Du hast schon geübt, wie du in bestimmten Situationen, z.B. auf einem Campingplatz oder bei einem Schüleraustausch, mit Leuten aus anderen Ländern auf Deutsch kommunizieren kannst. Oft finden solche Gespräche beim Essen statt, z.B. beim gemeinsamen Grillabend auf dem Campingplatz oder während des Schüleraustauschs in der Schulkantine. Dann ist es natürlich gut, wenn du sagen kannst, was du möchtest, was dir (nicht) schmeckt oder dass du auf einer Tütensuppe aus dem deutschen Supermarkt lesen kannst, wie man die Suppe macht.
Sprecht in der Klasse über eure Erfahrungen:
Wer hat schon mal in Deutschland oder den deutschsprachigen Ländern gegessen?
Was habt ihr gegessen?
Wie hat es geschmeckt?
Welche typischen Speisen kennt ihr?
Was war anders als in den Niederlanden?
Was war genauso wie in den Niederlanden?
Welche Lebensmittel aus Deutschland kauft ihr manchmal in den Niederlanden?
Inleiding
Je hebt al geoefend hoe je in verschillende situaties (bv. op een camping) met mensen uit andere landen in het Duits kunt communiceren.
Vaak vinden dit soort gesprekken tijdens het eten plaats, bv. bij een gezellige barbecue op de camping of bij een etentje in het kader van een uitwisseling. Dan is het natuurlijk handig als je kunt zeggen wat je wilt hebben en wat je (niet) lekker vindt. Ook kan het handig zijn als je op de verpakking van een zakje soep kunt lezen hoe je die soep moet klaarmaken.
Spreek in de klas over jullie ervaringen:
Wie heeft al een keer in Duitsland of andere Duits sprekende landen gegeten?
Wat hebben jullie gegeten? Vond je het lekker?
Welke typische gerechten uit die landen kennen jullie?
Wat is daar qua eten heel anders dan in Nederland?
Wat is daar qua eten hetzelfde als in Nederland?
Welke producten uit die landen kopen jullie soms/vaak in de supermarkt in Nederland?
Inhalt dieses Themas
Inhoud
Das Thema Guten Appetit! besteht aus den folgenden Teilen:
Het thema Guten Appetit! bestaat uit de volgende onderdelen:
Start
Wortschatz
Hören
Lesen
Grammatik
Sprechen
Schreiben
Landeskunde
Sprachaufgaben
Veel plezier!
1. Deutsche Produkte
Producten
Heb je er weleens bij stilgestaan dat heel veel levensmiddelen die in Nederland verkocht worden uit Duitsland, Zwitserland of Oostenrijk komen?
In de volgende huiswerkopdracht ga je op onderzoek uit.
1
Ga naar de supermarkt (eventueel naar de Aldi of de Lidl) 2
Zoek naar levensmiddelen die uit Duitsland, Zwitserland of Oostenrijk komen. 3
Maak aantekeningen: soort product (bv. chocola), eventueel het Duitse woord voor het product, de merknaam en de plaats waar het wordt gemaakt. 4
Vergelijk je aantekeningen de volgende les met jouw klasgenoten.
2. Deutsche Essgewohnheiten
Essen und Trinken - Eten en drinken
Gibt es in Deutschland hagelslag? Was kriegst du, wenn du eine Frikadelle bestellst?
Kennen ze in Duitsland hagelslag? Wat krijg je als je eine Frikadelle bestelt?
Lies den Text auf www.duits.de über Essen und Trinken in Deutschland.
Beantworte die folgenden Fragen auf Niederländisch in deinem Heft:
Wat is het Duitse woord voor snackbar?
Wat wordt in een snackbar het meest verkocht?
Wat krijg je als je een Frikadelle bestelt?
Wat is anders aan het brood in Duitsland?
Wat is het Duitse woord voor broodje?
Kennen ze in Duitsland hagelslag? Zo ja, wat doen ze ermee?
Op welk moment van de dag eten de Duitsers warm?
Wat is het Duitse woord voor Spa Blauw/water zonder prik?
Hoe heet een beroemde taart uit Oostenrijk?
Is het onbeschoft als je bij de koffie nog een tweede stuk taart of een tweede koekje neemt?
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
3. Was kannst du schon?
Wat kan je al?
Ken je al woorden/zinnen die met het thema 'Guten Appetit' te maken hebben? Doe de volgende oefeningen om er in te komen. 1
Hieronder zie je vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Zoek bij ieder Nederlands woord het juiste Duitse woord.
a het brood
b de kaas
c de worst
d de boterham
e het beleg
1 das Aufschnitt
2 die Wurst
3 der Käse
4 das Brot
5 das belegte Brot
Neem over en vul in: 1 = ..... 2 = ..... 3 = ..... 4 = ..... 5 = .....
2
En nog vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden. Maak de juiste combinaties.
a koffie
b melk
c water
d sap
e wijn
1 der Wein
2 der Kaffee
3 die Milch
4 der Saft
5 das Mineralwasser
Neem over en vul in: 1 = ..... 2 = ..... 3 = ..... 4 = ..... 5 = .....
Lees verder op pagina 2.
4. Was kannst du schon?
3
Hieronder nogmaals vijf Nederlandse en vijf Duitse woorden.
Maak de juiste combinaties.
a zoet
b zuur
c warm
d rauw
e koud
1 roh
2 süß
3 warm
4 kalt
5 sauer
Neem over en vul in: 1 = ..... 2 = ..... 3 = ..... 4 = ..... 5 = .....
Hoe ging het?
Wist je van de meeste Nederlandse woorden de Duitse vertaling te vinden?
Ja, dan ben je zeker klaar om met het thema te beginnen.
Was wirst du lernen? (1)
Ziele - Doelstellingen
Im abschließenden Projekt in den Sprachaufgaben bereitet ihr ein Klassenessen mit deutschen Speisen vor. Anschließend esst ihr zusammen.
In het project aan het einde van het thema bereiden jullie een maaltijd met Duitse gerechten voor, die jullie vervolgens ook samen eten.
Daarom:
liest und hörst du Berichte von verschiedenen Personen zum Thema Lieblingsessen,
lees je en luister je naar berichten van verschillende personen over het thema lievelingseten,
erzählst du über dein Lieblingsessen,
vertel je iets over jouw lievelingseten,
beschreibst du, wie man ein Gericht zubereitet,
beschrijf je hoe je een bepaald gerecht klaarmaakt,
machst du einen Einkaufszettel,
maak je een boodschappenlijstje,
erfährst du alles über die Currywurst,
kom je veel over een specialiteit (de 'Currywurst') te weten,
lernst und machst du noch viel mehr...
leer en doe je nog veel meer...
Was wirst du lernen? (2)
Bei Sprachaufgaben findest du realistische Situationen, in denen du das Gelernte anwendest (waarin je alles wat je hebt geleerd gebruikt).
Achte dabei auf: Let daarbij op:
die Aussprache (de uitspraak)
die Rechtschreibung (de spelling)
die sprachlichen Mittel, Wörter und Sätze (de woorden en zinnen)
die Grammatik (de grammatica)
Keine Panik, wenn du das noch nicht kannst! Du lernst es in diesem Thema.
