Nederlands 2 kader/mavo lezen

Nederlands 2 kader/mavo lezen

Onderwerp en deelonderwerp

Stap 1 het onderwerp

Hoe was het ook alweer? Het onderwerp van een tekst.

Kijk naar de filmpjes en lees de theorie die eronder staat. Schrijf deze theorie daarna op in je theorieschrift.

Het onderwerp

Hoofdgedachte en onderwerp

Onderwerp van een tekst

 

Het antwoord op de vraag 'Waar gaat deze tekst over?' noemen we het onderwerp van de tekst. Je kunt het onderwerp van een tekst bijna altijd in één woord (of in een paar woorden) samenvatten. 

Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:

  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea (de lead)
  • een tekening of foto bij de tekst
  • tussenkopjes en dikgedrukte of onderstreepte woorden

 

Let op: twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen toch zeer anders zijn.
Heb je twee teksten met als onderwerp 'voetbal', dan kunnen de teksten toch allebei een heel ander verhaal vertellen.

Het is niet altijd even makkelijk om de juiste woorden te vinden om het onderwerp te benoemen. Soms gebruik je te veel woorden.

 

Foto

Het deelonderwerp

Een tekst bestaat altijd uit een inleiding, een kern of middenstuk en een slot. Je hebt geleerd dat in de inleiding (vaak) het onderwerp wordt geïntroduceerd en dat een tekst (vaak) eindigt met een samenvatting/conclusie. Wat kun je dan in het middenstuk vinden?

 

Theorie

Je hebt geleerd hoe je het onderwerp een van een tekst moet zoeken. Maar een tekst bevat ook deelonderwerpen. Wat zijn deelonderwerpen? 

De inleiding en het slot bestaat meestal uit één alinea, maar de kern bestaat meestal uit meerdere alinea’s. Elke alinea heeft één onderwerp, dat een kort stukje is van de hele tekst. In elke alinea zet je dingen bij elkaar die bij elkaar horen. Komt er iets nieuws, dan begin je ook met een nieuwe alinea. Waar elke alinea over gaat noemen we het deelonderwerp. Het onderwerp (van een tekst) bestaat dus uit meerdere deelonderwerpen (alinea’s). 

Bijvoorbeeld bij een nieuwsbericht over attractieparken:

Hierbij is het onderwerp: attractieparken

De hoofdgedachte is dan: attractieparken beleefden gisteren een topdag.

De titel is: In de file voor de attractieparken

In de inleiding (alinea 1) vind je de hoofdgedachte en een korte toelichting 

alinea 2: gaat over Burgers Zoo

alinea 3: gaat over Blijdorp

alinea 4: gaat over Efteling

alinea 5: slot (hier vind je dus meestal een samenvatting van het onderwerp en vaak een conclusie.

Stappenplan:

  • Zoek het onderwerp van de tekst; waar gaat de tekst over?
  • Let op tussenkopjes in de tekst
  • Bekijk de alinea-indeling
  • Lees de eerste zin van iedere alinea. Stel jezelf bij elke alinea de vraag: 'Waar gaat deze alinea over?'
  • Een deelonderwerp is steeds een 'nieuw' onderdeel van het onderwerp. 
  • Lees niet te snel, neem de tijd.

Stap 2

Lees de tekst hieronder over Malala.
Beantwoord daarna de vraag onderaan de pagina.


[Titel]

De meeste kinderen balen dat de vakantie is afgelopen, maar Malala heeft zin in school. Ze wil zelfs dat iedereen in de wereld naar school kan. Haar inzet daarvoor wordt nu beloond.

Malala Yousafzai (16 jaar) komt uit Pakistan. Daar mogen meisjes niet naar school van de Taliban. Malala is het daar niet mee eens. Vorig jaar werd ze zelfs neergeschoten door de Taliban. Ze moest lang herstellen, maar nu gaat het weer goed met haar. Vredesprijs In juli mocht Malala spreken voor de Verenigde Naties. Daar zei ze tegen alle belangrijke wereldleiders dat vrede en school belangrijk zijn. Omdat ze met gevaar voor eigen leven strijdt voor meisjes in de hele wereld, krijgt ze de Internationale Kindervredesprijs. Op 6 september is de uitreiking in Den Haag.

Bron: Kidsweek


Welk onderwerp heeft deze tekst?

  1. Malala wint de Kindervredesprijs
  2. Malala neergeschoten door de Taliban
  3. Vrede en school hebben veel met elkaar te maken
  4. De Taliban verzet zich tegen onderwijs aan meisjes

Stap 3

Opdracht 1:

Lees de tekst oriënterend en maak de vragen in je schrift.

Vraag 1. Waar kijk je naar als je het onderwerp van de tekst wilt vinden? Noteer de stappen.

Vraag 2. Wat is het onderwerp van de tekst: Caroline (11) mag toch football spelen.

