Het groene machinepark 4-slagmotoren

Het groene machinepark 4-slagmotoren

4-taktmotoren

Inleiding, doel en benodigdheden

Inleiding

Bij deze opdracht gaan we eens bekijken op een praktische manier hoe een verbrandingsmotor werkt.

 

Doel

Na deze introductie kun je:

–   uitleggen hoe het principe een verbrandingsmotor werkt.

 

Benodigdheden

Bij deze opdracht heb je nodig:

  • informatie en vragen uit deze opdracht

Oriëntatie

Oriëntatie

Er bestaan heel veel soorten gereedschap. De meest voorkomende gereedschappen zijn handgereedschappen. Dit zijn gereedschappen die je bijvoorbeeld gebruikt voor het repareren van je scooter of om een tafel in elkaar te zetten. Voorbeelden van handgereedschappen zijn sleutels, schroevendraaiers, tangen en hamers.

 

Sleutels

Sleutels gebruik je om moeren en bouten mee los of vast te draaien. Je hebt ringsleutels, steeksleutels, inbussleutels, dopsleutels,

 pijpsleutels en nog een paar andere soorten.

             

 

De verschillende sleutels hebben verschillende toepassingen. Welke sleutel je gebruikt, hangt af van het type moer of bout en van de positie van de moer of bout.

 

Als je een moer of bout alleen maar van de zijkant kunt bereiken, zoals hier rechts op de foto, gebruik je een steeksleutel.

 

 

Ringsleutel of Steeksleutel?

Voor een zeskantmoer of -bout kun je het beste een ringsleutel gebruiken. Daarmee heb je het minste kans op beschadiging. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

 

 

 
 

 

 

 

         

 

Je zet kracht op een steeksleutel zoals hierboven aangegeven met de pijl links.

Dan oefen je op slechts 2 plaatsen kracht uit op de moer. Dit is aangegeven met de pijlen bij de bek van de steeksleutel. Als de moer al een beetje beschadigd is, kan de sleutel er overheen draaien waardoor de moer rond wordt en bijna niet meer los gaat.

 

 

 
 

 

 

 

 

      

 

Je kunt je zien dat de ringsleutel beter aansluit op de moer. Op de plaats waar de ringsleutel de moer raakt, kun je kracht zetten op de moer.

Je zet kracht op een ringsleutel zoals aangegeven met de pijl links. Er komt nu op . . . . . plaatsen kracht te staan op de moer. Daarom kun je meer / minder kracht uitoefenen met een ringsleutel, zonder dat de bout of moer beschadigd.

 

 

Schroevendraaiers

Er zijn allerlei verschillende schroevendraaiers. De bekendste zijn de gewone schroevendraaiers en kruiskop- schroevendraaiers.

 

De schroevendraaier moet geschikt zijn voor de gleuf van de schroef. De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf. Een schroevendraaier die te groot is, past niet in de gleuf. Is een schroevendraaier te klein, dan raakt de gleuf van de schroef beschadigd.

 

 

De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf

 

 

 

 

Tangen

Er zijn veel soorten tangen. Je hebt een waterpomptang, een combinatietang, een striptang, een zijkniptang, een griptang en noem maar op. Ook voor tangen geldt dat het gereedschap geschikt moet zijn voor de klus die je wilt uitvoeren.

 

Met een waterpomptang kun je heel veel kracht uitoefenen. Een nadeel daarvan is dat de kans op beschadiging erg groot is. Je gebruikt een waterpomptang daarom alleen om bijvoorbeeld een buis vast te klemmen. Je mag een waterpomptang niet voor bouten en schroeven gebruiken (ook andere tangen niet!).

 

Gebruik een waterpomptang alleen om onderdelen vast te klemmen. Draai de tang altijd in de juiste richting.

 

Een heel aparte tang is de griptang. Met een griptang klem je onderdelen en plaatwerk vast. De griptang functioneert als een ‘derde hand’, zodat je beide handen vrij hebt voor andere handelingen.  Hieronder zie je twee uitvoeringen van de griptang.

