4-taktmotoren
Inleiding, doel en benodigdheden
Inleiding
Bij deze opdracht gaan we eens bekijken op een praktische manier hoe een verbrandingsmotor werkt.
Doel
Na deze introductie kun je:
– uitleggen hoe het principe een verbrandingsmotor werkt.
Benodigdheden
Bij deze opdracht heb je nodig:
- informatie en vragen uit deze opdracht
Oriëntatie
Oriëntatie
Er bestaan heel veel soorten gereedschap. De meest voorkomende gereedschappen zijn handgereedschappen. Dit zijn gereedschappen die je bijvoorbeeld gebruikt voor het repareren van je scooter of om een tafel in elkaar te zetten. Voorbeelden van handgereedschappen zijn sleutels, schroevendraaiers, tangen en hamers.
Sleutels
Sleutels gebruik je om moeren en bouten mee los of vast te draaien. Je hebt ringsleutels, steeksleutels, inbussleutels, dopsleutels,
pijpsleutels en nog een paar andere soorten.

De verschillende sleutels hebben verschillende toepassingen. Welke sleutel je gebruikt, hangt af van het type moer of bout en van de positie van de moer of bout.
Als je een moer of bout alleen maar van de zijkant kunt bereiken, zoals hier rechts op de foto, gebruik je een steeksleutel.
Ringsleutel of Steeksleutel?
Voor een zeskantmoer of -bout kun je het beste een ringsleutel gebruiken. Daarmee heb je het minste kans op beschadiging. Hieronder wordt uitgelegd waarom.


Je zet kracht op een steeksleutel zoals hierboven aangegeven met de pijl links.
Dan oefen je op slechts 2 plaatsen kracht uit op de moer. Dit is aangegeven met de pijlen bij de bek van de steeksleutel. Als de moer al een beetje beschadigd is, kan de sleutel er overheen draaien waardoor de moer rond wordt en bijna niet meer los gaat.






Je kunt je zien dat de ringsleutel beter aansluit op de moer. Op de plaats waar de ringsleutel de moer raakt, kun je kracht zetten op de moer.
Je zet kracht op een ringsleutel zoals aangegeven met de pijl links. Er komt nu op . . . . . plaatsen kracht te staan op de moer. Daarom kun je meer / minder kracht uitoefenen met een ringsleutel, zonder dat de bout of moer beschadigd.
Schroevendraaiers
Er zijn allerlei verschillende schroevendraaiers. De bekendste zijn de gewone schroevendraaiers en kruiskop- schroevendraaiers.
De schroevendraaier moet geschikt zijn voor de gleuf van de schroef. De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf. Een schroevendraaier die te groot is, past niet in de gleuf. Is een schroevendraaier te klein, dan raakt de gleuf van de schroef beschadigd.

De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf
Tangen
Er zijn veel soorten tangen. Je hebt een waterpomptang, een combinatietang, een striptang, een zijkniptang, een griptang en noem maar op. Ook voor tangen geldt dat het gereedschap geschikt moet zijn voor de klus die je wilt uitvoeren.
Met een waterpomptang kun je heel veel kracht uitoefenen. Een nadeel daarvan is dat de kans op beschadiging erg groot is. Je gebruikt een waterpomptang daarom alleen om bijvoorbeeld een buis vast te klemmen. Je mag een waterpomptang niet voor bouten en schroeven gebruiken (ook andere tangen niet!).
Gebruik een waterpomptang alleen om onderdelen vast te klemmen. Draai de tang altijd in de juiste richting.
Een heel aparte tang is de griptang. Met een griptang klem je onderdelen en plaatwerk vast. De griptang functioneert als een ‘derde hand’, zodat je beide handen vrij hebt voor andere handelingen. Hieronder zie je twee uitvoeringen van de griptang.


Hamers
Hamers zijn er in allerlei soorten en maten. Dat is natuurlijk niet voor niets zo. Een grote, zware hamer van staal gebruik je als je veel kracht nodig hebt. Een kleine hamer is er voor het fijnere werk. Verder heb je nog bolkop- en bankhamers, die ook weer hun eigen specifieke toepassingen hebben. Als de kans groot is dat een stalen hamer beschadigingen veroorzaakt, gebruik je een houten of kunststof hamer.
Afspraak: Je gebruikt dus alleen de kunststof hamer bij motoren.