Jetzt geht's los!
Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.
Aan de slag!
Veel succes!
Arbeitsplan
Arbeitsplan
Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt.
1 Imbisstube 2 (Verschillende soorten) worstjes 3 Een gehaktbal 4 Het deeg (een soort zuurdesemdeeg) 5 Brötchen 6 Ja, als versiering op taarten 7 Tussen de middag 8 Stilles Mineralwasser / Stilles Wasser 9 Sachertorte 10 Nee, dat is heel normaal
Wortschatz
Einleitung
Einleitung
Am Ende des Themas Guten Appetit kannst du über Essen und Trinken, verschiedene Speisen und Zutaten sprechen und sagen, was dir schmeckt. Dieser Werkzeugkasten hilft dir beim Lernen des neuen Stoffs.
Hier findest du das Material, das du brauchst, zum Beispiel:
Aan het einde van dit thema kun je over eten en drinken, verschillende gerechten en ingrediënten praten en zeggen wat je lekker vindt. Deze gereedschapskist (Werkzeugkasten) helpt je om je daarop voor te bereiden.
Hier vind je bijvoorbeeld:
Gebrauchsanweisung zum Programm WRTS
Handleiding bij het programma WRTS
Wortschatz: links zu den Wörtern und Sätzen, die zum Thema gehören
Woordenschat: links naar de woorden en zinnen van dit thema
Spiele - Spelletjes
Hilfmittel - Hulpmiddelen
Du brauchst die Wörter, Sätze und Grammatik, um die Sprachaufgaben zum Thema 'Guten Appetit!' erfolgreich machen zu können.
Je hebt de woordjes en zinnen nodig om de taaltaken bij het thema 'Guten Appetit!' goed te kunnen maken.
Wortschatz - WRTS
WRTS
Hier wirst du die Wörter zum Thema Guten Appetit üben. Für jedes Thema stehen in WRTS fertige Wörterlisten, die du sofort zum Üben benutzen kannst.
Hier zul je woorden bij het thema Guten Appetit! oefenen. Voor elke thema staan er op ovcduits.wrts.nl woordenlijsten klaar waar je mee kunt oefenen.
Wähle unten die Liste die du gebrauchen willst und klicke auf 'Opslaan' :
Kies hieronder de lijst die je wilt gebruiken en klik op 'Opslaan':
Guten Appetit! Aussagen A
Guten Appetit! Aussagen B
Guten Appetit! Aussagen C
Guten Appetit! Wortschatz A
Guten Appetit! Wortschatz B
Guten Appetit! Wortschatz C
Klicke dann auf das Wort "Overnemen" neben der Liste, die du übernehmen willst.
Klik op het woord 'Overnemen' achter de lijst die je wilt gaan gebruiken.
Klicke dann auf 'Opslaan'. Klik dan op 'Opslaan'.
Klick auf 'Overhoren'. Übe auf verschiedene Weise (verschillende manieren).
Succes.
1. Lebensmittel
Lebensmittel
Öffne die WRTS-Liste Guten Appetit - Wortschatz A und übernimm sie. Übe und lerne die Wörter mit WRTS. Open de WRTS-lijst Wortschatz A en neem deze over. Oefen en leer de woorden met WRTS.
Mache jetzt den Woordenschattest. - Flash.
Starte die Audioversion des Spiels (play game, audio).
Höre dir das Wort an und klicke auf das passende Bild.
(Doe de woordenschattest, luister en klik op de passende afbeelding).
Übe das Schreiben. Oefen dan de spelling: die Lebensmittel. - Flash
Klicke 'START' und dann auf das Bild. Ergänze das Wort, das du hörst.
Klicke auf 'CHECK'.
Klik op START en klik op het plaatje. Vul het juiste antwoord in en klik op 'CHECK'.
Dann jetzt noch eine lustige Übung:
Dan nu nog een grappige oefening: eine Straßenumfrage. - Flash
Was essen oder kaufen die Leute? Klicke auf Start und höre dir das Interview an. Vervollständige die Antworten und klicke auf 'CHECK'.
Wat eten of kopen mensen? Klik op START en luister naar het interview.
Vul de ontbrekende woorden in en klik dan op CHECK.
2. Lebensmittel
Lebensmittel
Öffne die WRTS-Liste Guten Appetit! – Wortschatz B und übernimm sie.
Open de WRTS-lijst en neem deze over: Guten Appetit - Wortschatz B .
Übe und lerne die Wörter mit WRTS und mache danach diese Übung:
Oefen en leer de woorden met WRTS en maak hierna deze oefening.
Suche das deutsche Wort beim Bild.
Zoek het duitse woord bij de afbeelding.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Nog meer woordjes!
Du hast nun die Wörter und Aussagen über 'Lebensmittel' gelernt. Aber es gibt natürlich noch viele andere Wörter zu diesem Thema, z.B. Früchte oder Gemüsesorten. In den folgenden Übungen findest du darum noch mehr Wörter, um deinen Wortschatz zu vergrößern. Dann kannst du noch besser sagen, was dir (nicht) schmeckt, was du (nicht) gern isst, was du bestellen oder kaufen möchtest.
Je hebt nu een aantal woorden en zinnen over 'Lebensmittel' geleerd. Er zijn natuurlijk nog veel meer woorden bij het thema, neem maar de verschillende fruitsoorten of groenten. Daarom krijg je de kans jouw persoonlijke woordenschat uit te breiden met woorden. Dan kun je namelijk nog beter aangeven wat je wel of niet lekker vindt, wat je wel of niet lust of wat je wilt bestellen of kopen.
Schreibe mindestens zehn neue Wörter auf, die für dich wichtig sind.
Lerne diese Wörter.
Schrijf tenminste tien nieuwe woorden op die voor jou belangrijk zijn.
Leer deze woordjes.
4. Beim Essen
Beim Essen 1 - In de keuken
Öffne die WRTS-Liste 'Guten Appetit! - Wortschatz C' und übernimm sie.
Open de lijst en neem over. Wortschatz C
Übe und lerne die Sätze mit WRTS. - Oefen en leer de zinnen met WRTS.
Lies die Umschreibung und schreibe das passende deutsche Wort auf in deinem Heft.
Lees de omschrijving en schrijf het passende Duitse woord op in je schrift.
Damit isst man Suppe.
Essen ohne Tierprodukte.
Einen Kuchen machen.
Darauf kommt das fertige Essen.
Eine Zitrone ist meistens so.
Das Essen zubereiten.
Gemüse ist so am gesündesten.
Zucker ist so.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
5. Beim Essen
Beim Essen - 2
Öffne die WRTS-Liste 'Guten Appetit! -" Aussagen A' und übernimm sie.
Open de WRTS-lijst en neem deze over. Aussagen A
Übe und lerne die Sätze mit WRTS.
Oefen en leer de zinnen met WRTS.
Lies die Situation und schreibe eine passende Reaktion auf.
Lees de situatie en schrijf in je schrift een passende reactie op.
Iedereen zit aan tafel, het eten is al opgeschept.
Je gaat voor een tweede ronde, maar je wilt maar een klein beetje.
Er wordt gevraagd of je nog een toetje wilt en dat wil je graag.
