Zukunft vmbo-b34

Zukunft vmbo-b34

Start

Einleitung

Het thema 'Zukunft' bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema 'Zukunft'!
Hier kan iedereen over meepraten!
Er zijn vast momenten dat jij ook over je toekomst nadenkt.
Waar zul je later wonen en met wie? Zul je een goed leven hebben?
Zul je een leuke vrouw/man en kinderen hebben? Maak je carrière?
Word je heel oud?
Dit duurt natuurlijk allemaal nog even.
Maar toekomst is ook de volgende dag, het feestje in het weekend,
de toets volgende week, je diploma, je vervolgopleiding enz.

In dit thema denk je na over de nabije en de verre toekomst.

Brainstorming

  1. Teken een grote cirkel in je schrift.
    Dat is de nabije toekomst.
  2. Teken om deze cirkel heen een grotere cirkel.
    Dat is de verre toekomst.
  3. Schrijf in beide cirkels zoveel mogelijk woorden die in je opkomen als je aan de nabije en verre toekomst denkt.
    Doe dit in het Nederlands.
  4. Vergelijk jouw woorden met een andere leerling.
    • Markeer woorden die je allebei hebt opgeschreven met een kleur.
    • Markeer woorden die maar één van jullie heeft opgeschreven met een andere kleur.
    Zo kun je in één oogopslag zien of er meer verschillen of overeenkomsten zijn.

 

Wie wichtig ist dir deine Zukunft? - Hoe belangrijk is de toekomst voor jou?
Kijk jij positief naar de toekomst?
Of blijf je misschien meer met je gedachten in het verleden hangen?

Je doet een test en komt te weten hoe belangrijk de toekomst voor je is.

Oefen eerst met wat woorden uit de test.
Doe de oefening. Sleep de Nederlandse vertaling naar het Duitse woord.


Psychotest
Doe nu de test 'Wie wichtig ist dir deine Zukunft?' .
Houd de woorden uit de vorige oefening erbij.

Lees het resultaat.
Past het resultaat bij jou?

Oefening:Brainstormen

Anagramm - Anagram
In de woorden uit het tekstblokje zijn de letters door elkaar geraakt.
Zet ze in de juiste volgorde. De woorden geven een beroep aan.
Schrijf de woorden en de beroepen in je schrift.

Voorbeeld:
HERREL wordt LEHRER
REUBA wordt BAUER

  • KÄRBEK
  • TOPIL
  • NÄRGERT
  • SERGÄN
  • STOLPIZI
  • RÄUKFEREV


Und du?
Wat wil jij later worden?
Zoek in een woordenboek de Duitse vertaling voor jouw beroepswens.
Neem de volgende zin over in je schrift en maak hem af.

Ich möchte ... werden.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Was wirst du lernen?

Ziele - Doel
In dit thema houd je je met de toekomst bezig.

Daarom:

  • kijk je naar een uitzending over de vraag hoe je het juiste beroep kiest;
  • kijk je naar een documentaire over ons leven in het jaar 2057;
  • doe je een test en komt erachter welke beroepen bij jou passen;
  • lees je horoscopen;
  • spreek je over je goede voornemens voor het nieuwe (school)jaar;
  • schrijf je het script voor een filmpje over toekomstplannen;
  • maak je een tekenfilmpje;
  • lees je hoe jongeren in Duitsland zich hun toekomst voorstellen;
  • kom je te weten wat een 'Zukunftstag' is en bekijk je verschillende websites bij dit onderwerp;
  • luister je naar een lied van 'Die Prinzen';
  • leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen;
  • leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica;
  • leer en doe je nog veel meer...

Bij 'Sprachaufgaben' vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en zinnen
  • de grammatica


Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.

Aan de slag!

Veel succes!

Arbeitsplan

Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je
al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Zukunft

Werkzeugkasten 1

Einleitung

Aan het einde van dit thema kun je praten over:

  • toekomstplannen
  • opleidingen en beroepen
  • dromen

Deze gereedschapskist (Werkzeugkasten 1) helpt je om je daarop voor te bereiden.
In Werkzeugkasten 1 vind je:

  • een handleiding bij het programma StudioWozzol
  • woordenschat: links naar de woorden en zinnen van het thema
  • oefeningen
  • spelletjes
  • hulpmiddelen


Je hebt de woordjes en zinnen nodig om de taaltaken bij het
thema 'Zukunft' te kunnen maken.

Veel Succes!

Wortschatz Wozzol

Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen: 
 

 Woordenlijst Wortschatz A

 Woordenlijst Wortschatz B

 Woordenlijst Wortschatz C

 Woordenlijst Aussagen A

 Woordenlijst Aussagen B

 Woordenlijst Aussagen C


Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Träume

Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz A en neem hem over.

Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

 

Übung 1: Omschrijvingen
Doe de volgende oefening.
Sleep het woord naar de passende omschrijving.

  1. Open de Wozzol-lijst 'Aussagen A' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 

Übung 2: Vraag en antwoord
Maak de invuloefening uit het tekstblokje.
Neem de zinnen over in je schrift en vul een passende vraag of antwoord in. Gebruik hiervoor de Wozzol-lijst 'Aussagen A' in.


Wie lange dauert die Ausbildung? ...
Was für ein Sternzeichen bist du? ...
Welchen Abschluss braucht man dafür? ...
Was denkst du über Tims Prüfungen? ...
... Ja, dieser Betrieb bildet Jugendliche aus.
... Weil ich Ärztin werden will.
Ist Geld verdienen wichtig für dich? ...
... Danke, gleichfalls!

Oefening:Träume - Dromen

Übung 3: Vertaling
Vertaal de zinnen naar het Nederlands.

  1. Ich habe noch keine Zukunftspläne.
  2. Ich zweifle noch, was ich werden will.
  3. Er hat vor, den Hauptschulabschluss zu machen.
  4. Ich würde dort gern ein Praktikum machen.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Bewerbung

Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz B en neem hem over.

Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

 

Übung 1: Welk woord is juist?
Beantwoord de multiplechoicevragen.

  1. Open de Wozzol-lijst 'Aussagen B' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 

Übung 2: Ordenen
De woorden zijn door elkaar geraakt.
Neem de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift.
Zet ze in de juiste volgorde zodat een goede zin ontstaat.

 

  • Bist – diesen – du – für – geeignet - Job
  • dich – Du – nicht – solltest - überschätzen
  • Absage – bekommen – eine – er – hat - Leider
  • die – ich – kann – richtige – treffen – Wahl - Wie
  • Erfahrung – gesammelt – Hat – schon - sie

Oefening:Welk woord past?

 

Übung 3: In het Duits
Hoe vraag je of zeg je in het Duits

  1. dat je er geen begrip voor hebt?
  2. dat hij later carrière wil maken?
  3. dat hij verstand heeft van auto’s?
  4. waarvoor de ander belangstelling heeft?
  5. wat de zwakke punten van de ander zijn?


Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Arbeit

  1. Open de Wozzol-lijst 'Wortschatz C' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

Übung 1: In welke zin?
Schrijf de zinnen over in je schrift. Vul de ontbrekende woorden in.
Je kan kiezen uit:
Abteilung – Arbeit – Azubi – Berufsschule – Handwerk – Kollege – Pizzakurier - Stelle

  1. Wie heißt dein neuer ...?
  2. Er hat seit zwei Jahren eine feste ... .
  3. Die ... in der Werkstatt mach mir Spaß.
  4. Nächstes Jahr geht sie auf die ... .
  5. In welcher ... machst du dein Praktikum?
  6. Dieser Betrieb sucht ab September einen ... .

Klaar? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

 

Übung 2: Beroepswens

Oefening:Arbeit - Arbeid

Übung 3: Man of vrouw?
Welke beroepen uit de vorige oefening geven aan dat het om een man gaat en welke dat het om een vrouw gaat?

Neem het schema over in je schrift en vul het in.

 

  vrouw man
Schauspieler    
Sportlerin    
Frisör    
Sängerin    
Koch    
Informatikerin    
Pilotin    
Arzt    


Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.

 

Vrouwelijke beroepsnamen
Zoals je ziet, kun je vrij makkelijk van een mannelijk woord
een vrouwelijk woord maken.

hoofdregel: beroep + in
bv. Sportler ➜ Sportlerin, Sänger ➜ Sängerin

In sommige gevallen krijgt het vrouwelijke woord er ook nog een Umlaut bij.
bv. Koch ➜ Köchin, Arzt ➜ Ärztin
 

Übung 4: Vrouwelijke vorm
Neem de woorden over in je schrift.
Schrijf de vrouwelijke vorm erachter.
Gebruik een woordenboek of internet om het juiste woord te vinden.

  • der Polizist
  • der Kellner
  • der Anwalt
  • der Frisör
  • der Verkäufer
  • der Schauspieler
  • der Künstler
  • der Bauer

 

Übung 5: Beroepen
Hier leer je nog meer beroepen in het Duits benoemen.
Schrijf de Nederlandse beroepsnamen over in je schrift.
Schrijf het Duitse woord erachter.

dokter
bakker
tuinman
boerin
lerares
politieagente
slager
onderzoeker

 

Woordjes

  1. Open de Wozzol-lijst 'Aussagen C' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 

Übung 6: Foutje!
In elke zin zit een fout.
Vind de fouten en verbeter ze.
Neem de zinnen over in je schrift. Geef aan welke fout je hebt gevonden. Verbeter de zin.

  1. Er arbeitet als Verkäuferin.
  2. Damit kann Mann viel Geld verdienen.
  3. Ich möchte in VW arbeiten.
  4. Hast du eine Ferienstelle?

 

Als laatste...
Controleer je antwoorden

Hilfsmittel

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld:
www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Spiele

Los geht's - We gaan beginnen
Op internet zijn veel websites te vinden met Duitse spelletjes en oefeningen die te maken hebben met het thema.
In dit onderdeel vind je twee spellen die je kan doen.
Viel Spaß!

