In dit overzicht zie je naast de tekstverbanden de bijbehorende signaalwoorden staan. Een deel van deze signaalwoorden ben je al in de voorgaande oefeningen tegengekomen.
Tekstverband |
Signaalwoord |
Voorbeeld |
Opsommend |
En, ook, bovendien, tevens, daarnaast, verder, ten eerste, ten tweede, eerst, vervolgens, niet alleen … ook, zowel … als |
Als je wilt weten wat ‘synoniem’ betekent, kun je dat opzoeken op internet. Ook kun je het in je boek Nederlands nakijken en bovendien kun je het aan je docent vragen. |
Tegenstellend |
Maar, echter, hoewel, toch, (des)ondanks, daarentegen, integendeel, daar staat tegenover, in tegenstelling tot, aan de ene kant (enerzijds) – aan de andere kant (anderzijds) |
In april was het koud en guur. Mei was daarentegen een warme lentemaand. |
Uitleggend/voorbeeldgevend |
Bijvoorbeeld, voorbeeld, ter illustratie, dat wil zeggen, zo, te denken valt aan, neem nou, met andere woorden, kijk eens naar |
In het beroepsonderwijs leer je veel vakken die met je toekomstige beroep te maken hebben. Een aankomend stewardess krijgt bijvoorbeeld het vak ‘luchtvaartdienstverlening’. |
Oorzaak-gevolg |
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat, zodoende |
Zij hadden de wind in de rug, waardoor ze snel naar huis fietsten. |