S_griptang1.jpg (36196 bytes)S_griptang2.jpg (28256 bytes)

 

 

 

Hamers

Hamers zijn er in allerlei soorten en maten. Dat is natuurlijk niet voor niets zo. Een grote, zware hamer van staal gebruik je als je veel kracht nodig hebt. Een kleine hamer is er voor het fijnere werk. Verder heb je nog bolkop- en bankhamers, die ook weer hun eigen specifieke toepassingen hebben. Als de kans groot is dat een stalen hamer beschadigingen veroorzaakt, gebruik je een houten of kunststof hamer.

Afspraak: Je gebruikt dus alleen de kunststof hamer bij motoren.

 

 

 

Met een kunststof hamer beschadig je de motoronderdelen niet zo snel.

 

 

 

 

 

Volgorde van aandraaien

Bij velgen of wielen met banden moet je de moeren kruislings vastdraaien. Dit voorkomt ongelijke aanhaalmomenten (ongelijk vastzitten).

Ook bij een cilinderkop van een motor moet je de bouten/moeren in een bepaalde volgorde aandraaien. De fabrikant geeft meestal wat de juiste volgorde is. Als je deze gegevens niet hebt, moet je altijd vanuit het midden naar buiten toe aandraaien.

Een wiel of cilinderkop met 4 of 5 moeren draai je kruislings aan. Je houdt dus de volgorde aan van de nummers in de afbeeldingen links of rechts.

 

 

In de afbeelding rechts zie je de aandraaivolgorde voor de cilinderkop van een VW Golf. Vanuit het midden worden de bouten kruislings aangedraaid, beginnend bij 1, dan 2, dan 3, enz. t/m 10.

 

Veilig werken en regels

Veilig werken met gereedschap

Kijk voor het veilig werken met gereedschappen eens op de site van www.Facom.be

De link is http://www.facom.be/fl/service/service_3.htm.html

 

Regels in de werkplaats

Voor het werken in een werkplaats gelden een paar regels:

  • In een werkplaats wordt vaak met olie gewerkt. Je moet altijd gemorste olie direct verwijderen in verband met de veiligheid (uitglijden) en het milieu. Absorberende korrels zijn ook heel handig.
  • De afgewerkte olie moet je verzamelen en bewaren. Daarna moet het afgevoerd worden via de milieudienst.
  • De opslagplaats van olie en brandstoffen moeten van lekbakken zijn voorzien. Hierdoor kan er niets in de bodem komen.
  • Het opladen van accu’s moet je doen op een plaats met voldoende ventilatie of afzuiging.
  • Zorg er voor dat je nooit met vuur of vonken in de buurt van een accu komt. Zo voorkom je explosiegevaar.
  • Brandbare stoffen moet je onmiddellijk wegzetten als je ze niet gebruikt.
  • Je moet altijd denken aan de veiligheid van je zelf en de ander.
  • Ook tijdens je werk moet je brandgevaar voorkomen.
  • Draaiende verbrandingsmotoren geven uitlaatgassen. Deze uitlaatgassen moeten afgevoerd worden, zodat ze niet in de werkplaats komen.
  • Sommige machines geven zoveel lawaai dat je gehoorbescherming moet gebruiken. Bij meer dan 80 decibel geluid (continu) moet je oordoppen of een gehoorbeschermingskap gaan gebruiken.
  • Let op met draaiende machines en machineonderdelen. Leg hier nooit gereedschap op.
  • Laat geen gereedschap “slingeren”, dus niet laten liggen waar het niet hoort.
  • Je moet zorgen dat een werkplaats netjes en overzichtelijk is en blijft.
  • Je moet het gereedschap schoon opruimen en overzichtelijk opbergen.
    Dan kun je de volgende keer dat je het gereedschap nodig hebt, dit snel vinden en hoef je niet te zoeken.

     

     

     

    Beantwoord de vragen in de bijlage bij leerlingmateriaal.

Oriënteren

De 4-slagmotor

De 4-slagmotor

Het grootste verschil tussen een tweeslag en een 4-slagmotor zijn de kleppen en de smering. De smering komen we later nog een keer op terug. We gaan eerst bekijken hoe de kleppen bediend worden en hoe dat in zijn werk gaat.

