Activiteit 5 - Informatie

Wat wij doorgaans als ‘vetten’ zien, zijn de vetten en oliën zoals we die in voedsel tegenkomen. Voorbeelden zijn: boter, magarine, kokosolie, olijfolie, zonnebloemolie en pindaolie (arachide-olie). Al deze vetten en oliën zijn esters van 1,2,3-propaantriol (glycerol) en vetzuren, zoals stearinezuur, palmitinezuur, oliezuur en linolzuur.

Bij vetten wordt een onderscheid gemaakt tussen verzadigde, enkelvoudig-onverzadigde en meervoudig-onverzadigde vetzuren. Ook kunnen vetzuren variëren in ketenlengte. Het soort vetzuur bepaalt de eigenschappen van het vet.

Verzadigde vetten zitten vooral in dierlijke producten zoals vlees en boter, maar ook in chocolade. Enkelvoudig-onverzadigde vetten zitten in meerdere oliesoorten zoals olijfolie, maar zij komen ook veel in vis en visproducten voor. Meervoudig-onverzadigde vetten zitten vooral in plantaardige oliën zoals raapzaadolie, zonnebloemolie en pindaolie.