Met een kunststof hamer beschadig je de motoronderdelen niet zo snel.
Volgorde van aandraaien
Bij velgen of wielen met banden moet je de moeren kruislings vastdraaien. Dit voorkomt ongelijke aanhaalmomenten (ongelijk vastzitten).
Ook bij een cilinderkop van een motor moet je de bouten/moeren in een bepaalde volgorde aandraaien. De fabrikant geeft meestal wat de juiste volgorde is. Als je deze gegevens niet hebt, moet je altijd vanuit het midden naar buiten toe aandraaien.


Een wiel of cilinderkop met 4 of 5 moeren draai je kruislings aan. Je houdt dus de volgorde aan van de nummers in de afbeeldingen links of rechts.

In de afbeelding rechts zie je de aandraaivolgorde voor de cilinderkop van een VW Golf. Vanuit het midden worden de bouten kruislings aangedraaid, beginnend bij 1, dan 2, dan 3, enz. t/m 10.
Veilig werken en regels
Oriënteren
De 4-slagmotor
De 4-slagmotor
Het grootste verschil tussen een tweeslag en een 4-slagmotor zijn de kleppen en de smering. De smering komen we later nog een keer op terug. We gaan eerst bekijken hoe de kleppen bediend worden en hoe dat in zijn werk gaat.
Kleppen
Elke cilinder van 4-slagmotor heeft twee kleppen:
• een inlaatklep;
• een uitlaatklep.
Dankzij de inlaatkleppen kan het brandstofmengsel in de cilinder komen. En dankzij de uitlaatklep kunnen de afvalstoffen uit de cilinder weg. Een klep is een ronde schijf met een steel. Op de foto rechts zie je een klep.
Kopklep of zijklep?
In oude of eenvoudige motoren zitten de kleppen naast de cilinder. Zo’n motor heet een zijklepmotor. In afbeelding 1 (links) en hieronder is dit goed deze te zien.
Deze motoren komen nog vaak voor in tuinmachines omdat ze eenvoudig en goedkoop zijn.


Bij de modernere motoren zitten de kleppen allemaal in de cilinderkop. Zo’n motor heet een kopklepmotor.
In afbeelding 2 is deze te zien.
Zulke kopklepmotoren zitten tegenwoordig in iedere auto, motor, vrachtauto, trekker, enz.
Hoe worden de kleppen bediend?
De kleppen worden opengeduwd door een nokkenas. Dat is een as met daarop een uitsteeksel.
In de afbeelding links zie je een nokkenas met een klepstoter. De linkse klepstoter staat omhoog omdat de nokkenas deze omhoog duwt. De klepstoter stoot dan de klep open.
Als de nokkenas weer verder draait, draait de nok ook verder. De rechtse klepstoter staat nu omlaag en de veer trekt de klep weer dicht.
De manier waarop de kleppen geopend worden, is verschillend voor een kopklep- en een zijklepmotor. De afbeelding onderaan links van vorige bladzijde is van een zijklepmotor. De nokkenas zit dan onderaan in het carter en duwt de kleppen naast de cilinder open.
In deze afbeelding zie je hoe de kleppen bediend worden van een zijklepmotor en waar de onderdelen zitten.
Klep
Klepveer
Klepstoter
Nokkenas
Krukas
Bij een kopklepmotor kunnen de kleppen op 4 verschillende manieren bediend worden door de nokkenas. Op de volgende bladzijde zie je daar afbeeldingen van.