Berufe-Puzzel - Beroepspuzzel
In de puzzel zijn drie beroepen door elkaar geraakt.

www.planet-beruf.de/Berufe-raten

Open de pagina met de link en klik op 'Hier klicken um zu beginnen'.
Verplaats de puzzeldelen met je muis.
Wanneer je de puzzel compleet hebt, scrol je naar beneden en klikt nog een keer op 'Hier klicken um zu beginnen'.
Je kan nog een keer een puzzel maken.

Berufe-Raten - Beroepen raden

  1. Elke leerling schrijft een beroep op een briefje en vouwt dat samen.
  2. Alle briefjes komen in een zak of op een hoop.
  3. Vorm groepjes van vier leerlingen.
  4. Bepaal in elke groep de leerling die als eerste mag raden.
  5. De andere leerlingen in de groep halen een briefje tevoorschijn en lezen het beroep dat er op staat.
    Let op: de leerling die het beroep moet raden, mag het natuurlijk niet lezen of horen!
  6. Degene die het beroep moet raden, stelt vragen die de andere groepsleden met ja of nee beantwoorden.
    Dit doe je in het Duits.
  7. Het vragen stellen gaat door tot de leerling het beroep geraden heeft.
  8. Dan is de volgende leerling aan de beurt enz.
  9. Wie de minste vragen hoefde te stellen om achter zijn beroep te komen, heeft gewonnen.

Hören

Einleitung

Hier oefen je je luistervaardigheid.

Je maakt verschillende luisteropdrachten.

Alles, wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema 'Zukunft' goed te kunnen maken.

Je:

  • hoort iets over de toekomstplannen van verschillende personen;
  • kijkt naar een uitzending over de vraag hoe je het juiste beroep kiest;
  • kijkt naar een documentaire over ons leven in het jaar 2057.


Viel Erfolg!

Lerntipp Horen

Voor het luisteren:

  • Lees de vragen goed door. Dan kun je je beter concentreren op de gezochte informatie.


Tijdens het luisteren:

  • Let van begin af aan goed op!
  • Concentreer je. Laat je niet afleiden.
  • Schrijf het antwoord op en lees meteen de volgende vraag.
  • Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
  • Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst te begrijpen.

Zukunftpläne

Marie und Eva hebben al goed over hun toekomst nagedacht.
Je hoort hoe ze zich hun toekomst voorstellen en wat voor hen belangrijk is.

Übung 1: Marie
Luister naar het bericht van Marie.

Doe de oefening en sleep de woorden naar de juiste plek.
Heb je het fragment niet goed kunnen horen, luister dan nog een keer.


Übung 2: Eva
Luister naar het bericht van Eva.

Beantwoord de vragen in het tekstblokje. Kies het juiste antwoord.


  1. Wie is Eva's idool?
    • haar broer
    • haar oom
    • haar vader
  2. Sinds wanneer wil Eva lerares worden?
    • sinds haar 5e
    • sinds haar 6e
    • sinds haar 7e
  3. Hoe is de wens om lerares te worden ontstaan?
    • Eva heeft van haar vader les gehad.
    • Haar vader heeft haar meegenomen naar zijn lessen.
    • Haar vader heeft veel verteld over zijn werk.
  4. Wat wil Eva?
    • Dat haar vader trots op haar kan zijn.
    • Dat ze nog beter les geeft dan haar vader.
    • Dat zij dezelfde invloed op haar kinderen heeft als haar vader op haar.

Oefening:Zukunftspläne - Toekomstplannen

Berufswahl

Wie findet man den richtigen Beruf? - Hoe vind je het juiste beroep?
Het is helemaal niet zo makkelijk om de juiste beroepskeuze te maken.
Dan is het wel handig dat je er hulp bij kunt krijgen.

In dit onderdeel leer je hoe je een sollicitatie kunt aanpakken.
En je leert wat de opleiding tot 'Kfz-Mechatroniker' inhoudt.

Übung 1: Beroepskeuze
Kijk naar de film 'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?'
(Let op: stop de uitzending bij 3.40 min. Later bekijk je de uitzending verder.)

Doe de oefening.
Beantwoord de vragen over de film die je net hebt gezien

Oefening:Beroepskeuze

Übung 2: Sollicitatiegesprek
Kijk verder naar de aflevering 'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?' (Vanaf 3.40 min. tot 5.35 min.).

Lees de zinnen in het tekstblok.
Geef aan of de bewering juist of niet juist is.

  juist niet juist
Julian heeft enkele uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken gekregen.    
Tijdens het oefenen met zijn vader blijkt dat Julian goed voorbereid is.    
Julian is voor het sollicitatiegesprek best zenuwachtig.    
Door de vragen van mevrouw Müller voelt Julian zich op zijn gemak.    
Julian kan niet alle vragen van mevrouw Müller beantwoorden.    
Julian moet twee weken op een antwoord wachten.    
Julian kan vanaf één september met de opleiding beginnen.    


Übung 3: Wat is een KFZ-Mechatroniker?
Kijk de aflevering 'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?' tot het einde. (Vanaf 5.35 min.)
Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift.


  1. Waarom heeft Marc voor deze opleiding gekozen?
  2. Hoe lang duurt de opleiding?
  3. Wanneer gaat Marc tijdens de opleiding naar school?
  4. Welke tips geeft Marc met betrekking tot een beroepsopleiding?


Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

2057

Hoe zal ons leven in het jaar 2057 eruit zien?
De volgende film neemt je mee op een spannende reis door de tijd.

Übung 1: Episode 1
Kijk naar de eerste aflevering van de film
'2057 Unser Leben in der Zukunft – Der Mensch'


Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift.
Als het te snel gaat, zet je de film even op pauze.

  1. De spreker in de inleiding zegt dat er een enorm grote vooruitgang geboekt zal gaan worden?
    Op welk gebied zal er veel veranderen?
  2. Welke negatieve ontwikkeling noemt de man in de inleiding?
  3. In de film worden drie grote ontwikkelingen genoemd.
    Schrijf er minstens twee op.

 

Übung 2: Was denkst du? - Wat denk jij?

  • In de film worden ontwikkelingen genoemd.

    Denk je dat ze realistisch zijn?

    Waarom wel/niet?

 

Ten slotte ...
Controleer hier je antwoorden.

 

Xtra: Wenn Ich Groß Bin***

Kleine kinderen vertellen vaak wat ze gaan doen of willen worden als ze groot zijn, bijvoorbeeld 'Wenn ich groß bin, werde ich Feuerwehrmann.' of: 'Wenn ich groß bin, dann esse ich jeden Tag Schokoladenpudding.'

Übung 1
Noem in de klas enkele soortgelijke voorbeelden die je misschien van broertjes of zusjes kent of dingen die je zelf riep toen je kleiner was.

De Duitse band SDP heeft er zelfs een lied over geschreven: 'Wenn ich groß bin'.
Je gaat naar het lied luisteren en de tekst analyseren.

Übung 2
Raad de betekenis van de onderstreepte woorden.

  1. Ein Banker ist ein Mitarbeiter eines Geldinstitutes.
  2. 'Past' ist ein Schimpfwort und wird als Synonym für Blödmann oder Idiot verwendet.
    Im Liedtext werden damit auch die ganz normalen Leute gemeint.
  3. Der Bräutigam trägt auf seiner Hochzeit einen grauen Anzug und ein weißes Hemd.
  4. Mit deiner schlechten Laune hast du uns den ganzen Abend versaut.
  5. Warum regst du dich so auf? Es ist doch nichts passiert!
  6. Das Glas ist auf den Boden gefallen und kaputt gegangen.
  7. Die Arbeiter wollen mehr Geld. Sie streiken für höhere Löhne.
  8. Toni hat gesagt, dass er euch hilft. Er hält sein Versprechen garantiert!
  9. Das Wildschwein war so schwer verletzt, dass sie es erschießen mussten.
  10. Ein Spießer ist ein konservativer Mensch, der nicht selbst nachdenkt, immer alles so macht, wie die Regeln es vorschreiben, und der neue Entwicklungen ablehnt.

Übung 3
Luister naar het lied 'Wenn Ich Groß Bin' van SDP.
Wat wil de zanger worden als die groot is? Noem drie dingen in het Nederlands.

Luister nog een keer naar het lied en beantwoord de volgende vragen:

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 4
Download hier de Nederlandse vertaling van 'Wenn ich groß bin'.
Wenn Ich Groß Bin - Nederlandse tekst
In de oefening zijn de Duitse zinnen van het liedje weergegeven.
Zoek aan de hand van de tekst de juiste Nederlandse zin erbij.
Schrijf deze eronder. Wenn Ich Groß Bin - Oefening

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 5
Luister nog een keer naar het lied en zing de tekst mee.

Lesen

Einleitung

Hier oefen je je leesvaardigheid.

Je leert Duitse teksten beter begrijpen.

Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.

Je

  • komt te weten wat je bij je beroepskeuze kan helpen;
  • leest hoe Caroline een geschikte opleiding heeft gevonden;
  • doet een test en komt erachter welke beroepen bij jou passen;
  • leest horoscopen.


Viel Erfolg!

Lerntipp Lesen

Voordat je gaat lezen:

  • Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
  • Lees de inleiding.
  • Kijk wat voor soort tekst het is (brief, sprookje, gebruiksaanwijzing enz.).
  • Lees de opdrachten.
  • Bepaal de manier van lezen.
    • skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat)
    • scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen)
    • intensief lezen (zin voor zin)
  • Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.


Terwijl je leest:

  • Je kunt niet alles begrijpen? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar de tekst over gaat!
  • Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.

Berufsorientierung

Weet jij al wat je later wilt worden?
Het is best lastig nu al zo’n belangrijke beslissing te nemen.
Die beslissing kan tenslotte je hele leven, je toekomst, beïnvloeden.

