Thema 3 Faalangst - havo3

Thema 3 Faalangst - havo3

Faalangst

Inleiding

Faalangst is een vorm van angst waar veel mensen last van hebben. Als je last hebt van faalangst, ben je bang dat je niet voldoet aan de verwachtingen van anderen. Faalangst heeft met je verwachtingen van andere mensen en met je zelfvertrouwen te maken.

Op de website verhalen over Faalangst kun je verhalen lezen van mensen die er last van hebben, maar ook verhalen van mensen die er mee hebben leren omgaan.

Bekijk de video.

In dit thema maak je vier opdrachten. In iedere opdracht staat een andere vaardigheid centraal.
In de opdrachten wordt waar mogelijk verwezen naar het thema, maar niet overal.

Na het maken van de opdrachten ga je aan de slag met de afsluiting van het thema.
Je speelt met klasgenoten een rollenspel over (faal)angst.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema Faalangst.

Leerdoel

Opdracht

Ik kan een spreekbeurt voorbereiden en houden.

Spreken: Spreekbeurt

Ik kan de volgende woordsoorten herkennen en gebruiken:
- werkwoorden
- zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden
- lidwoorden
- telwoorden
- voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden
- voornaamwoorden.

Grammatica: Woordsoorten

Ik kan tussenletters op de juiste manier in samenstellingen gebruiken.

Spelling: Tussenletter

Ik kan aangeven hoe een schrijver voor spanning in een verhaal kan zorgen.

Fictie: Spanning

Wat ga ik doen?

Voor je aan de slag gaat met de afsluiting maak je vier opdrachten.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lesuren

Eindproduct

Inleiding

0,5

 

Spreken: Spreekbeurt

2

Spreekbeurt

Grammatica: Herhaling woordsoorten

2

Toets of woordzoeker

Spelling: Tussenletter

2

Toets

Fictie: Spanning

2

Boekfragment

Afsluiting

2,5

Rollenspel

Totaal:

12

 


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

 

Opdrachten

Spreken: Spreekbeurt

Spreken - Spreekbeurt

Intro

Je hebt vast wel eens een spreekbeurt gehouden. Bijvoorbeeld over je hobby of je lievelingsdier.

Bekijk de video over een spreekbeurt over kippen.
Wat vind je van de houding van degene die deze spreekbeurt houdt?
Vindt hij het spannend? Is hij goed voorbereid?


Beantwoord de vragen op papier.
In Stap 1 van deze opdracht maak je een vergelijking met deze en een andere video.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • een spreekbeurt opzetten volgens een bepaalde structuur;
  • een indeling maken van de informatie voor de presentatie;
  • een spreekbeurt houden volgens een opgezet plan.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Ik bestudeer de Kennisbanken. Ik bekijk een video en beantwoordt vragen over twee video's over spreekbeurten. Ik doe dit samen met een klasgenoot.

Stap 2 t/m 4

In deze stappen bereid ik de spreekbeurt voor: informatie verzamelen, structuur en indeling bepalen, spiekbriefje maken en spreekbeurt oefenen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Overleg met de docent of ik de spreekbeurt ook echt ga houden. De docent beoordeelt in ieder geval onze opzet.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende twee onderwerpen.


Bekijk nu de video over het houden van een spreekbeurt.

Najib Amhali: Zorg dat je erbij komt

In de intro van deze opdracht heb je ook een video van een spreekbeurt gezien.
Vergelijk samen met een klasgenoot beide video's.

  • Wat vonden jullie van de spreekbeurten?
    Geef met beoordelingswoorden je mening weer: goed / slecht / humoristisch / nietszeggend / ...
  • Wat maakt iets een leuke of goede spreekbeurt? Noem 2 punten.
  • Wat moet je vooral niet doen tijdens een spreekbeurt? Noem 2 punten.

Bespreek samen jullie punten.

Stap 2: Voorbereiden: onderwerp

In deze stap en de volgende bereid je, samen met een klasgenoot, een korte spreekbeurt voor met als onderwerp: faalangst.