1. Onderliggende nokkenas met tuimelaar.
Bij deze motor ligt de nokkenas onder in het carter. Via een klepstoter wordt nu niet de klep maar een stoterstang bediend. Deze duwt van onderen tegen de tuimelaar (soort wip) en duwt dan vervolgens de klep open.
Hoe dit precies werkt, is goed te zien op een animatie op internet onder de volgende link:
http://www.keveney.com/otto.html
De Opel motoren in lokaal Z9 werken nog allemaal op deze manier.
Je hebt bij een kopklepmotor dus een bediening met een tuimelaar (1 en 2), een sleper (3) of een stoter (4). Deze worden alle vier op en neer bewogen door de nokkenas. De nokkenas kan zowel onderin het motorblok liggen (1), als wel bovenin de cilinderkop (2, 3 en 4).


Extra informatie
Als je nog twijfelt over jouw kennis van de viertaktmotor, kun je dit ook op diverse websites bekijken. Enkele goede sites zijn:
Viertaktmotor: http://nl.wikipedia.org/wiki/Viertaktmotor
http://home.wanadoo.nl/hoewerkthet/tech/verbrandingsmotor.html
(in het Engels) http://www.keveney.com/otto.html
Verbrandingsmotor: http://nl.wikipedia.org/wiki/Verbrandingsmotor
Motoronderdelen benoemen ( je kunt in de linker kolom ook op onderdeel zoeken): http://www.mobikit.nl/atotz/rubriek_12/News_CategoryView.aspx?id=%2fatotz%2frubriek_12%2f92%2f
TIP.
Bij de meeste sites kun je de afbeeldingen vergroten om ze beter te bekijken.
Bij wikipedia kun je doorklikken op onderwerpen zoals 4-slagmotor, zuigermotor, enz. Bovendien staan de onderdelen in de tekst blauw gedrukt. Zo kun je bijvoorbeeld de nokkenas, kleppen, enz. nog eens bekijken. Bovendien staan er diverse animaties bij waardoor je een beter beeld krijgt van de werking van een motor.
Taak 2 etc.
Leerlingmateriaal
Filpjes over 4 takt motoren
theorievragen 4 takt motor
Praktische vragen 4 takt motor
Aan de slag!
Praktisch deel
Doel
Na deze opdracht kun je:
- de onderdelen van een motor benoemen.
- een motorblok demonteren en weer monteren.
- uitleggen hoe de kleppen bediend worden.
Korte instructie
Jullie krijgen van de docent een korte instructie voor het gebruik van gereedschappen, hoe je veilig werkt en uitleg van de opdracht. Daarna krijgt ieder tweetal een motorblok aangewezen om de opdracht mee uit te voeren.
Uitvoering praktisch deel
Uitvoering
Jullie gaan nu bij een kleine 1-cilinder 4-slagmotor kijken hoe deze werkt.
We hebben het motorblok van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . gebruikt.

Fig. M03-1, een 4-slagmotor
Tip
– Gebruik goed passend gereedschap.
– Leg alle onderdelen, moeren en bouten in een bakje.
– Werk voorzichtig en netjes.
Opdracht 4-slagmotor (oude motor).
- Haal de bougiedop van de bougie af.
- Draai de bougie met de bougiesleutel los en met de hand er uit.
- Neem een goed passende ringsleutel, pijpsleutel of dopsleutel en draai de moeren van de cilinderkop los.
- Haal de cilinderkop van de motor en leg deze omgekeerd op de werkbank in verband met beschadigen.
- Verwijder de koppakking van de cilinder.
- Is deze nog goed? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Hoeveel zuigers zie je? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Je ziet nu 2 kleppen.
Dit is de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . klep en de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . klep.
- Kijk goed. Zijn beide kleppen even groot? . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Meet nu met een schuifmaat de kleppen op.
- klep 1 is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
- klep 2 is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
- Meet nu met een schuifmaat de boring van de cilinder.
De boring is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mm
- Draai nu aan de krukas en zet de zuiger eerst in het bovenste dode punt en daarna in het onderste dode punt. Meet de slag die de zuiger gemaakt heeft.
De slag van de zuiger is . . . . . . . . . . . . . mm. Een beweging van de zuiger van boven naar beneden of omgekeerd noemen we een slag.
- Dus: 1 keer ronddraaien aan de krukas zijn 2 zuigerslagen.
- Demonteer nu het kleppendeksel aan de zijkant van de motor.
- Om alles goed te kunnen zien, moet je ook het carter van de motor verwijderen. Dit is het onderste gedeelte (deksel) van het motorblok (zie figuur M03-1).
- Kijk nu in het carter. Deze motor heeft 2 assen.
- Het is de . . . . . . . . . . . . . . . . . as en de . . . . . . . . . . . . . . . . . . as.