 

Caroline (11 jaar) mag toch football spelen

De Amerikaanse Caroline (11 jaar) moest stoppen met American football omdat haar kerk het geen sport voor voor meisjes vond. Niet eerlijk, vond ze. En dus voerde Caroline actie. Met succes, want nu mag ze het veld weer op.

Al vanaf haar kleutertijd speelde Caroline bij een katholiek American football-team. Ze was het enige meisje in een team vol jongens. Vorig jaar besloot haar kerk opeens dat dit niet meer mocht. Volgens de kerk is American football een sport voor jongens en is het te gevaarlijk voor meisjes. Ook vond de katholieke kerk het niet goed dat jongens en meisjes elkaar tijdens het sporten veel aanraken.

Actie
Caroline vond dit oneerlijk en ging actie voeren. Ze begon een online handtekeningenactie en verzamelde meer dan 100.000 handtekeningen. Ook mocht ze bij verschillende landelijke televisiezenders haar verhaal vertellen. Uiteindelijk kreeg ze toch toestemming van het hoofd van de kerk om te mogen spelen.

bron: kidsweek 15 maart 2013

Opdracht 2: Oriënterend en globaal lezen.

Maak onderstaande vragen zonder de hele tekst te lezen. 

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat weet je al over het onderwerp?

3. Wat valt je op aan de plaatjes?

4. Wat zeggen de plaatjes volgens jou over de tekst?

5. Welke tussenkopjes zie je?

6. UIt hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

7. Waar komt deze tekst vandaan?

 

Grondig lezen

Lees nu de hele tekst precies.

8. Welke woorden zijn nieuw voor je? Schrijf er minimaal drie op en probeer een betekenis te bedenken die past bij de tekst.

9. UIt welke alinea('s) bestaat de inleiding?

10. Beschrijf in één korte zin, wat het deelonderwerp is van alinea 2.

11. Beschrijf in één korte zin, wat het deelonderwerp is van alinea 3.

 

 

iPhonetienvingerblind

Een van de dingen waar ik toch een beetje mee zat toen ik op het punt stond om een iPhone te kopen, was het touchscreen. Dat vonden veel mensen raar – “Ja, touchscreen: FANTASTISCH!” en dergelijke reacties kreeg ik toegeworpen toen ik zei dat ik de aankoop nog even handmatig uitstelde om de bovenstaande reden.

Toen ik eenmaal de iPhone had, leek er weinig aan de hand. Ik had mezelf, na een flinke week van uitgaande sms’jes die ongeveer zo gingen: “kjon ju zo ecven?” overtuigd dat ik prima overweg kon met het touchscreen van de iPhone en dat ik net zoals alle overige fanboys kon roepen dat het touchscreen fantastich, buitengewoon en subliem was.

Tot de winter kwam. Want ik had sowieso al een beetje moeite met fietsen of een verkeersachtige handeling uitvoeren en ondertussen mijn iPhone gebruiken. Dat vraagstuk schoof ik gewoon nonchalant voor me uit met als onderbouwing dat ik gewoon nog een beetje moest wennen. Maar dat is niet zo. In de winter draagt men meestal handschoenen. En al handschoendragend kwam ik erachter dat je de iPhone niet kunt gebruiken met handschoenen. Echt niet. Dus kwam ik meestal op school met vingers die eerst een halve les moesten opwarmen voordat ik ze überhaupt kon gebruiken.

En daarbij nog eens het feit dat iPhones niet ontwikkeld zijn om te gebruiken als je ook op iets anders moet letten. Ik weet niet of Steve Jobs de iPhone daar ook op getest heeft, maar uit eigen praktijkervaringen blijkt dat de iPhone daar alles behalve bestemd voor is. In tegenstelling tot al mijn telefoons die ik versleet voordat ik een iPhone had, geeft de iPhone geen feedback. Dus ik kan ook niet weten of ik iets goed doe. Als ik bijvoorbeeld“send tweet” druk, terwijl ik mijn ogen richt op de koelkast die ik moet openen, dan kan het best zijn dat ik gewoon op “delete tweet” of “add photo” druk. En dat is iets heel anders. De vraag die ik dan telkens stel als ik de fout in ga met het touchscreen waar iedereen over jubelt, lijkt me dan ook logisch: ben ik de enige die wel jubelt over de iPhone, maar regelmatig niet over het touchscreen?

 

Bron: Rutger de Quay op www.iphoneclub.nl, 30 april 2010

Oefening

Stap 4

Oefening

Stap 5

Opdracht bij tekst 2

Bekijk tekst 2. 
a) Wat valt je op als je naar deze tekst kijkt?
b) Wat is het onderwerp tekst 2?
c) Waar heb je naar gekeken om achter het onderwerp te komen?
d) Hoeveel is 20.000 dollar in Euro's 
e) Hoe is het meisje aan het geld gekomen?

Klik op de link hieronder voor een oefening.

http://leestrainer.nl/Begrijpend%20lezen/vo/deelonderwerpen.htm

Open het volgende bestand, lees het en klik daarna op de vermelde links. Hiermee oefen je het deelonderwerp.

