroep aan elkaar gekoppeld. Deze binding noemen we de peptidebinding. Het molecuul dat naast water ontstaat heet een dipeptide.


016 - individueel
Dit proces herhaalt zich net zolang totdat het juiste eiwit (een polypeptide) gevormd is. Bij elke koppeling van een volgend aminozuur wordt één watermolecuul gevormd.

  1. Geef de vorming van het tripeptide Phe-Leu-Ser in een reactievergelijking met structuurformules weer.
  2. Hoeveel watermoleculen worden gevormd bij de vorming van een hexapeptide?
  3. Is het tripeptide Ser-Leu-Phe chemisch gezien anders dan het tripeptide Phe-Leu-Ser? Leg je antwoord uit.

Activiteit 7 - Informatie

Hydrolyse van eiwitten
Eiwitten worden in de maag afgebroken door het enzym pepsine. Met behulp van watermoleculen worden de peptidebindingen verbroken en worden kortere eiwitketens gevormd. In de darmen worden deze kortere eiwitketens verder afgebroken tot vrije aminozuren onder invloed van onder andere het enzym trypsine. Deze afbraak van eiwitten noemt men hydrolyse (afbraak met behulp van water).

 


Enzymen zijn zelf ook eiwitten.
Zij zorgen ervoor dat bepaalde processen in het lichaam sneller verlopen.
Zonder deze enzymen zouden de meeste reacties in ons lichaam veel te langzaam of zelfs helemaal niet verlopen. Enzymen worden daarom ook wel biokatalysatoren genoemd.

Elke reactie wordt gekatalyseerd door een ander enzym. Enzymen hebben een specifieke werking: elk enzym kan maar één reactie versnellen.
Voor een andere reactie is weer een ander enzym verantwoordelijk.
Zo hebben we in de les over de koolhydraten al kennis gemaakt met de enzymen die de koolhydraten in ons lichaam afbreken: amylase en lactase. In de figuur ‘pepsine en trypsine’ kun je zien welke enzymen betrokken zijn bij de afbraak van eiwitten in het lichaam.

Activiteit 7 - Opdracht 017

017 - individueel
Vul in de lege vakken de ontbrekende woorden in:

Eiwitten zijn opgebouwd uit ...(1)... .
In eiwitten worden de verschillende eenheden
aan elkaar gekoppeld via een ...(2)....
Aminozuren zijn ...(3).... oplosbaar in water,
omdat aminozuren ...(4)... zijn.
Enzymen zijn speciale ...(5)..., die zich als katalysator gedragen.

 

Activiteit 8

Aan de slag 8: Kwalitatief aantonen van vet - teamopdracht
In dit experiment zullen we van verschillende voedingsmiddelen onderzoeken of ze eiwitten bevatten. Eiwitten bevatten peptidebindingen. Deze peptidebindingen kunnen met een basische koper(II)sulfaatoplossing worden aangetoond. Daarbij treedt een reactie op waarbij violet gekleurde verbindingen ontstaan. Hoe intenser de kleur, hoe meer peptidebindingen.

De inhoud van de reageerbuizen mag na afloop niet door de gootsteen worden gespoeld, omdat de oplossingen ionen van het zware metaal koper bevatten. Vraag aan de docent waar het verzamelvat voor zware metalen staat.

Benodigdheden

  • Eiwitoplossing (vers gemaakte oplossing van gelatine)
  • 1 M natronloog
  • 1 M koper(II)sulfaatoplossing
  • Demiwater
  • 6 reageerbuizen in een rekje
  • Glasstaaf
  • Druppelpipet

Werkwijze

  1. Nummer 2 reageerbuizen.
  2. Doe 3 druppels demiwater in reageerbuis 1, voeg 2 mL natronloog toe en roer even met een schone glasstaaf.
  3. Doe 5 druppels eiwitoplossing in reageerbuis 2, voeg 2 mL natronloog toe en roer even met een schone glasstaaf. Noteer je waarneming in onderstaande tabel.
  4. Voeg aan beide reageerbuizen 5 druppels koper(II)sulfaatoplossing toe met de pipet, roer opnieuw en wacht 1 minuut.


Noteer je waarneming in onderstaande tabel. Welke waarneming wijst op de aanwezigheid van eiwit?


buis inhoud kleur na toevoeging van natronloog kleur na toevoeging van koper(II)sulfaatopl. eiwit?
(ja of nee)
1 water      
2 eiwitoplossing      

Antwoorden

Activiteit 3 - Opdracht 010

Koolhydraten zijn verbindingen met koolstof, waterstof en zuurstof,
waarbij waterstof en zuurstof in de verhouding 2:1 voorkomen.
Bij de eenvoudigste koolhydraten, de monosachariden , horen glucose, fructose en galactose .

Glucose wordt ook wel bloedsuiker genoemd vanwege het voorkomen in ons bloed. Wanneer het bloedsuikergehalte te laag wordt, wordt glycogeen omgezet in glucose.

Zetmeel bestaat uit twee vormen, glycogeen en cellulose . Beide vormen bestaan uit eenheden glucose . Het verschil tussen beide vormen is de vertakking in het molecuul. Zetmeel kan in het menselijk lichaam wel via hydrolyse omgezet worden in glucose, maar cellulose niet.
 