Je zegt tegen de gastvrouw dat de taart erg goed smaakt.
De groenten worden opgeschept, maar je lust de spinazie niet.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
6. Beim Essen
Beim Essen - 3
Öffne die WRTS-Liste 'Guten Appetit! -" Aussagen B' und übernimm sie.
Open de WRTS-lijst en neem deze over. Aussagen B
Übe und lerne die Sätze mit WRTS. - Oefen en leer de zinnen met WRTS.
Lies den Text und vervollständige die Sätze. Schreibe die Sätze mit Antwort in deinem Heft.
Lees de tekst en vul de zinnen aan. Schrijf de zinnen met het antwoord in je schrift.
Ich möchte Orangensaft ... (bij het ontbijt).
Um 19 Uhr gibt es ... (avondeten).
(Ik neem) ... das Tagesmenü.
Das ist ... (een specialiteit) der Region.
(Het recept) ... ist von meiner Oma.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
7. Beim Essen
Beim Essen - 4
Öffne die WRTS-Liste 'Guten Appetit! -" Aussagen C' und übernimm sie.
Open de WRTS-lijst en neem deze over. Aussagen C
Übe und lerne die Sätze mit WRTS. - Oefen en leer de zinnen met WRTS.
Lies die Antworte. Schreibe eine passende Frage auf in deinem Heft.
Lees de antwoorden. Schrijf een passende vraag op in je schrift.
Nimmst du ......? - Heute nehme ich Fisch.
Gehen wir .......? - Nein, wir essen zu Hause.
Kannst du mir bitte .......? - Bitte. Brauchst du auch Pfeffer?
Möchtet ihr .......? - Ja, gern, aber nur ein kleines.
Können wir bitte .......? - Ja, das macht € 27,30.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
8. Und du?
Und du?
Beantworte die Fragen auf Deutsch in deinem Heft. Schreibe ganze Sätze.
Benutze die WRTS-Listen und deine persönliche Wörterliste. Vergleicht danach eure Antworten in der Klasse.
Beantwoord de vragen in het Duits in jouw schrift. Maak hele zinnen.
Gebruik de WRTS-lijsten en eventueel je persoonlijke woordenlijst.
Bespreek daarna de antwoorden met de klas.
Was trinkst du am liebsten?
Isst du lieber Fisch oder Fleisch? Oder bist du Vegetarier?
Welches Obst magst du (drei Sorten)?
Welches Gemüse magst du (drei Sorten)?
Was magst du gar nicht?
Was ist dein Lieblingsessen?
Welche Beilage isst du meistens?
Was nimmst du mit in die Schule zum Essen?
Wiederhole und lerne alle Wörter und Aussagen aus den WRTS-Listen zum Thema 'Guten Appetit'!
Herhaal en leer alle woorden en zinnen uit de WRTS-lijsten bij het thema.
Hilfsmittel
Hilfsmittel
De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.
1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl
2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!
3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.
9. Spiele
Los geht's
Im Internet findest du viele Websites , mit deutschen Spiele und Übungen zum Thema. Suche dir einige Spiele aus, die du machen möchtest.
Op internet vind je veel websites met leuke Duitse spelletjes/oefeningen die te maken hebben met het thema. Zoek een paar spelletjes uit die je wilt doen.
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.
Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Antworten
Wortschatz - Beim Essen (1)
Löffel/der Löffel
vegetarisch
backen
Teller/der Teller
sauer
kochen
roh/frisch
süß
Wortschatz - Beim Essen (2)
Guten Appetit!
Nicht so viel, das ist genug.
Ja, gern!
Die Torte schmeckt sehr gut.
Spinat mag ich nicht.
Wortschatz - Beim Essen (3)
zum Frühstück
Abendbrot
Ich nehme
eine Spezialität
Das Rezept
Wortschatz - Beim Essen (4)
Fisch oder Fleisch
heute Abend essen
das Salz geben
noch ein Stück
zahlen/bezahlen
Hören
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Hören. Dafür machst du verschiedene Hörübungen. Alles, was du hier lernst, hilft dir, die Sprachaufgaben zum Thema "Guten Appetit!" gut machen zu können.
Hier oefen je je luistervaardigheid. Je maakt verschillende luisteropdrachten.
Alles wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema Guten Appetit! goed te kunnen maken.
Je:
hörst etwas über das Lieblingsessen von verschiedenen Personen.
hoort iets over het lievelingseten van verschillende personen.
siehst dir eine Kochshow an.
kijkt naar een kookprogramma.
Veel succes! Viel Erfolg
Lerntipp Hören
Lerntipp Hören
Vor dem Hören - Voor het luisteren:
Lies die Fragen gut durch. So kannst du dich besser auf die gesuchten Informationen konzentrieren.
Lees de vragen goed door. Dan kun je je beter concentreren op de gezochte informatie.
Beim Hören - terwijl je luistert:
Von Anfang an gut aufpassen! Konzentriere dich.
Let van begin af aan goed op! Concentreer je.
Schreibe die Antwort auf und lies gleich die nächste Frage.
Schrijf het antwoord op en lees meteen de volgende vraag.
Es ging zu schnell? Wiederhole die Übung, wenn das geht.
Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
Du verstehst nicht alles? Kein Problem! Nicht alle Wörter sind nötig, um den Text zu verstehen.
Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst te begrijpen.
1. Katrin
Katrin
Im folgenden Fragment erzählt Katrin, was sie in ihrem Kühlschrank hat.
In het volgende fragment vertelt Katrin wat ze allemaal in haar koelkast (Kühlschrank) heeft.
Welche Produkte hat Katrin in ihrem Kühlschrank?
Welke producten heeft Katrin in haar koelkast?
Jam
Bier
Cola
Kaas
Pasta
Melk
Vlees
Worst
Yoghurt
Boter
Bespreche deine Antworten mit einem anderen Schüler.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
2. Leonard
Leonhard
Im folgenden Fragment erzählt Leonhard etwas über sein Lieblingsessen.
Was ist dein Lieblingsessen?
In het volgende fragment vertelt Leonhard wat over zijn lievelingseten.
En wat is jouw lievelingseten?
Was isst Leonhard gerne?
Wat eet Leonhard graag?
Wähle aus - Kies uit:
Patat
Salade
Schnitzel
Tomatensaus
Pizza
Pasta
Spaghetti
Spinazie
Vergleiche deine Antwort mit einem anderen Schüler.
Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een klasgenoot.
3. Mia und Julia
Mia
Im folgenden Fragment erzählt Mia, was sie gern und nicht gern isst.
In het volgende fragment vertelt Mia wat zij wel en niet lust.
Mache jetzt die Übung - Maak nu de oefening.
Julia
Im folgenden Fragment erzählt Julia etwas über ihr Lieblingsessen.
In het volgende fragment vertelt Julia over haar lievelingseten.
Marion
Im folgenden Fragment erzählt Marion, was sie mag und nicht mag.
In het volgende fragment vertelt Marion wat zij wel en niet lust.
Was mag Marion nicht?
Wat lust Marion niet?
Vis
Water
Jus d'orange
Paddenstoelen
Pizza
Aardbeien
Pasta
Spinazie
Bespreche deine Antwort mit einem anderen Schüler.