Open bestand Online-oefenen-onderwerp-en-hoofdgedachte.pdf

Stap 6

Afsluiting
Je hebt nu genoeg geoefend om de Eindtoets te maken.
De eindtoets bestaat uit vijf vragen.
Je krijgt steeds een korte tekst te lezen en jij moet dan aangegeven wat het onderwerp van de tekst is.


Succes!

Toets:Onderwerp van een tekst

Oefentoets

Maak de oefentoets. Open het bestand in de link hieronder en maak de opdrachten in je schrift. 

Open bestand oefening toets lezen.doc

Hoofd- en bijzaken

Stap 1

Lees de theorie over:

- hoofd- en bijzaken

- zoekend en oriënterend lezen

- hoofdgedachte van een tekst

 

Schrijf deze theorie daarna over in je theorieschrift.

Hoofd- en bijzaken


Het is vaak niet zo dat alle informatie in een tekst even belangrijk is. In veel teksten kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak.

Om de hoofdzaak van een tekst te vinden, kijk je op zogenaamde voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen voor de hoofdzaak zijn bijvoorbeeld de titel, het begin of eind van een tekst.

het begin van de tekst vind je het onderwerp en soms de hoofdgedachte van de tekst. Vaak vind je de hoofdgedachte aan het eind van een tekst.

Aan het eind van de tekst staat vaak de conclusie of een samenvatting van de tekst.
Het onderwerp, de hoofdgedachte, de conclusie of een samenvatting geven veel informatie over de hoofdzaak van de tekst.

Zoekend en oriënterend lezen


Het is niet altijd nodig om een tekst helemaal van het begin tot het eind te lezen.
Soms wil je maar één ding van de tekst weten.

-  Oriënterend lezen: je vormt je een beeld van de tekst, je gaat na waar de tekst over gaat.
-  Zoekend lezen: je leest niet de hele tekst maar je gaat direct op zoek naar de informatie    die je nodig hebt.

Bij oriënterend lezen lees je de titel, de eerst zinnen, de tussenkopjes en andere opvallende woorden/cijfers (cursief, vetgedrukte en onderstreepte woorden). Verder kijk je naar tabellen, grafieken en afbeeldingen bij de tekst.

Zoekend lezen wordt ook wel 'scannen' genoemd. Je bent op zoek naar informatie in een tekst. Het begint met het kijken naar de titel. Aan de titel kun je soms al zien of de tekst geschikt is om het antwoord te geven op je vraag.
Pas als je denkt dat een alinea van de tekst de informatie bevat die je zoekt, begin je met het lezen van (dat deel van) de tekst. Let hierbij op opvallende woorden, tekens in de tekst.

Hoofdgedachte van een tekst


De hoofdgedachte van een tekst is een samenvatting van de tekst in één volledige zin. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Om de hoofdgedachte van de tekst te vinden, lees je meestal de eerste en de laatste alinea van de tekst. In de eerste alinea geeft de auteur vaak aan waar hij het over gaat hebben. In de laatste alinea vind je vaak de conclusie van de auteur.

Onthoud:
hoofdgedachte van een tekst = onderwerp + wat erover verteld wordt.

Stap 2

De juiste aanpak kiezen

 

 

Je leest niet altijd op dezelfde manier.
Het ligt eraan wat je doel is.

 

  • Leer je voor een proefwerk? Dan lees je alles nog eens heel erg goed.
  • Lees je een tijdschrift voor je plezier? Dan blader je er heel snel doorheen. Je leest alleen de koppen en kiest dan wat je beter wilt lezen.
  • Zoek je in een dik boek informatie voor je spreekbeurt? Dan begin je met de inhoudsopgave en het register.

Anders gezegd: je kiest steeds een andere leesstrategie.
Strategie betekent eigenlijk: de aanpak van een gevecht!
Je weet, dat het lezen van een grote tekst ook een heel 'gevecht' kan zijn. Dan moet je het dus slim aanpakken om te winnen.


 

Welke aanpak?

 

 

Hieronder zie je vijf manieren waarop je kunt lezen.

 

  1. Je leest de koppen en daarna kies je iets wat je zelf interessant vindt.
  2. Heel goed lezen en proberen te begrijpen, aantekeningen maken en laten overhoren.
  3. Eerst alleen het begin en het einde van elke alinea lezen en de kopjes, daarna alles.
  4. Titel, begin, einde, tussenkopjes lezen, daarna per alinea hoofdzaken noteren.
  5. Zoeken in inhoudsopgave en register, lezen en hoofdzaken opschrijven.

Welke manier (A t/m E) kies je in de volgende gevallen?

  1. Huiswerk: Voor morgen hoofdstuk 3 over de oorlogen van Napoleon doorlezen.
  2. Huiswerk: Repetitie Biologie hoofdstuk 6.
  3. De nieuwe schoolkrant staat op de schoolwebsite!
  4. Huiswerk: Maak voor Aardrijkskunde vier inzichtvragen over natuurrampen.
  5. Huiswerk: Maak een samenvatting van het krantenartikel over China.

