Er is een PowerPoint beschikbaar. Deze is niet te uploaden. Deze kan je bij Berthe vragen.
Inhoud
Inleiding. 3
Situatie. 3
De opdrachten. 3
Drie casussen. 4
Mevrouw Boot. 4
Gijs. 5
De familie Damjanitsch. 6
Werkwijze. 8
Beoordeling. 10
Planning. 11
Het project ‘Ondersteuningsplan’ bestaat uit een opdracht die je op je werk kunt krijgen van je opdrachtgever.
In het volgende hoofdstuk worden er drie casussen beschreven; twee van deze casussen ga je uitwerken.
Het project voer je uit in een groep van maximaal drie personen.
De situatie is als volgt:
Jij werkt als begeleider in een welzijnsinstelling. Binnenkort krijgen jullie een nieuwe bewoner of deelnemer bij jullie in de instelling, mevrouw Boot, Gijs of David.
Je bent door je leidinggevende gevraagd om samen met twee collega’s een ondersteuningsplan te schrijven voor de begeleiding van mevrouw Boot, Gijs of David.
Dit is een voorstel dat ingediend en besproken wordt met het team. Het is de bedoeling dat het team het voorstel overneemt.
De eerste opdracht bestaat uit het maken van twee ondersteuningsplannen voor de beginfase van een verblijf in een instelling. De nadruk daarbij ligt op het creëren van een vertrouwensrelatie. Zorgen voor een vertrouwensrelatie tussen de cliënt en de werkers is een verantwoordelijke opdracht. Het gaat om het welzijn en het gevoel van veiligheid van je cliënt.
Vóórdat het ondersteuningsplan wordt geschreven ga je eerst een onderzoek doen naar mogelijke begeleidingswijzen die gebruikt worden binnen het welzijnswerk.
De tweede opdracht bestaat uit een presentatie van één van de twee ondersteuningsplannen aan het team, waarin je verantwoordt waarom je gekozen hebt voor een bepaalde begeleidingswijze. Je leidinggevende heeft ook drie andere collega’s gevraagd een ondersteuningsplan te schrijven. Je gaat nu in gesprek met deze collega’s en probeert hen met argumenten ervan te overtuigen dat jullie plan het beste plan is.
Mevrouw Boot
Mevrouw Boot (82) verhuist naar het woon-zorgcomplex ‘De Veenstreken’. Mevrouw Boot heeft haar hele leven op het platteland gewoond. Zij en haar man hebben zo’n vijftig jaar geleden het agrarisch bedrijf van haar ouders overgenomen. Na een leven lang werken heeft de oudste zoon het bedrijf van hen overgenomen.
Mevrouw Boot is met haar man verhuisd naar een woning in het centrum van een middelgrote plaats in de buurt van de stad Groningen. Daar heeft zij tien jaar met genoegen gewoond totdat haar man enkele maanden geleden plotseling overleed. Mevrouw Boot, die voor de dagelijkse zorg afhankelijk was van haar man, is vanaf dat moment aangewezen op de hulp van anderen. Bovendien is haar gezondheidstoestand verslechterd sinds de dood van haar echtgenoot. Volgens haar kinderen is zij af en toe flink in de war; ze is regelmatig dingen kwijt, heeft al eens een hele nacht het gas laten branden en ‘vergeet’ zichzelf te verzorgen. Zij is slecht ter been en de huisarts vermoedt dat zij kortgeleden één of meerdere TIA’s heeft gehad die haar motorische functies hebben doen afnemen.
Haar oudste zoon is met zijn gezin vijf jaar geleden naar Canada vertrokken, nadat hij hier het familiebedrijf heeft verkocht. Haar jongste zoon heeft een drukke baan in het westen van het land. Hij is niet in staat dagelijks te helpen.
Volgende week komt er een eenpersoons- kamer vrij in het v woon-zorgcomplex. Mevrouw Boot, die inmiddels negen maanden op de wachtlijst staat, heeft bericht gekregen dat ze kan verhuizen. Met de vriend van haar jongste zoon komt mevrouw Boot de kamer bezichtigen. Ze ziet op tegen de verhuizing, maar snapt ook dat ze zich niet meer alleen kan redden. Ze zal een hoop spullen weg moeten doen.