Hieronder zie je enkele (deel)onderwerpen waar de spreekbeurt over zou kunnen gaan:

  • Heb je zelf last van faalangst? Wanneer heb je faalangst? En hoe ga je ermee om?
  • Heeft iemand uit je omgeving last van faalangst? Hoe kun je dat aan iemand merken?
  • Er zijn verschillende vormen van faalangst, bijvoorbeeld examenvrees, rijexamenangst, angst voor het spreken in het openbaar (spreekbeurt of bijvoorbeeld tijdens een bruiloft).
  • Welke therapieën bestaan er tegen faalangst?

Kies samen twee punten uit dit lijstje, die jullie willen bespreken.
Kijk of je in de mediatheek of op internet voldoende informatie over het onderwerp kunt vinden.
Vergeet niet de titels van de boeken of de URL's van de websites met nuttige informatie alvast op te schrijven.

Stap 3: Voorbereiden: opzet

Formuleer nu samen de hoofdgedachte en bepaal ook het doel van jullie spreekbeurt.

Willen jullie mensen van iets overtuigen? Kies dan bijvoorbeeld voor een betoog.
Willen jullie mensen informeren? Kies dan voor een uiteenzetting.

Bepaal bij een uiteenzetting ook de structuur. Voorbeelden van structuren zijn:

  • de voor- en nadelenstructuur
  • de verklaringsstructuur, opvattingenstructuur
  • de probleemoplossingsstructuur
  • de verleden-heden-toekomststructuur.

Als je een structuur hebt gekozen, verdeel je de informatie over inleiding, middenstuk en slot.
Dat hoeft niet zo uitgebreid, maar kan ook puntsgewijs of met korte termen.
Het moet wel duidelijk zijn waar jullie het over gaan hebben.
Kijk in de gereedschapskist hoe jullie dit aan kunnen pakken.

Inleiding
Introductie van het onderwerp. Zorg voor aandacht van je publiek.

Middenstuk
Afhankelijk van de door jou gekozen structuur, behandel je de deelonderwerpen.

Slot
Het slot kan bestaan uit een samenvatting, conclusie en/of herhaling van je stelling. Geef ruimte voor en bereid je voor op vragen en/of discussie.

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Stap 4: Voorbereiden: presentatie

Maak op maximaal één A4'tje een spiekbriefje.
Schrijf alleen steekwoorden op. Geen hele zinnen. Je mag niet voorlezen.

Behalve de inhoud moet je ook de manier waarop je gaat presenteren voorbereiden.
Je kunt je spreekbeurt oefenen thuis voor je familie of voor een vriendin.
Ook kun je jezelf filmen met je mobiele telefoon en terugkijken of je presentatie goed overkomt!

Tips voor taalgebruik.

  • Varieer je stemgeluid.
  • Varieer je tempo.
  • Spreek niet te snel.
  • Spreek verstaanbaar en goed Nederlands.

Tips voor de presentatie.

  • Stel jezelf voor en motiveer je onderwerpskeuze.
  • Wees enthousiast en betrokken.
  • Kijk de klas regelmatig aan.
  • Ondersteun je woorden met gebaren.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

In deze opdracht heb je samen met een klasgenoot een korte spreekbeurt over faalangst voorbereid.
Overleg met je docent of je de spreekbeurt ook daadwerkelijk gaat houden en zo ja, wanneer.


Beoordeling
Of jullie de spreekbeurt gaan houden of niet, de docent beoordeelt in ieder geval jullie opzet voor de spreekbeurt op de volgende punten:

  • Hebben jullie voldoende informatie verzameld over het onderwerp faalangst?
  • Hebben jullie goede middelen gekozen om de spreekbeurt interessant te maken?
  • Hebben jullie gekeken hoe jullie het publiek bij de spreekbeurt gaan betrekken?
  • Hebben jullie de presentatie goed voorbereid (bijvoorbeeld met behulp van een spiekbriefje)?
  • Hebben jullie de taken gelijkmatig verdeeld?