1 = .....    2 = .....    3 = .....    4 = .....    5 = .....

Stap 3

Hoofd- en bijzaken

Lees het artikel Je hersenen zijn behoorlijk dom snel door.
Scan de kop, de inleiding, tussenkopjes, begin en einde van elke alinea en de afsluiting.
Zoek op wat de hoofdzaken zijn:

  • Wat is het het onderwerp?
  • Wat wil de schrijver beweren?
  • Welke argumenten heeft hij?

Kun je nu de volgende vragen beantwoorden?

Oefening:Je hersenen zijn behoorlijk dom

Stap 4

Oefening zoekend lezen

Gebruik nogmaals het artikel Je hersenen zijn behoorlijk dom , maar ga nu op zoek naar specifieke informatie.

Stel je voor: je maakt een werkstuk over de aanslag op de Twin Towers in 2001, en komt dit artikel tegen.
Welke informatie zou je kunnen gebruiken voor je spreekbeurt?
Maak hiervan een aantekening.
Vergelijk nu je antwoord met dat van een klasgenoot.

Ten slotte gebruik je het artikel nog een keer. Bestudeer nu alleen de twee blauwe tekstblokjes.
Beantwoord de volgende vragen en bespreek deze ook met je klasgenoot:

  • Zijn deze tekstblokjes belangrijk als je de hoofdzaken van het artikel wilt begrijpen? Ja/nee, want...
  • Met welk doel heeft de schrijver deze tekstblokjes blauw gemaakt?
  • Met welk doel heeft de schrijver deze tekstblokjes in het artikel gezet?

Stap 5

Eindtoets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Klik op de volgende link om te beginnen: Succes!

Toets:Eindtoets Leesstrategie

Kernzinnen

Stap 1

Bekijk het filmpje en lees de theorie over de kernzin. Schrijf deze theorie daarna in je theorieschrift.

Kernzinnen

Kernzin

In de meeste alinea's staat een kernzin. Dit is de belangrijkste zin van de alinea. Vaak is de kernzin de eerste zin van een alinea. Je leest dan in de rest van de alinea een verdere uitleg of een toelichting. De kernzin kan ook de tweede zin zijn. Dan gaat de eerste zin nog over de alinea die erboven staat. Ten slotte kan een kernzin ook de laatste zin van een alinea zijn. Dan staat er in deze zin vaak een conclusie.

In de kernzin staan de hoofdzaken. In de rest van de alinea de bijzaken.

 

Stap 2

Lees de tekst oriënterend en beantwoord daarna vraag 1 t/m 8. Lees de tekst daarna pas helemaal door en beantwoord de andere vragen. 

Oefening 1

Lees de tekst oriënterend en globaal.

Maak deze vragen zonder de hele tekst te lezen.

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat weet je al over het onderwerp?

3. Wat valt je op aan de plaatjes?

4. Wat zeggen deze plaatjes volgens jou over de tekst?

5. Welke tussenkopjes zie je?

6. Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

7. Wat is de bron van deze tekst?

8. Wat weet je over de bron?

 

Grondig lezen

Lees de hele tekst precies.

9. Welke woorden zijn nieuw voor je? Schrijf er minimaal drie op en probeer een betekenis te bedenken die bij de tekst past. 

10. UIt welke alinea('s) bestaat de inleiding?

11. Waaraan kun je dat zien?

12. UIt welke alinea('s) bestaat het slot?

13. Wat is het onderwerp van de tekst?

14 Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

15. Welke zin geeft het duidelijkst de hoofdgedachte van de tekst weer?

16. Wat is de kernzin van alinea 2?

17. Wat is de kernzin van alinea 3?

18. Wat is volgens de schrijver het enige nadeel van de Amsterdam Expo?

19. Aan welke woorden zie je dat?

 

Als je klaar bent met de vragen, open je onderaan de pagina de link met de antwoorden. Kijk alles goed na en verbeter met een gekleurde pen. 

Ben je klaar met alle vragen, open dan het bestand met de antwoorden en kijk alles na. Foute antwoorden verbeter je met een gekleurde pen. Schrijf het goede antwoord, met gekleurde pen erbij in je schrift.

Open bestand Antwoorden bij tekst Pixar

Stap 3

Maak 2 van de 4 oefeningen die hieronder staan. Je mag zelf kiezen welke twee.

Klik op de link, deze stuurt je naar de pagina van onlinenederlands.nl. Je ziet daar de vragen die je moet beantwoorden. Ook is er een tabblad met de tekst en een tabblad met de antwoorden. Als je klaar bent met de vragen, kijk je alles na m.b.v. het tabblad antwoorden. 

Als je nu een antwoord op een vraag niet weet, mag je best even bij de antwoorden "spieken". Kijk dan daarna wel hoe je dit antwoord in de tekst had kunnen vinden. Op deze manier leer je er ook heel veel van. 