Bespreek jouw antwoord met een klasgenoot.
5. Kochshow
Jana en Moritz
Jana und Moritz bereiten ein Schnitzel mit leckerer Chips-Kruste zu.
Jana en Moritz maken een schnitzel met een lekker crispy korstje klaar.
Sieh dir das Video an. Beantworte die Fragen (in deinem Heft).
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen (in je schrift).
a Wie alt sind Jana und Moritz?
Hoe oud zijn Jana en Moritz? b Die Frau verbessert Jana. Was sagt Jana und was ist richtig?
De vrouw verbetert Jana. Wat zegt Jana en wat is de verbetering? c Was machen Jana und Moritz?
Wat maken Jana en Moritz klaar? d Welche Zutaten brauchen sie für das Rezept?
Welke ingrediënten hebben zij voor het recept nodig? e Was machen sie mit den Chips und Flips?
Wat doen ze met de chips en flips? f Was essen sie dazu?
Wat eten ze erbij?
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
6. Knusperschnitzel (Lesen)
Rezept Knusperschnitzel
Lade hier jetzt das Rezept. Lies das Rezept und beantworte die Fragen.
Download hier nu het recept. Lees het recept en beantwoord de vragen.
a Jana 8 en Moritz 9b Jana zegt 'Schnitzel backen' en het zou 'Schnitzel braten' moeten zijn. c Bijzondere schnitzel d Schnitzel, eieren, bloem, (tortilla)chips/flips e Verbrokkelen / verkruimelen f Lente-uitjes en groenten uit een blik.
Lesen
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Lesen. Du lernst, deutsche Texte besser zu verstehen. Was du in den Texten liest, hilft dir später bei den Sprachaufgaben.
Hier oefen je de leesvaardigheid. Hoe meer je leest in het Duits, hoe beter het zal gaan. Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.
De teksten gaan over:
was verschiedene Leute zu verschiedenen Mahlzeiten essen.
wat verschillende mensen bij bepaalde maaltijden eten.
einige Rezepte.
verschillende recepten.
Na, dann mal los!
Lerntipp Lesen
Vor dem Lesen:
Sieh dir Titel, Abbildungen und hervorgehobene Textstellen gut an. Vielleicht weißt du dann schon, worum es in dem Text geht.
Lies die Einleitung. Bestimme die Textsorte (z.B. Brief, Märchen).
Lies die Aufgaben.
Bestimme die Lesestrategie.
- skimmen (global lesen, Hauptgedanken des Textes erfassen)
- scannen (konkreten Informationen suchen, z.B. Namen)
- intensiv lesen (Satz für Satz; Details verstehen)
Sieh dir bei Multiple-Choice-Fragen die Antworten gut an und achte auf die Unterschiede.
Beim Lesen:
Du verstehst nicht alles? Kein Problem!
Nicht alle Wörter sind nötig, um den Text zu verstehen.
Rate die Bedeutung von Wörtern.
Achte dabei auf den Kontext.
Vergleiche mit anderen Sprachen (z.B. Englisch, Französisch, Russisch).
Lerntipp Lesen
Voordat je gaat lezen:
Bekijk eerst de titel, de afbeeldingen en de gemarkeerde stukjes tekst. Misschien weet je dan al waar de tekst over gaat.
Lees de inleiding.
Bepaal wat voor soort tekst het is (bijv. brief, sprookje)
Lees de opdrachten.
Bepaal de leesstrategie:
- skimmen (globaal lezen om hoofdgedachte van de tekst te achterhalen)
- scannen (zoeken naar concrete informatie bijvoorbeeld namen)
- intensief lezen (zin voor zin).
Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.
Terwijl je leest:
Kun je niet alles begrijpen? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar de tekst over gaat! Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.
1. Mahlzeiten
Mahlzeiten - Maaltijden
Im folgenden Text liest du, was drei Personen zu den verschiedenen Mahlzeiten gegessen haben. Öffne die Website. Klicke auf Start und lies den Text.
Ziehe die Dinge, die die Person gegessen und getrunken hat, zu der passenden Mahlzeit.
Op de volgende site lees je wat drie personen vandaag allemaal gegeten hebben.
Klik op 'start' en lees de tekst.
Sleep de dingen die de persoon gegeten en gedronken heeft naar de juiste maaltijd.
Klicke zum Kontrollieren auf Check.
Klik voor controle op 'check'.
Rezepte - Recepten
Heute muss es schnell gehen mit dem Essen. Zeit zum Kochen ist nicht, aber zum Glück findest du im Küchenschrank noch eine Tüte, aber der Text ist auf Deutsch!
Wahrscheinlich hat deine Mutter sie beim Aldi oder Lidl gekauft.
Doch das ist natürlich kein Problem für dich!
Vandaag moet het snel gaan met het eten. Tijd om uitgebreid te koken is er niet. Gelukkig vind je in de keukenkast nog een zakje voor een snelle hap, maar de tekst op het zakje is in het Duits!
Waarschijnlijk heeft je moeder boodschappen bij de Aldi of Lidl gedaan.
Maar dat geeft niet. Voor jou is dat helemaal geen probleem!
Maak voordat je aan de leesopdracht begint de volgende oefening.
Bauernfrühstück
Ein einfaches, aber sehr beliebtes Essen in Deutschland und in der Schweiz ist das Bauernfrühstück.
Früher, als noch viele Menschen als Bauern auf dem Feld arbeiteten, aßen sie dieses Gericht wirklich zum Frühstück, denn sie mussten genug Energie und Kraft für den ganzen Tag haben.
Heutzutage wird es von allen möglichen Leuten, nicht nur Bauern, vor allem mittags, manchmal auch abends gegessen.
Een heel eenvoudig, maar populair gerecht in Duitsland en Zwitserland is het 'Bauernfrühstück'.
Vroeger, toen nog veel mensen als boeren op het veld werkten, aten ze dit gerecht als ontbijt. Zo kregen ze 's ochtends genoeg energie binnen voor het zware werk dat ze de hele dag moesten verrichten.
Tegenwoordig eten niet alleen maar boeren, maar ook burgers dit gerecht. Het wordt nu meestal als lunch of 's avonds gegeten.
Ingrediënten:
Zutaten für 4 Personen:
8 mittelgroße Kartoffeln, 6 Eier, 1dl Milch, 3 Zwiebeln, 100 g Schinkenwürfel, Salz, Pfeffer, 4 Gewürzgurken, etwas Butter.
Maak de oefening op de volgende pagina
5. Bauernfrühstück
Leider ist das Rezept etwas durcheinander geraten. Lies die Zeilen und bestimme die richtige Reihenfolge.
Helaas klopt de volgorde van het recept niet. Lees de regels en bepaal de juiste volgorde.
1.
Währenddessen Eier mit Milch verrühren.
2.
Butter in der Pfanne erhitzen und Kartoffeln hinzugeben
3.
Abkühlen lassen.
4.
Schälen und in Scheiben schneiden.
5.
Schinken zu dem Eier-Milch-Mengsel geben.
6.
Kartoffeln braun werden lassen. Zwiebelstücke mitbraten.
7.
Das Mengsel über die Kartoffeln geben.
8.
Kartoffeln mit der Schale kochen bis sie weich sind (ca. 30 min).