Op de website van de Bundesagentur für Arbeit vind je veel nuttige informatie.
De Bundesagentur für Arbeit is in Duitsland de instantie die mensen helpt (weer) werk te vinden.
Voor scholieren is de Bundesagentur für Arbeit ook erg belangrijk.
Je kunt er veel nuttige informatie krijgen over:

  • vervolgopleidingen,
  • beroepen,
  • solliciteren.

In de volgende oefeningen lees je enkele teksten.
Je denkt na over je eigen beroepskeuze.

 

Übung 1: Zelfkennis

  1. Lees de inleiding en de eerste alinea van het
    Worddocument: Sich selbst kennenlernen .
  2. Vertaal de onderstreepte woorden.
    Schrijf de vertaling in je schrift. Je hebt ze nodig om de tekst goed te begrijpen.
  3. Wat betekenen de vijf vragen in de tekst?
    Schrijf de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift.
    Vertaal de zinnen.

     

    1. Was kann ich besonders gut?
    2. Was mag ich?
    3. Was mag ich gar nicht?
    4. Was macht mir besonders Spaß?
    5. Weswegen wurde ich schon gelobt?

 

Übung 2: Het stappenplan

  1. Lees de rest van de tekst. Worddocument: Sich selbst kennenlernen
  2. In de tekst lees je over vijf stappen die je moet nemen om jezelf beter te leren kennen.
    Welke zijn dat? Schrijf de stappen uit het tekstblokje over in je schrift.
    Vul de lege plekken in.
    Dit doe je in het Nederlands

     

    • stap 1: een lijst met ... van jezelf maken
    • stap 2: ... vragen om ook zo’n lijst over jou te maken
    • stap 3: de lijsten ...
    • stap 4: ... als er verschillen zijn
    • stap 5: nagaan of de inschatting klopt en eventueel ...

 

Übung 3: Caroline
Bekijk alleen de titel, de inleiding en de opbouw van het
Worddocument: Richtig gelandet .
Beantwoord de vraag.

 

  1. Wat voor soort tekst is dit?
    1. een beroepskeuzetekst
    2. een interview
    3. een verslag


Übung 4: Caroline - Lezen
Lees nu het gehele Worddocument: Richtig gelandet .
Voor het gemak hebben we in de tekst vast wat woorden voor je vertaald.
Beantwoord de volgende vragen in het Nederlands in je schrift.

  1. Hoe heeft Caroline de passende opleiding gevonden?
  2. Hoe wist Caroline wat haar sterke punten zijn?
  3. Wat moet Caroline tijdens de opleiding allemaal doen?
  4. Welke eigenschappen zijn belangrijk in Caroline's beroep?
  5. Hoe kun je volgens Caroline erachter komen wat je sterke punten zijn?

 

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Berufsorientierung II

Je hebt een paar dingen geleerd over hoe je tot een beroepskeuze kunt komen.
Je hebt aan de hand van het voorbeeld van Caroline gezien hoe zoiets werkt.

In dit onderdeel ga je een test doen en kun je erachter komen welke beroepen bij jou passen.
 

Übung 1: Herhaling
Je moet straks persoonlijke gegevens invullen.
Daarvoor moet je het een en ander over het Duitse schoolsysteem weten.

Weet je nog hoe het zit? Beantwoord de multiplechoicevragen.

  1. Klas 3 in Nederland is in Duitsland
    • klas 8
    • klas 9
    • klas 10
  2. Het Nederlandse VMBO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife)
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  3. Het Nederlandse VWO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife).
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  4. Het Nederlandse HAVO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife)
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  5. De cijfers kun je het beste zo omrekenen:
    • NL 10/9/8 = D 6/5; NL 7/6 = D 4/3; NL 5/4/3/2/1 = D 2/1
    • NL 10/9/8 = D 1/2; NL 7/6 = D 3/4; NL 5/4/3/2/1 = D 5/6
    • NL 10/9/8 = D 1/2/3; NL 7/6 = D 4/5; NL 5/4/3/2/1 = D 6/7/8/9/10


Overleg met een klasgenoot welke antwoorden juist zijn.

 

 

Acht Tipps für den Test - Acht tips voor de test

  1. Vul de test serieus en waarheidsgetrouw in.
  2. De test is eigenlijk voor Duitse scholieren. Kies daarom bij 'Bundesland' (provincie) Nordrhein-Westfalen. (Dat is het dichtst bij Nederland.)
  3. Plan minimaal dertig minuten voor de test, maar het liefst meer.
  4. Lees alle opdrachten en toelichtingen goed. Gebruik eventueel een woordenboek.
  5. Klik na elk scherm op 'Weiter'. Je kunt ook op 'Zurück' klikken als je iets vergeten bent of iets wilt veranderen.
  6. Lees de tussenrapporten (Zwischenergebnis) goed en sla ze op.
  7. Lees het resultaat goed en sla het op.
  8. Klik in de resultatenlijst op enkele beroepen.
    Lees de informatie die bij het beroep hoort.

 

Übung 2: Test
Open de test hier en beantwoord de vragen.

Welke beroepen passen volgens de test bij jou? Klopt de uitkomst?
Heeft de test je geholpen wat meer ideeën over je beroepskeuze te krijgen?

 

Übung 3: Verder informeren
Op de website van Bundesagentur für Arbeit vind je nog veel meer interessante teksten, tests en informatie die je bij jouw beroepskeuze kunnen helpen.
Zoek zelf naar interessante informatie die voor jou belangrijk is.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Horoskope

Hoe ziet je toekomst eruit?

  • Vind je de juiste partner?
  • Blijf je gezond?
  • Heb je leuk werk?
  • Verdien je genoeg?
  • Zal je gelukkig zijn?

In horoscopen wordt een poging gedaan om de toekomst te voorspellen.

 

Übung 1: Sterrenbeeld
Wat hoort bij elkaar?
Doe de oefening en sleep de juiste vertaling naar de lege plaats.

Oefening:Horoskope - Horoscoop

Übung 2: Over wie gaat het?
Bij deze oefening horen drie teksten.
Klik op de link in het tekstblok om de tekst te kunnen lezen.
In de vraag van de oefening lees je over welke tekst het gaat.
Neem de tijd om de teksten te lezen.

 

Übung 3: Actueel

  1. Zoek op het internet een Duitstalige horoscoop van jouw sterrenbeeld voor vandaag, deze week of deze maand.
    bijvoorbeeld via:
    Horoscoop 1 of:
    Horoscoop 2 of:
    Horoscoop 3
  2. Lees en vertaal de horoscoop.

Oefening:Horoscoop

Xtra: Berufsausbildung**

Na de middelbare school ga je een vak leren: je doet een beroepsopleiding.
Hoe dat in Duitsland werkt, kom je hier te weten.

Übung 1
Nederland:
Verzamel informatie over de opleiding van jouw keuze in Nederland.
Denk daarbij aan:

  • Waar kun je die opleiding doen?
  • Hoe lang duurt de opleiding?
  • Hoe is de opleiding georganiseerd?
  • Moet je voor de opleiding betalen of krijg je er zelfs geld voor?


Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 1

Übung 2
Vergelijk de kennis die je door het lezen van de tekst hebt opgedaan met de informatie van übung 1. Welke overeenkomsten en/of verschillen kun je noemen?

Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 2

Übung 3
Wat denk je, waarom er zulke verschillen zijn?
Zou je toch voor je droomberoep gaan, ook betaald dat minder?
Of kies je voor het hogere salaris? Wat zijn de voor- en nadelen?
Praat er in de klas over.

Xtra: Berufsausbildung***

Na de middelbare school ga je een vak leren: je doet een beroepsopleiding.
Hoe dat in Duitsland werkt, kom je hier te weten.

Übung 1
Nederland:
Verzamel informatie over de opleiding van jouw keuze in Nederland.
Denk daarbij aan:

  • Waar kun je die opleiding doen?
  • Hoe lang duurt de opleiding?
  • Hoe is de opleiding georganiseerd?
  • Moet je voor de opleiding betalen of krijg je er zelfs geld voor?


Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 1

Lees de tekst intensief. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Schnellstart ins Berufsleben
Azubi – was bedeutet das überhaupt?
Buchhaltung, Veranstaltungen organisieren, Haare schneiden, Kunden beraten – eine duale Ausbildung in einem Betrieb ist interessant und bringt viele neue Erfahrungen mit sich. In zwei bis drei Jahren lernen die Azubis alles, was sie brauchen, um später als Bürokauffrau, Tischler oder was auch immer arbeiten zu können.
Wichtig ist, dass sie Routine in einzelnen Tätigkeiten bekommen und selbstständig arbeiten lernen. Da sie noch keine perfekten Mitarbeiter sind, verdienen sie entsprechend weniger, müssen aber auch nicht von Anfang an perfekte Arbeitsergebnisse liefern.

Mitglied des Teams
Der Azubi ist während seiner Ausbildung aber nicht nur "Lernender", sondern auch Mitarbeiter, also ein Kollege, ein Mitglied des Arbeitsteams. Die Kollegen erwarten von ihm, dass er auf sie zugeht, interessiert ist, Probleme anspricht und nachfragt, wenn er etwas nicht verstanden hat. Und dass er sich an die Firma anpasst. Kleines Beispiel: Natürlich gehört Kaffee kochen nicht zu den Ausbildungsinhalten einer Veranstaltungskauffrau – aber wenn alle in der Firma es tun, ist der Azubi einfach auch mal dran.

Berufsschule
Wer denkt, mit dem Schulabschluss mit der Schule fertig zu sein, der irrt sich. Denn auch zu jeder Berufsausbildung gehört ein schulischer Teil mit Hausaufgaben und Prüfungen: Die Berufsschule. Allerdings ist der Stoff, den man dort lernt, stark auf den Beruf zugeschnitten und lässt sich schnell in die Praxis umsetzen. So hat man in der Berufsschule – im Gegensatz zur "normalen" Schule – sicher weniger das Gefühl, am Leben vorbei zu lernen. Meistens gehen Azubis an ein bis zwei Tagen in der Woche zur Berufsschule, und arbeiten an den restlichen Tagen im Betrieb. In manchen Berufen findet aber auch Blockunterricht über mehrere Wochen statt.