Oefening 2 kernzinnen

Oefening 3 kernzinnen

Oefening 4 kernzinnen

Oefening 5 kernzinnen

Stap 4

Stap 5

Zins- en alineaverbanden

Stap 1

Bekijk de filmpjes over signaalwoorden en tekstverbanden. Lees daarna de theorie en schrijf deze over in je theorieschrift.

Signaalwoorden

Tekstverbanden

Signaalwoorden

 

Wat zijn verbanden?

Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen bestaan verbanden (relaties). Bijvoorbeeld een opsomming, een oorzaak of een tegenstelling.

 

Welke verbanden zijn er?

Welke verbanden kun je in een tekst tegenkomen? Je herkent een verband meestal aan een signaalwoord.

 

Voorbeeld:

Het heeft vannacht flink gesneeuwd. Daardoor zijn de wegen glad.

Oorzaak: Het heeft flink gesneeuwd.

Gevolg: De wegen zijn glad.

Aan het signaalwoord daardoor kun je zien dat het om een oorzaak en een gevolg gaat.

Dit zijn de signaalwoorden en de verbanden die in teksten staan.

 

Tekstverbanden met de daarbij behorende signaalwoorden.

Tijd:

• eerst • daarna  • vervolgens • nadat • terwijl • dan

 

Opsomming:

• ook • verder • ten eerste, ten tweede, etc. • bovendien • ten slotte

 

Tegenstelling:

• maar • echter • toch • aan de ene kant, aan de andere kant • hoewel • daar staat tegenover

 

Vergelijking:

 • net zo als • evenals • in vergelijking met • meer dan • groter dan • beter dan

 

Voorbeeld:

 • bijvoorbeeld • een voorbeeld • zo • zoals • onder andere

 

Reden (verklaring, argument):

• omdat • want • daarom • want de reden hiervoor is.

 

Stap 2

Test jezelf

Lees de tabel met signaalwoorden en verbanden goed door.

Leg een blaadje over de kolom met verbanden. Weet je welke verbanden er bij de signaalwoorden horen?

Leg een blaadje over de kolom met signaalwoorden. Kun je voorbeelden geven van signaalwoorden bij de verbanden?

Stap 3

Hoe herken je verbanden tussen zinnen? Pak het zo aan:

1. Lees het stukje tekst goed. Let op signaalwoorden. Onderstreep of markeer de signaalwoorden.

Ik lees ………………………………………………………………………………………………….

Ik zie ……………………………………………………………………………………………………

 

2. Vraag je af: welk verband zou dit signaalwoord kunnen aangeven? Let op: er is soms meer dan één verband mogelijk.

Ik weet ………………………………………………………………………………………………….

…………..…………………………………………………………………………………………………….

Dus ik denk ……………...………………………………………………………………………….

…………..…………………………………………………………………………………………………….

 

3. Lees de zinnen eventueel nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Kopieer de volgende tekst naar word. Lees de tekst en zoek de signaalwoorden en verbanden, zoals voorgedaan is bij opdracht 1 en 2.

Tekst 1

Duizenden nieuwe diepzeedieren ontdekt

Zeekomkommers met lange tentakels. Monsterlijke dombovissen met hele grote oren. Kokerwormen die olie eten. Er is veel meer leven in de diepzee dan tot nu toe werd aangenomen.

Onderzoeksproject

Onderzoekers hebben de laatste jaren al meer dan 17.650 nieuwe diepzeedieren ontdekt. Het gaat onder meer om garnalen, krabben, zeesterren, koralen en kwallen. Dat heeft de Census of Marine Life bekendgemaakt. Dit is een internationaal onderzoeksproject dat tien jaar duurt. Dat project wordt volgend jaar in oktober afgesloten.

Van heel klein tot heel groot

De onderzoekers zijn verbaasd over het grote aantal diepzeevissen dat is ontdekt. Ook variëren de nieuw ontdekte diepzeedieren van heel klein tot heel groot. Zo zijn er hele kleine dieren gevonden zoals eencelligen. Deze leven van restjes van botten van andere dieren. Daarnaast leven er diep onder water hele grote dieren zoals kwallen met de omvang van een walvis.

Licht in het donker

Al die soorten leven dieper dan tweehonderd meter onder water. Dat is de diepte waar geen zonlicht meer doordringt. Daarom hebben sommige diepzeedieren verlichting. Zo kunnen ze in het aardeduister hun prooi vinden of lokken. Sommige dieren hebben lichtvlekjes op hun lichaam. Deze lijken precies op knipperlichten. De diepzeehengelvis draagt een soort hengel op zijn rug. Aan het eind ervan zit een bolletje dat licht geeft. Daarmee lokt deze vis andere vissen. Diepzeepijlinktvissen spuiten een lichtgevende wolk uit. Een aanvaller raakt daardoor in de war.

Camera’s en onderzeeboten

Tweeduizend wetenschappers uit tachtig landen doen mee aan het onderzoek. De onderzoekers zijn bij hun zoektocht tot 5 kilometer diep gegaan. Er is gezocht met diepzeecamera’s die werden neergelaten met een touw. Ook zijn er onderzeeboten gebruikt. De onderzoekers die nu hun resultaten bekend hebben gemaakt, gaan nog een jaar verder met hun onderzoek.

