Leesvaardigheid bij zakelijke teksten

Leesvaardigheid bij zakelijke teksten

Vooraf

Waarom deze module?

Een goed begrip van zakelijke, informerende teksten blijft voor veel leerlingen een probleem. Misschien ook wel voor jou. Uit onderzoek blijkt dat zeker de helft van de leerlingen in je klas lang niet alles van een tekst begrijpt. Je bent dus zeker niet de enige die tekstbegrip moeilijk vindt.

Deze module is gemaakt om je te helpen teksten goed te kunnen lezen, opdat je weet wat er staat en wat deze informatie allemaal met elkaar heeft te maken.

 

Wat leer je?

Zie een tekst als een cadeautje: het is netjes verpakt met een strik eromheen, maar je weet nog niet wat erin zit. Hoe je dit cadeau moet uitpakken, ga je nu leren. Na bestudering van deze module kun je aangeven uit welke delen een informerende tekst (het cadeau) bestaat, waar deze delen over gaan en wat de delen met elkaar te maken hebben. Je leert dus hoe de structuur van de tekst die je leest in elkaar zit. Dit helpt je de tekst goed te begrijpen. En dat is handig, want dan weet je tenminste wat je leest.

 

Wat kom je tegen in de module?

Aan de hand van een duidelijk stappenplan maak je kennis met het onderwerp en de deelonderwerpen van de tekst, inleiding/kern/slot, de hoofdgedachte, tekstverbanden en signaalwoorden. In de laatste stap maak je de verplichte eindopdracht om te zien hoe goed je jouw opgedane kennis kunt toepassen.

 

Hoe ga je dit doen?

Je gaat zelfstandig met de module aan het werk, in je eigen tempo. We raden je aan eerst de herhalingsoefeningen onder 'Wat weet je al' te maken voordat je aan stap 1 begint. Snap je de leerstof in een van de stappen niet of twijfel je of je de stof wel helemaal begrijpt, maak dan de oefeningen nog een keer of bestudeer de theorie nog eens. Vond je het te makkelijk? Kijk dan eens of het je lukt de verdiepingsoefeningen te maken.

 

Veel plezier met deze module!

Wat weet je al?

Theorie

Tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm en publiek

Zoals je onder ‘Vooraf’ gezien hebt, vergelijken we een tekst met een ingepakt cadeau.

Degene die het cadeau geeft, doet dit met een doel. Hij wil de ontvanger feliciteren, belonen of verrassen.
De schrijver van een tekst heeft ook een doel. Hij wil bij de lezer iets bereiken. Dit noemen we het tekstdoel.

Je kent de vier tekstdoelen waarschijnlijk nog wel:

  • Informeren: de schrijver wil de lezer van informatie voorzien.
  • Overtuigen: de schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
  • Activeren/tot handelen aansporen: de schrijver wil dat de lezer tot actie overgaat, bijvoorbeeld dat hij een product koopt.
  • Amuseren: de schrijver wil dat de lezer zich amuseert/ontspant.

Natuurlijk wil de gever van het cadeau dat de jarige zich verrast voelt met het cadeau, want dan is zijn doel bereikt. Daarom moet hij weten wat de jarige leuk vindt. Dat geldt voor een schrijver ook. Als de schrijver zijn doel wil bereiken, moet hij weten wat zijn lezers interesseert. Anders gezegd: hij moet zijn publiek kennen. Hij moet letten op leeftijd, geslacht, interesses en op wat zijn lezer al weet. Een schrijver van kinderboeken schrijft anders dan een journalist van een krant.

Voor het cadeau kiest de gever een bepaald soort cadeau: iets creatiefs, iets lekkers of iets praktisch bijvoorbeeld. Ook een schrijver kiest een bepaalde soort tekst om zijn doel te bereiken. Dat noemen we de tekstsoort, bijvoorbeeld een informatieve tekst.

Als laatste kiest de gever van het cadeau een bepaalde vorm, de verpakking: bijvoorbeeld een doos met een rode strik. Ook een schrijver kiest een bepaalde vorm voor zijn tekst. Dat noemen we de tekstvorm.

Hieronder zie je enkele voorbeelden.

Tekstdoel

Tekstsoort

Tekstvorm (voorbeelden)

informeren

informatieve tekst

  • Krantenbericht over een bosbrand
  • schoolboektekst van geschiedenis
  • je rapport
  • gebruiksaanwijzing van een boormachine
  • recept
  • instructie
  • verslag
overtuigen

overtuigende of betogende tekst

  • ingezonden stuk in de krant over de slechte bereikbaarheid van het station
  • filmrecensie van de nieuwste James Bondfilm
  • column over de transferbedragen in het voetbal
  • betoog

activeren/tot handelen aansporen

activerende tekst

  • reclametekst voor een mobieltje
  • affiche voor een voorstelling
  • oproep van de leerlingenraad om lid te worden
  • uitnodiging voor een autoshow

amuseren

amuserende tekst

  • roman
  • strip
  • cabarettekst
  • liedtekst/rap
  • mop

Herhalingsopdrachten

Bekijk de afbeelding en maak de opgave.

Bekijk de afbeelding en maak de opgave.

Bekijk de afbeelding en maak de opgave.

Bekijk de afbeelding en maak de opgave.

Bekijk de afbeelding en maak de opgave.

Theorie

Betrouwbaarheid van informatiebronnen

In deze module richten we ons op informatieve teksten, bijvoorbeeld een testverslag over een nieuw model scooter. Als je overweegt daaraan je spaargeld uit te geven, wil je misschien eerst weten of het een goede aankoop is. Als je daarvoor het testverslag gaat lezen, moet je de informatie natuurlijk wel kunnen vertrouwen.

Lang niet alles wat je leest op internet, in een krant of in een tijdschrift kun je zomaar vertrouwen. De volgende vragen helpen je om vast te stellen of de informatie betrouwbaar is:

  • Wat is het doel van de informatie?
    Wil de schrijver alleen maar informatie geven, of is zijn doel reclame maken?  
  • Hoe komt de schrijver aan zijn informatie? Anders gezegd: is zijn bron betrouwbaar?
    Verwijst hij in de tekst naar een onderzoek of een enquête? Of naar een betrouwbare instelling zoals de Consumentenbond of het Voedingscentrum?
  • Wat kom je te weten over de schrijver?
    Ken je de schrijver van andere teksten of geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn beroep of werk. Anders gezegd: is hij of degene die hij noemt deskundig?
  • Is de informatie voldoende actueel? Hoe ouder de tekst, hoe meer er inmiddels veranderd kan zijn. Als je wilt weten hoeveel asielzoekers er momenteel in Nederland zijn, geeft een tekst uit 2001 geen betrouwbare informatie meer.

Herhalingsopdrachten

Oefentekst a

Lees onderstaande tekst en beantwoord de hierna volgende vragen.

 

(Krant) De Nederlandse consument is gek op kopen via internet. Op de Europese ranglijst van landen waar het meest online wordt gekocht, staat Nederland op de vierde plaats na Engeland, Duitsland en Frankrijk. Het afgelopen jaar werden door Nederlandse consumenten ruim 65 miljoen artikelen besteld, aldus een onderzoek door de European Interactive Advertising Association (EIAA).

Bron: de Gelderlander

Oefentekst b

Lees onderstaande tekst en beantwoord de hierna volgende vragen.

 

(Internetsite) Slakkenwonder voor een perfecte huid

Slakken hebben het vermogen hun eigen huisje te repareren. Dat komt door een stofje in het eiwit van het slijm van de slak, genaamd alantonine. Volgens een rapport van onderzoekers heeft alantonine unieke, genezende eigenschappen. De stof is nu verwerkt in een cosmetisch product voor herstel van de huidcellen, genaamd ‘Slakkenwonder’. Onderzoek onder 1116 gebruikers van ‘Slakkenwonder’ heeft aangetoond dat rimpels en andere ontsieringen van de huid ermee verdwijnen of minder worden. Van slakkenslijm(-gel) zijn nu zo’n twaalf producten op de markt. Er zijn heel veel mensen die ‘Slakkenwonder’ willen nabestellen. Kijk snel en bestel via de webwinkel.

Bron: slakkenwonder.nl

Oefentekst c

Lees onderstaande tekst en beantwoord de hierna volgende vragen.

 

(Internetsite) Zonnig en warm, weekend erg fris

21 apr. 2016, 07:30 uur

Met 14 tot 19 graden vandaag een zachte lentedag en de zon schijnt volop. Morgen meer wolkenvelden en in de avond in het zuiden kans op een beetje regen. Met 10-14 graden is het koeler en in het weekend daalt de temperatuur zelfs naar 7-9 graden. Daarbij kunnen we buien met onweer en hagel verwachten.

Bron: weeronline.nl

Theorie

Leesstrategieën

 

Op school heb je de afgelopen jaren een aantal leesstrategieën geleerd. In dit hoofdstuk komen ze nog een keer kort aan bod.

Verkennend lezen
   - Leesdoel:
     Je wilt weten met wat voor een tekst je te maken hebt, zodat je kunt bepalen of deze bruikbaar is voor je of om te bepalen waar de tekst over gaat.
   - Wat:
     Je bekijkt de tekst zonder die echt helemaal te lezen.


Zoekend lezen
   - Leesdoel:
     Je hebt een vraag en je wilt dit snel beantwoord zien.
   - Wat:
     Je gaat gericht naar dat antwoord zoeken in de tekst.


Nauwkeurig lezen
   - Leesdoel:
     Je wilt de tekst begrijpen.
   - Wat:
     Je leest de tekst aandachtig.


Studerend lezen
   - Leesdoel:
     Je wilt de tekst leren voor bijvoorbeeld een toets.
   - Wat:
     Je leest en herhaalt de tekst of maakt aantekeningen, zodat je de tekst begrijpt en onthoudt.

Stap 1: Onderwerp

Theorie

Onderwerp van een tekst, verkennend lezen

Als je al weet waar een tekst over gaat, leest dat daarna gemakkelijker. Daarvoor ga je eerst het onderwerp van de tekst bepalen. Je stelt je zelf de vraag: waar gaat de tekst over? Het antwoord is het onderwerp. Dit bestaat altijd uit een of enkele woorden, nooit een hele zin!

Om het onderwerp te bepalen, is het niet nodig de hele tekst te lezen. Je kijkt alleen maar naar de buitenkant van de tekst, zeg maar naar de verpakking van het cadeau. Dat noemen we verkennend lezen (zie 'Wat weet je al'). Je weet waarschijnlijk nog wel hoe dat ging:

Je bekijkt:

  • De titel boven de tekst.
  • Tussenkopjes, dat zijn titels boven een tekstgedeelte.
  • Anders gedrukte woorden die de aandacht vragen (vet, cursief, groter).
  • Illustraties (foto’s en plaatjes).
  • De bron, dat is waar de tekst zelf vandaan komt, bijvoorbeeld een internetsite of krant. Die staat vaak in kleine letters onderaan de tekst.

Je leest:

  • De eerste alinea, vaak vetgedrukt. Dat noemen we de inleiding (zie stap 2) van een artikel.
  • De laatste alinea.

Onderwerpen van een tekst kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • ‘walvisvangst’
  • ‘opvang asielzoekers’
  • ‘nieuwe voetbalcompetitie’.

Klik hieronder op 'volgende' voor meer oefeningen.

Opdrachten

Oefentekst 1

a. Lees onderstaande tekst nog eens en bepaal het onderwerp. 

 

(Krant) De Nederlandse consument is gek op kopen via internet. Op de Europese ranglijst van landen waar het meest online wordt gekocht, staat Nederland op de vierde plaats na Engeland, Duitsland en Frankrijk. Het afgelopen jaar werden door Nederlandse consumenten ruim 65 miljoen artikelen besteld, aldus een onderzoek door de European Interactive Advertising Association (EIAA).

Bron: de Gelderlander

Oefentekst 2

a. Lees onderstaande tekst en bedenk wat het onderwerp is. 

 

(Internetsite) Slakkenwonder voor een perfecte huid

Slakken hebben het vermogen hun eigen huisje te repareren. Dat komt door een stofje in het eiwit van het slijm van de slak, genaamd alantonine. Volgens een rapport van onderzoekers heeft alantonine unieke, genezende eigenschappen. De stof is nu verwerkt in een cosmetisch product voor herstel van de huidcellen, genaamd ‘Slakkenwonder’. Onderzoek onder 1116 gebruikers van ‘Slakkenwonder’ heeft aangetoond dat rimpels en andere ontsieringen van de huid ermee verdwijnen of minder worden. Van slakkenslijm(-gel) zijn er nu zo’n twaalf producten op de markt. Er zijn heel veel mensen die ‘Slakkenwonder’ willen nabestellen. Kijk snel en bestel via de webwinkel.

Bron: slakkenwonder.nl

Oefentekst 3

a. Lees onderstaande tekst nog eens en bedenk wat het onderwerp is. 

 

(Internetsite) Zonnig en warm, weekend erg fris

21 apr. 2016, 07:30 uur

Met 14 tot 19 graden vandaag een zachte lentedag en de zon schijnt volop. Morgen meer wolkenvelden en in de avond in het zuiden kans op een beetje regen. Met 10-14 graden is het koeler en in het weekend daalt de temperatuur zelfs naar 7-9 graden. Daarbij kunnen we buien met onweer en hagel verwachten.

Bron: weeronline.nl

 

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt. Je kunt ook onderstaande tabel gebruiken. Dit helpt je om de leerstof te verwerken, opdat je het beter onthoudt.

Bekend: wat wist je al van het onderwerp?

Bewaard: wat heb je geleerd? Benieuwd: wat wil je nog over het onderwerp weten?
     

 

Vind je het lastig om het onderwerp van een tekst te bepalen? Bekijk dan de theorie van stap 1 opnieuw en maak de opdrachten nog eens. Vraag ook eens een klasgenoot om het aan jou uit te leggen, dit helpt ook vaak om het nog beter te begrijpen.

Verdieping

Oefentekst 4

 

Voor de lol de lucht in

(1) Ondanks dat in een mooi weekend de dagjesmensen ook de lucht in gaan en het daar steeds drukker wordt, is – zo blijkt uit onderzoek – het luchtruim veilig. Het is namelijk nog niet zo eenvoudig om een vliegbrevet te halen. Gaat er dan toch iets mis, dan is dit voor alle partijen een wake-up call ...

(2) Niets menselijks is een piloot vreemd en zeker ook bij ervaren piloten kan bij routinehandelingen laksheid optreden. Maar voor een vlieger is veiligheid van het allergrootste belang. “Hij wil zijn vlucht graag navertellen”, vertelt Ary Stigter van AOPA-Nederland, de belangenvereniging van de ruim vijfduizend privépiloten in Nederland. “Dus worden aan hem meer eisen gesteld dan aan een weggebruiker.”

 (3) Zo moet elke piloot iedere twee jaar een test doen: vliegen met naast zich een instructeur die hem noodprocedures laat oefenen. Die neemt dan ineens het gas terug en laat de motor stationair draaien, waarop de piloot de drill voor motorstoring moet uitvoeren. Wie faalt voor deze test, loopt een grote kans zijn duurbetaalde – denk aan zo’n 15.000 euro – vliegbrevet te moeten inleveren. Bovendien worden piloten regelmatig medisch gekeurd en moeten ze minstens eenmaal in de drie maanden vliegen.

(4) Het Nederlandse luchtruim raakt, zeker op mooie dagen, steeds voller met vliegende recreanten. De nieuwste trend zijn de ultralight vliegtuigen, een categorie die zowel bestaat uit zeer lichte, volwaardige vliegtuigen als uit parapentes met een hulpmotor, de zogenoemde paramoteurs. Het aantal paramoteurs in Nederland is enorm toegenomen sinds het in 2004 is toegestaan om hiermee te vliegen.

(5) Af en toe hoor je bij de recreatieve luchtvaart berichten over ongevallen (of bijna-ongevallen) met ballonnen, deltavliegers en vliegtuigen, soms met gewonden en doden. Onlangs verongelukte wegens een plotseling optrekkende mist, een Cessna 172 met vier inzittenden, die zwaar gewond werden opgenomen in het ziekenhuis. Dit soort ongelukken zet ons weer met beide benen op de grond: we zijn geen skygods. De weersomstandigheden kunnen heel bepalend zijn. Toch is het kleine vliegen net zo veilig als de grote luchtvaart. “De kleine luchtvaart vliegt in hetzelfde luchtruim. We moeten dus aan dezelfde eisen voldoen als de grote luchtvaart, zowel wat betreft de vliegers als de toestellen”, aldus Stigter.

(6) Hoe veilig het luchtruim ook is, er zijn zeker kritische geluiden. Zo constateerde de luchtvaartinspectie na een uitgebreide controle vorig jaar, dat het bij veel vliegtuigpiloten schort aan de voorbereiding van de vluchten. Volgens Stigter is dat eigenlijk niet echt een probleem. “Een ervaren piloot, die weet dat hij met slechts twee passagiers aan boord niet overbeladen is, kan geen gewichtberekeningen ter controle overleggen, maar heeft dat natuurlijk wel uit het hoofd gedaan.”

 (7) Bij een tweede controle waren er trouwens geen problemen meer. Het grootste probleem volgens de Raad voor de Veiligheid zijn de zogenoemde infringements: zo noem je het als een vliegtuig zonder contact met de verkeersleiding te onderhouden, een gebied in vliegt waar dat verplicht is. Het meest geruchtmakende incident daarmee deed zich twee jaar geleden voor bij Schiphol. Een klein privévliegtuig kwam daar bijna in botsing met twee grote passagiersvliegtuigen. In een rapport over dit incident meldt de Onderzoeksraad dat er jaarlijks ruim 400 infringements voorkomen, waarbij zeker de helft veroorzaakt wordt door de kleine luchtvaart.

(8) “De belangrijkste oorzaken van infringements zijn slechte voorbereiding, uitwijken voor slecht weer, verkeerde interpretatie van de navigatieapparatuur en afleiding door passagiers”, zegt Stigter. “Dat op Schiphol was natuurlijk een heel gevaarlijke situatie. Maar in de statistieken wordt ook het schampen van een dergelijk gebied meegerekend. Dat is vergelijkbaar met de situatie dat je met je auto op de witte streep komt en dan weer terugstuurt. Alleen staan in de lucht geen strepen, die staan op de kaart.”

(9) Wat in de vliegsport totaal geen issue is, is alcoholgebruik. “Vliegers drinken geen druppel als ze de lucht ingaan”, stelt Stigter. “Zij drinken hun biertje na de veilige landing. Wat vliegen moeilijk maakt, zijn de handelingen en de procedures die je moet beheersen, maar waarvan je hoopt dat je ze nooit nodig hebt.”
Bron: www.examenblad.nl 

 

Stap 2: Tekststructuur

Theorie

Tekstopbouw

A Alinea’s
Een tekst is niet meer dan een hele verzameling zinnen. Deze zinnen staan vaak in groepjes bij elkaar. De groepjes zijn meestal van elkaar gescheiden door een witregel (zie voorbeeld 1). Het kan ook zijn dat tussen de groepen zinnen geen witregel staat, maar dat de eerste zin van een nieuw groepje inspringt. De eerste zin begint dan niet gelijk vooraan de regel (zie voorbeeld 2).

 

                  

Voorbeeld 1 (bron: leestrainer.nl)                            Voorbeeld 2 (bron: leestrainer.nl)

Een groepje zinnen dat bij elkaar staat, heet een alinea. Beide teksten uit de voorbeelden hebben zes alinea’s, maar zien er dus anders uit. Beide manieren van tekstopbouw zijn goed.

 

B Tekstdelen
Een (informatieve) tekst bestaat uit verschillende delen. Dit zijn er twee of drie. De delen samen vormen de tekstopbouw. In deze leertekst leer je welke delen dit zijn.

  • Inleiding
    - Plaats: Na de titel begint een tekst altijd met de inleiding. Dit is meestal maar één alinea. De inleiding staat dus nooit ergens in het midden of achteraan in een tekst.
    - Doel: de aandacht van de lezer trekken. Van jou dus, zodat je verder wilt lezen.
    Hoe kan een schrijver jouw aandacht trekken? Dit kan op drie manieren: aansluiten bij het nieuws, verwijzen naar iets uit het verleden of beginnen met een grappig voorval.
  • Kern
    - Plaats: Na de inleiding komt de kern. De kern bestaat meestal uit verschillende alinea’s. Dit kunnen er twee zijn, maar ook tien of zelfs nog meer.
    - Doel: geven van informatie. In de kern staat de belangrijke informatie van de tekst.
  • Slot
    - Plaats: Na de kern komt het slot. Het slot staat altijd aan het eind van de tekst, dus nooit in het midden van een tekst of aan het begin.
    Heeft een tekst altijd een slot? Nee, nieuwsberichten (kijk maar in de krant) hebben meestal geen slot.
    - Doel: in het slot wordt een conclusie getrokken of een samenvatting gegeven van de informatie uit de kern.

Opdrachten

Opdracht 2a

Lees onderstaande tekst nauwkeurig.

 

Oefentekst 1

Boekenweekgeschenk

I   Herman Koch schrijft het Boekenweekgeschenk van volgend jaar. "Toen het CPNB mij benaderde, hoefde ik niet lang te twijfelen", zegt Koch. "Zo'n Boekenweek wil ik volop meemaken." De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek heeft Herman Koch gekozen als opvolger van Esther Gerritsen, die dit jaar het Boekenweekgeschenk Broer schreef. "Ik heb een hoop van die geschenken in mijn boekenkast staan", zegt de auteur van bestseller Het diner. "Misschien moet ik ze nu toch maar eens gaan lezen."

II   De 62-jarige Koch werd bekend als televisiemaker van Jiskefet. Als schrijver brak hij in 2009 door met Het diner. Deze roman won in Nederland de NS Publieksprijs en was ook internationaal een succes. De uitgeefrechten zijn aan zo'n veertig landen verkocht en het boek stond wekenlang op de bestsellerlijst van The New York Times. Volgend jaar verschijnt de Amerikaanse verfilming van Het diner, met Richard Gere in de hoofdrol. Andere titels van boeken die Koch heeft geschreven, zijn Red ons, Maria Montanelli (1989), Zomerhuis met zwembad (2011) en Geachte heer M. (2014).

III   De Boekenweek wordt gehouden van 25 maart tot en met 2 april. Het thema is nog niet bekendgemaakt. Koch gaat dan ook pas schrijven als dit thema bekend is. "Ik heb nog geen idee waar het boek over zal gaan", zegt Koch. "Ik heb alle vrijheid en wacht rustig tot er iets komt. Volgens mij gaat het pas over een half jaar naar de drukker."

IV   Kochs Boekenweekgeschenk verschijnt pas volgend jaar tijdens de 82ste editie van de Boekenweek.
bron: vrij naar www.nos.nl, geraadpleegd op 19-04-2016

Opdracht 3a

Lees onderstaande tekst nauwkeurig.

 

Oefentekst 2

Katten aan de dope

I   Dronken bijen, hallucinerende rendieren, bedwelmde dolfijnen: wij mensen zijn niet de enige diersoort die soms onder invloed raakt van drugs. Ook bij katten gebeurt dit.

II  Als een kat zijn neus in kattenkruid steekt, verandert hij direct in een ware drugsverslaafde. Zijn pupillen worden groot. Hij likt aan de bladeren en geeft de plant kopjes. Af en toe onderbreekt het dier zijn activiteit door met een lege blik in de verte te staren. Gelukzalig rolt hij vervolgens miauwend over de grond.

III   Wat katten zo lekker vinden aan de plant? Kattenkruid bevat nepetalacton, een stof die de plant produceert tegen insecten. Voor katten dient de stof ook als een seksferomoon, een stof die dieren gebruiken om hun partner seksueel op te winden. Een kat die het feromoon heeft opgesnoven, vertoont het gedrag van een krols wijfje. Gek genoeg geldt dit net zo voor katers als voor poezen.

IV   In een grotere hoeveelheid lijkt het kruid ook hallucinerend te werken. Katten slaan met hun poot naar muizen die verder niemand kan zien of gaan achter onzichtbare vogels aan. Ook grote katten, zoals leeuwen en tijgers, zijn vaak gek op kattenkruid.

V   Toch heeft het spul niet op elke kat evenveel effect. Ongeveer dertig procent van de huiskatten is niet gevoelig voor deze drug. En wat doet het met mensen? Het kattenkruid (gewoon te koop bij elk tuincentrum) geeft bij ons geen reactie.

VI   Dus als je jouw kat een keer een plezier wilt doen, weet je wat je moet kopen.
bron: vrij naar Quest

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.

Vind je de tekstopbouw lastig? Bekijk dan de theorie van stap 2 opnieuw en maak opdracht 2 van stap 2 nog eens. Grote kans dat het kwartje dan wel valt.

Stap 3: Deelonderwerpen en tussenkopjes

Theorie

Deelonderwerpen en tussenkopjes

A Deelonderwerp

Een tekst heeft naast een onderwerp vaak ook een deelonderwerp. Wanneer een tekst wat langer is en uit meerdere alinea’s bestaat, heeft de tekst waarschijnlijk meer dan één deelonderwerp.

Wat is nu een deelonderwerp?
Dit zegt wat over het onderwerp, het is hier een onderdeel van.

Een voorbeeld om het wat duidelijker te maken. Stel dat een tekst over skateboarden gaat. Dit wordt in de titel en de inleiding (1e alinea) al duidelijk gemaakt. Dan is skateboarden dus het onderwerp van de hele tekst. Na de inleiding staan in de tekst bijvoorbeeld nog drie alinea’s. In alinea 2 gaat het over verschillende disciplines bij skateboarden, alinea 3 gaat over diverse tricks en alinea 4 gaat over de onderdelen van een skateboard. Alinea 2, 3 en 4 zeggen alle drie wat over skateboarden, het onderwerp van de hele tekst. De onderwerpen van de alinea’s (de deelonderwerpen) zijn met elkaar verbonden door het ene onderwerp van de hele tekst: skateboarden.

Hoe kun je het deelonderwerp vinden?
Het onderwerp van een tekst kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele tekst over gaat. Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp. Dit noteer je altijd in één of een paar woorden, dus niet in een zin.

Terug naar het voorbeeld over skateboarden. stel jezelf de vraag: Waar gaat alinea 2 over? Deze gaat over de verschillende disciplines van skateboarden. Het deelonderwerp van alinea 2 is dus verschillende disciplines bij skateboarden. Deelonderwerp van alinea 3 is dan tricks en het deelonderwerp van alinea 4 is onderdelen.

Waar staat het deelonderwerp?
Vaak staat het deelonderwerp al in de eerste zin van een alinea. In stap 5 (kernzinnen) kom je de eerste zin van de alinea ook weer tegen, omdat het deelonderwerp en de kernzin veel met elkaar hebben te maken.

Tot slot: deelonderwerpen staan alleen in de kern van een tekst. De inleiding en het slot hebben dus nooit een deelonderwerp.

 

B Tussenkopje

Wat is een tussenkopje?
Een tussenkopje is een titel van een alinea. Het maakt duidelijk waar de alinea over gaat, net als de titel boven de hele tekst duidelijk maakt waar de hele tekst over gaat. Een tussenkopje geeft vaak aan wat het deelonderwerp van de alinea is.

Hoe ziet een tussenkopje eruit?
Het is vaak maar één woord. Denk maar weer aan de tekst over skateboarden. Het deelonderwerp van alinea 2 is ‘disciplines’, heb je net bij onderdeel A gezien. Dit deelonderwerp kan heel goed als tussenkopje dienen. Maar, ‘disciplines skateboarden’ kan ook een goed tussenkopje zijn.

Een tussenkopje maakt direct duidelijk waar een alinea over gaat. Het maakt het zoekend lezen (als je snel informatie in een tekst aan het zoeken bent) een heel stuk makkelijker.

Opdrachten

Opdracht 2a

Onderstaande tekst ben je bij stap 2 al tegengekomen. Lees de tekst nog een keer nauwkeurig.

 

Oefentekst 1

Katten aan de dope

I   Dronken bijen, hallucinerende rendieren, bedwelmde dolfijnen: wij mensen zijn niet de enige diersoort die soms onder invloed raakt van drugs. Ook bij katten gebeurt dit.

II  Als een kat zijn neus in kattenkruid steekt, verandert hij direct in een ware drugsverslaafde. Zijn pupillen worden groot. Hij likt aan de bladeren en geeft de plant kopjes. Af en toe onderbreekt het dier zijn activiteit door met een lege blik in de verte te staren. Gelukzalig rolt hij vervolgens miauwend over de grond.

III   Wat katten zo lekker vinden aan de plant? Kattenkruid bevat nepetalacton, een stof die de plant produceert tegen insecten. Voor katten dient de stof ook als een seksferomoon, een stof die dieren gebruiken om hun partner seksueel op te winden. Een kat die het feromoon heeft opgesnoven, vertoont het gedrag van een krols wijfje. Gek genoeg geldt dit net zo voor katers als voor poezen.

IV   In een grotere hoeveelheid lijkt het kruid ook hallucinerend te werken. Katten slaan met hun poot naar muizen die verder niemand kan zien of gaan achter onzichtbare vogels aan. Ook grote katten, zoals leeuwen en tijgers, zijn vaak gek op kattenkruid.

V   Toch heeft het spul niet op elke kat evenveel effect. Ongeveer dertig procent van de huiskatten is niet gevoelig voor deze drug. En wat doet het met mensen? Het kattenkruid (gewoon te koop bij elk tuincentrum) geeft bij ons geen reactie.

VI   Dus als je jouw kat een keer een plezier wilt doen, weet je wat je moet kopen.
bron: vrij naar Quest

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.

Vind je het deelonderwerp lastig? Bekijk dan de theorie van stap 3 opnieuw en maak de opdrachten van stap 3 nog eens. Grote kans dat het kwartje dan wel valt. Denk je dat je de leerstof goed onder de knie hebt? Dan ben ik benieuwd of je de opdrachten die bij 'Verdieping' staan, ook begrijpt. Klik door naar de volgende pagina!

Verdieping

Begrijp je de leerstof van stap 3 al of wil je jouw kennis verder uitbreiden? Met de volgende opgaven kun je jouw woordenschat uitbreiden.

Stap 4: Hoofdgedachte

Theorie

Hoofdgedachte

Een tekst heeft, naast het onderwerp en de deelonderwerpen (zie stap 1 en 3), ook een hoofdgedachte. Dit is er maar één. Een tekst kan nooit twee hoofdgedachten hebben.

Wat is nu de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte is dat wat de schrijver van de tekst jou wil vertellen (over het onderwerp). Het is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst.

Een voorbeeld om het wat duidelijker te maken. Neem een tekst over make-up in gedachten. De schrijver van het stuk gaat in op welk merk make-up het beste is bij welk huidtype en welke kleuren het beste bij deze huidtypen passen.
- De hoofdgedachte van de tekst is dan: ieder huidtype combineert het best met bepaalde kleuren en merken make-up.
- Het onderwerp van de tekst is make-up (en huidtypen).

Een tweede voorbeeld. Neem weer een tekst in gedachten over make-up. De schrijver gaat in op hoe in laboratoria wordt getest of make-up geschikt is om in de handel te brengen. Het wordt getest op dieren, stelt de schrijver. Hiervoor worden dieren in gevangenschap gehouden in te kleine kooien en worden ze aan extreme omstandigheden blootgesteld. Vaak lopen dieren ernstige verwondingen op, omdat een nieuw soort make-up bijvoorbeeld allergische reacties op blijkt te roepen. De schrijver van het stuk kan zich hierin allemaal niet vinden.
- De hoofdgedachte van de tekst is dan: laboratoriumtesten met make-up op proefdieren zouden verboden moeten worden.
- Het onderwerp van de tekst is make-up (en dierproeven).

In bovenstaande voorbeelden zie je dat het onderwerp van beide teksten bijna gelijk is: make-up (en huidtypen) en make-up (en dierproeven). De hoofdgedachte van beide teksten is duidelijk niet gelijk. Een tekst met eenzelfde onderwerp, kan dus een hele andere hoofdgedachte hebben!

Hoe kun je de hoofdgedachte vinden?
Dit is het antwoord op de vraag wat de schrijver over het onderwerp zegt. Je hebt er twee dingen bij nodig:

  1. Het onderwerp van de tekst (zie stap 1 van deze module), en
  2. dat wat de schrijver hierover zegt.

Het antwoord op de vraag omschrijf je in één zin, dus niet in alleen maar één of twee woorden zoals bij het onderwerp. Dit antwoord is nooit een vraagzin.

 

Bekijk het filmpje:

Klik op de link

Opdrachten

Opdracht 2a

Onderstaande tekst ben je bij stap 2 en 3 al tegengekomen. Lees de tekst eventueel nog een keer nauwkeurig.

 

Oefentekst 1

Katten aan de dope

I   Dronken bijen, hallucinerende rendieren, bedwelmde dolfijnen: wij mensen zijn niet de enige diersoort die soms onder invloed raakt van drugs. Ook bij katten gebeurt dit.

II  Als een kat zijn neus in kattenkruid steekt, verandert hij direct in een ware drugsverslaafde. Zijn pupillen worden groot. Hij likt aan de bladeren en geeft de plant kopjes. Af en toe onderbreekt het dier zijn activiteit door met een lege blik in de verte te staren. Gelukzalig rolt hij vervolgens miauwend over de grond.

III   Wat katten zo lekker vinden aan de plant? Kattenkruid bevat nepetalacton, een stof die de plant produceert tegen insecten. Voor katten dient de stof ook als een seksferomoon, een stof die dieren gebruiken om hun partner seksueel op te winden. Een kat die het feromoon heeft opgesnoven, vertoont het gedrag van een krols wijfje. Gek genoeg geldt dit net zo voor katers als voor poezen.

IV   In een grotere hoeveelheid lijkt het kruid ook hallucinerend te werken. Katten slaan met hun poot naar muizen die verder niemand kan zien of gaan achter onzichtbare vogels aan. Ook grote katten, zoals leeuwen en tijgers, zijn vaak gek op kattenkruid.

V   Toch heeft het spul niet op elke kat evenveel effect. Ongeveer dertig procent van de huiskatten is niet gevoelig voor deze drug. En wat doet het met mensen? Het kattenkruid (gewoon te koop bij elk tuincentrum) geeft bij ons geen reactie.

VI   Dus als je jouw kat een keer een plezier wilt doen, weet je wat je moet kopen.
bron: vrij naar Quest

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.

Vind je het bepalen van de hoofdgedachte lastig? Met jou vinden nog heel veel andere leerlingen dit moeilijk. Denk dus niet te snel dat je dit niet kunt en dat het alleen aan jou ligt. Je moet hier vooral veel mee oefenen, dan merk je dat het je steeds beter afgaat. Makkelijk gaat het echter nooit worden!    

Bekijk, als je het bepalen van de hoofdgedachte nog lastig vindt, de theorie van stap 4 nog eens en maak daarna de volgende opdracht. Ik denk dat het je dan al iets duidelijker wordt.

Opdracht 3a

 

Oefentekst 2

Onderstaande tekst ben je bij stap 2 al tegengekomen. Lees de tekst nog een keer nauwkeurig.

Boekenweekgeschenk

I   Herman Koch schrijft het Boekenweekgeschenk van volgend jaar. "Toen het CPNB mij benaderde, hoefde ik niet lang te twijfelen", zegt Koch. "Zo'n Boekenweek wil ik volop meemaken." De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek heeft Herman Koch gekozen als opvolger van Esther Gerritsen, die dit jaar het Boekenweekgeschenk Broer schreef. "Ik heb een hoop van die geschenken in mijn boekenkast staan", zegt de auteur van bestseller Het diner. "Misschien moet ik ze nu toch maar eens gaan lezen."

II   De 62-jarige Koch werd bekend als televisiemaker van Jiskefet. Als schrijver brak hij in 2009 door met Het diner. Deze roman won in Nederland de NS Publieksprijs en was ook internationaal een succes. De uitgeefrechten zijn aan zo'n veertig landen verkocht en het boek stond wekenlang op de bestsellerlijst van The New York Times. Volgend jaar verschijnt de Amerikaanse verfilming van Het diner, met Richard Gere in de hoofdrol. Andere titels van boeken die Koch heeft geschreven, zijn Red ons, Maria Montanelli (1989), Zomerhuis met zwembad (2011) en Geachte heer M. (2014).

III   De Boekenweek wordt gehouden van 25 maart tot en met 2 april. Het thema is nog niet bekendgemaakt. Koch gaat dan ook pas schrijven als dit thema bekend is. "Ik heb nog geen idee waar het boek over zal gaan", zegt Koch. "Ik heb alle vrijheid en wacht rustig tot er iets komt. Volgens mij gaat het pas over een half jaar naar de drukker."

IV   Kochs Boekenweekgeschenk verschijnt pas volgend jaar tijdens de 82ste editie van de Boekenweek.
bron: vrij naar www.nos.nl, geraadpleegd op 19-04-2016

Stap 5: Kernzinnen

Theorie

Kernzin per alinea

Zoals je onder stap 2 hebt gezien, is een alinea gemakkelijk te herkennen door bijvoorbeeld een witregel ervoor en erna.
Als je kijkt naar de inhoud van een alinea zie je dat die altijd een deel van het onderwerp behandelt, het deelonderwerp zoals je eerder hebt gezien.

Nu ga je kijken hoe een alinea is opgebouwd. Dit helpt je de tekst sneller te begrijpen. Hiervoor ga je nauwkeurig lezen. Kijk even terug naar ‘Wat weet je al’ als je niet meer weet hoe dat moet.

Alinea’s hebben altijd een bepaalde opbouw. Ze bestaan altijd uit:

  • één kernzin. Dit is de belangrijkste zin van de alinea, omdat die kort noemt wat de schrijver verder gaat uitleggen of uitwerken. Het is dus de zin die het meeste zegt over de hele alinea.
  • een uitleg of een uitwerking van de kernzin.

De kernzin is binnen de alinea meestal:

  • de eerste of de tweede zin óf
  • de laatste zin.

Elke alinea (dus ook bijvoorbeeld de inleiding) heeft een kernzin. Als je alle kernzinnen uit je tekst achter elkaar zet, heb je vaak een goede samenvatting gemaakt!

 

VOORBEELD

Vraag: Wat is de kernzin in onderstaande alinea’s?

(gedeelte uit een tekst over de uit de dierentuin ontsnapte aap Bokito)

1.   Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.

2.   Waar halen we het recht vandaan om het leven van een dier van geboorte tot dood te bepalen, zoals in dierentuinen gebeurt? Bovendien is het tegenwoordig ook mogelijk exotische dieren op televisie of dvd te zien. Zelf een verre reis maken, behoort voor de meeste mensen inmiddels ook tot de mogelijkheden. Wij hebben de keuze, dieren helaas niet!
Bron: Sp!ts

 

Antwoord en uitwerking

De kernzinnen zijn vet, hieronder volgt de uitleg.

1.   Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen, zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.

2.   Waar halen we het recht vandaan om het leven van een dier van geboorte tot dood te bepalen, zoals in dierentuinen gebeurt? Bovendien is het tegenwoordig ook mogelijk exotische dieren op televisie of dvd te zien, en zelf een verre reis maken behoort tot de meeste mensen inmiddels ook tot de mogelijkheden. Wij hebben de keuze, dieren helaas niet!
Bron: Sp!ts

 

Uitleg

Alinea 1

Hier is de eerste zin de kernzin, omdat die kernachtig aangeeft wat de schrijver daarna verder gaat uitleggen. Het belangrijkste van de alinea is namelijk dat dierentuinen alleen maar een slappe nabootsing zijn van de natuurlijke leefwereld van dieren. In de volgende zinnen gaat hij uitleggen wat hij daarmee bedoelt.

  • zin 2: Hij zegt dat een gorilla het verschil herkent tussen de natuur en een dierentuin.
  • zin 3: Hij noemt voorbeelden van verschillen tussen dingen die een dier in zijn natuurlijke leefomgeving wel kan en in de dierentuin niet.
  • zin 4: Ook het door mensen aangestaard worden in de dierentuin is een voorbeeld van een verschil met zijn natuurlijke leefomgeving.

Alinea 2

Hier is de laatste zin de kernzin, want het is een conclusie van de eerder in deze alinea genoemde zinnen. In die zinnen geeft de schrijver voorbeelden waarmee hij uitlegt wat de mens doet met weerloze dieren. Deze voorbeelden zijn eigenlijk argumenten die leiden tot zijn conclusie.

 

Opdrachten

Opdracht 1a

Lees de tekst nauwkeurig en beantwoord daarna de vragen. 

Tekst 1

Geen kinderspel

1.   Het klinkt eenvoudig. Maak in een vaststaande volgorde zo snel mogelijk een stapel van plastic bekers en breek die weer af. Maar als je een kampioen 'sportstapelen' in actie ziet, besef je al snel dat dit meer dan alleen maar een kinderspelletje is.

 

2.   De eerste vorm van 'sportstapelen' ontstond waarschijnlijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw tijdens een recreatieprogramma voor jongeren. Met papieren bekers werden toen piramides gebouwd.


3.   Later in dat decennium ontstond de sport die we nu kennen, met speciale plastic bekers die in vaste patronen worden gestapeld. Maar het kwam pas onder de aandacht van het grote publiek nadat het in 1990 werd getoond in het Amerikaanse tv-programma The Tonight Show met Johnny Carson.


4.   Docent lichamelijke opvoeding Bob Fox (VS) maakte de sport populair. In 2001 richtte hij de WSSA (World Spot Stacking Association) op en ging wereldwijd wedstrijden organiseren. Aan het 9e jaarlijkse evenement STACK UP! van de WSSA deed in 2014 het recordaantal van 592.292 deelnemers mee. In 2015 was het snelst stapelende land de VS, gevolgd door Maleisië en Duitsland.


5.   Fox vertelde ons vanuit Amerika het volgende: ‘De aantrekkingskracht van deze sport is echt universeel. Sportstapelen is snel te leren, maar moeilijk om goed te doen. De wens om sneller te gaan, is bijna verslavend. Stapelaars zijn er dol op, omdat het zo leuk is. Ook docenten en coaches zijn er dol op, want het is goed voor de oog-handcoördinatie.’

Bron: Guinness World Records 2016

 

 

Hoe ging het?

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.

Vind je het moeilijk om vast te stellen wat de kernzin van een alinea is? Bekijk dan de theorie en voorbeelden van stap 5 opnieuw en maak opdracht 2 nog eens. Volgens mij moet het dan al een heel stuk beter lukken!

Stap 6: Tekstverbanden en signaalwoorden

Theorie

Signaalwoorden en tekstverbanden

 

Nu gaan we kijken hoe de schrijver zijn tekst in een logische volgorde zet, zodat die begrijpelijk wordt voor de lezer. Daarvoor moet er tussen woorden, delen van zinnen, maar ook tussen zinnen en alinea’s samenhang of een verband zijn. Dit noemen we een tekstverband. Om dit tekstverband aan de lezer te laten zien, gebruikt de schrijver signaalwoorden.

Voorbeeld: Het was prachtig weer, maar ik had het steenkoud. Hier geeft het signaalwoord ‘maar’ aan dat er een tegenstelling is tussen wat er voor staat (prachtig weer) en wat er na ‘maar’ komt (steenkoud hebben). In deze zin is ‘maar’ daarom het signaalwoord van een tegenstellend tekstverband.

Maak de verkenningsopdracht hierna.

 

Opdracht A

Lees de tekst hieronder en beantwoord daarna de vragen.  

Hondenweer

  1. Maar het regende pijpenstelen.
  2. Ten slotte kwam ik druipend thuis en bleek dat mijn huissleutel nog binnen lag.
  3. Kortom, het was een echte pechmiddag!
  4. Ondanks mijn paraplu werd ik toch helemaal nat.
  5. Gistermiddag wilde ik mijn hond gaan uitlaten.
  6. Vandaar dat ik mijn paraplu pakte voordat ik mijn huis verliet.

Een overzicht

In dit overzicht zie je naast de tekstverbanden de bijbehorende signaalwoorden staan. Een deel van deze signaalwoorden ben je al in de voorgaande oefeningen tegengekomen.

Tekstverband

Signaalwoord

Voorbeeld

Opsommend

En, ook, bovendien, tevens, daarnaast, verder, ten eerste, ten tweede, eerst, vervolgens, niet alleen … ook, zowel … als

Als je wilt weten wat ‘synoniem’ betekent, kun je dat opzoeken op internet. Ook kun je het in je boek Nederlands nakijken en bovendien kun je het aan je docent vragen.

Tegenstellend

Maar, echter, hoewel, toch, (des)ondanks, daarentegen, integendeel, daar staat tegenover, in tegenstelling tot, aan de ene kant (enerzijds) – aan de andere kant (anderzijds)

In april was het koud en guur.  Mei was daarentegen een warme lentemaand.

Uitleggend/voorbeeldgevend

Bijvoorbeeld, voorbeeld, ter illustratie, dat wil zeggen, zo, te denken valt aan, neem nou, met andere woorden, kijk eens naar

In het beroepsonderwijs leer je veel vakken die met je toekomstige beroep te maken hebben. Een aankomend stewardess krijgt bijvoorbeeld het vak ‘luchtvaartdienstverlening’.

Oorzaak-gevolg

Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat, zodoende

Zij hadden de wind in de rug, waardoor ze snel naar huis fietsten.

 

Opdrachten

 

Opdracht 4a

Lees onderstaande tekst en let op de onderstreepte signaalwoorden.

Beantwoord daarna de vragen over de tekstverbanden die ermee bedoeld worden. 

 

SIRE-campagne tegen voedselverspilling

1.Voedselverspilling is al jaren een veelbesproken onderwerp, maar consumenten vinden het lastig hun eigen verspilling terug te dringen. De Stichting Ideële Reclame (SIRE) gaat de consument nu helpen door hem op een ludieke en concrete manier te informeren over voedselverspilling en hem te activeren minder voedsel te verspillen.

2.Mediacampagne

Daarom lanceert SIRE een mediacampagne tegen voedselverspilling. Onderdeel van de campagne is de introductie van de speciaal ontwikkelde website kliekipedia.nl. Op deze website kan de consument inspiratie opdoen om van kliekjes iets lekkers te maken, bijvoorbeeld aan de hand van  recepten. Tevens zijn er video’s te bekijken van bekende Nederlanders zoals Anita Witzier, waarin zij laat zien hoe zij met kliekjes omgaat.

3.Verder is een ander onderdeel van de SIRE-campagne een TV-commercial en een radiocommercial. In de TV-commercial worden bekende reclamespots met onder meer Cora van Mora en Petje Pitamientje ‘Stom hè’ (Calvé) hergebruikt.

4.Consument aan zet

Nederland gooit jaarlijks tussen de 1,7 en 2,6 miljard kilo voedsel weg. Dat gebeurt niet alleen door de boer, de winkel en de horeca, maar ook door de consument zelf. Zo gaat ruim 14% van alle etenswaren die we kopen, ongebruikt de prullenbak in waardoor de consument zelf de grootste verspiller is met 50 kilo per persoon per jaar. “Zonde”, vindt directeur Lucy van der Helm van SIRE. “Het doel van deze campagne is de consumenten te laten realiseren dat zij zelf aan zet zijn om voedselverspilling terug te dringen. Dit doen wij nu door te laten zien dat koken met overgebleven ingrediënten en kliekjes lekker, leuk en ook nog eens goed voor de portemonnee is”.

5.Samenwerking

Hans Peters, die binnen het SIRE-bestuur dit project leidt, is trots op de samenwerking met veel partijen die vaak belangeloos hebben bijgedragen: “Naast de gebruikelijke bijdrage van de bureau- en mediawereld zijn nu ook andere partijen betrokken: A-merken, supermarkten, het Voedingscentrum, auteurs en BN’ers. Dat was niet altijd gemakkelijk, want bij dit onderwerp liepen de belangen soms nogal uiteen. Daarnaast was het een enorme klus om de rechthebbenden van de spotjes die we hebben hergebruikt te vinden en hun akkoord te krijgen, maar iedereen werkte fantastisch mee. Kortom, aan de samenwerking zal het niet liggen”, aldus Peters. 

Bron: SIRE.nl

Hoe ging het?

In deze stap 6 heb je geoefend met tekstverbanden en signaalwoorden.

Ga nu voor jezelf na wat je geleerd hebt van deze leerstof, bijvoorbeeld wat goed ging of waar moet je nog aan moet werken om het beter te begrijpen.

Gebruik hiervoor onderstaand handig hulpmiddel, dat noemen we een ABCD’tje.

Wat was er Aan de orde?

Wat vind ik daarin Belangrijk?

Welke Conclusie trek ik daaruit?

Wat wil ik daarmee Doen?

 

 

 

 

 

Als je conclusie is dat je deze tekstverbanden en signaalwoorden nog lastig vindt, lees de theorie dan nog eens opnieuw en maak de oefeningen nog eens. 

Als je vindt dat je de leerstof aardig onder de knie hebt, ga dan verder met de hierna volgende verdiepingsopdracht . 

 

Verdieping

Verdieping signaalwoorden en tekstverbanden

 

Je hebt nu met vier tekstverbanden geoefend.

Als het allemaal goed lukte, kun je er nog twee tekstverbanden bij leren:

  1. Het redengevende tekstverband
    Dit wordt vaak gebruikt in betogende teksten waarin iemand redenen of argumenten geeft voor zijn mening.
  2. Het samenvattende tekstverband
    Dit wordt gebruikt om nog eens kort samen te vatten waarover de tekst of de alinea gaat.

Tekstverband

Signaalwoord

Voorbeeld

Redengevend

Want, daarom, omdat, namelijk, aangezien, immers, om die reden, vanwege

Ik vind het geen eerlijke verdeling, omdat je geen rekening houdt met de leeftijd van de deelnemers.

Samenvattend

Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Met die storm woeien de dakpannen van de daken en vielen omgewaaide bomen op auto's.
Al met al was er dit weekend veel stormschade.

 

Verdiepingsopdracht

Je hebt twee nieuwe tekstverbanden geleerd: redengevend en samenvattend. Daarmee ga je nu oefenen.

Hieronder staat de tekst van de vorige opdracht. Lees de tekst nog eens nauwkeurig en zoek de drie signaalwoorden die niet onderstreept zijn maar wel horen bij deze nieuwe tekstverbanden. 

Beantwoord daarna de vragen. 

 

SIRE-campagne tegen voedselverspilling

1. Voedselverspilling is al jaren een veelbesproken onderwerp, maar consumenten vinden het lastig hun eigen verspilling terug te dringen. De Stichting Ideële Reclame (SIRE) gaat de consument nu helpen door hem op een ludieke en concrete manier te informeren over voedselverspilling en hem te activeren minder voedsel te verspillen.

2. Mediacampagne

Daarom lanceert SIRE een mediacampagne tegen voedselverspilling. Onderdeel van de campagne is de introductie van de speciaal ontwikkelde website kliekipedia.nl. Op deze website kan de consument inspiratie opdoen om van kliekjes iets lekkers te maken, bijvoorbeeld aan de hand van recepten. Tevens zijn er video’s te bekijken van bekende Nederlanders zoals Anita Witzier, waarin zij laat zien hoe zij met kliekjes omgaat.

3. Verder is een ander onderdeel van de SIRE-campagne een TV-commercial en een radiocommercial. In de TV-commercial worden bekende reclamespots met onder meer Cora van Mora en Petje Pitamientje ‘Stom hè’ (Calvé) hergebruikt.

4. Consument aan zet

Nederland gooit jaarlijks tussen de 1,7 en 2,6 miljard kilo voedsel weg. Dat gebeurt niet alleen door de boer, de winkel en de horeca, maar ook door de consument zelf. Zo gaat ruim 14% van alle etenswaren die we kopen, ongebruikt de prullenbak in waardoor de consument zelf de grootste verspiller is met 50 kilo per persoon per jaar. “Zonde”, vindt directeur Lucy van der Helm van SIRE. “Het doel van deze campagne is de consumenten te laten realiseren dat zij zelf aan zet zijn om voedselverspilling terug te dringen. Dit doen wij nu door te laten zien dat koken met overgebleven ingrediënten en kliekjes lekker, leuk en ook nog eens goed voor de portemonnee is”.

5. Samenwerking

Hans Peters, die binnen het SIRE-bestuur dit project leidt, is trots op de samenwerking met veel partijen die vaak belangeloos hebben bijgedragen: “Naast de gebruikelijke bijdrage van de bureau- en mediawereld zijn nu ook andere partijen betrokken: A-merken, supermarkten, het Voedingscentrum, auteurs en BN’ers. Dat was niet altijd gemakkelijk, want bij dit onderwerp liepen de belangen soms nogal uiteen. Daarnaast was het een enorme klus om de rechthebbenden van de spotjes die we hebben hergebruikt te vinden en hun akkoord te krijgen, maar iedereen werkte fantastisch mee. Kortom, aan de samenwerking zal het niet liggen”, aldus Peters. 

Bron: SIRE.nl

Stap 7: Eindopdracht

De eindopdracht

De laatste uitdaging

Je hebt de module over het lezen van zakelijke teksten nu helemaal doorgenomen. Als het goed is snap je de theorie en heb je alle opgaven kunnen maken.

En nu ga jij jezelf testen of je het inderdaad wel zo goed snapt als je net dacht . . . Ik ben benieuwd of je de theorie kent en ook kunt toepassen. Klik snel door naar de volgende pagina!

Lees eerst onderstaande tekst nauwkeurig. Beantwoord daarna de vragen van de toets.

 

Schatten met een verhaal

(1) Het is een bijzondere beleving. Wie vanuit het Texelse dorp Oudeschild over de Waddenzee kijkt, ziet in eerste instantie alleen maar water. Maar ín dat water bevinden zich tientallen scheepswrakken die roerloos op de zeebodem liggen als stille getuigen van een ver verleden. Het gaat om schepen van zeventiende-eeuwse koopvaarders, die met hun handel op weg waren naar de Oost. Het zijn wrakken met daarin wijnflessen, koffiebonen of graan. Wie dat beseft, krijgt direct een ander gevoel bij die plek.

(2) In de Waddenzee en de Noordzee liggen duizenden scheepswrakken. Volgens een schatting van VN-cultuurorganisatie Unesco liggen er wereldwijd zelfs drie miljoen scheepswrakken op de zeebodems en er worden nog steeds nieuwe wrakken ontdekt. Gezonken schepen zijn mogelijke schatkamers, niet alleen van spullen, maar ook van kennis.

(3) De Nederlandse overheid heeft eeuwenlang niet omgekeken naar Nederlandse scheepswrakken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd archeologisch onderzoek onder water belangrijker. Tot die tijd konden commerciële bergers meer dan eens schatten uit Nederlandse schepen opduiken, waarbij ze zelf het grootste deel van de opbrengst hielden. Toch staat een aantal van die vondsten nog tentoongesteld in Nederlandse musea.

(4) Nu staat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een grote klus te wachten. De dienst gaat alle scheepswrakken in Nederlandse wateren in kaart brengen. “Er is al wel wat over bekend uit oude archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, uit buitenlandse archieven en oude zeekaarten”, zegt Martijn Manders, archeoloog van de RCE, “maar dat moet allemaal worden gecombineerd en in computers worden opgeslagen. Het belangrijkste is nog: wat is de archeologische waarde van die wrakken? Welke wrakken kunnen veel gestelde vragen beantwoorden over onze geschiedenis op zee?”

(5) Schepen zijn heel belangrijk geweest voor de Nederlandse geschiedenis, benadrukt Manders. “Het waren technologische hoogstandjes. Zonder schepen geen handel, geen oorlog. Het schip was lange tijd het enige middel om met vracht verre afstanden te overbruggen. Scheepswrakken zeggen veel over hoe we dachten en handelden. Maar we weten eigenlijk heel weinig van de verhalen erachter.”

(6) Manders vindt het jammer dat er ‘kapers op de kust’ zijn, die uit zijn op financieel gewin. “Schatzoekers zien scheepswrakken vooral als middelen om er zelf rijker van te worden. Wetenschappers zoals wij werken juist andersom: wij bestuderen al die voorwerpen om nieuwe inzichten en verhalen te krijgen. Historische bronnen zoals geschreven verslagen en prenten kunnen daarbij helpen, maar die geven wel een persoonlijk gekleurd beeld.

(7) Zo had je in de zeventiende eeuw vader en zoon Van de Velde die schilderijen maakten van zeeslagen”, vertelt Manders. “Bij een zeeslag tussen de Engelsen en de Nederlanders voeren ze uit in hun boot en maakten ze vanaf het water de mooiste, meest gedetailleerde schetsen. Daar kon je veel informatie uit halen. Maar altijd waren het de Nederlandse schepen die de Engelse aan flarden schoten. Totdat de Engelse koning hun schilderkunst begon te waarderen en de Van de Veldes vroeg voor hem te komen werken. Sindsdien wonnen op het doek de Engelsen altijd.”

(8) Archeologen als Manders zouden het liefst willen dat scheepswrakken op de zeebodem blijven liggen. Schatzoekers willen de ‘buit’ juist naar boven halen. Manders: “Opgraven doen we alleen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld als het wrak in de weg ligt.” Maar onder water gaat het wrak toch verloren aan erosie? “De plek onder water is vaak juist gunstig voor het langdurig behoud”, zegt Manders. “Bovendien, sommige wrakken worden opengesteld voor het publiek, met bijvoorbeeld extra informatie op de zeebodem. Dan heb je een soort onderwatermuseum.”

naar een artikel van Dewi Gigengack, de Gelderlander, 25 februari 2012

 

Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.

Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt. Je kunt ook onderstaande tabel gebruiken. Dit helpt je om de leerstof te verwerken, opdat je het beter onthoudt.

Bekend: wat wist je al van het onderwerp?

Bewaard: wat heb je geleerd? Benieuwd: wat wil je nog over het onderwerp weten?
     

 

Vind je het lastig te zien wat nu signaalwoorden zijn? Bekijk dan 'Een overzicht' van stap 6 opnieuw en maak de opdrachten nog eens. Vraag ook eens een klasgenoot om het aan jou uit te leggen, dit helpt ook vaak om het nog beter te begrijpen.

  • Het arrangement Leesvaardigheid bij zakelijke teksten is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Mark Duijf Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-05-15 13:38:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Schoolniveau:                              vmbo basis/kader/gl en mbo niveau 2 Studieduur:                                  5 uur

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Leerlingen leren in deze module hoe zakelijke teksten gewoonlijk zijn opgebouwd. Dit helpt hen om tot een beter begrip van dergelijke teksten te komen.
    Leerniveau
    MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding; VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Lezen van zakelijke teksten; Nederlands; Begrijpen; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    5 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    deelonderwerp, hoofdgedachte, kernzin, leesstrategieën, onderwerp, signaalwoorden, tekstbegrip, tekstdoel, tekstopbouw, tekstverbanden