Ausbildungsfinanzierung
Betriebliche Auszubildende können unter bestimmten Voraussetzungen eine finanzielle Unterstützung bekommen. Diese Berufsausbildungsbeihilfe (kurz: BAB) kann bei der Arbeitsagentur beantragt werden. Bei vielen Ausbildungen bekommt der Azubi ein Gehalt. Die Höhe ist abhängig vom Ausbildungsberuf und vom Ausbildungsjahr.

Bron: www.einstieg.com

 

  1. Hoe lang duurt een beroepsopleiding over het algemeen?
  2. Wat is belangrijk tijdens de opleiding? Noem twee dingen.
  3. Wat verwachten jouw collega’s van jou?
  4. Wat wordt er met het voorbeeld van het koffie zetten duidelijk gemaakt?
  5. Klopt het dat je geen huiswerk meer krijgt? Antwoord met ja of nee en citeer de zin die jouw antwoord onderbouwt.
  6. Klopt het dat je nog steeds vakken hebt waar je in je beroep niet zo veel mee opschiet?
    Antwoord met ja of nee en citeer de zin die jouw antwoord onderbouwt.
  7. Hoe is de verdeling school – bedrijf over het algemeen?
  8. Moet je voor je beroepsopleiding betalen? Licht je antwoord toe.
  9. Wat wordt er met het begrip “duale Ausbildung” bedoeld?
    Leg het met eigen woorden in het Nederlands uit.

Übung 2
Vergelijk de kennis die je door het lezen van de tekst hebt opgedaan met de informatie van übung 1. Welke overeenkomsten en/of verschillen kun je noemen?

Übung 3
In het Duits kom je vaak hele lange woorden tegen. Meestal zijn die samengesteld uit verschillende woorden. Door het woord uit elkaar te halen en naar de betekenis van de losse woorden te kijken, kun je er meestal zelf achter komen wat het woord betekent.

Probeer deze woorden uit elkaar te halen. Zet de vertaling erachter. Omschrijf ook de betekenis.

  • Ausbildungsfinanzierung
  • Fahrzeuginnenausstatter
  • Maßschneider
  • Berufsausbildungsbeihilfe

Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 2

Übung 4
Wat denk je, waarom er zulke verschillen zijn?
Zou je toch voor je droomberoep gaan, ook betaald dat minder?
Of kies je voor het hogere salaris? Wat zijn de voor- en nadelen?
Praat er in de klas over.

Übung 5
Op de website “Einstieg” vind je meer video’s die met beroepskeuze te maken hebben of waarin mensen over hun beroep vertellen.
Bekijk enkele video’s die je interessant lijken. Kies er één.
Zorg dat je alles goed begrijpt. Vertel in een groepje over de inhoud van de video. Luister ook naar de andere leerlingen in jouw groepje.
www.einstieg.com

 

Werkzeugkasten 2

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van dit thema.

In de Werkzeugkasten 2 vind je de onderdelen:

  • Grammatik 1: de toekomende tijd
  • Grammatik 2: de zou-vormen
  • Hilfsmittel


Veel Succes!

Grammatik Lerntipps - Leertips

  • Kijk goed naar de uitleg en maak de oefeningen.
  • Schrijf de regels met voorbeelden in je schrift.

Grammatik-1

Grammatica: De toekomende tijd
Je hebt al geleerd hoe je de tegenwoordige tijd en de verleden tijd maakt.
Tegenwoordige tijd is 'nu', en de verleden tijd is 'vroeger'. Blijft 'toekomst' over.

Als je praat over dingen die nog gaan gebeuren, moet je de toekomende tijd gebruiken.
Hoe je die maakt, leer je hier.

Maken
Je maakt de toekomende tijd met het hulpwerkwoord 'werden' en het hoofdwerkwoord.
Lees de theorie.


Het hulpwerkwoord 'werden' vervoeg je.
Van het hoofdwerkwoord gebruik je de infinitief (het hele werkwoord).

bv.
Ich werde dir helfen. (Ik zal je helpen.)
zal = hulpwerkwoord; helpen = hoofdwerkwoord
Er wird eine Ausbildung machen. (Hij zal een opleiding doen.)

De persoonsvormen van 'werden' zijn:
ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

Let op:
'Werden' in combinatie met een ander werkwoord betekent 'zullen'.
'Werden' zonder een ander werkwoord betekent 'worden':

bv.
Am 12. Mai werde ich 15. (Op 12 mei word ik 15.)
Er wird Pilot. (Hij wordt piloot.)


Übung 1: Zullen of worden?
Kies de juiste vertaling van het werkwoord 'werden'.
Beantwoord de multiplechoicevragen in je schrift.


  1. Peter wird etwas mit Musik machen.
    1. wordt
    2. zal
  2. Anke und Sara werden Verkäuferinnen.
    1. worden
    2. zullen
  3. Wirst du zu meiner Party kommen?
    1. Wordt
    2. Zal
  4. Das werdet ihr sehen, wenn wir bei euch sind.
    1. worden
    2. zullen
  5. Das wird eine Überraschung.
    1. wordt
    2. zal
 

Übung 2: Persoonsvormen
Neem het schema over in je schrift.
Zet de persoonsvorm op de juiste plek.

Kies uit:
wirst – werden – werde – wird – werdet

ich ...
du ...
er ...
wir ...
ihr ...


 

Übung 3: Nog een keer 'werden'
Neem de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift.
Vul de juiste persoonsvorm van 'werden' in.

  1. Ich weiß noch nicht, was ich studieren ... .
  2. ... Sie uns helfen?
  3. Morgen ... es sicher regnen.
  4. ... du das wirklich machen?

 


Übung 4: Voornemens
Schrijf de zinnen op in je schrift en maak er toekomende tijd van.
Voorbeeld:
Ich bestehe die Prüfung. wordt Ich werde die Prüfung bestehen.

  1. Er macht den Realschulabschluss.
  2. Max und Lisa heiraten.
  3. Oliver macht Karriere.

 

Toekomende of tegenwoordige tijd
Soms hoef je in het Duits geen toekomende tijd te gebruiken.
Iets wat in de toekomst gaat gebeuren kan dan toch gewoon met de tegenwoordige tijd aangeduid worden.
Lees de theorie hierover.


Bij woorden die al iets over de tijd aangeven, hoef je geen toekomende tijd te maken.
Dat zijn woorden zoals:
'später' (later) 'nächste Woche' (volgende week)
'im Sommer' (in de zomer) 'nach der Schule' (na school)
'bald' (binnenkort)

Door deze tijdsbepalingen is duidelijk dat het over de toekomst gaat.
Je kunt in deze gevallen de tegenwoordige tijd gebruiken.

Voorbeeld:

Nächstes Jahr werde ich eine Ausbildung zum Gärtner machen.
Door 'nächstes Jahr' wordt al duidelijk dat ik in de toekomst een opleiding tot tuinman zal doen.
In Duitsland zegt men dan ook gewoon:
Nächstes Jahr mache ich eine Ausbildung zum Gärtner.
Volgend jaar doe ik een opleiding tot tuinman.


Übung 5: Welke tijd?
Mag je deze zinnen ook gewoon in de tegenwoordige tijd gebruiken?
Doe de oefening en kies 'ja of nee?'

Oefening:Welke tijd?

'Gehen' of 'werden'? - 'Gaan' of 'zullen'?
In het Nederlands gebruik je vaak het werkwoord 'gaan' in plaats van 'zullen'.
bv. Wat ga je na school doen?
Je mag dat werkwoord (ga) niet letterlijk vertalen.
Voor de toekomende tijd gebruik je het werkwoord 'werden'.
In het Duits wordt de zin: Was wirst du nach der Schule machen?

Let op: Alleen als 'gaan' het hoofdwerkwoord is, mag je het met 'gehen' vertalen:
Ik ga nu naar huis. ➜ Ich gehe jetzt nach Hause.

 

Übung 6: Gehen?
Wähle den richtigen Satz.
Doe de oefening en kies de juiste zin.

 

Ten slotte ...
Controleer hier je antwoorden.

Oefening:Kies de juiste zin

Grammatik-2

De zou-vorm
Duitsers hechten er veel waarde aan dat je beleefd met elkaar omgaat.
Dat zie je ook aan de taal.
'Kannst du mir bitte helfen?' is zeker geen slechte zin, maar 'Könntest du mir bitte helfen?' klinkt een stuk beleefder.
Hoe je dit soort beleefde zinnen kunt maken, leer je nu.
Lees de theorie.

Je gebruikt de zou-vorm om:
  • een beleefde vraag te stellen (bv. Könntest du mir bitte helfen?);
  • een advies te geven (bv. Du solltest besser aufpassen.);
  • een wens te uiten (bv. Ich hätte gern ein Schnitzel.).

Naar het Nederlands vertaal je die zinnen met zou/zouden of eventueel de verleden tijd.
  • Zou je me alsjeblieft kunnen helpen?
  • Je zou beter moeten opletten.
  • Ik zou graag een schnitzel willen hebben./Ik had graag een schnitzel


Übung 1
Schrijf de zinnen over in je schrift.
Vertaal ze naar het Nederlands.

  1. Du müsstest mich vorher anrufen.
  2. Ich wüsste gern, wann wir beginnen.
  3. Dürfte ich Sie etwas fragen?

Vergelijk je vertaalde zinnen met je buurman of buurvrouw.

 

Vormen: 'Haben', 'sein' en bijzondere werkwoorden
Je maakt de zou-vorm van deze werkwoorden zo:

  1. Maak de stam van de verleden tijd.
  2. Plaats een umlaut.
  3. Bepaal de uitgang van de persoonsvormen (–e, -est, -e, -en, -et, -en).