Naar: Nieuwsbegrip 2009

Stap 4

Je gaat op zoek naar signaalwoorden en naar zinnen met een oorzaak en een gevolg. Lees de zinnen en beantwoord de vragen.

Tekst 2

Woestijnen en overstromingen: het klimaat verandert

Het klimaat is aan het veranderen: het wordt op de hele wereld veel warmer dan nu. Als de klimaatverandering niet stopt, dan wordt zeker 20% van alle dieren en planten met uitsterven bedreigd. En de gezondheid van miljoenen mensen loopt gevaar. Ze kunnen bijvoorbeeld ziek worden door hitte, smog of ondervoeding. Dat staat in een belangrijk rapport over het klimaat.

Woestijn

De aarde wordt in een snel tempo warmer. Doordat de temperatuur snel stijgt, zal de aarde warmer worden dan deze de afgelopen miljoen jaar is geweest. In de afgelopen 30 jaar is de temperatuur al met 0,6 graden Celsius gestegen. Als de temperatuur blijft stijgen, wordt de aarde een heel andere planeet dan nu. Over 100 jaar zal dan een derde van de aarde veranderd zijn in woestijn. Veel planten en dieren die nu op aarde zijn, kunnen niet leven in de woestijn en zullen uitsterven.

Gevolgen voor mensen

Ook mensen kunnen slachtoffer worden van de klimaatverandering. Ten eerste valt er door de hogere temperatuur minder regen. Deze droogte zal vooral de armste landen treffen, omdat veel mensen in deze arme landen boeren zijn die de regen nodig hebben om hun gewassen te laten groeien. Er komt ook meer woestijn. Mensen die in droge gebieden wonen, kunnen hun eigen eten niet meer verbouwen. Het risico op hongersnood wordt daardoor groot.

Ten tweede stijgt door de hitte de zeespiegel.

De hitte laat het ijs op de Noordpool en de Zuidpool smelten. Als de zeespiegel stijgt, komen er meer grote overstromingen. Honderden miljoenen mensen die wonen in gebieden waar de overstromingen zullen komen, kunnen dan verdrinken. Vooral de werelddelen Afrika en Azië zullen last hebben van de hitte en de overstromingen. In Europa hebben de mensen nog wel mogelijkheden om zich aan te passen aan het warmere, drogere weer.

Droogte in Nederland

Nederland lijkt ook al last te hebben van de klimaatverandering. De hele maand april heeft het bijvoorbeeld niet geregend in Nederland en was het heel erg warm. Het is wel vaker een periode lang heel droog en warm, maar dat dat in april gebeurt, is bijzonder. Het warme weer zorgt voor problemen. Boeren merken dat hun gewassen niet goed groeien. Ook boswachters verwachten problemen, doordat de poelen waar de dieren uit drinken bijna droog staan.

Sommige deskundigen maken zich zorgen over de warmte in Nederland. Ze denken dat het met de klimaatverandering te maken heeft. Anderen zeggen dat het wel vaker zo droog is in ons land en dat het toeval is dat het nu wat vroeger in het jaar gebeurt. Wetenschappers zijn nu druk aan het onderzoeken welke deskundigen gelijk hebben.

Naar: Nieuwsbegrip 2007

 

1. Kijk in de inleiding van de tekst, onder de titel ‘Woestijnen en overstromingen: het klimaat verandert’. Daar staat de zin: Ze kunnen bijvoorbeeld ziek worden door hitte, smog of ondervoeding.

a) Signaalwoord: ……………………………………………………………………………………………….

b) Oorzaak: …………………………………………………………………………………………………

c) Gevolg: …………………………………………………………………………………………………

 

2. Kijk in het stukje tekst onder het kopje 'Woestijn'. Daar staat de zin: Doordat de temperatuur snel stijgt, zal de aarde warmer worden dan deze de afgelopen miljoen jaar is geweest.

a) Signaalwoord: ……………………………………………………………………………………………….

b) Oorzaak: …………………………………………………………………………………………………

c) Gevolg: …………………………………………………………………………………………………

 

3. Kijk in het stukje tekst onder het kopje 'Gevolgen voor mensen'. Daar staat de zin: Ten eerste valt er door de hogere temperatuur minder regen.

a) Signaalwoord: ……………………………………………………………………………………………….

b) Oorzaak: …………………………………………………………………………………………………

c) Gevolg: …………………………………………………………………………………………………

 

4. In het stukje staan ook de zinnen: Mensen die in die gebieden wonen, kunnen hun eigen eten niet meer verbouwen. Het risico op hongersnood wordt daardoor groot.

a) Signaalwoord: ……………………………………………………………………………………………….

b) Oorzaak: …………………………………………………………………………………………………

c) Gevolg: …………………………………………………………………………………………………

 

5. Kijk nu in het stukje tekst onder het kopje 'Droogte in Nederland'. Daar staat de zin: Ook boswachters verwachten problemen, doordat de poelen waar de dieren uit drinken bijna droog staan.

a) Signaalwoord: ……………………………………………………………………………………………….

b) Oorzaak: …………………………………………………………………………………………………

c) Gevolg: …………………………………………………………………………………………………

Stap 5

Tekst 3

Wonen in de ruimte

Nu lijkt het nog een droom: wonen op de maan, of op vakantie gaan naar Mars. Maar binnen twintig jaar is het misschien wel werkelijkheid. Tenminste, als het aan de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA ligt. Zij verkondigde haar nieuwste plannen voor een maanhuis.