7.
Das Mengsel über die Kartoffeln geben.
9.
Abschmecken und eventuell etwas Salz und Pfeffer zufügen.
10.
Mit den Gewürzgurken servieren.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
Antworten
Bauernfrühstück (2)
8.
Kartoffeln mit der Schale kochen bis sie weich sind (ca. 30 min).
3.
Abkühlen lassen.
4.
Schälen und in Scheiben schneiden.
2.
Butter in der Pfanne erhitzen und Kartoffeln hinzugeben
6.
Kartoffeln braun werden lassen. Zwiebelstücke mitbraten.
1.
Währenddessen Eier mit Milch verrühren.
5.
Schinken zu dem Eier-Milch-Mengsel geben.
7.
Das Mengsel über die Kartoffeln geben.
9.
Abschmecken und eventuell etwas Salz und Pfeffer zufügen.
10.
Mit den Gewürzgurken servieren.
Grammatik
Einleitung
Einleitung
Werkzeugkasten 2 ist eine Schatztruhe. Du brauchst die Werkzeugkasten um die Sprachaufgaben zum Thema Guten Appetit! erfolgreich machen zu können.
De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt om de taaltaken van het thema Guten Appetit! goed te kunnen maken.
In de Werkzeugkasten 2 findest du:
Grammatik:
- starke Verben mit “e” im Stamm (z.B. essen)
- sterke werkwoorden met een 'e' in de stam - Präpositionen mit dem 4. Fall
- voorzetsels met de vierde naamval
Aussprache
Uitspraak
Hilfsmittel
hulpmiddelen
Veel succes!
1. Grammatik e/i Wechsel
Grammatica: Sterke werkwoorden met een 'e' in de stam.
Wenn du über das Thema 'Essen und Trinken' sprichst, musst du diese Verben auch konjugieren können. Für das Verb 'trinken' ist das kein Problem, weil sich der Stamm im Präsens (ott) nicht verändert, obwohl es ein starkes Verb ist.
Als je het over eten en drinken hebt, moet je de werkwoorden 'eten' en 'drinken' natuurlijk kunnen vervoegen. Voor het werkwoord 'drinken' is dat geen probleem want hoewel het een sterk werkwoord is, verandert de stam in de tegenwoordige tijd (ott) niet.
Aufgabe/Opdracht:
Konjugiere das Verb 'trinken' im Präsens (ott).
Bespreche mit einem anderen Schüler.
Vervoeg het werkwoord 'trinken' in de tegenwoordige tijd.
Bespreek met een klasgenoot.
2. Grammatik e/ i Wechsel
Starke Verben
Anders ist das beim Verb 'essen'. Hier wechselt der Stamm in der 2. und 3. Person Singular (du/er/sie/es) von 'e' nach 'i'.
Anders gaat het met het werkwoord 'eten'. Hier e verandert de stam in de 2e en 3e persoon enkelvoud (du/er/sie/es) van een 'e' in een 'i'.
Aufgabe/Opdracht:
Lies die Regeln im 'Kennisbank'. Lees de regels in de 'Kennisbank'. e/i Wechsel
Alles klar? Ergänze die Formen des Verbs “essen” in deinem Heft.
Is het duidelijk? Vul nu de vormen in van het werkwoord 'essen' in je schrift.
Wie du in 'Kennisbank' gesehen hast, gibt es mehr Verben mit e/i-Wechsel.
Zoals je in de kennisbank hebt gezien zijn er meer sterke werkwoorden met een e/i - wissel.
Je hebt nu de sterke werkwoorden met een 'e' in de stam behandeld. Je weet nu, dat die 'e' bij de vormen du en er/sie/es in een 'i' of 'ie' verandert. Ook bij sterke werkwoorden met een 'a' in de stam treedt een soortgelijke verandering op. Hier verandert de 'a' bij du en er/sie/es in een ä.
Bijvoorbeeld:
Fahren (rijden) => ich fahre, maar du fährst en er fährt
tragen (dragen) => ich trage, maar du trägst en er trägt
laufen (lopen) => ich laufe, maar du läufst en er läuft
stoßen (stoten) => ich stoße, maar du stößt en er stößt
Oefening 1 (Klik rechtsboven op 'volgende' voor meer opgaven): Sterke werkwoorden 1
Grammatik: Die Präpositionen mit dem 4. Fall (Akkusativ)
Grammatica: De voorzetsels met de vierde naamval
Du hast schon gelernt, dass manche mänliche Artikel sich verändern, wenn sie in 4. Fall stehen.
Je hebt al geleerd dat mannelijke lidwoorden veranderen als ze in de vierde naamval staan.
Weißt du noch? Was ist 4. Fall? Wie verändern sich männliche Artikel?
Wiederhole sonst die Theorie aus Thema 2 und 3:
Weet je het nog? Wat is de vierde naamval? Hoe veranderen mannelijke lidwoorden? Herhaal als het nodig is de theorie uit thema 2 en 3:
Bestudeer nu uit de kennisbank Duits het onderdeel over de voorzetsels (en werkwoorden) met vierde naamval. Voorzetsels en werkwoorden met vierde naamval
Sieh dir die Präsentation an.
Kijk naar de volgende presentatie (Engels gesproken).
Gehe zur nächsten Seite für Aufgaben.
Ga naar de volgende pagina voor opgaven.
5. Grammatik Präpositionen 4. Fall
Hier findest du noch mehr Übungen über Artikel 4. Fall.
Hier vind je nog meer oefeningen over de voorzetsels vierde naamval.
Mache die Übungen: - Maak de oefeningen:
Oefening: Voorzetsels 4e naamval - vertalen 1 (DU/NL)
Oefening: Voorzetsels 4e naamval - vertalen 1 (DU/NL)
Beweeg met je muis over de plaatjes.
Luister naar de woorden en oefen de uitspraak door ze hardop uit te spreken.
Kies de tien moeilijkste woorden uit elke oefening. Schrijf ze op in je schrift.
Lees ze hardop voor aan een medeleerling.
Hilfsmittel
Hilfsmittel
De volgende hulpmiddelen kun je gebruiken bij het leren van de Duitse taal.
1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl
2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!
3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.
Extra: LvoorL
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot. e/i Wechsel
Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Sprechen
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Sprechen.
Du hast schon gelernt, wie du dich auf Deutsch vorstellen, über deine Wohnung und Wohnumgebung, Haustiere und deinen Tagesablauf sprechen kannst.
Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.
Je hebt al geleerd hoe je je in het Duits kunt voorstellen, hoe je over je woning en woonomgeving, huisdieren en je dagindeling vertelt.
In dit thema spreek je over:
Essen und Trinken. - eten en drinken.
was dir schmeckt und was nicht. - wat je lust en niet lust.
ein Rezept. - een recept.
Mit den Aufgaben, die du machst, bereitest du dich weiter auf die Sprachaufgaben am Ende des Themas vor.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.
Succes!
Viel Erfolg!
Lerntipp Sprechen-1
Lerntipp Sprechen
Vor dem Sprechen:
Lies die Aufgabe gut durch.
Überlege, welche Wörter du wissen musst.
Schreibe NICHT das ganze Gespräch auf. Es klingt viel natürlicher, wenn du nur Stichwörter notierst.