Kijk in het tekstblok voor voorbeelden.

  haben sein
  (hebben) (zijn)
ich hätte wäre
du hättest wärest
er/sie/es hätte wäre
wir hätten wären
ihr hättet wäret
sie/Sie hätten wären
  (zou hebben) (zou zijn)


 

  mögen können dürfen müssen wissen
  (houden van) (kunnen) (mogen) (moeten) (weten)
ich möchte könnte dürfte müsste wüsste
du möchtest könntest dürftest müsstest wüsstest
er/sie/es möchte könnte dürfte müsste wüsste
wir möchten könnten dürften müssten wüssten
ihr möchtet könntet dürftet müsstet wüsstet
sie/Sie möchten könnten dürften müssten wüssten
  (zou graag willen) (zou kunnen) (zou mogen) (zou moeten) (zou weten)


Let op: 'Wollen' en 'sollen' krijgen geen umlaut.

  wollen sollen
  (willen) (moeten)
ich wollte sollte
du wolltest solltest
er/sie/es wollte sollte
wir wollten sollten
ihr wolltet solltet
sie/Sie wollten sollten
  (zou willen) (zou moeten)

 


Übung 2
Doe de multiplechoice-oefening.

Oefening:De zou-vorm

Vormen: 'Werden'
Als we het over de zou-vormen hebben, is het werkwoord 'werden' erg belangrijk.
Lees er meer over in het theorieblokje.

 

Met 'werden' kun je de zou-vorm maken bij alle andere werkwoorden.
De zou-vorm van 'werden' betekent namelijk 'zou' of 'zouden'.
(Let op: dit geldt niet voor haben, sein en de bijzondere werkwoorden)

De persoonsvormen van 'werden' in de zou-vorm zijn:
ich würde
du würdest
er/sie/es würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden


Übung 3
Doe de oefening en sleep de persoonsvorm naar de juiste plek.


Vormen: andere werkwoorden
Je kunt, om de zou-vorm van andere werkwoorden te maken, de zou-vorm van 'werden' met elk ander werkwoord combineren.


  • Ich würde dich gern mitnehmen. ➜ Ik zou je graag meenemen.
  • Er würde sicher über diesen Witz lachen. ➜ Hij zou zeker over deze mop lachen.
Vaak wordt de zou-vorm in combinatie met het woordje 'gern' (graag) gebruikt.

Oefening:De zou-vorm

Übung 4
Schrijf de zinnen over in je schrift.
Schrijf de zou-vorm van de zin erachter.

  1. Ich höre gern Musik.
  2. Sie heiraten im August.
  3. Maria studiert im Ausland.

 

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

 

Hilfsmittel

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Werden

 

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

 

Sprechen

Einleitung

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.

In dit thema:

  • probeer je in de les meer Duits te praten;
  • spreek je over situaties die niet echt realistisch zijn;
  • voer je een telefoongesprek;
  • spreek je over je goede voornemens voor het nieuwe (school)jaar.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!

Viel Erfolg!

Lerntipp Sprechen

Voordat je gaat spreken:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken. (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt.)


Wiederholung - Herhaling
Herhaal eerst de woorden en de grammatica.

Unterrichtsprache

Schooltaal
In de les vraag je soms 'Kunt u dat herhalen?' of 'Zou ik naar de wc mogen?'
Probeer maar eens dit soort vragen in het Duits te stellen.
In groepjes verzamelen jullie zinnen die je in de Duitse les kunt gebruiken.

Groepswerk

  1. Vorm groepjes van vier leerlingen.
  2. Verzamel minimaal zes zinnen die je in de les kunt gebruiken.
    Het moeten zinnen met een zou-vorm zijn (bv. Zou u dat kunnen herhalen?).
  3. Vertaal de zinnen naar het Duits.
  4. Schrijf ze op in je schrift. Controleer ook de grammatica.

Vergadering

  1. Alle groepjes komen bij elkaar.
  2. Lees de gemaakte zinnen voor.
  3. Maak een top 5 met de nuttigste en meest gebruikte zinnen.

Telefongespräch

In Duitsland is het ontzettend belangrijk om beleefd te zijn.
Dat geldt vooral in officiële situaties.
Bijvoorbeeld in een telefoongesprek met het bedrijf waar je stage wilt lopen.
 

Übung
Neem de zinnen uit het tekstblok over in je schrift.
Vul de werkwoorden haben, sein, können, mögen en werden in de zou-vorm in.

 

Zentrale: Müller & Co, gutenTag.

Herr S.: Ich ... (mögen) bitte Frau Krause sprechen.

Zentrale: Einen Moment bitte, ich verbinde.

Frau K.: Krause?

Herr S.: Hier ist Jürgen Schmidt aus Kiel. Ich ... (haben) da eine Frage: ... (können) wir den morgigen Termin verschieben? Ich habe nämlich gerade gehört, dass ich dann in Köln sein muss.

Frau K.: Aber naturlich! Wann ... (haben) Sie denn Zeit? Wann ...(werden) es Ihnen am besten passen?

Herr S.: Der kommende Freitag ... (werden) mir sehr gut passen.

Frau K.: Na gut, sagen wir dann Freitag. Und wieder um 14 Uhr?

Herr S.: Ausgezeichnet. Also bis Freitag dann! Auf Wiederhören.

Frau K.: Wiederhören.

 

  1. Met een klasgenoot oefen je het gesprek.
  2. De ene neemt de rol van Zentralist en Frau K. De ander speelt Herr S.
  3. Lees een paar keer hardop het gesprek voor.
  4. Wissel daarna van rol.

 

Controleer je antwoorden.

 

Gespräch - Gesprek
Stel je de volgende situatie voor:
Je wilt graag stage lopen in een dierentuin.
In Nederland kon je helaas geen plek vinden, maar in Kleve – net over de grens in Duitsland – zou het misschien wel kunnen.
Hier kun je naar de website van het dierenpark .

  • Je hebt een sollicitatiebrief gestuurd.
  • Je wilt voor de zekerheid weten of ze die hebben ontvangen.
  • Daarom ga je bellen en spreek je met mevrouw/meneer Bär van de dierentuin.
  1. Zoek een gesprekspartner voor dit gesprek.
  2. Verdeel de rollen: A = Frau/Herr Bär; B = du.
  3. Maak het gesprek met behulp van de rollenkaarten:
    Worddocument: Rollenkaart A
    Worddocument: Rollenkaart B
  4. Oefen samen het gesprek tot jullie het zonder de kaarten kunnen.
  5. Wissel ook van rol.
  6. Alle groepjes presenteren hun gesprek in de klas.

Vorsätze

Soms maak je plannen om de dingen anders, beter of juist niet meer te doen.
In het Duits noem je dat: Man hat gute Vorsätze (Je hebt goede voornemens).

In deze oefening spreek je over jouw goede voornemens.

 

Vorbereitung - Voornemens
Bereid een voordrachtje met als thema 'Gute Vorsätze' voor.

  1. Bepaal de tijd voor jouw goede voornemen (volgend jaar, volgend schooljaar, komende maand enz.).
  2. Formuleer één goed voornemen in het Duits.
  3. Geef ook een reden en zeg hoe je het wilt aanpakken.
  4. Gebruik de toekomende tijd en eventueel de zou-vormen.
  5. Oefen je spreekbeurt totdat je hem helemaal kent.

Kurzvortrag - Korte presentatie
Presenteer je voordrachtje in de klas.
Luister ook naar je klasgenoten.
Heeft iemand hetzelfde voornemen als jij?

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Schreiben

Einleitung

Hier ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.

Je:

  • schrijft een verhaaltje;
  • schrijft het script voor een filmpje over toekomstplannen;
  • maakt een tekenfilmpje.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!

Viel Erfolg!

Lerntipp Schreiben

Voordat je gaat schrijven:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.

Terwijl je schrijft:

  • Gebruik een woordenboek.
  • Pas de grammatica, die je geleerd hebt, toe. (Kijk in ‘Werkzeugkasten’.)
  • Lees aan het einde alles nog een keer goed door.


Wiederholung - Herhaling
Herhaal eerst de woorden en de grammatica.

Geschichte

Je schrijft een verhaal in het Duits.
In dat verhaal beschrijf je een dag uit je leven zoals dat er over 20 jaar uitziet.
Je kunt daarbij antwoord geven op de vragen:

  • waar woon je?
  • wat doe je voor werk?
  • heb je een relatie? Kinderen?
  • hoe ziet je woonomgeving eruit?

Maar je mag ook zelf wat verzinnen.

  1. Leef je in in je leven over 20 jaar.
  2. Schrijf een tekst van minimaal 100 woorden.
  3. Geef je verhaal de titel: "Ein Tag im Leben ..." (vul je naam in),
    of verzin zelf een passende titel.
  4. Je kunt ook één moment van de dag beschrijven.
  5. Probeer de tekst zo beeldend mogelijk te maken.
  6. Denk aan intro, middenstuk en afsluiting.
  7. Controleer je tekst en verbeter eventuele fouten.
  8. Lever de tekst (digitaal) in bij je docent.

Film

Je denkt na over jouw toekomstplannen.
Je verwerkt je ideeën in een tekenfilmpje.

Vorbereitung - Voorbereiding

  1. Je werkt samen met een klasgenoot.
  2. Schrijf samen een gesprek in het Duits over jullie toekomstplannen.
    Verwerk o.a. de volgende punten:
    • diploma (en wat je er nog voor moet doen)
    • opleiding (wat, waar, hoe lang enz.)
    • werk (wat, waar, carrière enz.)
    • partner, gezin, vrienden
    • bezittingen (huis: type, waar/omgeving, auto, huisdieren enz.)
    • vrije tijd
  3. Zorg voor een goede opbouw en een gelijkmatige verdeling van de vragen en antwoorden.
  4. Jullie moeten allebei tenminste zes keer aan de beurt zijn.
  5. Gebruik de toekomende tijd en eventueel de zou-vormen.
  6. Kijk het gesprek nog een keer goed na. Verbeter eventuele fouten.
  7. Laat het gesprek door je leraar nakijken.