 

Kleppen

Elke cilinder van 4-slagmotor heeft twee kleppen:

•        een inlaatklep;

•        een uitlaatklep.

 

Dankzij de inlaatkleppen kan het brandstofmengsel in de cilinder komen. En dankzij de uitlaatklep kunnen de afvalstoffen uit de cilinder weg. Een klep is een ronde schijf met een steel. Op de foto rechts zie je een klep.

 

Kopklep of zijklep?

In oude of eenvoudige motoren zitten de kleppen naast de cilinder. Zo’n motor heet een zijklepmotor. In afbeelding 1 (links) en hieronder is dit goed deze te zien.

Deze motoren komen nog vaak voor in tuinmachines omdat ze eenvoudig en goedkoop zijn.

 

Bij de modernere motoren zitten de kleppen allemaal in de cilinderkop. Zo’n motor heet een kopklepmotor.

In afbeelding 2 is deze te zien.

Zulke kopklepmotoren zitten tegenwoordig in iedere auto, motor, vrachtauto, trekker, enz.

 

 

                                       Hoe worden de kleppen bediend?

De kleppen worden opengeduwd door een nokkenas. Dat is een as met daarop een uitsteeksel.

In de afbeelding links zie je een nokkenas met een klepstoter. De linkse klepstoter staat omhoog omdat de nokkenas deze omhoog duwt. De klepstoter stoot dan de klep open.

Als de nokkenas weer verder draait, draait de nok ook verder. De rechtse klepstoter staat nu omlaag en de veer trekt de klep weer dicht.

 

De manier waarop de kleppen geopend worden, is verschillend voor een kopklep- en een zijklepmotor. De afbeelding onderaan links van vorige bladzijde is van een zijklepmotor. De nokkenas zit dan onderaan in het carter en duwt de kleppen naast de cilinder open.

 

In deze afbeelding zie je hoe de kleppen bediend worden van een zijklepmotor en waar de onderdelen zitten.

                  

  Klep

 

  Klepveer

 

 

  Klepstoter

 

  Nokkenas

 

  Krukas

 

 

 

 

 

Bij een kopklepmotor kunnen de kleppen op 4 verschillende manieren bediend worden door de nokkenas. Op de volgende bladzijde zie je daar afbeeldingen van.

 

1. Onderliggende nokkenas met tuimelaar.

Bij deze motor ligt de nokkenas onder in het carter. Via een klepstoter wordt nu niet de klep maar een stoterstang bediend. Deze duwt van onderen tegen de tuimelaar (soort wip) en duwt dan vervolgens de klep open.

Hoe dit precies werkt, is goed te zien op een animatie op internet onder de volgende link:

http://www.keveney.com/otto.html

 

De Opel motoren in lokaal Z9 werken nog allemaal op deze manier.

 

 

 

 

 

 

 

Je hebt bij een kopklepmotor dus een bediening met een tuimelaar (1 en 2), een sleper (3) of een stoter (4). Deze worden alle vier op en neer bewogen door de nokkenas. De nokkenas kan zowel onderin het motorblok liggen (1), als wel bovenin de cilinderkop (2, 3 en 4).

 

 

 

 
 

 

 

 

 

Extra informatie

Als je nog twijfelt over jouw kennis van de viertaktmotor, kun je dit ook op diverse websites bekijken. Enkele goede sites zijn:

 

Viertaktmotor:    http://nl.wikipedia.org/wiki/Viertaktmotor

                          http://home.wanadoo.nl/hoewerkthet/tech/verbrandingsmotor.html

  (in het Engels)   http://www.keveney.com/otto.html

 

Verbrandingsmotor: http://nl.wikipedia.org/wiki/Verbrandingsmotor

 

Motoronderdelen benoemen ( je kunt in de linker kolom ook op onderdeel zoeken): http://www.mobikit.nl/atotz/rubriek_12/News_CategoryView.aspx?id=%2fatotz%2frubriek_12%2f92%2f

 

TIP.

Bij de meeste sites kun je de afbeeldingen vergroten om ze beter te bekijken.