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je het een leuke of erg overdreven video?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ben je in staat om gestructureerd een spreekbeurt voor te bereiden en te presenteren?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 4 uur met de opdracht bezig zou zijn. Die tijd hangt nauw samen met het wel of niet houden van de spreekbeurt voor de klas.
  • Inhoud
    Je hebt vast al eens eerder een spreekbeurt voorbereid.
    Had je nog wat aan de tips in deze opdracht?
  • Eindopdracht
    Hebben jullie de spreekbeurt goed voorbereid en ook gehouden? Werden er nog vragen gesteld na afloop?
    Kon je de vragen allemaal beantwoorden?

Grammatica: Woordsoorten

Grammatica - Woordsoorten

Intro

In deze opdracht herhaal je het benoemen van woordsoorten.

Begin met het kijken naar deze video.
Komen alle woordsoorten je nog bekend voor?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de volgende woordsoorten herkennen en gebruiken:
    • werkwoorden
    • zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden
    • lidwoorden
    • telwoorden
    • voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden
    • voornaamwoorden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Bestudeer de Kennisbank over werkwoorden en maak de oefening.

Stap 2

Bestudeer de Kennisbank over zelfstandige en bijvoeglijke naamworden en lidwoorden en maak de oefening.

Stap 3

Bestudeer de Kennisbank over telwoorden en maak de oefening.

Stap 4

Bestudeer de Kennisbank over voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden en maak de oefening.

Stap 5

Bestudeer de Kennisbank over voornaamwoorden en maak de oefening.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A

Als eindopdracht A maak ik een toets.

Eindopdracht B

Als eindopdracht B maak ik een woordzoeker. Ik laat hem invullen door een klasgenoot.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Werkwoord

Bestudeer uit de Kennisbank de theorie over het werkwoord.


Maak de oefening.

Stap 2: Naamwoorden en lidwoorden

De theorie uit de Kennisbank over het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord en de lidwoorden heb je nodig om de volgende oefening goed te kunnen doen.

 

Maak de oefening.

Stap 3: Telwoorden

Bestudeer voor je de oefening gaat doen eerst het bijbehorende item uit de Kennisbank.

 

Maak de oefening.

Stap 4: Voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden

Weet je nog hoe het zit met de voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden?
Bestudeer de theorie in de Kennisbank.

 

Maak nu de oefening.

 

Stap 5: Voornaamwoorden

Er zijn veel verschillende voornaamwoorden:

  • persoonlijke
  • bezittelijke
  • wederkerende
  • wederkerige
  • aanwijzende
  • vragende
  • betrekkelijke
  • onbepaalde.


In de Kennisbank staan krijg je uitleg over enkele voornaamwoorden.


Maak de oefening.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht in alfabetische volgorde.

 

 

Eindopdracht A: Toets

In eindopdracht A maak je een toets om je kennis te testen.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan het eind zie je je score.

Eindopdracht B: Woordzoeker

Kies je voor eindopdracht B, dan maak je een woordzoeker.

Je maakt de woordzoeker met zijn tweeën.
Kies een woordsoort uit de volgende categorieën:

  • werkwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • zelfstandige naamwoorden
  • telwoorden
  • bijwoorden

Ga naar www.woordzoekers.org en lees de aanwijzingen.
Bedenk enkele voorbeelden van de woordsoort, waarover jullie de woordzoeker willen maken. Vul deze woorden in, volgens de instructie, in het invulveld.

Als je je woordzoeker hebt gemaakt, kun je hem online laten maken door een klasgenoot.
Je kunt hem ook printen en op een ander moment laten maken door een medeleerling.
Overleg met je docent, hoe je dit het beste kunt aanpakken.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Herkende je alle woordsoorten waarover werd gezongen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uit je hoofd vijf verschillende woordsoorten noemen en er een voorbeeld bij bedenken?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    De meeste woordsoorten ben ik je klas 1 of klas 2 ook al eens tegengekomen. Herkende je alle woordsoorten en hun gebruik? Wat was nieuw voor je?
  • Eindopdracht B
    Vond je het leuk om een woordzoeker te maken? Had je klasgenoot moeite deze op te lossen?

Spelling: Tussenletter

Spelling - Tussenletter

Intro

In deze opdracht staat de tussenletter centraal.