Beim Sprechen:
Sieh deinen Partner bzw. das Publikum an.
Sprich deutlich, ruhig und nicht zu leise.
Umschreibe Wörter, die du nicht kennst.
Bitte um Wiederholung oder Erklärung, wenn du deinen Partner nicht verstehst.
Hab keine Angst, Fehler zu machen.
(Die meisten Leute finden es toll, dass du ihre Sprache sprichst).
Zie pagina 2 voor de vertaling van bovenstaande.
Lerntipp Sprechen-2
Leertip spreken Voordat je gaat spreken:
Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.
Terwijl je spreekt:
Kijk naar je partner of het publiek.
Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
Wees niet bang om fouten te maken.
(De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt).
Einleitung: Situationen
Situationen
Op de volgende pagina's staan een aantal situaties. Lees de onderstaande regels goed door en voer vervolgens een gesprek met je partner.
Lies dir die Situationen durch.
Lees de situatie.
Überlege dir eine passende Reaktion.
Bedenk een passende reactie.
Suche einen Partner.
Zoek een partner voor deze opdracht.
Spielt die Situationen auf Deutsch.
Voer de gesprekjes in het Duits.
Tauscht auch die Rollen.
Wissel ook van rol.
Arbeite bei den drei Teilen mit drei verschiedenen Partnern zusammen.
Werk bij elk van de drie onderdelen met een andere partner samen.
Hört euch danach einige Minigespräche in der Klasse an.
Luister daarna naar enkele gesprekjes in de klas.
1. Situation: Gastfamilie
1. In der Gastfamilie - In het gastgezin
Während eines Schüleraustauschs in Deutschland übernachtest du bei deinem Austauschpartner. Bei den Mahlzeiten gibt es verschiedene Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.
Tijdens een uitwisseling met een school in Duitsland logeer je bij je uitwisselingpartner. Bij de maaltijden doen zich verschillende situaties voor waarin je op een gepaste manier in het Duits moet reageren.
Bij het ontbijt vraagt de gastmoeder: 'Was möchtest du trinken?' Zeg dat je graag melk (of jus d'orange, thee, koffie...) bij het ontbijt wilt.
Je uitwisselingspartner vraagt: 'Hast du den Kuchen schon probiert?' Bevestig en zeg dat de cake erg goed smaakt.
Je gastvader wil graag weten: 'Was ist dein Lieblingsessen?' Zeg dat je graag ... eet.
Je gastmoeder maakt een lunchpakket voor je klaar en wil weten: 'Welches Obst willst du mitnehmen?' Zeg dat je graag een appel en een banaan mee wilt nemen.
Bij het avondeten schept je uitwisselingspartner behoorlijk veel aardappelen op je bord. Zeg dat je niet zo veel wilt, dat het zo wel genoeg is.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
2. Situation: Schulkantine
2. In der Schulkantine - In de schoolkantine
Das Mittagessen bekommt ihr in der Schule. In vielen deutschen Schulen gibt es mittags eine warme Mahlzeit. Oft kann man sogar aus mehreren Gerichten wählen. Auch hier gibt es einige Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.
's Middags krijg je een maaltijd op school. In Duitsland wordt vaak 's middags warm gegeten i.p.v. 's avonds. Daarom kun je ook op veel scholen tussen de middag een warme maaltijd krijgen. Soms kun je zelfs uit verschillende gerechten kiezen.
Ook hier doen zich situaties voor waarin je in het Duits moet reageren.
De leraar zegt: 'Es gibt gleich Mittagessen.' Zeg dat je nog geen honger hebt.
Je uitwisselingspartner zegt: 'Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat.' Zeg dat je geen tomaten lust.
Een medeleerling roept: 'Guten Appetit!' Reageer hierop.
Het zout staat te ver weg, je kunt er niet bij. Vraag aan een medeleerling verderop of die je het zout kan aanreiken.
De leraar vraagt: 'Hat es euch geschmeckt?' Reageer hierop.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
3. Situation: Besuch
3. Zu Besuch - Op visite
Abends esst ihr zusammen bei einem der deutschen Schüler. Wieder gibt es ein paar Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.
's Avonds zijn jullie uitgenodigd bij één van de Duitse leerlingen. Weer zijn er enkele situaties waarin je in het Duits moet reageren.
Iedereen is aan het eten. Jouw glas is al leeg maar je hebt nog dorst. Spreek de gastvrouw beleefd aan en vraag of je nog een cola kunt krijgen.
Het eten is echt lekker, maar je kent het gerecht niet. Vraag of het een specialiteit uit de regio is.
De gastheer vraagt: 'Möchtest du noch einen Nachtisch?' Geef aan dat je dat graag wilt.
De gastvrouw vraagt: 'Möchtest du noch ein Stück Torte?' Bedank, maar zeg dat je genoeg hebt gegeten.
Na het eten neem je afscheid. Bedank voor de uitnodiging en zeg dat alles heel lekker was.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
4. Lieblingsessen
Meeresfrüchte - Zeevruchten
Du sprichst mit deinem Partner über euer Lieblingsessen.
Je spreekt met je partner over jullie lievelingseten.
Suche einen Partner für diese Aufgabe.
Zoek een partner voor deze opdracht.
Seht euch den Dialog an.
Kijk samen naar het gesprek.
Spielt das Gespräch nach. - Speel het gesprek na.
Verändert das Gespräch mit dieser Übung: - Verander het gesprek met deze oefening:
In het filmpje hoor je verschillende etenswaren. Probeer deze te vervangen met andere producten/etenswaren zoals je in deze opdracht kan lezen. Bij oefening D mag je zelf producten of etenswaren bedenken. Voer de gesprekken met je klasgenoot tot je ze uit je hoofd kent.
A
Meeresfrüchte -->Vlees
Mexikanisches --> Italiaans
Burritos --> Pizza
D
Meeresfrüchte --> ???
Mexikanisches --> ???
Burritos --> ???
Tauscht auch die Rollen. - Wissel ook van rol.
Lasst euren Lehrer ein Gespräch kontrollieren oder hört euch einige Gespräche in der Klasse an.
Laat één gesprek door de leraar beoordelen of luister er samen in de klas naar.
Verändert das Gespräch mit dieser Übung:
Verander het gesprek aan de hand van deze oefening:
In de tekst die je net gelezen hebt op de site lees je verschillende etenswaren.
Probeer deze te vervangen door andere producten/etenswaren/woorden zoals je in deze opdracht kan lezen.
Bij oefening C mag je zelf producten of etenswaren bedenken. Voer de gesprekken met je klasgenoot tot je ze uit je hoofd kent.
A
Gebakken aardappeltjes -->Vis en rijst
Appeltaart --> Groentesoep
Pizza --> Pasta
Soms --> Nooit
Mijn vader --> Mijn moeder
Melk --> Jus d'orange
Drie boterhammen --> Yoghurt en fruit
Een kop thee --> Een glas melk
B
Gebakken aardappeltjes --> Patatjes
Appeltaart --> Worstjes
Pizza --> Kip
Soms --> Bijna nooit
Mijn vader --> Mijn zus
Melk --> Warme chocolademelk
Drie boterhammen --> Broodje kaas
Een kop thee --> Een kop koffie
C
Gebakken aardappeltjes --> ???