Bij wikipedia kun je doorklikken op onderwerpen zoals 4-slagmotor, zuigermotor, enz. Bovendien staan de onderdelen in de tekst blauw gedrukt. Zo kun je bijvoorbeeld de nokkenas, kleppen, enz. nog eens bekijken. Bovendien staan er diverse animaties bij waardoor je een beter beeld krijgt van de werking van een motor.

Taak 2 etc.

Leerlingmateriaal

Filpjes over 4 takt motoren

Animatie 4 takt motor

Werking 4 takt

theorievragen 4 takt motor

Praktische vragen 4 takt motor

Aan de slag!

Praktisch deel

Doel

Na deze opdracht kun je:

- de onderdelen van een motor benoemen.

- een motorblok demonteren en weer monteren.

- uitleggen hoe de kleppen bediend worden.

 

Korte instructie

Jullie krijgen van de docent een korte instructie voor het gebruik van gereedschappen, hoe je veilig werkt en uitleg van de opdracht. Daarna krijgt ieder tweetal een motorblok aangewezen om de opdracht mee uit te voeren.

Uitvoering praktisch deel

Uitvoering

Jullie gaan nu bij een kleine 1-cilinder 4-slagmotor kijken hoe deze werkt.

We hebben het motorblok van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gebruikt.

 

Fig. M03-1, een 4-slagmotor

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tip

– Gebruik goed passend gereedschap.

– Leg alle onderdelen, moeren en bouten in een bakje.

– Werk voorzichtig en netjes.

 

 

Opdracht 4-slagmotor (oude motor).

  1. Haal de bougiedop van de bougie af.
  2. Draai de bougie met de bougiesleutel los en met de hand er uit.
  3. Neem een goed passende ringsleutel, pijpsleutel of dopsleutel en draai de moeren van de cilinderkop los.
  4. Haal de cilinderkop van de motor en leg deze omgekeerd op de werkbank in verband met beschadigen.
  5. Verwijder de koppakking van de cilinder.
  6. Is deze nog goed?  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  7. Hoeveel zuigers zie je?  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  8. Je ziet nu 2 kleppen.
    Dit is de  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . klep en de  . . . . . . . . . . . . . . . . . . . klep.
  9. Kijk goed. Zijn beide kleppen even groot?   . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  10. Meet nu met een schuifmaat de kleppen op.
    1. klep 1 is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
    2. klep 2 is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
  11. Meet nu met een schuifmaat de boring van de cilinder.
    De boring is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
  12. Draai nu aan de krukas en zet de zuiger eerst in het bovenste dode punt en daarna in het onderste dode punt. Meet de slag die de zuiger gemaakt heeft.
    De slag van de zuiger is . . . . . . . . . . . . . mm. Een beweging van de zuiger van boven naar beneden of omgekeerd noemen we een slag.
  13. Dus: 1 keer ronddraaien aan de krukas zijn 2 zuigerslagen.
  14. Demonteer nu het kleppendeksel aan de zijkant van de motor.
  15. Om alles goed te kunnen zien, moet je ook het carter van de motor verwijderen. Dit is het onderste gedeelte (deksel) van het motorblok (zie figuur M03-1).
  16. Kijk nu in het carter. Deze motor heeft 2 assen.

 

 

  1. Het is de . . . . . . . . . . . . . . . . . as en de . . . . . . . . . . . . . . . . . . as.

     
  2. Welke as duwt de beide kleppen open? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  3. Waardoor worden de kleppen weer gesloten? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  4. Zitten deze kleppen opzij naast de cilinder of zitten de kleppen boven op de cilinder? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  5. Is dit nu een kopklepmotor of is dit een zijklepmotor?
     . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  6. Aan welke as zit het vliegwiel?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  7. Als je in het carter kijkt, zie je 2 tandwielen. Welke is het grootst, het krukastandwiel of het nokkenastandwiel?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
  8. Tel nu het aantal tanden van het krukastandwiel.
    Deze heeft . . . . . . . . . . . . . .  tanden.
  9. Tel ook het aantal tanden van het nokkenastandwiel.
    Deze heeft . . . . . . . . . . . . . .  tanden.
  10. Als de krukas 10 keer ronddraait, dan draait de nokkenas. . . .. . . . . . . . .  keer rond.
  11. Als deze motor 2000 toeren per minuut maakt, dan draait de nokkenas
    . . . . . . . . . . . . . .  toeren per minuut.