- Welke as duwt de beide kleppen open? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Waardoor worden de kleppen weer gesloten? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Zitten deze kleppen opzij naast de cilinder of zitten de kleppen boven op de cilinder? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Is dit nu een kopklepmotor of is dit een zijklepmotor?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Aan welke as zit het vliegwiel?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Als je in het carter kijkt, zie je 2 tandwielen. Welke is het grootst, het krukastandwiel of het nokkenastandwiel?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Tel nu het aantal tanden van het krukastandwiel.
Deze heeft . . . . . . . . . . . . . . tanden.
- Tel ook het aantal tanden van het nokkenastandwiel.
Deze heeft . . . . . . . . . . . . . . tanden.
- Als de krukas 10 keer ronddraait, dan draait de nokkenas. . . .. . . . . . . . . keer rond.
- Als deze motor 2000 toeren per minuut maakt, dan draait de nokkenas
. . . . . . . . . . . . . . toeren per minuut.
- Draai aan het vliegwiel (rechtsom) en kijk goed naar de beweging van de zuiger en de stand van de kleppen . . . . . . . . . . . . . .
|
Is de inlaatklep open of dicht?
|
Is de uitlaatklep open of dicht?
|
Gaat de zuiger omhoog of omlaag.
|
Inlaatslag
|
Open
|
Dicht
|
Omlaag
|
Compressieslag
|
Dicht
|
|
|
Arbeidsslag
|
|
|
|
Uitlaatslag
|
|
|
|
- Je moet nu in volgorde de inlaatslag, compressieslag, werkslag en uitlaatslag kunnen zien. (je mag ook gebruik maken van een lesmodel). Vul de tabel verder in:
- Monteer nu weer het carter en het kleppendeksel.
- Monteer ook de koppakking en de cilinderkop. Draai de kopbouten of moeren kruisgewijs voorzichtig met gelijke kracht vast maar niet te vast. (VAST = VAST)
- Leg je duim op het bougiegat en draai aan de krukas van de motor. Je voelt nu af en toe dat de motor een compressieslag maakt.
- Draai de krukas van de motor precies 2 keer rond.
Hoe vaak voel je nu compressie?
. . . . . . . . . . . . . . keer.
- Je hebt nu de krukas van deze motor 2 keer rondgedraaid.
Dit zijn . . . . . . . . . . . . . . slagen.
- Hoeveel cilinders heeft deze motor?
. . . . . . . . . . . . . .
- Je hebt nu gewerkt aan een . . . . . . . . . . . . . . cilinder . . . . . . . . . . . . . . slagmotor.
- Monteer de bougie met de hand en sluit de bougiekabel aan.
- Ruim alle gereedschappen en gebruikte materialen op. Veeg de werkbank en de vloer
- Laat de docent controleren of jullie motor en werkplek in orde is.
Was jullie handen en ga gezamenlijk de evaluatie invullen.
Evalueren & reflecteren
Zelfbeoordeling
Beantwoord de volgende vragen voor de evaluatie.
- Heb je de planning helemaal opgevolgd? Waarom wel/niet?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Wat zou je nog aan je planning kunnen verbeteren?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Noem één ding dat je gemakkelijk vond aan de opdracht.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Noem één ding dat je moeilijk vond aan de opdracht.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Wat zou je de volgende keer anders doen?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Vind je het onderdeel motoren leuk? Waarom wel/niet?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Eigen beoordeling
Checkpunten werkzaamheden
|
Ja
|
Nee
|
Toelichting
|
Je houdt je aan afspraken
|
|
|
|
Er is veilig gewerkt
|
|
|
|
Samenwerking ging goed
|
|
|
|
Taakverdeling was goed
|
|
|
|