Appeltaart --> ???
Pizza --> ???
Soms --> ???
Mijn vader --> ???
Melk --> ???
Drie boterhammen --> ???
Een kop thee --> ???
Tauscht auch die Rollen. Wissel ook van rol.
Lasst euren Lehrer ein Gespräch kontrollieren oder hört euch einige Gespräche in der Klasse an.
Laat één gesprek door de leraar beoordelen of luister samen naar gesprekken in de klas.
Fisch und Reis; Gemüsesuppe; Nudeln; nie; meine Mutter; Orangensaft; Joghurt und Obst; ein Glas Milch
Pommes; Würstchen; Huhn/Hähnche;, fast nie; meine Schwester; heiße Schokolade; ein Käsebrötchen/ein Käsebrot; eine Tasse Kaffee
6. Rezept
Mijn recept
Du erklärst deinen deutschen Freunden, wie man dein Lieblingsrezept zubereitet. Wähle hier dein Lieblingsrezept: Blinde Kuh Kinder-Küche
Übersetze die verschiedenen Zutaten und Arbeitsschritte ins Deutsche. Benutze den Werkzeugkasten, ein Wörterbuch und/oder die Übungen.
Mache eventuell einige Stichpunkte (höchstens 8 Wörter).
Übe deinen Kurzvortrag, bis du ihn auswendig kannst.
Präsentiere dein Rezept in der Klasse.
Aufgabe für die Zuhörer: Schreibt die Zutaten und Arbeitsschritte auf Niederländisch auf (Stichpunkte!) und vergleicht hinterher.
Rezept
Je legt aan je Duitse vrienden uit hoe je een bepaald gerecht klaarmaakt. Kies hier je lievelingsrecept: Blinde Kuh Kinder-Küche
Vertaal het recept voor jezelf, zodat je weet wat je nodig hebt en wat je moet doen. Gebruik eventueel een woordenboek, de wrts-lijsten en/of de oefeningen.
Maak eventueel een briefje met maximaal acht Duitse woordjes.
Oefen je spreekbeurt in het Duits tot je hem helemaal uit je hoofd kent.
Presenteer jouw recept in de klas.
Opdracht voor de klas: Schrijf in het Nederlands op wat je nodig hebt en hoe het recept gaat (steekwoorden!) en kijk het daarna in de klas na.
Evaluatie:
1. Welches Rezept / Welche Rezepte klingen am leckersten?
Welk recept/welke recepten klinken het lekkerst?
2. Welches Rezept / Welche Rezepte würdet ihr gern mal ausprobieren?
Welk recept/welke recepten zou je graag een keer uitproberen?
3. Verabredet euch eventuell zu zweit oder in einer kleinen Gruppe und kocht oder backt zusammen.
Maak eventueel een afspraak met één of meerdere medeleerlingen en kook/bak samen.
Antworten
Situationen (2)
Was möchtest du trinken? Ich möchte (gern) Orangensaft/Milch/Tee/Kaffee/heiße Schokolade (zum Frühstück).
Hast du den Kuchen schon probiert? Ja, der Kuchen/er schmeckt sehr gut.
Was ist dein Lieblingsessen? Ich esse gern Pizza.
Mein Lieblingsessen ist Spaghetti mit Tomatensoße.
Welches Obst willst du mitnehmen? Ich möchte (gern) einen Apfel und eine Banane mitnehmen.
Nicht so viel, das ist genug. Nicht so viel, nur ein bisschen.
Situationen (3)
Es gibt gleich Mittagessen. Ich habe noch keinen Hunger.
Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat. Tomaten mag ich nicht.
Guten Appetit! Guten Appetit!/Danke, gleichfalls.
Kannst du mir bitte das Salz geben?
Hat es euch geschmeckt? Ja, es war lecker./Ja, es hat wirklich gut geschmeckt.
Situationen (4)
Entschuldigung (bitte), kann ich bitte noch eine Cola haben /bekommen / kriegen?/ Entschuldigung (bitte), ich möchte bitte noch eine Cola.
Ist das eine Spezialität der Region?
Möchtest du noch eine Nachspeise? Ja, gern!
Möchtest du noch ein Stück Torte? Nein, danke, ich bin wirklich satt.
Danke für die Einladung. Es hat alles sehr gut geschmeckt.
Auf Wiedersehen!
Schreiben
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Schreiben. Mit den Aufgaben, die du machst, bereitest du dich weiter auf die Sprachaufgaben am Ende des Themas vor.
Hier ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren. Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.
Je maakt een boodschappenlijstje.
Je vult een weekrooster in.
Je maakt een tekenfilmpje over lievelingseten.
Succes! Viel Erfolg!
Lerntipp Schreiben
Lerntipp Schreiben
Vor dem Schreiben:
Lies zuerst die Hinweise gut durch.
Überlege dir, welche Wörter und Ausdrücke du brauchst.
Beim Schreiben:
Gebrauche ein Wörterbuch.
Wende die Grammatik an, die du gelernt hast (Werkzeugkasten 2).
Lies am Ende alles nochmal gut durch.
Voordat je gaat schrijven:
Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
Terwijl je schrijft:
Gebruik een woordenboek.
Pas de grammatica, die je geleerd hebt, toe (Werkzeugkasten 2).
Lees aan het einde alles nog een keer goed door.
1. Einkaufszettel
Einkaufszettel - Boodschappenlijstje
Vor dem Essen muss man kochen. Und vor dem Kochen muss man natürlich alle Zutaten kaufen. Damit man im Geschäft nichts vergisst, macht man einen Einkaufszettel.
Voor het eten moet je koken. Maar voor het koken moet je natuurlijk boodschappen doen. Dus maak je een boodschappenlijstje zodat je in de winkel niets vergeet.
Ich brauche - Ik heb nodig...
Mache die Übung. - Maak de volgende oefening:
Schrijf de woorden die je hoort in de lege vakken.
Klik op 'check'!
2. Einkaufszettel
Jetzt ihr! Nu jullie!
Überlege dir kurz ein Gericht oder eine Mahlzeit und zehn Zutaten, die man dafür braucht. (Es dürfen maximal fünf unbekannte Wörter dabei sein.)
Schreibe die Zutaten auf Niederländisch auf einen Zettel.
Tut alle Zettel in eine Tüte oder etwas Ähnliches und mischt gut.
Jeder Schüler zieht (ohne zu gucken) einen Einkaufszettel aus der Tüte.
Übersetze den Einkaufszettel ins Deutsche. Benutze ein Wörterbuch, die WRTS-Listen und/oder die Übungen.
Wer hat seinen Einkaufszettel als Erster richtig und vollständig übersetzt?
Vergleicht eure Einkaufszettel in der Klasse.
Ratet, welches Gericht mit den Zutaten zubereitet werden soll.
Nu jullie
Bedenk een gerecht of een maaltijd en tien dingen die je daarvoor nodig hebt. (Er mogen maximaal drie onbekende woordjes bij zitten.)
Schrijf die dingen in het Nederlands op een briefje.
Stop alle briefjes in een zak of iets dergelijks en meng goed.