 

 

  1. Draai aan het vliegwiel (rechtsom) en kijk goed naar de beweging van de zuiger en de stand van de kleppen . . . . . . . . . . . . . .  

 

Is de inlaatklep open of dicht?

Is de uitlaatklep open of dicht?

Gaat de zuiger omhoog of omlaag.

Inlaatslag

Open

Dicht

Omlaag

Compressieslag

Dicht

 

 

Arbeidsslag

 

 

 

Uitlaatslag

 

 

 

  1. Je moet nu in volgorde de inlaatslag, compressieslag, werkslag en uitlaatslag kunnen zien. (je mag ook gebruik maken van een lesmodel). Vul de tabel verder in:




     

     

  2. Monteer nu weer het carter en het kleppendeksel.
  3. Monteer ook de koppakking en de cilinderkop. Draai de kopbouten of moeren kruisgewijs voorzichtig met gelijke kracht vast maar niet te vast. (VAST = VAST)
  4. Leg je duim op het bougiegat en draai aan de krukas van de motor. Je voelt nu af en toe dat de motor een compressieslag maakt.
  5. Draai de krukas van de motor precies 2 keer rond.
    Hoe vaak voel je nu compressie?
    . . . . . . . . . . . . . .  keer.
  6. Je hebt nu de krukas van deze motor 2 keer rondgedraaid.
    Dit zijn . . . . . . . . . . . . . .  slagen.
  7. Hoeveel cilinders heeft deze motor?
    . . . . . . . . . . . . . .  
  8. Je hebt nu gewerkt aan een . . . . . . . . . . . . . .  cilinder . . . . . . . . . . . . . .  slagmotor.
  9. Monteer de bougie met de hand en sluit de bougiekabel aan.
  10. Ruim alle gereedschappen en gebruikte materialen op. Veeg de werkbank en de vloer
  11. Laat de docent controleren of jullie motor en werkplek in orde is.

    Was jullie handen en ga gezamenlijk de evaluatie invullen.

Evalueren & reflecteren

Zelfbeoordeling

Beantwoord de volgende vragen voor de evaluatie.

 

  1. Heb je de planning helemaal opgevolgd? Waarom wel/niet?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
     
  2. Wat zou je nog aan je planning kunnen verbeteren?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
     
  3. Noem één ding dat je gemakkelijk vond aan de opdracht.
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
     
  4. Noem één ding dat je moeilijk vond aan de opdracht.
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
     
  5. Wat zou je de volgende keer anders doen?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
     
  6. Vind je het onderdeel motoren leuk? Waarom wel/niet?
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
    . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

     

    Eigen beoordeling

     

Checkpunten werkzaamheden

Ja

Nee

Toelichting

Je houdt je aan afspraken

 

 

 

Er is veilig gewerkt

 

 

 

Samenwerking ging goed

 

 

 

Taakverdeling was goed

 

 

 

Demonteren ging goed

 

 

 

Monteren ging goed

 

 

 

Omgaan met gereedschappen, materialen en hulpmiddelen ging goed

 

 

 

Gegevens verzamelen ging goed

 

 

 

Gegevens verwerken ging goed

 

 

 

Beoordeling medeleerling

Beoordeling door medeleerling, naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  klas: . . . . .

 

 

Checkpunten werkzaamheden

Ja

Nee

Toelichting

Je houdt je aan afspraken

 

 

 

Er is veilig gewerkt

 

 

 

Samenwerking ging goed

 

 

 

Taakverdeling was goed

 

 

 

Demonteren ging goed

 

 

 

Monteren ging goed

 

 

 

Omgaan met gereedschappen, materialen en hulpmiddelen ging goed

 

 

 

Gegevens verzamelen ging goed

 

 

 

Gegevens verwerken ging goed

 

 

 

 

 

Competenties zelf invullen

Naam leerling____________________________        Datum;____________

Klas;_______________                                                Groep;____________

 

Leerling zelf

 

3. Hoe werk ik samen?

Beginner

Geoefend

Gevorderd

Expert

Ik kan afstemmen met anderen

 

 

 

 

Ik kan me aanpassen aan de groep

 

 

 

 

Ik kan feedback geven

 

 

 

 

Ik kan terugkijken op de samenwerking

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11. Hoe doe ik onderzoek?