Ze moet afscheid nemen van haar buren die altijd voor haar klaarstaan en haar veel geholpen hebben. Ook zal de thuiszorghulp niet meer komen om haar te helpen in de huishouding en de wijkverpleging om haar te wassen.
Roetje, haar tienjarige poedel mag vast niet mee, want zij kan hem niet zelf verzorgen. De laatste maanden hebben de buren haar hond samen met hun hond uitgelaten. Zij zal het contact met de buurkinderen missen; zij kwamen vaak even langs om een tekening of hun schoolrapport te laten zien. Soms deden ze ook een klusje voor haar. De rijdende winkel zal ze ook missen, de eigenaar komt tenslotte al tien jaar twee keer in de week langs. Hoe zal dat straks gaan met de boodschappen? Andere contacten in de buurt heeft ze niet, want ze kan zich buitenshuis moeilijk verplaatsen.
Mevrouw Boot ziet erg op tegen ‘het grote huis’ en is bang dat ze de weg niet kan vinden. En aan wie moet het dan vragen als ze iets niet weet? En zal ze wel met de nieuwe buren overweg kunnen? Zal er nog wel iemand op bezoek komen? Zal ze nog naar haar zangavond
kunnen en de bingo in het buurthuis, kan ze daar nog naar toe? Wie regelt dat de huur wordt opgezegd en wat moet ze met haar telefoon? Wanneer mevrouw Boot erover nadenkt wat haar te wachten staat in haar nieuwe woonomgeving, dan breekt het zweet haar uit.
Jij werkt in De Veenstreken en de teamleider vraagt aan jou of je een voorstel wilt maken voor een ondersteuningsplan voor mevrouw Boot, met name voor de beginfase van haar verblijf in de instelling.
Je hebt voor het maken van dit plan niet alleen methodische vaardigheden nodig, maar je baseert je voorstel ook op wetenschappelijke theorieën over mogelijke begeleidingswijzen.
Dit voorstel wordt in de volgende teamvergadering voorgelegd aan de overige medewerkers om te kijken of er nog knelpunten in voorkomen en of alle teamleden kunnen werken volgens het door jou gemaakte ondersteuningsplan.
Kort gezegd verwacht de instelling van jou:
— een samenvatting van de theorieën, door deskundigen beschreven, over mogelijke begeleidingswijzen
— een voorstel voor de begeleiding van de beginfase van een verblijf in de instelling
— een presentatie van het voorstel aan het team, waarin je verantwoordt waarom je gekozen hebt voor een bepaalde begeleidingswijze.
Gijs is twee jaar en acht maanden. Hij wordt door het buurtmaatschappelijk werk aangemeld bij de peuterspeelzaal. De moeder staat er in het gezin met drie kinderen alleen voor nadat ze haar man, die alcoholist is, heeft verlaten. Na een halfjaar in een opvanghuis voor alleenstaande vrouwen en kinderen te hebben gewoond, woont ze sinds enkele maanden in de wijk.
Gijs is de jongste en vraagt net als zijn oudere broers veel aandacht. De moeder vindt het lastig om regelmaat in het gezin te krijgen. Ze is erg toegevend ten aanzien van de kinderen. De maatschappelijk werkster probeert haar te leren de kinderen te verzorgen, te koken en samen te eten en regelmaat in het gezinsleven te brengen. De oudste jongens (vijf en zeven jaar) leveren de moeder heel wat hoofdbrekens op; ze luisteren slecht, zwerven veel op straat en hebben problemen op school.
De consultatiebureauarts schat in dat Gijs een flinke ontwikkelingsachterstand heeft, maar is daarover niet zeker gezien de leeftijd van het kind; hij spreekt in één-woordzinnen en heeft driftbuien wanneer hij zijn zin niet krijgt. Ook wat zijn fijne motoriek betreft heeft hij waarschijnlijk een achterstand. Gijs is niet gewend vast voedsel te eten. Hij weigert brood en de warme maaltijd en drinkt eigenlijk alleen maar uit de fles. Gijs is overdag en ‘s nachts niet zindelijk.
