Schrijven

Schrijven

Het schrijfproces

 

Doel en werkwijze

Met behulp van deze Wikiwijs leer je wat nodig is voor het schrijven van een goede tekst.

Al het leren begint bij 'willen', 'het nut inzien', 'niet bang zijn om fouten te maken maar daarvan leren'.
Dat is bij schrijven net zo. In het filmpje heb je al gezien wat nodig is om tot een goed resultaat te komen.

Schrijven wordt twee keer getoetst dit jaar voor een meetellend cijfer. Daartussendoor zul je een aantal toetsen doen die nog niet meetellen maar die je laten zien wat je kan en wat je nog verder kunt ontwikkelen. Dit biedt je de mogelijkheid een optimaal resultaat te halen.

We werken van achteren naar voren: eerst krijg je te zien wat je allemaal moet kunnen, daarna bekijk je hoever je daarin al gevorderd bent. Vervolgens krijg je oefeningen en theorie. Dit is niet voor iedereen hetzelfde. Je hebt immers niet allemaal hetzelfde schrijfniveau. Je moet minimaal het 'gevorderd' niveau uit de Rubric behalen. Met het 'excellent' niveau verzeker je je van een supermooi cijfer. Dit is ook het niveau dat je van pas komt bij professionele schrijfopdrachten in de toekomst, je eindexamen en bij het schrijven van de werkstukken die je maakt bij andere vakken.

Heel veel plezier en schroom niet om vragen te stellen!

 

Rubric schrijven

Deelvaardigheden

Basiskennis

Om goed te kunnen schrijven, heb je verschillende vaardigheden nodig:

Basiskennis:

- Je moet tekstsoorten kennen en weten welke eisen er aan een tekstsoort worden gesteld wat betreft de opmaak.

- Je moet verbanden kennen en weten welke signaalwoorden je daarbij gebruikt.

- Je moet weten welke tekstdoelen er zijn.

- Je moet tekststructuren kennen en weten welke voor jouw doel het meest geschikt is.

- Je moet de spellings- en grammaticaregels kennen en kunnen toepassen.

- Je moet weten hoe je informatie verdeelt over een inleiding-kern-slot.

- Je moet een ruime woordenschat hebben om te kunnen variëren in je taalgebruik.

 

Denkvaardigheden

Denkvaardigheden:

- Je moet je kunnen inleven in je doelgroep: voor wie schrijf je, wat vinden ze interessant, hoe wensen ze aangesproken te worden?

- Je moet goed kunnen bedenken wat de belangrijkste boodschap is die je wilt overbrengen (hoofdgedachte).

- Je moet een structuur aan kunnen brengen in je tekst: in welke volgorde geef je de informatie?

- Je moet kunnen reflecteren: is het echt goed wat je hebt gedaan, wat kan er beter?

Diagnostische toets

Toetsing basiskennis

Op de volgende pagina's vind je telkens een diagnostische toets. Deze is om erachter te komen of je de basiskennis beheerst. Voor degenen die de basisstof nog niet helemaal beheersen, zijn er oefeningen die je helpen om het juiste niveau te halen. Voor degenen die de basisstof wel beheersen zijn er verdiepingsopdrachten waarmee je oefent voor het excellentieniveau.

De toetsen maak je in Formative. Hiervoor maak je een account aan met je bestaande google-account. Klik hier om je account in Formative aan te maken.

Spelling

 

Grammatica

 

Tekststructuur

 

Verwijswoorden

 

Signaalwoorden

 

Hoe verder?

 Je spreekt met je docent af welke opdrachten je gaat maken. Belangrijk is om steeds je doel voor ogen te houden: beter worden in het schrijven van teksten. Als je uit de diagnostische toets bleek dat je de basisvaardigheden nog niet beheerste, doe je deze eerst. Als je deze al wel beheerste, mag je direct door naar de excellentie-opdrachten. Deze brengen je schrijfvaardigheid echt op een hoger niveau.

Je sluit deze module af met een meesterstuk: een zelfgeschreven tekst over een door jou gekozen onderwerp. Hierop krijg je feedback van je klasgenoten.

Op elk moment kun je terugvallen op de theorie. Onder dit hoofdstuk vind je de informatie die je nodig hebt om een goede tekst te schrijven. Je houdt bij welke vaardigheden je beheerst op dit formulier: /userfiles/df32c9c0b8f6c9a396175c0cbc9a83c37a0e75e3.xlsx

Veel plezier!