Activiteit 5 - Opdracht 014

Door de dichte stapeling van verzadigde triglyceridemoleculen hebben verzadigde vetten meestal een vasteaggregatietoestand bij kamertemperatuur, terwijl de onverzadigde vetten zich in de vloeibare fase bevinden.

Vetten van plantaardige oorsprong zijn meestal vloeibaar en bevatten dus veel onverzadigde vetzuren.
Voorbeelden hiervan zijn olijfoliemaïsoliesojaolie en zonnebloemolie.

Vetten van dierlijke oorsprong daarentegen zijn meestal vaste vetten en bevatten dus vooral verzadigde vetten, zoals bijvoorbeeld rundvetreuzel en botervet.

Er zijn hier echter uitzonderingen op.
Er bestaan immers ook (vaste) plantaardige vetten (bv. kokosvet) en (vloeibare) dierlijke oliën (bv. walvisolie).
 


Activiteit 7 - Opdracht 017

  1. aminozuren
  2. peptidebinding
  3. goed
  4. hydrofiel
  5. eiwitten

Evaluate

Activiteit 9

De module ‘Hoe eet je gezond?’ gaat over de bouw- en brandstoffen voor je lichaam. Je gaat vanuit een scheikundig perspectief begrijpen, hoe deze stoffen zijn opgebouwd en hoe ze reageren met stoffen in je lichaam.
Concreet betekent dit dat je een aantal begrippen en formules kent.
Daarnaast moet je bepaalde experimenten kunnen beschrijven en
berekeningen kunnen maken over de stof.

Voor evaluatie-activiteiten trekken we twee lesuren uit.
De bedoeling is dat jij test of je klaar bent met deze
module en of je voldoende weet en begrijpt over de stof.
Als dat niet het geval is, zul je dus nog aanvullend leerwerk moeten verrichten.

Activiteit 9 - Stappen

In de introductie van deze module, onder het kopje ‘Wat ga je leren?’ zijn de leerdoelen geformuleerd. Het is belangrijk dat jij zelf controleert of je ook echt helemaal klaar bent. Dat betekent dat je weet wat je moet weten, dat je begrijpt wat je moet begrijpen en dat je de opdrachten kunt uitvoeren die geformuleerd zijn.

Stap 1 Zelfstudie-opdracht buiten de les ter voorbereiding op de les.
Besteed een uur aan het checken of je de doelen bereikt hebt die beschreven staan in ‘Wat ga je leren?’. Doe dat door met behulp van je computer of pen en papier te beschrijven wat er gevraagd wordt, zonder te spieken in de module of in je aantekeningen. Werk overzichtelijk, zodat je aan het eind van het uur kunt zien wat je wel weet en kunt en waar je nog aandacht voor moet hebben.
Besteed een tweede uur aan het opzoeken van de antwoorden die je niet kon geven in het eerste uur.

Stap 2 Evaluatieopdracht in de les (samenwerken met je buur).
Vergelijk je aantekeningen/antwoorden uit de zelfstudie-opdracht met je buurman/buurvrouw. Speel waar nodig elkaars docent en zorg in ieder geval dat je de goede antwoorden hebt aan het eind van dit lesonderdeel. Als er inhoudelijke problemen zijn, roep je de hulp van de docent of andere leerlingen in.
Waarschijnlijk heb je voor deze eerste activiteit van stap 2 geen heel lesuur nodig. Daarom adviseren we je om in de les ook nog het volgende te doen. Vraag de docent om in het tweede deel van de les een kort klassengesprek te houden over de allerbelangrijkste zaken uit deze module. Zorg dat je over hetgeen er besproken wordt, aanvullingen maakt in je aantekeningen. Pas op: je bent nu nog niet helemaal klaar. Zie stap 3.

Stap 3 Zelfstudieopdracht na de les.
Besteed thuis een uur aan de voorbereiding van een toets. Probeer om zo min mogelijk te spieken in je aantekeningen. Stel jezelf vragen en geef de antwoorden. Zet het antwoord op papier en kijk daarna of het antwoord juist is. Hou jezelf niet voor de gek. Niet spieken en je er niet te snel vanaf maken. Een uur is een uur.


Lesuur 2: toets
Maak in de eerste helft van de les individueel de toets die de docent klassikaal aanbiedt. In de tweede helft van de les kan de toets besproken worden.

Veel succes.

Examenopgaven

Wil je oefenen met oudere examenvragen?

Log dan in bij ExamenKracht.

  • Het arrangement Thema: Eet je gezond? h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2023-03-14 15:12:05
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Colofon

    De module Eet je gezond is ontwikkeld door Sander Bons en medewerkers van StudioVO op basis van materiaal van xxxxxxxxxxxxxxxxxx.

    Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.freeimages.com www.voedingscentrum.nl


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op het internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
    Meer informatie: Fair use .

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben,
    neem dan contact op via de helpdesk VO-Content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor scheikunde voor havo/vwo leerjaar 4 en 5. De volgende onderdelen worden behandeld: koolhydraten, hydrolysereacties, glucose en zetmeel aantonen, (on)verzadigde vetzuren, essentiële vetzuren, vorming en hydrolyse van een vet in structuurformule, aminozuren en eiwitten.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Energieomzetting; Energie; Scheikunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    (on)verzadigde vetzuren, aminozuren, arrangeerbaar, essentiële vetzuren, havo/vwo 45, hydrolyse vet, hydrolysereactie, scheikunde, stercollectie, vorming vet