Gijs is besproken in het overleg van het wijkteam. Dit is een overleg tussen professionele werkers die betrokken zijn bij de opvang en de begeleiding van kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd. Aan dit overleg nemen onder andere de schoolarts, consultatiebureauarts, de jeugd- advies- en begeleidingsdienst, het maatschappelijk werk, de basisschool en de peuterspeelzaal deel. Met toestemming van de moeder zijn de beide broertjes van Gijs al eerder in dit overleg besproken. Hier is besloten dat de jongens na schooltijd opgevangen worden door de BSO.
De maatschappelijk werkster heeft ook Gijs ingebracht in dit overleg. Besloten wordt Gijs vijf dagdelen op te vangen. De peuterspeelzaal plus biedt de mogelijkheid tot meer opvang en begeleiding. De leiding heeft de deskundigheid om het kind te observeren en doelgericht en methodisch te werken aan de ontwikkelingsachterstanden van Gijs. De ‘plus-leidster’ heeft extra deskundigheid op het gebied van kinderen met ontwikkelings- problemen en ondersteunt de ouders.
Jij werkt in de peuterspeelzaal en de teamleider vraagt aan jou of je een voorstel wilt maken voor een ondersteuningsplan voor Gijs, met name voor de beginfase van zijn verblijf in de instelling.
Je hebt voor het maken van dit plan niet alleen methodische vaardigheden nodig, maar je baseert je voorstel ook op wetenschappelijke theorieën over mogelijke begeleidingswijzen. Dit voorstel wordt in de volgende teamvergadering voorgelegd aan de overige medewerkers om te kijken of er nog knelpunten in voorkomen en of alle teamleden kunnen werken volgens het door jou gemaakte ondersteuningsplan.
Kort gezegd verwacht het wijkteam van jou:
— een samenvatting van de theorieën, door deskundigen beschreven, over mogelijke begeleidingswijzen
— een voorstel voor de begeleiding van de beginfase van een verblijf in de instelling
— een presentatie van het voorstel aan het team, waarin je verantwoordt waarom je gekozen hebt voor een bepaalde begeleidingswijze.
De familie Damjanitsch, een Georgisch gezin in het AZC Duinzicht, verblijft ruim twee jaar in Nederland, waarvan één jaar en negen maanden in Duinzicht. Er is nog steeds geen beslissing genomen of ze in Nederland mogen blijven.
Het gezin bestaat uit vader, Nikolai (34), moeder, Layla (27) en hun zevenjarig zoontje David. De vader is in het land van herkomst topsporter geweest en lid van een olympische ploeg in de Sovjet-Unie. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is hij ernstig gediscrimineerd. Uiteindelijk heeft hij viereneenhalf jaar gevangen gezeten in Moskou, waarom precies is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat de vader in de gevangenis verslaafd geraakt is en dat veel van zijn gedrag terug te voeren is op zijn verslaving.
Regelmatig slaat hij zijn vrouw omdat hij haar verdenkt van ontrouw, terwijl daar helemaal geen reden toe is. Achterdocht en wantrouwen zijn symptomen van zijn verslaving en misschien ook wel van zijn verleden als vervolgde. De medische dienst voorziet Nikolai van methadon en heeft al een aantal keren geprobeerd hem te motiveren professionele hulp te zoeken voor het afkicken. Dit houdt in dat hij dan een tijdje opgenomen zou worden in een afkickcentrum.
Layla maakt een nerveuze en labiele indruk. Ze houdt van haar man, maar is dikwijls ook wanhopig over zijn drugsgebruik. Het feit dat hij haar mishandelt verklaart ze als uitvloeisel van zijn problemen.
Inmiddels heeft zij al twee maal met David haar onderkomen gezocht in een toevluchtsoord. Telkens is zij ook weer teruggekeerd naar Duinzicht. Zij heeft ondertussen in Nederland een buitenbaarmoederlijk zwangerschap gehad. De specialist heeft haar verteld dat ze geen kinderen meer kan krijgen en daar heeft zij veel verdriet van. Ze had gehoopt dat een tweede kindje het gezin dichter bij elkaar zou brengen en dat haar man daardoor meer positieve aandacht aan haar zou besteden.