Beginner

Geoefend

Gevorderd

Expert

Ik kan stapsgewijs onderzoek doen

 

 

 

 

Ik kan informatie zoeken

 

 

 

 

Ik kan informatie selecteren en ordenen

 

 

 

 

Ik kan de onderzoeksvraag beantwoorden in een kort verslag

 

 

 

 

 

 

Laat nu een medeleerling jouw competenties op de volgende bladzijde invullen!

Competenties door medeleerling

Medeleerling      Naam:___________________________ Klas:______

 

7. Hoe maakt de leerling een presentatie?

Beginner

Geoefend

Gevorderd

Expert

De leerling kan een doel vaststellen

 

 

 

 

De leerling kan een presentatie opbouwen

 

 

 

 

De leerling kan woorden spellen en zinnen schrijven

 

 

 

 

De leerling kan een presentatie verzorgen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11. Hoe doet de leerling onderzoek?

Beginner

Geoefend

Gevorderd

Expert

Hij/zij kan stapsgewijs onderzoek doen

 

 

 

 

Hij/zij kan informatie zoeken

 

 

 

 

Hij/zij kan informatie selecteren en ordenen

 

 

 

 

Hij/zij kan de onderzoeksvraag beantwoorden in een kort verslag

 

 

 

 

 

 


Terugblik door medeleerling of docent

Beantwoord deze vraag, nadat de praktijkopdracht is beoordeeld.

Wat zijn volgens de medeleerling of docent aandachtpunten voor een volgende keer?

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Begrippen

Docenten materiaal

Orientatie / verantwoording

Algemeen Doel:

 

Lesdoelen:

 

Tijdsplanning:

 

Gerelateerde eindtermen:

Code eindterm

Omschrijving eindtermen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gerelateerde competenties:

 

Beslissen en activiteiten initiëren

 

Onderzoeken

 

Samenwerken en overleggen

 

Leren

 

Ethisch en integer handelen

 

Plannen en organiseren

 

Relatie bouwen en netwerken

 

Klantgerichtheid

 

Presenteren

 

Kwaliteit leveren

 

Formuleren en rapporteren

 

Instructies en procedures opvolgen

 

Vakdeskundigheid toepassen

 

Omgaan met veranderingen

 

Materialen en middelen inzetten

 

Met druk en tegenslag omgaan

 

Analyseren

 

Bedrijfsmatig handelen

 

 

Voorbereiding:

 

Benodigdheden:

 

Verloop van de les:

 

Start:

 

Opdrachten:

 

Afronding:

 

Evaluatiesuggesties:

 

Beroepswereld:

 

Antwoorden leerlingenblad 1.

Taak 1

Taak 2

Taak 3 etc

 

 

 

Kern

Een kandidaat kan gebruik maken van de in de ‘kern’ genoemde kennis en vaardigheden in een

(gesimuleerde) uitvoerende beroepssituatie of een daarop voorbereidende scholing. De kennis en vaardigheden zijn gerangschikt in algemene kennis en vaardigheden en professionele vaardigheden. Kennis en vaardigheden worden samen met de persoonlijke eigenschappen ook wel aangeduid als ‘beroepscompetenties’. De kern omvat ook kennis en vaardigheden rond loopbaanoriëntatie en – ontwikkeling.