Demonteren ging goed
|
|
|
|
Monteren ging goed
|
|
|
|
Omgaan met gereedschappen, materialen en hulpmiddelen ging goed
|
|
|
|
Gegevens verzamelen ging goed
|
|
|
|
Gegevens verwerken ging goed
|
|
|
|
Beoordeling medeleerling
Beoordeling door medeleerling, naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . klas: . . . . .
Checkpunten werkzaamheden
|
Ja
|
Nee
|
Toelichting
|
Je houdt je aan afspraken
|
|
|
|
Er is veilig gewerkt
|
|
|
|
Samenwerking ging goed
|
|
|
|
Taakverdeling was goed
|
|
|
|
Demonteren ging goed
|
|
|
|
Monteren ging goed
|
|
|
|
Omgaan met gereedschappen, materialen en hulpmiddelen ging goed
|
|
|
|
Gegevens verzamelen ging goed
|
|
|
|
Gegevens verwerken ging goed
|
|
|
|
Competenties zelf invullen
Naam leerling____________________________ Datum;____________
Klas;_______________ Groep;____________
Leerling zelf
3. Hoe werk ik samen?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
Ik kan afstemmen met anderen
|
|
|
|
|
Ik kan me aanpassen aan de groep
|
|
|
|
|
Ik kan feedback geven
|
|
|
|
|
Ik kan terugkijken op de samenwerking
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11. Hoe doe ik onderzoek?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
Ik kan stapsgewijs onderzoek doen
|
|
|
|
|
Ik kan informatie zoeken
|
|
|
|
|
Ik kan informatie selecteren en ordenen
|
|
|
|
|
Ik kan de onderzoeksvraag beantwoorden in een kort verslag
|
|
|
|
|
Laat nu een medeleerling jouw competenties op de volgende bladzijde invullen!
Competenties door medeleerling
Medeleerling Naam:___________________________ Klas:______
7. Hoe maakt de leerling een presentatie?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
De leerling kan een doel vaststellen
|
|
|
|
|
De leerling kan een presentatie opbouwen
|
|
|
|
|
De leerling kan woorden spellen en zinnen schrijven
|
|
|
|
|
De leerling kan een presentatie verzorgen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11. Hoe doet de leerling onderzoek?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
Hij/zij kan stapsgewijs onderzoek doen
|
|
|
|
|
Hij/zij kan informatie zoeken
|
|
|
|
|
Hij/zij kan informatie selecteren en ordenen
|
|
|
|
|
Hij/zij kan de onderzoeksvraag beantwoorden in een kort verslag
|
|
|
|
|
Terugblik door medeleerling of docent
Beantwoord deze vraag, nadat de praktijkopdracht is beoordeeld.
Wat zijn volgens de medeleerling of docent aandachtpunten voor een volgende keer?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Begrippen
Docenten materiaal
Orientatie / verantwoording
Algemeen Doel:
Code eindterm
|
Omschrijving eindtermen:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gerelateerde competenties:
|
Beslissen en activiteiten initiëren
|
|
Onderzoeken
|
|
Samenwerken en overleggen
|
|
Leren
|
|
Ethisch en integer handelen
|
|
Plannen en organiseren
|
|
Relatie bouwen en netwerken
|
|
Klantgerichtheid
|
|
Presenteren
|
|
Kwaliteit leveren
|
|
Formuleren en rapporteren
|
|
Instructies en procedures opvolgen
|
|
Vakdeskundigheid toepassen
|
|
Omgaan met veranderingen
|
|
Materialen en middelen inzetten
|
|
Met druk en tegenslag omgaan
|
|
Analyseren
|
|
Bedrijfsmatig handelen
|
Voorbereiding:
Start:
Opdrachten:
Afronding:
Evaluatiesuggesties:
Antwoorden leerlingenblad 1.
Taak 1
Taak 2
Taak 3 etc
Kern
|
Een kandidaat kan gebruik maken van de in de ‘kern’ genoemde kennis en vaardigheden in een