David gaat naar de dorpsschool. Soms komt hij te laat. In de klas is David onrustig. Hij luistert slecht en soms slaat hij kleinere kinderen die zich nog niet kunnen verweren. David gedraagt zich ook erg onrustig op de twee kleine kamertjes die het gezin deelt. Als zijn vader zijn moeder slaat gaat hij op het bed tv-kijken, hij sluit zich duidelijk af van wat er gebeurt.
Zijn ouders hebben het soms over scheiden en dan weer besluiten ze bij elkaar te blijven. Dat is voor David een erg onveilige situatie. De Raad voor de Kinderbescherming is ook al ingeschakeld, maar is van mening dat een verblijf in een pleeggezin, gescheiden van zijn ouders, David nog meer schade toe zou brengen. Het gezin heeft ook als hulpverleningsmogelijkheid aangeboden gekregen om met het hele gezin te worden opgenomen in een opvanghuis voor gezinnen met kinderen.
Na enige weken waarin het gezin heeft nagedacht of ze van deze mogelijkheid gebruik willen maken, heeft het hierin toegestemd. Volgende week worden zij verwacht in het opvanghuis Het Baken.
Jij werkt in Het Baken en de teamleider vraagt aan jou of je een voorstel wilt maken voor een begeleidingsplan voor David, met name voor de beginfase van zijn verblijf in de instelling.
Je hebt voor het maken van dit plan niet alleen methodische vaardigheden nodig, maar je baseert je voorstel ook op wetenschappelijke theorieën over mogelijke begeleidingswijzen.
Dit voorstel wordt in de volgende teamvergadering voorgelegd aan de overige medewerkers om te kijken of er nog knelpunten in voorkomen en of alle teamleden kunnen werken volgens het door jou gemaakte begeleidingsplan.
Kort gezegd verwacht de instelling van jou:
— een samenvatting van de theorieën, door deskundigen beschreven, over mogelijke begeleidingswijzen
— een voorstel voor de begeleiding van de beginfase van een verblijf in de instelling
— een presentatie van het voorstel aan het team, waarin je verantwoordt waarom je gekozen hebt voor een bepaalde begeleidingswijze
LEES DE ONDERSTAANDE STAPPEN GOED DOOR VOORDAT JE MET DE OPDRACHT BEGINT!!
- Vorm een groep van maximaal drie personen, bij vier personen worden er dus twee groepen van twee personen gemaakt J
- Lees de drie casussen door en maak een keuze voor een casus
- Maak voor de uitgekozen casus twee ondersteuningsplannen voor de beginfase van een verblijf in een instelling.
1. Analyse van de (begin)situatie
Voordat je een ondersteuningsplan kunt schrijven moet je eerst weten wat de hulpvraag van de cliënt is. Bestudeer daarom goed de casus en maak een analyse van de (begin)situatie. Op basis daarvan kan je een keuze maken van wat de cliënt nodig heeft.
2. De vertrouwensrelatie
De nadruk in het ondersteuningsplan ligt op het creëren van een vertrouwensrelatie. Zorgen voor een vertrouwensrelatie tussen de cliënt en de werkers is een verantwoordelijke opdracht. Het gaat om het welzijn en het gevoel van veiligheid van je cliënt. Bestudeer daarom eerst de theorie over de vertrouwensrelatie. Bespreek ook met elkaar hoe jij in je stage een vertrouwensrelatie opbouwt met je cliënten, hoe doe je dat? Verwerk deze informatie in een verslag en later in je ondersteuningsplan.
3. Theoretisch onderzoek
Vóórdat het ondersteuningsplan wordt geschreven ga je eerst een onderzoek doen naar mogelijke begeleidingswijzen die gebruikt worden binnen het welzijnswerk.
Om je op weg te helpen worden hier een paar voorbeelden genoemd:
Bij het omgaan met kinderen wordt vaak gebruikgemaakt van de theorie van Gordon.