 

Film ab! - Filmen!
Zet het gesprek om in een tekenfilm.
Gebruik daarvoor een passende online tool, bv. Dvolver (moviemaker) .

Volg het stappenplan:

  1. Open de online moviemaker.
  2. Kies de achtergrond en de lucht en klik op NEXT.
  3. Kies RENDEZ-VOUS en klik op NEXT.
  4. Kies twee acteurs en klik op NEXT.
  5. Typ de tekst van jullie gesprek over (over meerdere scenes verdelen) en klik op NEXT.
  6. Kies een achtergrondmuziek en klik op FINISH MOVIE.
  7. Kies de titelpagina, typ de titel van jullie gesprek en jullie namen in en klik op PREVIEW & SEND MOVIE.
  8. Bekijk het filmpje. Eventueel kun je nog iets veranderen.
  9. Typ de naam en het e-mailadres in van mensen aan wie je het filmpje wilt sturen (bv. je docent, je medeleerlingen).
    Typ ook je eigen e-mailadres in en klik op SEND.
  10. Bekijk de filmpjes van je medeleerlingen.
    Wie heeft het mooiste filmpje gemaakt? Wie heeft de beste tekst gemaakt?

Video maken

Video kan voor veel dingen gebruikt worden bijvoorbeeld om iets uit te leggen, een project te evalueren of mensen te interviewen.        

 

Landeskunde

Einleitung

Wat weet je over Duitsland, de Duitsers en de andere Duitstalige landen?

In dit onderdeel staat nuttige, belangrijke en interessante informatie.

In dit thema:

  • lees je hoe jongeren in Duitsland zich hun toekomst voorstellen;
  • kom je te weten wat een 'Zukunftstag' is en bekijk je verschillende websites bij dit onderwerp;
  • luister je naar een lied van 'Die Prinzen'.

Viel Spaß!

Schülerbarometer

Ieder jaar worden jongeren in Duitsland gevraagd wat zij na hun eindexamen gaan doen:

  • welke opleiding zij willen volgen,
  • wat ze willen worden,
  • bij welke werkgever zij het liefst zouden willen werken.

In de volgende tekst lees je de uitkomsten van dat onderzoek in het jaar 2013.

Wörter - Woordjes

  1. Lees de inleiding en de eerste alinea intensief.
    Worddocument: Scholierenonderzoek (inleiding)
  2. Doe de oefening.
    Kies de juiste betekenis van de onderstreepte woorden.

Oefening:Woordjes

Fragen - Vragen

  1. Lees nu de hele tekst intensief.
    Worddocument: Scholierenonderzoek
  2. Beantwoord de volgende vragen in het Nederlands in je schrift.
    1. Welke leerlingen (volgens het Nederlandse systeem) deden mee aan het onderzoek?
    2. Wie waren de drie meest populaire werkgevers in het onderzoek?
    3. Welke branche is minder populair geworden?
    4. Wat voor soort opleiding kiezen de meeste jongens?
    5. Wat voor soort opleiding kiezen de meeste meisjes?


 

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Zukunftstag

Een 'Zukunftstag' is een informatiedag waar leerlingen kennis kunnen maken met verschillende opleidingen en beroepen.
Op zo’n dag zijn bedrijven, opleidingen en andere instellingen aanwezig om informatie te geven en workshops te verzorgen.
Leerlingen maken op zo'n dag kennis met beroepen en opleidingen.
Ook opleidingen en beroepen waar ze in eerste instantie niet aan hadden gedacht.
Belangrijk is ook dat de typische verdeling van 'meisjesberoepen' en 'jongensberoepen' doorbroken wordt.
Meisjes kunnen zien wat technische, natuurwetenschappelijke en ambachtelijke beroepen inhouden.
Jongens kunnen ontdekken of sociale, pedagogische of verzorgende beroepen bij hun passen.

'Zukunftstage' vind je overal in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.

 

Beispiele

  1. Bekijk de volgende websites over de 'Zukunftstag'.
     
    A Niedersachsen B Brandenburg C Schweiz
  2. Verzamel informatie over de volgende punten:
    Schrijf belangrijke informatie op in je schrift.
    1. Wanneer vindt de volgende 'Zukunftstag' plaats?
    2. Wat kun je doen?
    3. Welke bedrijven, opleidingen en instanties nemen deel?
      Noem enkele voorbeelden.
    4. Geef aan wat jij interessant vindt. Waar zou jij graag naartoe gaan?
  3. Bespreek de resultaten in de klas.

Millionär

Die Prinzen zijn een Duitse popgroep.
Zij zingen in het Duits en ze hebben vaak grappige teksten.
Misschien ken je al de liedjes Küssen verboten of Mein Fahrrad.

In hun lied Millionär dromen ze van een toekomst zonder geldzorgen.

Möglichkeiten - Mogelijkheden
Wat kun je doen om miljonair te worden?

  1. Verzamel ideeën in een groepje van vier personen.
  2. Noteer de ideeën in het Duits in je schrift.
  3. Gebruik de zou-vorm: bv. Man könnte mehr arbeiten.
  4. Bekijk de ideeën in de klas.

 

Dasselbe - Gelijk
Welke zinnen betekenen hetzelfde?
Schrijf de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift.
Zet de zinnen met dezelfde betekenis bij elkaar.

 

Ich habe kein Geld auf der Bank. Ich habe ein großes Maul.
Ich komme ins Gefängnis. Ich komme in den Knast.
Ihr Mann ist gestorben. Ich knacke eine Bank.
Ich arbeite nicht gern. Mein Konto ist leer.
Ich breche in eine Bank ein. Die Polizei fasst mich.
Geld regiert die Welt. Sie ist Witwe.
Das weiß ich nicht. Ich bin faul.
Die Polizei fängt mich. Es ist sehr wichtig, Kohle zu haben.
Ich lüge nie. Ich schwimme im Geld.
Ich habe einen großen Mund. Ich bin immer ehrlich.
Ich bin super reich. Keine Ahnung!

 

 

Reihenfolge - Volgorde
Luister naar het lied.


In welke volgorde hoor je de volgende woordjes?
Doktor - Bank - Körper - Freund - Konto
Schrijf de juiste volgorde in je schrift.

Lückentext - Gatentekst

  1. Luister nog een keer naar het lied.
  1. Lees de tekst mee en vul de ontbrekende woorden in.


    Ich wär’ so gerne Millionär,
    dann wär’ mein Konto niemals leer.
    Ich wär’ so gerne Millionär – ..... .
    Ich wär’ so gerne Millionär.

    Ich hab’ kein Geld, hab’ keine Ahnung, doch ich hab’ ein großes Maul.
    Bin weder Doktor noch ....., aber ich bin stinkend faul.
    Ich habe keine reiche ..... und keinen reichen Freund.
    Und von viel Kohle hab’ ich bisher leider nur ...... .

    Was soll ich tun, was soll ich machen? Bin vor Kummer schon halb ...... .
    Hab’ mir schon ein paar Mal überlegt: Vielleicht knackst du eine Bank.
    Doch das ist leider sehr ..... — bestimmt werd’ ich gefasst.
    Und außerdem bin ich doch ehrlich und will nicht in den Knast.

    Ich wär’ so gerne Millionär

    Es gibt so viele reiche Witwen, die begehren mich sehr.
    Sie sind so scharf auf meinen ..... , doch den geb’ ich nicht her.
    Ich glaub’, das würd’ ich nicht verkraften — um keinen Preis der ..... .
    Deswegen werd’ ich lieber Popstar und schwimm’ in meinem ..... .


Die Prinzen

  1. Lees de tekst in het Worddocument: Die Prinzen
  2. Lees de zinnen in het tekstblokje.
    Geef aan of de beweringen juist (richtig) of fout (falsch) zijn.
    1. 'Die Prinzen' sind nur in Ostdeutschland populär. (richtig/falsch?)
    2. Sie haben das Singen in einer Rockband gelernt. (richtig/falsch?)
    3. Die Band nennt sich seit 1991 'Die Prinzen'. (richtig/falsch?)
    4. 'Millionär' war ihr erster Hit. (richtig/falsch?)

Alben - Albums
Die Prinzen hebben heel veel albums en singles uitgebracht.

  1. Welke tekst past bij welk album/cover?
  2. Kijk in de pop-up voor de afbeelding van de hoezen en vier informatieve teksten.
  3. Neem in je schrift over welke tekst bij welk album hoort.
    1. Im Jahr 2006 feierten die Prinzen ihr 15jähriges Bandjubiläum und es erschien das erste Live-Album "Die Prinzen – akustisch live".
    2. Der Titelsong dieses Albums hieß "Du musst ein Schwein sein auf dieser Welt".
    3. Immer wieder ist bei den Prinzen Geld ein beliebtes Thema. So auch auf ihrem 2003 erschienenen Album.
    4. 2002 war das Jahr der Fußballweltmeisterschaften in Japan/Korea. Eine Single der Prinzen wurde zur Hymne auf den deutschen Nationaltorhüter.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

Sprachaufgaben

Einleitung

In dit thema heb je veel over de toekomst gelezen, gehoord, geschreven en gesproken.

  • Je kent nu de belangrijke woorden en uitdrukkingen.
  • Je weet hoe je de toekomende tijd en de zou-vormen in het Duits maakt en gebruikt.
  • Je hebt je eigen toekomstplannen beschreven en over mogelijke ontwikkelingen in de toekomst nagedacht.

Nu ga je wat je hebt geleerd in de praktijk brengen.

In dit project beschrijf je hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit zal zien.


Lerntipp Sprachaufgaben - Leertips taaltaken
Hier vind je verschillende taaltaken die aansluiten bij het Europees Referentiekader (ERK).
Hoe beter je deze opdrachten maakt des te beter kun je je redden in vergelijkbare situaties in het echte leven.