 

Theorie

Voorbereidend denkwerk

Voordat je kunt beginnen met schrijven, zal je eerst wat denkwerk moeten verrichten.

Wat is de SITUATIE waarover je schrijft? Je denkt na over het onderwerp van de tekst en de aanleiding. Dit bepaalt de structuur van je tekst (oorzaak-gevolg, doel-middel, probleem-oplossing, opsomming, overeenkomst-verschil, vraag-antwoord).

Wat is de CONTEXT van je tekst? Je denkt na over het doel dat je wilt bereiken met de tekst en welk nut de tekst heeft. Dit bepaalt de vorm van de tekst (overtuigend, amuserend, informerend of activerend). 

Wat is de DOELGROEP van je tekst? Je denkt na over wat ze al weten over het onderwerp en hoe je ze kunt aanspreken. Dit bepaalt de toon en de keuze van woorden (formeel-informeel, vaktaal, moeilijke-makkelijke woorden).

Een mindmap is een handig hulpmiddel om je denkproces vast te leggen.

Schrijfplan

Je gebruikt altijd hetzelfde schrijfplan. Daardoor wordt het invullen steeds makkelijker. Oefening baart kunst.

Onderwerp: .........................................................................................................................

Doelgroep: ..........................................................................................................................

Schrijfdoel: …………………………………………………………………………………………

Hoofdgedachte: …………………………………………………………………………………...

 

Tekstdeel

Alinea

Deelonderwerp

De eerste zin

Inleiding

1

 

 

 

Middenstuk

 

2

.

 

 

3

 

 

 

 

4

 

 

 

 

5

 

 

 

Slot

6

 

 

 

 

NB: de nummering van alinea's kan anders zijn. Je kunt bijvoorbeeld een inleiding van 2 of 3 alinea's hebben, een middenstuk van 3 of 4 alinea's en een slot van 2 alinea's.  

Schrijven

Met de informatie van de voorbereiding in je achterhoofd, ga je de tekst schrijven. Dit is de eerste kladversie. Houd steeds voor ogen wát je wil vertellen per alinea. In de eerste zin van een alinea geef je de belangrijkste informatie. In de daaropvolgende zinnen licht je deze verder toe of geef je een voorbeeld.

 

Controle

Je controleert je tekst drie keer:

1e keer: op INHOUD. Heb je duidelijk vertelt wat je wilde vertellen?

2e keer: op VORM. Heb je niet te moeilijke woorden gebruikt (maar ook niet te makkelijk), heb je consequent 'u' of 'je' gebruikt? Heb je niet te vaak hetzelfde woord gebruiken (gebruik dan synoniemen)? Kun je een stijlfiguur gebruiken om je tekst aantrekkelijker te maken (antithese, hyperbool, enummeratie, ironie, enzovoort)?

3e keer: op SPELLING en GRAMMATICA: Zitter er spelfouten in je tekst? Heb je geen fouten gemaakt in de congruentie (aantal van onderwerp en persoonsvorm gelijk)? Heb je de interpunctie goed toegepast (hoofdletters en leestekens)?

Aanpassing en feedback

Aan de hand van je eigen controle verbeter je de tekst. Daarna laat je hem iemand anders lezen. Het is belangrijk om erachter te komen of je boodschap echt goed over komt. Begrijpt de lezer de tekst? Herkent de lezer wat het doel van de tekst moet zijn? Klopt dat met jouw schrijfplan?

Klik HIER voor het feedbackformulier dat je kunt laten invullen.

Je bent nu klaar om de definitieve versie van je tekst te schrijven. Zorg voor een mooie opmaak van je tekst: een duidelijk leesbaar lettertype (Arial, 12 p. is duidelijk), witruimte tussen de alinea's en kopjes in een afwijkende opmaak (vet of groter). Natuurlijk houd je je daarbij aan de conventies voor de tekstsoort die je moet schrijven (de regels voor een brief, recept, enzovoort).

Oefeningen basisvaardigheden

Hoofdlettergebruik

Interpunctie

Congruentie

Tekststructuur

Verwijswoorden

Signaalwoorden

Excellentie-opdrachten

Zinsbouw

Een schrijver maakt gebruik van enkelvoudige zinnen (één onderwerp, één persoonsvorm) of meervoudige zinnen (meerdere onderwerpen en persoonsvormen). Soms laat de schrijver bewust de persoonsvorm weg.