Misschien heb je wel eens gehoord van ROT bij het omgaan met ouderen of validation. Dit zijn alleen maar voorbeelden. Er zijn veel psychologische, pedagogische en sociologische theorieën waarvan je gebruik kunt maken.
Per casus zoek je ten minste drie theorieën of begeleidingsmethodieken. Daarna maak je een keuze voor twee theorieën/begeleidingsmethodieken die je het beste vindt aansluiten bij de problematiek van mevrouw Boot, Gijs of David.
Bij het zoeken naar begeleidingsmethodieken maak je in ieder geval gebruik van de databank van Movisie (effectieve sociale interventies) en de databank van het Nederlands Jeugd Instituut (databank effectieve jeugdinterventies); van beide organisaties kies je minimaal één geschikte interventie uit.
Je gaat verder zelf op zoek naar bronnen: het specialisatieboek, boeken uit de bibliotheek, vaktijdschriften. Je maakt een samenvatting van de theorieën en je vermeldt de bron.
4. Schrijven van twee ondersteuningsplannen
Op basis van je analyse van de beginsituatie (1) en de vertrouwensrelatie (2) kies je twee theorieën of begeleidingsmethodieken die je uitwerkt in twee ondersteuningsplannen.
Je mag hierbij ook begeleidingsplannen combineren of eigen ideeën aan toevoegen.
Zorg voor goede argumenten voor het onderbouwen van je keuze van je begeleidingsmethodieken.
5. De presentatie van het ondersteuningsplan
Je maakt een keuze voor één van de twee ondersteuningsplannen dat ingediend en besproken gaat worden met het team. Het is de bedoeling dat het team het voorstel overneemt.
Je leidinggevende heeft ook drie andere collega’s gevraagd een ondersteuningsplan te schrijven. Je gaat nu in gesprek met deze collega’s en probeert hen met argumenten ervan te overtuigen dat jullie plan het beste plan is.
Je kiest voor een vorm waardoor je het team goed kunt informeren.
|
Criteria (zie werkwijze)
|
Cijfer en feedback[1]
|
|
- Er is een samenwerkingscontract opgesteld
- Het samenwerkingscontract is ondertekend door alle groepsleden
|
|
1
|
- Er is een goede analyse van de beginsituatie gegeven
- De hulpvraag van de cliënt is helder
|
|
2
|
- De waarde van het opbouwen van een vertrouwensrelatie is beschreven
- Het is helder hoe de vertrouwensrelatie met deze cliënt opgebouwd gaat worden
|
|
3
|
- Er zijn drie theorieën of begeleidingsmethodieken bestudeerd
- Er is een goede samenvatting gemaakt van de theorieën of begeleidingsmethodieken
- De relatie tussen de bestudeerde theorie en de casus is duidelijk aangegeven
- De bronnen zijn vermeld
|
|
4
|
- Er zijn twee theorieën of begeleidingsmethodieken uitgewerkt in ondersteuningsplannen
- Hier is een beargumenteerde keuze voor gemaakt
- De bestudeerde theorieën zijn verwerkt in de ondersteuningsplannen
- De begeleidingsafspraken zijn beschreven
|
|
5
|
- De presentatie van het plan is helder en duidelijk
- Het team is op een juiste wijze (vorm) geïnformeerd
- De argumentatie is onderbouwd
- Vragen over het plan worden op goed beantwoord
|
|
Planning
weeknummer
|
onderwerp
|
Bronnen (zie Magister)
|
2
|
Uitleg opdracht
Analyse beginsituatie (1)
De Vertrouwensrelatie (2)
|
Project ondersteuningsplan
DC 51 - vertrouwensrelaties
|
3
|
Theoretisch onderzoek (3)
- > minimaal 3 theorieën
|
www.movisie.nl
www.nji.nl
|
4
|
Schrijven van twee ondersteuningsplannen (4)
Inleveren
|
Eigen BPV
boeken
|
5
|
presentaties
|
|
6
|
Bufferweek
|
|
[1] Alle onderdelen moeten met een voldoende worden afgesloten!