(gesimuleerde) uitvoerende beroepssituatie of een daarop voorbereidende scholing. De kennis en vaardigheden zijn gerangschikt in algemene kennis en vaardigheden en professionele vaardigheden. Kennis en vaardigheden worden samen met de persoonlijke eigenschappen ook wel aangeduid als ‘beroepscompetenties’. De kern omvat ook kennis en vaardigheden rond loopbaanoriëntatie en – ontwikkeling.
Kern
- Algemene kennis en vaardigheden
- de Nederlandse taal in opleidings- en beroepssituaties gebruiken;
- informatie op allerlei manieren overzichtelijk en efficiënt verzamelen, ordenen en weergeven;
- voor opleiding en beroep relevante berekeningen uitvoeren;
- offerte, calculatie en rekening opstellen en lezen;
- plannen en organiseren in een beroeps(opleiding)gerelateerde situatie;
- mondeling en schriftelijk rapporteren over de uitgevoerde werkzaamheden; onder meer over de planning, voorbereiding, proces en product;
- reflecteren op de eigen werkwijze en op de kwaliteit van het eigen werk;
- samenwerken en overleggen bij het uitvoeren van werkzaamheden;
- werkzaamheden volgens de voorschriften en op een veilige wijze uitvoeren;
- economisch bewust omgaan met materialen en middelen;
- professionele hulpmiddelen gebruiken en hun werking uitleggen;
- hygiënisch werken;
- milieubewust handelen;
- zich aan- en inpassen in een bedrijfscultuur;
- voldoen aan de algemene gedrags- en houdingseisen die gesteld worden aan werknemers in de branche;
- in een (gesimuleerde) beroepssituatie en stage in een bedrijf omgaan met verschillen op basis van culturele gebondenheid en geslacht.
|
- Professionele kennis en vaardigheden
- probleemoplossingsvaardigheden hanteren en op grond daarvan conclusies trekken en keuzes maken;
- eenvoudige onderzoeksactiviteiten verrichten en op grond daarvan beargumenteerde keuzes maken;
- mediawijs handelen: kritisch en bewust omgaan met (digitale) media;
- het begrip duurzaamheid (her)kennen, benoemen en toepassen. Op basis daarvan komen tot bewuste afwegingen en relaties leggen tussen milieu, mensen en werkprocessen in arbeid en beroep (people, planet en profit);
- ondernemende vaardigheden tonen: initiatief tonen, innoveren;
- de begrippen maatschappelijk verantwoord en maatschappelijk betrokken ondernemen (her)kennen, benoemen en toepassen bij producten en diensten;
- verschillen en overeenkomsten benoemen tussen profit en non/profit;
|
LOB
Loopbaanoriëntatie en –ontwikkeling
De kandidaat is in staat zijn eigen loopbaanontwikkeling vorm te geven. Hij doet dat door middel van reflectie op het eigen handelen en reflectie op ervaringen met een oriëntatie op een toekomstige opleiding en (loop)baan.
De kandidaat heeft de vaardigheid de eigen loopbaan vorm te geven door op systematische wijze om te gaan met ‘loopbaancompetenties’:
Wat kan ik het best en hoe weet ik dat? [kwaliteitenreflectie]
Waar ga en sta ik voor en waarom dan? [motievenreflectie]
Waar ben ik het meest op mijn plek en waarom daar? [werkexploratie]
Hoe bereik ik mijn doel en waarom zo? [loopbaansturing]
Wie kan mij helpen mijn doel te bereiken en waarom die mensen? [netwerken]
De kandidaat maakt zijn eigen loopbaanontwikkeling inzichtelijk voor zichzelf en voor anderen doormiddel van een ‘loopbaandossier’.
In een loopbaandossier is opgenomen welke activiteiten zijn uitgevoerd die hebben bijgedragen tot het
ontwikkelen van de ‘loopbaancompetenties’. In het loopbaandossier wordt beschreven bij een aantal uitgevoerde activiteiten:
de beoogde doelen;
de resultaten;
de evaluatie en een conclusie;
welke vervolgactiviteiten gepland zijn op basis van de opgedane ervaringen en de daarbij horende conclusies.
Leerjaar 1 en 2
Leerjaar 3 en 4
Eindtermen