Opnieuw naar de maan

In 1969 landden Amerikaanse ruimtevaarders voor het eerst op de maan. In 2020 wil de NASA graag terug naar de maan. Ze hebben bij de NASA namelijk bedacht dat het handig is dat er voortaan permanent mensen op de maan aanwezig zijn. Zo kun je in de gaten houden wat er allemaal gebeurt. Je kunt uitproberen of je kunt leven van spullen die je op de maan vindt. Maar de belangrijkste reden om op de maan te gaan wonen is eigenlijk de simpelste; mensen willen nu eenmaal nieuwe dingen ontdekken!

Huis op de maan

Onderzoekers van de NASA hebben al helemaal bedacht hoe zo’n maanhuis eruit moet gaan zien: het worden vier containers, die naast elkaar staan. De containers staan op wielen, zodat het maanhuis gemakkelijk verplaatst kan worden. De beste plek voor het huis is de noord- of de zuidpool van de maan. Hier schijnt de zon namelijk het vaakst en is het minder koud dan op andere plekken. Het ruimteschip waarmee mensen naar de maan reizen, kan omgebouwd worden tot een soort autootje. Dan kunnen mensen daarmee ook rondrijden in de buurt van het huis. In 2024 moet het huis helemaal klaar zijn. Het kan dan wellicht ook wel een tussenstation zijn voor reizen naar de planeet Mars.

Water op Mars

Over Mars is namelijk de afgelopen week een spectaculaire ontdekking gedaan: er stroomt water op Mars. En als er stromend water is op die planeet, dan is de kans groot dat er ook leven is. De Amerikanen stuurden jaren geleden een satelliet naar Mars. Dat apparaat maakte foto’s van de planeet. Wetenschappers vergeleken foto’s uit september 2005 met foto’s die zes jaar geleden gemaakt zijn van dezelfde plek. De foto’s lijken niet op elkaar. Het oppervlak van Mars lijkt veranderd. De onderzoekers denken dat er een rivier gestroomd moet hebben, ergens in de afgelopen jaren. Nog nooit eerder werd zo’n sterk bewijs gevonden voor leven op Mars. De onderzoekers denken niet dat op Mars echte marsmannen leven. Maar als er leven mogelijk is op Mars, dan kunnen we misschien ooit ook nog wel op Mars gaan wonen!

Naar: Nieuwsbegrip 2006

 

Kopieer en plak de tekst in word en maak onderstaande opdrachten.

1. Onderstreep of markeer de signaalwoorden in de tekst.

2. Welk verband komt het meeste voor in deze tekst?

…………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Stap 6

Voor de toets is het belangrijk dat je de volgende tekstverbanden met de daarbij behorende signaalwoorden leert.

Tijd:

• eerst • daarna  • vervolgens • nadat • terwijl • dan

 

Opsomming:

• ook • verder • ten eerste, ten tweede, etc. • bovendien • ten slotte

 

Tegenstelling:

• maar • echter • toch • aan de ene kant, aan de andere kant • hoewel • daar staat tegenover

 

Vergelijking:

 • net zo als • evenals • in vergelijking met • meer dan • groter dan • beter dan

 

Voorbeeld:

 • bijvoorbeeld • een voorbeeld • zo • zoals • onder andere

 

Reden (verklaring, argument):

• omdat • want • daarom • want de reden hiervoor is.

 

Feiten, meningen en argumenten

Leerdoelen

 

Bij het lezen van teksten is het verschil tussen feiten en meningen erg belangrijk. Toch is het niet altijd gemakkelijk die twee uit elkaar te houden.
In deze leesopdracht staat het verschil tussen feiten en meningen centraal.
Aan het eind van deze les:

  • Weet je wat wordt bedoeld met een feit en met een mening.
  • Kun je zelf feiten en meningen in een tekst onderscheiden.

Eindproduct-Beoordeling

 

Eindproduct

Je rondt deze opdracht af met de eindopdracht 'Feiten en meningen'.
De opdracht bestaat uit het herschrijven van een tekst met feiten en/of meningen erin.

 

Beoordeling
Je docent beoordeelt je tekst op de volgende punten:

  • Bevat je tekst inderdaad feiten of meningen volgens de opdracht?
  • Is je tekst in goed Nederlands geschreven, zonder al teveel fouten?
  • Blijkt uit je tekst dat je het verschil tussen feiten en meningen goed hebt begrepen?

