Stap 1

Bekijk de filmpjes over signaalwoorden en tekstverbanden. Lees daarna de theorie en schrijf deze over in je theorieschrift.

Signaalwoorden https://youtu.be/VcME1QELi5s

Tekstverbanden https://youtu.be/QG2iNXsCjrw

Signaalwoorden https://youtu.be/vrGrEnQSz2Y

 

Wat zijn verbanden?

Een tekst bestaat uit zinnen. Het zijn geen losse zinnen. De zinnen hebben iets met elkaar te maken. Tussen de zinnen bestaan verbanden (relaties). Bijvoorbeeld een opsomming, een oorzaak of een tegenstelling.

 

Welke verbanden zijn er?

Welke verbanden kun je in een tekst tegenkomen? Je herkent een verband meestal aan een signaalwoord.

 

Voorbeeld:

Het heeft vannacht flink gesneeuwd. Daardoor zijn de wegen glad.

Oorzaak: Het heeft flink gesneeuwd.

Gevolg: De wegen zijn glad.

Aan het signaalwoord daardoor kun je zien dat het om een oorzaak en een gevolg gaat.

Dit zijn de signaalwoorden en de verbanden die in teksten staan.

 

Tekstverbanden met de daarbij behorende signaalwoorden.

Tijd:

• eerst • daarna  • vervolgens • nadat • terwijl • dan

 

Opsomming:

• ook • verder • ten eerste, ten tweede, etc. • bovendien • ten slotte

 

Tegenstelling:

• maar • echter • toch • aan de ene kant, aan de andere kant • hoewel • daar staat tegenover

 

Vergelijking:

 • net zo als • evenals • in vergelijking met • meer dan • groter dan • beter dan

 

Voorbeeld:

 • bijvoorbeeld • een voorbeeld • zo • zoals • onder andere

 

Reden (verklaring, argument):

• omdat • want • daarom • want de reden hiervoor is.