Sciencefiction

Situatie:
Binnenkort wordt er in Duitsland een film gemaakt over de vraag hoe onze wereld er over dertig jaar uit zal zien.
Hoe wij mensen dan leven en met elkaar omgaan.
Welke problemen we dan zullen hebben en wat we tegen die tijd op verschillende gebieden zoals:
milieu, onderwijs, economie, gezondheidszorg, techniek, politiek, internationale samenwerking zullen hebben bereikt.
Omdat het niet alleen een wetenschappelijk verhaal moet worden,
willen de makers van de film heel veel ideeën van verschillende bevolkingsgroepen verzamelen, zo ook van leerlingen.

Dat past mooi bij het thema dat jullie net bij Duits hebben behandeld!
Daarom doet jullie klas mee aan het project.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

 

Entscheidung - Beslissing
Je kunt deze opdracht op twee manieren uitvoeren.

  1. Eerste opdracht is dat jullie als gehele klas gaan kiezen voor Variant A of voor Variant B.
  2. Elke leerling leest zelf de instructie voor beide varianten.

    Variant A
    • Elke leerling werkt voorlopig apart.
    • Je bedenkt zelf hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit zal zien en je verwerkt je ideeën in een Duitstalige tekst.
    • Maak zelf illustraties of zoek bijpassende afbeeldingen.
    • Zorg voor een leuke vormgeving.
    • Later bespreken jullie de teksten in de klas.


    Variant B
    • Je werkt in groepjes van drie leerlingen samen.
    • Elk groepje houdt zich bezig met één aspect van de vraag hoe de wereld er over dertig jaar uit gaat zien (bv. alleen op het gebied van onderwijs).
    • Samen verwerk je je ideeën in een Duitstalige tekst.
    • Maak illustraties of zoek bijpassende afbeeldingen.
    • Zorg voor een leuke vormgeving.

  3. Vorm een groepje met drie leerlingen en zet de voor- en nadelen van de varianten op een rijtje.
  4. Met jullie groepje bepaal je welke variant de klas moet uitvoeren.
  5. Met de gehele klas kom je bij elkaar. Elk groepje vertelt voor welke variant ze willen gaan. De docent houdt de score bij.
  6. De variant waar het meest voor gekozen is, wordt welke jullie allemaal gaan doen.

 

Stufenplan - Stappenplan
Werk volgens het stappenplan dat bij jullie keuze past.


  1. Bedenk eerst hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit gaat zien.
  2. Maak enkele aantekeningen.
  3. Verwerk jouw ideeën in een Duitstalige tekst van ongeveer 100 woorden.
  4. Zorg voor een logische opbouw en maak alinea's.
    Denk aan intro-middenstuk-afsluiting.
    Bedenk een titel die bij het stuk past.
  5. Gebruik zo veel mogelijk de toekomende tijd en/of de zou-vormen.
  6. Verwerk het beeldmateriaal.
  7. Kijk je tekst goed na en haal eventuele fouten eruit.
  8. Als je twijfelt kun je de docent vragen je tekst na te kijken.
 

  1. Vorm groepjes van drie leerlingen.
  2. Verdeel de deelonderwerpen onder de groepjes:
    1. milieu
    2. onderwijs
    3. economie
    4. gezondheidszorg
    5. techniek
    6. politiek
    7. voedsel
    8. werk
    9. vrije tijd
    10. internationale samenwerking
  3. Brainstorm in het groepje over jullie deelonderwerp.
  4. Maak enkele aantekeningen.
  5. Verwerk jullie ideeën in een Duitstalige tekst van ongeveer 200 woorden.
  6. Zorg voor een logische opbouw en maak alinea's.
  7. Gebruik zo veel mogelijk de toekomende tijd en/of de zou-vormen.
  8. Verwerk het beeldmateriaal.
  9. Kijk de tekst goed na en haal eventuele fouten eruit.
 

Präsentation - Presentatie

  1. Hang de resultaten op in het lokaal.
  2. Bekijk en bespreek de resultaten in de klas.
  3. Je leraar zal je werk beoordelen.

 

Auswertung - Evalueren

  • Beheers je de stof bij het thema 'Zukunft'?
  • Ken je de woorden, zinnen en de grammatica?
  • Kun je in het Duits mondeling en schriftelijk over de toekomst en toekomstplannen communiceren?

Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn. Neem het schema over in je schrift en vul deze in.


  een beetje voldoende goed zeer goed
Ik ken de woorden bij het thema 'Zukunft'.        
Ik kan Duitse woorden en zinnen correct uitspreken.        
Ik kan mijn toekomstplannen beschrijven.        
Ik kan toekomstplannen van anderen begrijpen.        
Ik kan de grammatica correct gebruiken.        
Ik kan aan iemand anders vragen stellen over zijn toekomstplannen.        
Ik kan op eenvoudige vragen over mijn toekomstplannen reageren.        
Ik kan mijn mening geven en beargumenteren.        
Ik voel me zeker als ik Duits praat.        


 

Ziel
Gefeliciteerd, je hebt het doel gehaald! Je hebt alle opdrachten gemaakt en hopelijk veel geleerd.

Portfolio

Europäisches Sprachenportfolio

In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden en de vorderingen die je over langere tijd op dat gebied maakt.

In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t je taalontwikkelingen.
Om het niveau op het gebied van vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.
Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.
Klik op de volgende links om informatie over het Europees taalportfolio in te winnen.

Antwoorden

Start

Brainstorming

  • BÄCKER
  • PILOT
  • GÄRTNER
  • SÄNGER
  • POLIZIST
  • VERKÄUFER

Werkzeugkasten 1

Traüme

Übung 2:

Wie lange dauert die Ausbildung? Die Ausbildung dauert drei Jahre.
Was für ein Sternzeichen bist du? Ich bin Waage.
Welchen Abschluss braucht man dafür? Dafür braucht man den Realschulabschluss.
Was denkst du über Tims Prüfungen? Er wird bestimmt nicht durchfallen.
Kann man dort eine Lehre machen? Ja, dieser Betrieb bildet Jugendliche aus.
Warum willst du Medizin studieren? Weil ich Ärztin werden will.
Ist Geld verdienen wichtig für dich? Das ist mir egal
Viel Erfolg! Danke, gleichfalls!



Übung 3:

  1. Ik heb nog geen toekomstplannen.
  2. Ik twijfel nog wat ik wil worden.
  3. Hij is van plan het vmbo-diploma te halen.
  4. Ik zou daar graag stage willen lopen.

 

Bewerbung

Übung 2:

  • Bist du für diesen Job geeignet?
  • Du solltest dich nicht überschätzen.
  • Leider hat er eine Absage bekommen.
  • Wie kann ich die richtige Wahl treffen?
  • Hat sie schon Erfahrung gesammelt?



Übung 3:

  1. Dafür habe ich kein Verständnis.
  2. Er will später Karriere machen.
  3. Er kennt sich gut mit Autos aus.
  4. Wofür interessierst du dich?
  5. Was sind deine Schwächen?

 

Arbeit

Übung 1:
  1. Wie heißt dein neuer Kollege?
  2. Er hat seit zwei Jahren eine feste Stelle.
  3. Die Arbeit in der Werkstatt mach mir Spaß.
  4. Nächstes Jahr geht sie auf die Berufsschule.
  5. In welcher Abteilung machst du dein Praktikum?
  6. Dieser Betrieb sucht ab September einen Azubi.
Übung 3:
  vrouw man
Schauspieler   x
Sportlerin x  
Frisör   x
Sängerin x  
Koch   x
Informatikerin x  
Pilotin x  
Arzt   x
Übung 4:
  • die Polizistin
  • die Kellnerin
  • die Anwältin
  • die Frisörin
  • die Verkäuferin
  • die Schauspielerin
  • die Künstlerin
  • die Bäuerin

Übung 5:
der Arzt
der Bäcker
der Gärtner
die Bauerin
die Lehrerin
die Polizistin
der Metzger
der Untersucher
Übung 6:
  1. Er moet zijn: Sie of Verkäuferin moet zijn: Verkäufer
  2. Mann moet zijn: man
  3. in moet zijn: bei
  4. eine Ferienstelle moet zijn: einen Ferienjob

Hören

Zukunftpläne

1 = C
2 = B
3 = B
4 = A

 

Berufswahl

Übung 2:

  juist niet juist
Julian heeft enkele uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken gekregen.   x
Tijdens het oefenen met zijn vader blijkt dat Julian goed voorbereid is.   x
Julian is voor het sollicitatiegesprek best zenuwachtig. x  
Door de vragen van mevrouw Müller voelt Julian zich op zijn gemak. x  
Julian kan niet alle vragen van mevrouw Müller beantwoorden.   x
Julian moet twee weken op een antwoord wachten. x  
Julian kan vanaf één september met de opleiding beginnen.   x



Übung 3:

  1. omdat hij geïnteresseerd is in auto’s
  2. 3,5 jaar
  3. elke maandag
  4. vroeg gaan solliciteren; stage lopen bij het bedrijf waar je je opleiding wilt doen (en tijdens de stage niet lui zijn, niet te veel pauzes nemen, vragen wat je kunt doen)

 

2057

  1. geneeskunde/gezondheidszorg
  2. controle/bewaking alom
    1. het intelligente huis:
      • alles is via computerchips en sensoren verbonden
      • het huis ziet en hoort alles en kan reageren, bv.
        • tips bij tandenpoetsen geven
        • agenda beheren
        • boodschappen en taxi bestellen
        • contact maken met werkplek/verzekering/ziekenhuis
    2. de intelligente kleding:
      • computerchips en sensoren zijn met kleding verweven,waardoor
        • lichaamssignalen, bv. bloeddruk, ziektes of het ontstaan daarvan in de gaten worden gehouden
        • lichaamssignalen worden geanalyseerd
        • als het nodig is, wordt doorgegeven aan arts/ziekenhuis wat er aan de hand is en kan er sneller hulp komen
    3. vliegende auto's


Xtra: Wenn Ich Groß Bin***
Übung 2

  1. bankier/bankmedewerker
  2. idioot
  3. pak
  4. verpest (verpesten)
  5. wind ... op (opwinden)
  6. grond
  7. salaris
  8. belofte
  9. doodschieten/neerschieten
  10. een bekrompen, kleinburgerlijk persoon

Übung 3
bankier, astronaut, gangster

Übung 4
Antwoorden: Wenn Ich Groß Bin

 

Lesen

Berufsorientierung I

Übung 1:

  1. Wat kan ik heel erg goed?
  2. Wat vind ik leuk?
  3. Wat vind ik niet leuk?
  4. Waar word ik blij van?
  5. Waarvoor word ik geprezen?


Übung 2:

  • stap 1: een lijst met sterke en zwakken punten van jezelf maken
  • stap 2: andere mensen (ouders, vrienden, leraren) vragen om ook zo’n lijst over jou te maken
  • stap 3: de lijsten vergelijken
  • stap 4: navragen als er verschillen zijn
  • stap 5: nagaan of de inschatting klopt en eventueel je eigen inschatting bijstellen


Übung 3:
b - een interview

Übung 4:

  1. Ze heeft eerst een test gedaan. De uitkomst past bij haar.
    Ze heeft de uitkomst persoonlijk met een beroepsadviseur besproken. Die heeft haar verder geholpen.
  2. Omdat ze op school klassenvertegenwoordiger was en omdat ze verschillende stages heeft gedaan.
  3. Op dit moment zit ze bij de entree op de receptie.
    Maar ze moet ook op andere afdelingen ervaringen opdoen, zoals salarisadministratie, serviceafdeling, jobcenter.
  4. Je moet het leuk vinden om met mensen om te gaan. Je moet zelfstandig én in een team kunnen werken.
    Je moet iets van techniek afweten, je goed kunnen uitdrukken en interesse voor politiek en economie hebben.
  5. De stages die je loopt zijn belangrijk.
    Je moet iets doen waar jij goed in bent en wat jij leuk vindt en niet wat je vrienden doen of wat net populair is.

 

Berufsorientierung II

Übung 1:
1 = klas 9
2 = der Hauptschulabschluss
3 = das Abitur (ook Hochschulreife).
4 = der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
5 = NL 10/9/8 = D 1/2; NL 7/6 = D 3/4; NL 5/4/3/2/1 = D 5/6

Xtra: Berufsausbildung***

Übung 1

  1. Een beroepsopleiding duurt twee tot drie jaar.
  2. Dat je routine krijgt. Dat je zelfstandig leert te werken.
  3. Dat je gemotiveerd bent, interesse toont, vragen stelt; ook dat je je aanpast aan het bedrijf/de bedrijfscultuur.
  4. In principe voer je taken uit die direct met je opleiding te maken hebben, maar als iedereen een keer aan de beurt is met bv. koffie zetten, dan zal je dat ook af en toe moeten doen.
    Dat hoort er gewoon bij.
  5. Nee. 'Denn auch zu jeder Berufsausbildung gehört ein schulischer Teil mit Hausaufgaben und Prüfungen.'
  6. Nee. Allerdings ist der Stoff, den man dort lernt, stark auf den Beruf zugeschnitten und lässt sich schnell in die Praxis umsetzen.
  7. Meestal zit je een of twee dagen per week op school en werk je de rest van de week bij het bedrijf.
  8. Nee, in tegendeel: je kunt er zelfs geld voor aanvragen of je krijgt gewoon een soort salaris (afhankelijk van het beroep en hoe ver je al bent met je opleiding).
  9. Duaal betekent tweeledig, hier dat de opleiding uit twee onderdelen bestaat: aan de ene kant zit je (meestal één of twee dagen per week) op school en leer je de theorie van het beroep, aan de andere kant leer je veel in de praktijk door (de andere dagen van de week) direct bij een bedrijf te werken.

Übung 3

  • Ausbildungsfinanzierung:
    • Ausbildung = opleiding
    • Finanzierung = iets met financiën = geld
    • ➨ het geld dat je voor/tijdens je opleiding krijgt/verdient
  • Fahrzeuginnenausstatter:
    • Fahrzeug = voertuig/auto
    • innen = binnen
    • Ausstatter = Ausstattung = inrichting - inrichter
    • ➨ iemand die de binnenkant van auto’s inricht/maakt
  • Maßschneider:
    • Maß = maat
    • Schneider = kleermaker
    • ➨ kleermaker
  • Berufsausbildungsbeihilfe:
    • Beruf = beroep
    • Ausbildung = opleiding
    • ➨ beroepsopleiding
    • Beihilfe/Hilfe = (financiële) hulp/ondersteuning
    • ➨ financiële hulp die je tijdens je beroepsopleiding kunt krijgen

 

Werkzeugkasten 2

Grammatik-1:

Übung 1:
1 = b
2 = a
3 = b
4 = b
5 = a

Übung 3:

  1. Ich weiß noch nicht, was ich studieren werde.
  2. Werden Sie uns helfen?
  3. Morgen wird es sicher regnen.
  4. Wirst du das wirklich machen?


Übung 4:

  1. Er wird den Realschulabschluss machen.
  2. Max und Lisa werden heiraten.
  3. Oliver wird Karriere machen.

 

Grammatik-2:

Übung 1:

  1. Je zou me van tevoren moeten bellen.
  2. Ik zou graag weten hoe laat we beginnen.
  3. Zou ik u iets mogen vragen?

Übung 4:

  1. Ich würde gern Musik hören.
  2. Sie würden gern im August heiraten.
  3. Maria würde gern im Ausland studieren.

Sprechen

Telefongespräch:

Zentrale: Müller & Co, gutenTag.

Herr S.: Ich möchte bitte Frau Krause sprechen.

Zentrale: Einen Moment bitte, ich verbinde.

Frau K.: Krause?

Herr S.: Hier ist Jürgen Schmidt aus Kiel. Ich hätte da eine Frage: könnten wir den morgigen Termin verschieben? Ich habe nämlich gerade gehört, dass ich dann in Köln sein muss.

Frau K.: Aber naturlich! Wann hätten Sie denn Zeit? Wann würde es Ihnen am besten passen?

Herr S.: Der kommende Freitag würde mir sehr gut passen.

Frau K.: Na gut, sagen wir dann Freitag. Und wieder um 14 Uhr?

Herr S.: Ausgezeichnet. Also bis Freitag dann! Auf Wiederhören.

Frau K.: Wiederhören.

 

Landeskunde

Schülerbarometer 

  1. leerlingen van klas 2 t/m 6
  2. politie, ProSiebenSat.1 Media AG (= commerciële omroep), het leger
  3. de modebranche (bv. H&M)
  4. technische opleidingen
  5. sociale opleidingen/dienstverlening

 

Millionär

Dasselbe:
Ich habe kein Geld auf der Bank. Mein Konto ist leer.
Ich komme ins Gefängnis. Ich komme in den Knast.
Ihr Mann ist gestorben. Sie ist Witwe.
Ich arbeite nicht gern. Ich bin faul.
Ich breche in eine Bank ein. Ich knacke eine Bank.
Geld regiert die Welt. Es ist sehr wichtig, Kohle zu haben.
Das weiß ich nicht. Keine Ahnung!
Die Polizei fängt mich. Die Polizei fasst mich.
Ich lüge nie. Ich bin immer ehrlich.
Ich habe einen großen Mund. Ich habe ein großes Maul.
Ich bin super reich. Ich schwimme im Geld.
 
Lückentext:
Ich wär’ so gerne Millionär,
dann wär’ mein Konto niemals leer.
Ich wär’ so gerne Millionär – millionenschwer.
Ich wär’ so gerne Millionär.

Ich hab’ kein Geld, hab’ keine Ahnung, doch ich hab’ ein großes Maul.
Bin weder Doktor noch Professor, aber ich bin stinkend faul.
Ich habe keine reiche Freundin und keinen reichen Freund.
Und von viel Kohle hab’ ich bisher leider nurgeträumt.

Was soll ich tun, was soll ich machen? Bin vor Kummer schon halb krank.
Hab’ mir schon ein paar Mal überlegt: Vielleicht knackst du eine Bank.
Doch das ist leider sehr gefährlich — bestimmt werd’ ich gefasst.
Und außerdem bin ich doch ehrlich und will nicht in den Knast.

Ich wär’ so gerne Millionär…

Es gibt so viele reiche Witwen, die begehren mich sehr.
Sie sind so scharf auf meinen Körper, doch den geb’ ich nicht her.
Ich glaub’, das würd’ ich nicht verkraften — um keinen Preis der Welt.
Deswegen werd’ ich lieber Popstar und schwimm’ in meinem Geld.
 
Reihenfolge:
  1. Doktor
  2. Freund
  3. Bank
  4. Körper
  5. Konto
 
Die Prinzen:
  1. "Die Prinzen" sind nur in Ostdeutschland populär. ➜ falsch
  2. Sie haben das Singen in einer Rockband gelernt. ➜ falsch
  3. Die Band nennt sich seit 1991 "Die Prinzen". ➜ richtig
  4. "Millionär" war ihr erster Hit. ➜ falsch
 
Alben:
  1. Album 3 ➜ Im Jahr 2006 feierten die Prinzen ihr 15jähriges Bandjubiläum und es erschien das erste Live-Album "Die Prinzen – akustisch live".
  2. Album 4 ➜ Der Titelsong dieses Albums hieß "Du musst ein Schwein sein auf dieser Welt".
  3. Album 2 ➜ Immer wieder ist bei den Prinzen Geld ein beliebtes Thema. So auch auf ihrem 2003 erschienenen Album.
  4. Album 1 ➜ 2002 war das Jahr der Fußballweltmeisterschaften in Japan/Korea. Eine Single der Prinzen wurde zur Hymne auf den deutschen Nationaltorhüter.