Bekijk eerst de video voor uitleg.

Zeg je nou: groentesoep of groentensoep?
Zeg je nou: paardebloem of paardenbloem?

Het is best verwarrend. Snap jij de regel?

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat samenstellingen zijn;
  • de regels en uitzonderingen van het gebruik van een tussenletter herkennen;
  • zelf woorden samenstellen en de tussenletter gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Ik bestudeer de Kennisbank over tussenletters en maakt twee oefeningen.

Stap 2

Ik maak nog een oefening over het gebruik van tussenletters.

Stap 3

Ik maak samenstellingen en controleert met de spellingscontrole in Word of ik wel/niet een tussenletter moet gebruiken.

Stap 4

Ik stel een (digitale) overhoring of quiz samen over tussenletters, die mijn klasgenoot moet invullen. Ik vul op mijn beurt de overhoring van mijn klasgenoot in.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Ik maak als eindopdracht een toets.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Tussenletter

In deze opdracht staat de tussenletter centraal.
Bestudeer in de Kennisbank de theorie over tussenletters.


Maak de twee oefeningen.

Stap 2: Oefenen

Veel oefenen helpt om de tussenletter te gebruiken!

Maak ook de volgende oefening.

Stap 3: Spellingscontrole

Waarschijnlijk weet je het al wel: het programma Word heeft zijn eigen spellingscontrole.
Die spellingscontrole weet, als het goed is, ook alles van tussenletters.
Als een woord niet goed is gespeld, wordt dat met het gebruik van de spellingscontrole zichtbaar!

Stap 4: Overhoring of quiz

Je gaat een overhoring (of quiz) maken over het gebruik van tussenletters.
Dat kan een overhoring op papier zijn of een digitale overhoring.

Voorbeeld:
Wat is juist?
  • pannenkoek of pannekoek = pannenkoek
  • berengoed of beregoed = beregoed
  • …. of … = …


Ga bij het maken van de vragen als volgt te werk:

  • Bedenk minimaal 15 vragen en woorden.
  • Sla de overhoring op in een digitaal document.
  • Uiteraard sla je de antwoorden voor jezelf op in een ander digitaal document.
  • Laat de overhoring door twee andere leerlingen maken.


Maak een print van de overhoring en de resultaten.
Vergelijk de antwoorden met de antwoorden die jij hebt bewaard.

Jij kunt daarna ook de quiz maken die klasgenoten hebben samengesteld.
Als jullie goed scoren, hebben jullie de theorie over het gebruik van tussenletters goed begrepen!

Quiz maken

Bij het maken van een quiz ontwerp je zelf de vragen in groepjes. Via een puntensysteem wordt de winnaar bepaald. Daarna worden de antwoorden besproken.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Als eindopdracht maak je een toets over het gebruik van de tussenletter.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan het eind van de toets zie je je score.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de uitleg over tussenletters duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je voorbeelden geven van samenstellingen met en zonder tussenletters?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In deze opdracht wordt heel veel geoefend met het gebruik van tussenletters. Heb je het idee dat je dit nu beter kunt toepassen in samenstellingen?
  • Eindopdracht
    De eindopdracht was een toets. Was je score hoog? Dan kun je het gebruik van tussenletters al goed toepassen!

Fictie: Spanning

Fictie - Spanning

Intro

In deze opdracht leer je meer over hoe een schrijver voor spanning in een verhaal zorgt en over zijn personages.

Begin met het kijken naar deze video.
Lees je graag spannende boeken? Kun je uitleggen waarom?


Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen wat open plekken zijn in een boek en waarom ze in een boek worden gebruikt;
  • verschillende personages en hun functie in een boek herkennen;
  • het verschil uitleggen tussen een karakter en een type in een boek.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

en 

Ik bestudeer de Kennisbanken over spanning en personages. Ik download een werkblad en beantwoord vragen over een boekfragment. Ik bekijk samen met een klasgenoot de antwoorden.

Stap 2

en 

Ik lees een boekfragment van 'De donkere kamer van Damokles' en beantwoord vragen op een werkblad daarover. Na afloop bekijk ik met een klasgenoot de antwoorden.