Beantwoord de volgende vragen na het lezen van de tekst:

1. Citeer twee enkelvoudige zinnen en twee meervoudige zinnen.

2. Citeer twee zinnen waarbij de persoonsvorm is weggelaten.

3. Zinnen waarin de persoonsvorm is weggelaten noem je een elips. Waarom zou de schrijver dat doen? Neem hierin mee welke indruk de schrijver met die tekststukjes wil maken op de lezer. Hoe helpen elipsen daarbij? Spits je antwoord toe op de tekst van Youp van 't Hek.

4. Wat valt je nog meer op aan het taalgebruik?

Supporter

‘Ik ga nooit meer naar een voetbalstadion’, sprak de Twentse vader, die afgelopen zaterdag samen met zijn zoontje uit het familievak moest vluchten voor een horde losgeslagen Amster­dammers. De man heeft gelijk. Hij heeft zichzelf een stadionverbod opgelegd. Met de schrik vrij. Moest rennen met zijn kleine kereltje.

De mooie romantiek. Met je jongen van elf naar Twente-Ajax. Vader en zoon naar het voetballen. Droom van de zoon en droom van de vader. Kind in Twente-shirt. Juichen voor je cluppie. Pappa legt buitenspel uit. Kan dus niet meer. Je kan dus niet meer met je zoontje naar het voetballen. Gezellig naar het voetballen. Een onschuldige competitiewedstrijd. Las twee weken geleden over supporters, die elkander tijdens het vechten overgoten met bekertjes urine.

Soms word ik zo onbedaarlijk verdrietig. Echt somber. Veertig jaar geleden had ik mijn eerste potje. Ajax-GVAV. Gemoedelijkheid alom. Bij Ajax keepte Bertus Hoogerman en bij de Gro­nin­gers Otto Roffel. In een smetteloos witte trui. Dat is het enige dat ik me nog herinner. Ik was zeven. Verder een waterig zonnetje, de geur van warme worst en mannen met bier en limonade. Ook bier. Wedstrijden zonder risico. Geen enkel risico.

Iedereen is bang in het stadion. Iedereen is op zijn hoede. Iedereen let op zijn woorden. Alle humor is verdwenen. De liedjes zijn gruwelijk. De teksten misdadig.

Ik zou van alles willen schrijven, maar ik doe het niet. Genoeg bedreigd door veel supporters. Van allerhande clubs. Bange columnist schrijft lafjes op dat hij de Twentse vader goed begrijpt. Heel goed begrijpt zelfs. Misschien moeten alle goedwillende vaders, moeders, oma’s en opa’s op een dag een vuist maken en een zondag staken. Niet gaan. Een vrijwillig, eenmalig stadionverbod. Vreedzaam protest tegen het geweld. Dan zou het leeg zijn in het stadion. Heel erg leeg. En of het helpt? Neen. Er is maar een ding dat echt helpt en dat is nooit meer gaan!

(Youp van ‘t Hek, NRC Handelsblad, 10 september 2001)

Taalgebruik

Beantwoord de vragen over de volgende tekst.

1. In alinea 4 is beeldspraak gebruikt: 'de mierenhoop van de jaarbeurs'. Wat wordt bedoeld met 'de mierenhoop'?

Ook gebruikt de schrijfster de uitdrukking 'voor een habbekrats' (alinea 2).

2. Wat betekent die uitdrukking?

3. Waar komt die uitdrukking vandaan (hoe is deze ontstaan)?

 

De boetseerkunstenaar

Hella Haasse roept uit haar herinnering het tafereel op van de Chinese boetseerkunstenaar wiens vaardige handen voorstellingen tot leven wekken die in zijn geest bestaan. De plaats van handeling is een Indonesische jaarbeurs.

In de laatste alinea blijkt het verhaal, dat deel uitmaakt van biografische notities, relevant te zijn voor inzicht in de drijfveren van de schrijfster bij het kiezen en uitwerken van de thema’s in haar romans. Een sapoe-lidi (alinea 1) is een bezem van de nerven van palmbladeren.