Kern

  1. Algemene kennis en vaardigheden
    1. de Nederlandse taal in opleidings- en beroepssituaties gebruiken;
    2. informatie op allerlei manieren overzichtelijk en efficiënt verzamelen, ordenen en weergeven;
    3. voor opleiding en beroep relevante berekeningen uitvoeren;
    4. offerte, calculatie en rekening opstellen en lezen;
    5. plannen en organiseren in een beroeps(opleiding)gerelateerde situatie;
    6. mondeling en schriftelijk rapporteren over de uitgevoerde werkzaamheden; onder meer over de planning, voorbereiding, proces en product;
    7. reflecteren op de eigen werkwijze en op de kwaliteit van het eigen werk;
    8. samenwerken en overleggen bij het uitvoeren van werkzaamheden;
    9. werkzaamheden volgens de voorschriften en op een veilige wijze uitvoeren;
    10. economisch bewust omgaan met materialen en middelen;
    11. professionele hulpmiddelen gebruiken en hun werking uitleggen;
    12. hygiënisch werken;
    13. milieubewust handelen;
    14. zich aan- en inpassen in een bedrijfscultuur;
    15. voldoen aan de algemene gedrags- en houdingseisen die gesteld worden aan werknemers in de branche;
    16. in een (gesimuleerde) beroepssituatie en stage in een bedrijf omgaan met verschillen op basis van culturele gebondenheid en geslacht.
  1. Professionele kennis en vaardigheden
    1. probleemoplossingsvaardigheden hanteren en op grond daarvan conclusies trekken en keuzes maken;
    2. eenvoudige onderzoeksactiviteiten verrichten en op grond daarvan beargumenteerde keuzes maken;
    3. mediawijs handelen: kritisch en bewust omgaan met (digitale) media;
    4. het begrip duurzaamheid (her)kennen, benoemen en toepassen. Op basis daarvan komen tot bewuste afwegingen en relaties leggen tussen milieu, mensen en werkprocessen in arbeid en beroep (people, planet en profit);
    5. ondernemende vaardigheden tonen: initiatief tonen, innoveren;
    6. de begrippen maatschappelijk verantwoord en maatschappelijk betrokken ondernemen (her)kennen, benoemen en toepassen bij producten en diensten;
    7. verschillen en overeenkomsten benoemen tussen profit en non/profit;

LOB

Loopbaanoriëntatie en –ontwikkeling

 

De kandidaat is in staat zijn eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven. Hij doet dat door middel van reflectie op het eigen handelen en reflectie op ervaringen met een oriëntatie op een toekomstige opleiding en (loop)baan.

De kandidaat heeft de vaardigheid de eigen loopbaan vorm te geven door op systematische wijze om te gaan met ‘loopbaancompetenties’:

Wat kan ik het best en hoe weet ik dat? [kwaliteitenreflectie]

Waar ga en sta ik voor en waarom dan? [motievenreflectie]

Waar ben ik het meest op mijn plek en waarom daar? [werkexploratie]

Hoe bereik ik mijn doel en waarom zo? [loopbaansturing]

Wie kan mij helpen mijn doel te bereiken en waarom die mensen? [netwerken]

 

De kandidaat maakt zijn eigen loopbaanontwikkeling inzichtelijk voor zichzelf en voor anderen doormiddel van een ‘loopbaandossier’.

In een loopbaandossier is opgenomen welke activiteiten zijn uitgevoerd die hebben bijgedragen tot het

ontwikkelen van de ‘loopbaancompetenties’. In het loopbaandossier wordt beschreven bij een aantal uitgevoerde activiteiten:

de beoogde doelen;

de resultaten;

de evaluatie en een conclusie;

welke vervolgactiviteiten gepland zijn op basis van de opgedane ervaringen en de daarbij horende conclusies.

 

 

Leerjaar 1 en 2
Leerjaar 1 en 2
Leerjaar 3 en 4
Leerjaar 3 en 4

Eindtermen

  • Het arrangement Het groene machinepark 4-slagmotoren is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Johan Theeuwen
    Laatst gewijzigd
    2016-06-30 16:14:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    4-slagmotoren
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Animatie 4 takt motor
    https://www.youtube.com/watch?v=uMX3_gigcRU
    Video
    Werking 4 takt
    https://www.youtube.com/watch?v=uM19PChz1rE
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Cox, Peter. (z.d.).

    Dienstverlening en Producten Bovenbouw

    https://maken.wikiwijs.nl/66382/Dienstverlening_en_Producten_Bovenbouw

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.