Stap 3

en 

Ik bekijk een videofragment over 'De kleine blonde dood' en beantwoord de vragen op het werkblad. Daarna bespreek ik de antwoorden samen met een klasgenoot.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Ik zoek een boekfragment en beantwoordt vragen over personages, hoofdfiguur, open plekken, etc.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbanken

Bestudeer uit de Kennisbank de volgende twee onderdelen.

In de Kennisbank las je over open plekken in een verhaal.
Kun je zelf een tv-serie of film noemen waarin een open plek zit?
Noem een of twee voorbeelden en bespreek dit met een klasgenoot.

Download nu het werkblad Open plek.
Sla het werkblad op in je eigen omgeving zodat je het kunt bewerken (Bestand - opslaan als).
Beantwoord de vragen op het werkblad.

Heb je alle vragen op het werkblad beantwoord?
Wissel met een klasgenoot van werkblad.
Jullie gaan elkaars werkblad nu nakijken.

Gebruik bij het nakijken de antwoorden van het werkblad Open plek.
Ook dit (Google-)document sla je op in je eigen omgeving, zodat je de antwoorden kunt vergelijken.
Je kunt het antwoordenvel ook uitprinten.

Bespreek samen het nagekeken werk.

 

Stap 2: Donkere Kamer van Damokles

Lees het fragment uit 'De Donkere Kamer van Damokles' van W.F. Hermans.

Osewoudt keek in de spiegel en voelde aan zijn wangen, zijn wangen bleven zacht, bol en glad. Op school keek hij om zich heen of er soms om hem gelachen werd, hij spitste zijn oren als hij jongens in een groepje bij elkaar zag staan, maar iedereen liet hem met rust, omdat zij wisten dat hij elke jongen, zelfs de grootste, onmiddellijk tegen de grond slingerde. Zijn judoclubje was hij geregeld blijven bezoeken. Zijn voeten vergroeiden ernaar, zij werden breed en zeer gespierd over de wreven, het leek of zij zuignappen aan het worden waren, hij stond er onverwrikbaar op als waren zij van lood. Normale schoenen kon hij niet meer dragen, er moesten bijzondere schoenen naar maat voor hem gemaakt worden. Een klein monster, een rechtopstaande pad.
Hij had geen neus, maar een neusje. Zijn ogen maakten ook in ruststand de indruk dat hij ze samengeknepen hield alsof hij alleen maar loeren kon en niet gewoon kijken. Zijn mond deed denken aan de opening waardoor laagstaande dieren hun voedsel opnemen, geen mond die ook lachen en praten kon. En dan zijn bolle wangen en het witte zijdeachtige haar dat hij zo kort mogelijk knippen liet maar dat toch niet stug rechtop wilde staan.
– Wat doe je hier? Waarom kijk je in de spiegel?
– Ben jij daar? Niets.
Ria pakte zijn hoofd beet en vroeg:
– Heb je iets in je oog?
– Nee, Ik keek zo maar in de spiegel.
Zij gaf hem een kus en duwde haar onderlijf tegen hem aan. Hij wist nu dat zij zo lelijk was, dat zij geen andere man krijgen kon en ook dat zij hem anders graag had laten schieten. Hij wist ook dat zij niet zwanger werd, omdat zij niet zwanger worden kon. Er was geen enkele plaats op haar lichaam waar je haar kon aanraken zonder onmiddellijk haar skelet te voelen.


Op het werkblad staan vier vragen die je gaat beantwoorden.
Download het werkblad De donkere kamer van Damokles.
Sla het op in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.

Heb je alle vragen op het werkblad beantwoord? Wissel met een klasgenoot van werkblad.
Jullie gaan elkaars werkblad nu nakijken.
Gebruik bij het nakijken het antwoordmodel.
Ook dit (Google-)document sla je op in je eigen omgeving,
zodat je het kunt gebruiken en eventueel uitprinten.

Bespreek met je klasgenoot de antwoorden.

Stap 3: De kleine blonde dood

Bekijk het fragment uit 'De kleine blonde dood' van Boudewijn Büch.


Download het werkblad De kleine blonde dood.
Sla het (Google-)document op in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.
Beantwoord de vier vragen op het werkblad.

Heb je alle vragen beantwoord? Wissel dan met een klasgenoot van werkblad.
Jullie gaan elkaars werkblad nakijken.
Gebruik bij het nakijken het werkblad antwoordmodel, dat je kunt downloaden en in je eigen omgeving opslaan.
Je kunt het antwoordenblad uitprinten of digitaal vergelijken.

Bespreek samen met een klasgenoot jullie antwoorden.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

In de voorgaande stappen heb je naar aanleiding van een boek- of videofragment enkele vragen beantwoord op een werkblad over personages en open plekken in een boek.

In de eindopdracht ga je op zoek naar een fragment of omschrijving van een boek. Dit kan een boek zijn wat je (pas) gelezen hebt, een van je favoriete boeken of een onbekend boek.
Handige links om een omschrijving van een boek te zoeken:


Neem drie of vier fragmenten uit de omschrijving die je uitgezocht hebt.
Geef over deze fragmenten antwoord op de volgende vragen:

  1. Wat is de titel van het boek en door wie is het geschreven?
  2. Wie is de hoofdpersoon in het boek? Geef een omschrijving.
  3. Welke personages komen er nog meer voor in het verhaal?
  4. Zit er spanning in het boek, zijn er open plekken?
  5. Waar gaat het boek over? Geef in het kort een omschrijving.


Je levert je omschrijving in bij je docent, eventueel met een linkje naar het boek of de betreffende fragmenten.
De omschrijving hoeft niet langer te zijn dan een A4'tje.


Beoordeling
Je docent zal beoordelen of je de vragen goed hebt beantwoord. Daarbij let hij of zij op:

  • inhoud:
    • Heb je voldoende informatie en antwoord gegeven op de gestelde vragen?
    • Blijkt uit je antwoorden dat je snapt waar het boek over gaat?
  • taalfouten:
    • Bevat de omschrijving geen taalfouten?


Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de uitleg over het beginnen aan een nieuw boek nuttig?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aan de hand van een boekfragment de hoofdpersoon en andere personages herkennen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd voor de werkbladen en de eindopdracht?
  • Inhoud
    Vond je het interessant om meer te lezen over personages, (anti-)helden en karakters in een boek?
  • Eindopdracht
    Voor de eindopdracht moest je zelf een boekfragment zoeken en daar vragen over beantwoorden.
    Vond je het een leuke opdracht?

Afsluiting thema

Kennisbanken

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Spreken


Grammatica


Spelling


Fictie

Eindopdracht

In dit thema gaat het over faalangst. Faalangst is de angst om te falen, te kort te schieten of om aan bepaalde verwachtingen van jezelf of anderen niet te kunnen voldoen.

Er zijn veel situaties waarin faalangst kan optreden. Denk maar aan:

  • het hebben van een sollicitatiegesprek
  • het doen van rijexamen
  • het behalen van je eindexamen.

Als eindopdracht over faalangst gaan jullie in groepjes een rollenspel houden. Een rollenspel is een nabootsing van een situatie. Het doel van een rollenspel is om te kijken hoe je in bepaalde situaties reageert.

Jullie krijgen één lesuur de tijd ter voorbereiding en één lesuur voor de uitvoering en de feedback.

Voorbereiding

Voordat jullie aan het rollenspel beginnen, moeten jullie je goed inlezen/voorbereiden.

  • Maak een indeling in groepjes van drie of vier leerlingen.
  • Bekijk samen op de site Faalangst.nl de Do's en Dont's van een rijexamen of een eindexamen of haal informatie van internet over de na te spelen situatie.
    Kijk eens op de site Angstlijst.nl wat er geschreven wordt over faalangst.
  • Maak aantekeningen; zorg dat je goed voorbereid bent op het rollenspel.
  • Verdeel de taken: script schrijven / regisseren / rolverdeling.
  • De regisseur en scriptschrijver werken het verhaal uit. De andere spelers bespreken hoe hun rol het best kan worden uitgebeeld.
  • Maak per situatie een verdeling van de rollen: wie is degene die de faalangst speelt? wie is de ander, die de angstige persoon geruststelt? etc.

Bekijk ook deze video.

 

Tips voor tijdens het rollenspel:

  • Leef je in het gesprek of de rol in.
  • Zorg dat je ook goed luistert naar de tegenspeler en dat je niet alleen met je eigen rol bezig bent.
  • Probeer het gesprek zo te sturen dat degene met faalangst zich meer op zijn gemak voelt (en dus minder angstig).

Uitvoering

De regisseur neemt de leiding bij het uitvoeren van het rollenspel. Eerst wordt 'het script' (de situatie) uitgebreid doorgenomen.
Jullie kunnen nog een keer oefenen (eventueel een keer met buitenstaanders om te zien of jullie de situatie goed naspelen).
In het tweede lesuur voeren jullie het rollenspel uit. Daarna is er tijd voor het elkaar geven van feedback.

Beoordeling

De docent zal de voorbereiding en het uiteindelijke rollenspel beoordelen.
Hij of zij let daarbij op de volgende punten:

  • Is voldoende aandacht besteed aan het verzamelen van informatie over faalangst?
  • Was de rolverdeling duidelijk: wist eenieder wat zijn taak of rol was in het rollenspel?
  • Verliep de samenwerking goed binnen de groep?
  • Kwam het verhaal goed over, was het duidelijk dat elke situatie te maken had met faalangst?
  • Is voldoende geprobeerd de speler met faalangst te helpen of gerust te stellen?
  • Had eenieder zich goed voorbereid en ingeleefd in zijn rol?

Toneelstuk maken

In een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de D-toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding.
    Hebben de site en de video je een indruk gegeven over wat faalangst is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je nu zelf een plan van aanpak maken voor een spreekbeurt over faalangst?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 13 uur met dit thema bezig zou zijn. Had je voldoende tijd voor alle opdrachten in de stappen en het rollenspel als eindopdracht?
  • Inhoud
    Verschillende vaardigheden zijn in dit thema aan bod gekomen.
    Welke opdracht sprak je het meest aan? Kun je ook uitleggen waarom?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van het rollenspel over faalangst?
    Is het je duidelijker geworden wat het is om faalangst te hebben in bepaalde situaties? Wat zou je er tegen willen en kunnen doen?

 

  • Het arrangement Thema 3 Faalangst - havo3 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    29-11-2025 10:55:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Faalangst HV' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv3. Voordat je aan de slag gaat met de afsluiting maak je vier opdrachten. De eerste opdracht betreft 'Spreken: Spreekbeurt'. Daarna zal je aan de slag gaan met 'Grammatica: Herhaling woordsoorten'. Vervolgens zal je werken aan 'Spelling: Tussenletter'. Waarna je uiteindelijk de opdrachten zal afsluiten met 'Fictie: Spanning'.
    Leerniveau
    HAVO 3;
    Leerinhoud en doelen
    Spelling, interpunctie en grammatica; Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Literatuur; Spreken; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands);
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, faalangst h3, fictie: spanning, grammatica: herhaling woordsoorten, hv3, nederlands, spelling: tussenletter, spreken: spreekbeurt, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content - Toetsen. (2021).

    Nederlands hv3 - D-toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/156121/Nederlands_hv3___D_toetsen

    VO-content Nederlands. (2019).

    Fictie - Spanning h3

    https://maken.wikiwijs.nl/80816/Fictie___Spanning_h3

    VO-content Nederlands. (2019).

    Grammatica - Woordsoorten h3

    https://maken.wikiwijs.nl/80814/Grammatica___Woordsoorten_h3

    VO-content Nederlands. (2019).

    Spelling - Tussenletter h3

    https://maken.wikiwijs.nl/80815/Spelling___Tussenletter_h3

    VO-content Nederlands. (2019).

    Spreken - Spreekbeurt h3

    https://maken.wikiwijs.nl/80813/Spreken___Spreekbeurt_h3

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Faalangst

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.