Stap 1

Bekijk het filmpje over feit, mening en argument en schrijf de theorie die op deze pagina staat op in je theorieschrift.

Feit, mening en argument

Feiten en meningen


Een feit is waar of niet waar. Of een feit waar of onwaar is, kun je controleren.

Een mening is wat  je van iets vindt. Met een mening kun je het eens zijn of oneens.

Met een argument geef je aan waarom iets vindt.
Argumenten herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden staan vaak argumenten die een mening  ondersteunen.

Oefening:Feit of mening?

Stap 2

Feiten of meningen?
Sommige teksten zijn bedoeld om alleen feiten weer te geven.
Andere teksten zijn juist waardeloos als er geen meningen in staan.

Hieronder zie je voorbeelden van onderwerpen waar teksten over kunnen gaan. In welke van deze teksten behoren alleen feiten te staan en geen meningen. Schrijf deze op in je schrift.
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

  1. Handleiding voor installatie van een tv-toestel.
  2. Forum op internet.
  3. Recept voor cupcakes.
  4. Advertentie voor zomerkleding.
  5. Weblog over Mijn favoriete popsterren.
  6. Concertprogramma.
  7. Routebeschrijving Zutphen-Amsterdam.
  8. Tv-commentaar in de krant.

Bespreek jouw antwoorden met een klasgenoot en kijk of jullie dezelfde antwoorden hebben gegeven of niet. En waarom heb je deze gekozen?

Stap 3

Feiten en meningen gescheiden?
In kranten en op nieuwssites vind je niet alleen maar feiten.
In sommige artikelen geven schrijvers ook hun meningen over wat er de afgelopen tijd gebeurd is.
Natuurlijk moet je als lezer wel weten, waar de feiten staan en waar de meningen.

Onderzoek nu eens of dat klopt.

Ga naar de nieuwssite nu.nl .

Zoek op deze site twee voorbeelden van berichten met alleen feiten.
Zoek ook twee voorbeelden van berichten met vooral meningen.

Sla deze voorbeeldberichten op in jouw bestanden.

Bespreek de artikelen met een klasgenoot. Zijn jullie het erover eens?
Hoe kun je van een bericht van tevoren weten dat er meningen in staan?

Stap 4

Een voorbeeld

De volgende tekst komt uit het dagboek van Laura, het 'zeilmeisje' dat alleen in een zeilboot over de wereld reisde.


Media
Ik heb gehoord dat er sinds mijn vertrek uit Darwin op internet en in andere media alweer berichten over mij verschijnen, die echt nergens op slaan.. Zo is nu weer te lezen dat ik gestopt zou zijn met school. Dit is dus echt niet waar en dit is ook nooit door mij in een interview gezegd! In sommige media wordt zelfs ook nog gemeld dat ik mijn schoolboeken overboord heb gegooid. Dat is dus helemaal volslagen onzin, ik heb al mijn schoolboeken gewoon aan boord. Als ik een rustige zeildag en 's nachts voldoende slaap heb kunnen krijgen, pak ik een boek. Dit heb ik steeds gedaan! Ik leer namelijk gewoon door, alleen gaat het wat langzamer. Ik ben nog steeds van plan mijn diploma te halen. En het is voor mij nog steeds onbegrijpelijk dat er als maar weer zoveel onware berichtgeving door de Nederlandse media de wereld in wordt gestuurd.

Laura

Maak daarna de volgende opgaven.

  1. Schrijf twee zinnen uit het verhaal van Laura op, waarin zij haar mening geeft over de berichtgeving die over haar wordt gedaan.
  2. Lees de volgende zinnen. Welke zinnen zijn volgens jou juist?
    • Journalisten behoren feiten te controleren voor ze ze opschrijven.
    • Journalisten kunnen schrijven wat ze willen (vrijheid van meningsuiting).
    • Journalisten die onzin opschrijven, zijn strafbaar.
    • Krantenlezers rekenen erop dat journalisten uitzoeken wat er echt is gebeurd.


Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 5

Feiten of meningen?

 

 

Op sommige websites vind je vooral meningen. Op andere websites vind je vooral feiten.

Ga naar de twee websites hieronder.
Zoek per website uit of de site vooral feiten of vooral meningen bevat.

 

 

Vergelijk jouw bevindingen hierover met die van je klasgenoot.

Stap 6

Eindopdracht

 

Je sluit deze opdracht af met het herschrijven van een tekst met feiten en meningen.

Download het werkblad met de eindopdracht Feit en mening en lees het artikel nauwkeurig door. Geef feiten en meningen aan met twee verschillende kleuren.

Schrijf nu het artikel opnieuw, maar nu met een tegenovergestelde mening. Verwerk ook een aantal feiten in je artikel, die in het oorspronkelijke artikel niet zijn genoemd. Zoek die eventueel op internet op.

Klaar?
Laat je artikel beoordelen door je docent. Mail het bestand met je artikel naar je docent.