  1. Onaangedaan te midden van het gewoel zat een Chinese boetseerkunstenaar gehurkt achter zijn kist met gekleurde was. Op verzoek vormde hij snel en zwijgend uit verschillende klompjes het lichaam van een legendarische held in bonte krijgstenue, de slippen en banden van het kleed kunstig gekruld, hetgeen actie en vaart suggereerde, een pijlkoker op de rug, een zwaard opzij; van roze was modelleerde hij een gezicht en twee handjes, de dunne einden van sapoe-lidi veranderden in vaantjes en speren.
  2. Ten slotte ging er een kwastje met goud- en zilververf overheen; het resultaat van vijf minuten vingervlugheid, op een stokje gestoken werd voor een habbekrats ons eigendom.
  3. Sindsdien heb ik bij dergelijke gelegenheden vaak snelboetseerders aan het werk gezien; de meesten deden niet veel anders dan poppetjes maken, volgens eeuwenoud, beproefd procédé, en naar algemeen aanvaard model; zij waren klaar in de vereiste korte tijd, maar hun producten, vlak en zielloos, bleven souvenirs-aan-de-lopende-band voor een onkritisch publiek. Een enkele maal bleek de man, die daar achter zijn houten doos vol rommel gehurkt zat, een tovenaar: zijn krijgers kwamen in fiere danspas aanstormen, zij hadden de houding en het gebaar zwierig en juist voldoende gestileerd, passend bij hun ceremoniële dracht.
  4. Dit was voor mij een van de grote ontdekkingen van mijn kindertijd: dat wat in die bonte wasfiguurtjes zichtbaar werd, onzichtbaar al bestond in de kunstenaar die stil, met neergeslagen ogen, zijn arbeid verrichtte in de mierenhoop van de jaarbeurs.

(Uit: H. Haasse, Het dieptelood van de herinnering, Amsterdam: Querido, 2003, p. 239-240. Oorspronkelijk afkomstig uit Zelfportret als legkaart (1961))

Ritmegevoel

Kies een nieuwbericht dat je interessant vindt.

Schrijf in eigen woorden kort op papier waar het artikel over gaat. 

Kies een bestaand liedje uit, waar je een eigen tekst bij gaan maken. Tip: neem een eenvoudig (kinder)liedje. 

Verdeel het liedje nu in lettergrepen zoals je het moet zingen.

Bijvoorbeeld zo:        Mo - ri - aan - tje -  zo - zwart - als - roet    Ging - eens - wan - de - len - zon - der - hoed ……

Kijk hoe je nieuws binnen de lettergrepen en het ritme van het liedje past. Bijvoorbeeld zo:
    Ba - by - zee - hond - jes - zijn -  nu - wees    Ze - zijn - hun - moe - der - kwijt - ge - raakt …….

Is je lied klaar? Zing het dan eens hardop en luister of de tekst ook in het ritme past.

Praktische opdracht

Met deze opdracht laat je zien dat je alle vaardigheden beheerst die nodig zijn. De vaardigheden zijn minimaal op 'gevorderd' niveau uit de rubric schrijven. Je werkt voor deze opdracht zelfstandig aan je schrijfprodukt. Wel krijg je feedback op dit produkt van een van je klasgenoten. Heb je deze opdracht goed gemaakt, dan is het proefwerk een makkie!

De opdracht

Kies een onderwerp waar je graag over wilt schrijven. Gebruik  het schrijfplan om vooraf na te denken over het doel, de doelgroep, de hoofdgedachte en de structuur van je verhaal.

Het schrijfstappenplan moet je bij je tekst meegeven als je feedback krijgt. Je kunt altijd even terugkijken bij de theorie om te kijken waar je allemaal op moet letten.

 

Feedback schrijfopdracht

Met dit formulier geef je elkaar feedback op de schrijfopdracht:

 

Open bestand Feedback tekst.docx

Nog een laatste controle

Je hebt veel geoefend en voelt je vast al een stuk zekerder over het schrijven.

Controleer nog een keer goed of je de stof écht beheerst. Je krijgt de resultaten van deze oefentoets gemaild zodat je nog kunt kijken welke stof je extra gaat herhalen vóór de echte toets.

https://docs.google.com/forms/d/e/1FAIpQLSe_1OLQ8kHwSxeSPa2NU9r_vqGwhYYjEj7Rjm6uIc3_eTSbEw/viewform?c=0&w=1&usp=send_form

 

  • Het arrangement Schrijven is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anja Schoots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-12-15 14:15:46
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    De docentenhandleiding bij deze lessen is te vinden op                    

    http://maken.wikiwijs.nl/82020/Schrijven_docentenhandleiding

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld