Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.
Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt.
Vind je het moeilijk om vast te stellen wat de kernzin van een alinea is? Bekijk dan de theorie en voorbeelden van stap 5 opnieuw en maak opdracht 2 nog eens. Volgens mij moet het dan al een heel stuk beter lukken!