Elke leerling trekt (zonder te kijken) een briefje uit de zak.
Vertaal het boodschappenlijstje naar het Duits. Gebruik een woordenboek, de wrts-lijsten en/of de oefeningen.
Wie heeft zijn boodschappenlijstje als eerste klaar?
Vergelijk jullie boodschappenlijstjes in de klas.
Welke gerechten kun je met de benodigde boodschappen klaarmaken?
3. Speiseplan
Weekrooster
Nächste Woche kommt eine Gruppe deutscher Schüler zu einem Schüleraustausch zu euch. Das Frühstück und Abendessen gibt es dann in den Gastfamilien. Mittags esst ihr alle zusammen in der Schule. Die Mitarbeiter der Kantine haben euch gebeten einen Speiseplan für Montag bis Freitag zu machen.
Bildet Gruppen von zwei oder drei Schülern.
Denkt euch insgesamt fünf Mittagessen aus.
(Es müssen mindesten zwei typisch niederländische Sachen dabei sein. Die anderen Gerichte können z.B. eure Lieblingsgerichte sein.)
Übersetzt die Gerichte ins Deutsche. Benutzt eventuell ein Wörterbuch, die WRTS-Listen und/oder die Übungen.
Schreibt euren Speiseplan auf ein Blatt Papier oder in ein Textdokument.
Wenn ihr noch Zeit habt, könnt ihr passende Abbildungen/Fotos suchen und damit den Speiseplan gestalten.
Seht euch alle Speisepläne in der Klasse an.
Wählt die fünf besten Ideen aus den verschiedenen Speiseplänen und macht daraus euren Klassenspeiseplan. (Achtung: Auch hier müssen mindestens zwei typisch niederländische Sachen dabei sein.)
Speiseplan
Volgende week komt een groep Duitse leerlingen voor een uitwisselingsproject bij jullie. Ontbijt en avondeten is er dan in de gastgezinnen. 's Middags eten jullie allemaal samen op school. De medewerkers van de schoolkantine hebben aan jullie gevraagd een eetplan voor die week samen te stellen.
Maak groepjes van twee of drie leerlingen.
Bedenk in totaal vijf gerechten. (Er moeten in ieder geval twee typisch Nederlandse gerechten bij zitten. De andere gerechten kunnen bv. jullie lievelingsgerechten zijn.)
Vertaal de gerechten naar het Duits. Gebruik eventueel een woordenboek, de Wrts-lijsten en/of de oefeningen.
Schrijf jullie eetplan op een groot vel papier of zet hem in een tekstdocument.
Als jullie nog tijd over hebben, kunnen jullie afbeeldingen enz. bij de gerechten zoeken en in het overzicht zetten.
Bekijk alle eetplannen in de klas.
Kies de vijf beste ideeën uit alle plannen en maak er een klassen- eetplan van. (Let op: ook in het definitieve plan moeten tenminste twee typisch Nederlandse gerechten staan.)
4. Lieblingsessen
Bei Sprechen hast du eine kurze Bildergeschichte -" ein Storyboard -" zum Thema Lieblingsessen gesehen. Hier schreibst und entwirfst du selbst so eine Bildergeschichte. Sieh dir die Bildergeschichte eventuell noch einmal kurz an.
Dialog
Suche einen Partner für diese Aufgabe.
Schreibt zusammen einen Dialog auf Deutsch in eure Hefte. In dem Dialog müsst ihr verarbeiten:
- was euer Lieblingsessen ist
- was ihr sonst noch gern esst
- was ihr nicht so gern esst
- was ihr gar nicht mögt
- was ein typisch niederländisches Gericht ist und wie es euch schmeckt.
Kontrolliert alles.
Zeigt eurem Lehrer den Text.
Auf Seite 2 entwirfst du deine Bildergeschichte weiter.
Dialoog Bij Sprechen heb je een soort stripverhaal - een storyboard - bij het thema 'Lievelingseten' bekeken. Bekijk het filmpje eventueel opnieuw.
Hier ontwerp je zelf zo'n storyboard.
Zoek een partner voor deze opdracht.
Schrijf samen een dialoog in het Duits in het schrift. In de dialoog moeten jullie de volgende informatie verwerken:
Wat jullie lievelingseten is;
Wat jullie anders nog lekker vinden;
Wat jullie niet echt lekker vinden;
Wat jullie helemaal niet lusten;
Wat een typisch Nederlands gerecht is en wat jullie daarvan vinden.
Controleer je tekst en laat deze zien aan je docent.
Op pagina 2 ontwerp je je storybord verder.
5. Lieblingsessen
Storyboard
Wählt die Software, mit der ihr eure Bildergeschichte machen wollt, z.B.
Voeg jullie dialoog aan het verhaal toe en presenteer jullie storyboard in de klas.
Landeskunde
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Hier lernst du mehr über Deutschland, die Deutschen und die anderen deutschsprachigen Länder, z.B.
eine bekannte Berliner Spezialität.
das Rezept dafür.
ein Lied darüber.
Hier leer je iets over Duitsland en de Duitsers.
Bijvoorbeeld:
een bekende specialiteit uit Berlijn.
het recept voor deze specialiteit.
een lied over deze specialiteit.
Viel Spaß!
1. Eine Berliner Spezialität
Eine Berliner Spezialität
Höre dir das Audiofragment an. - Luister naar het audiofragment:
Um welche Berliner Spezialität geht es?
Om welke Berlijnse specialiteit gaat het?
Hast du schon mal eine Currywurst gegessen?
Heb jij deze specialiteit wel eens gegeten?
Wo und wann war das?
Waar en wanneer was dat?
Kannst du eine Currywurst beschreiben? Hat sie geschmeckt? Kun je deze specialiteit beschrijven? Vond je het lekker?
Sprecht in der Klasse über eure Erfahrungen.
Spreek in de klas over jullie ervaringen.
2. Eine Berliner Spezialität
Recept
Das Originalrezept ist zwar geheim, aber natürlich gibt es eine Menge Currywurstrezepte. Eins davon findest du hier. Lies erst die Aussagen und sieh dir das Video an.
Het originele recept is weliswaar geheim, maar er zijn natuurlijk een heleboel 'Currywurst' recepten. Eén daarvan bekijk je hier. Lees eerst de beweringen en bekijk het filmpje.
Welche funf Aussagen stimmen? - Welke vijf beweringen kloppen?
Dit recept komt dichtbij in de buurt van het originele recept.
Je hebt onder andere curry- en chilipoeder nodig.
Je hebt onder andere mosterd nodig.
Van het 'Tomatenmark' heb je ongeveer 150 g nodig.
Je hebt minimaal drie eetlepels worcestersaus nodig.
De saus moet vijf minuten koken.
De worstjes worden schuin in stukjes gesneden.
Het beste eet je de curryworst met een broodje of patat.
Bereiten Sie zunächst die Sauce für das Currywurst-Rezept zu. Mischen Sie dafür Ketchup oder Tomatenmark mit einer guten Portion Currypulver und würzen Sie das Ganze mit Worcestershiresauce, Salz und Pfeffer würzig ab. Eine Prise Chilipulver kann nicht schaden.
Nun braten oder frittieren Sie eine Brühwurst. Dabei handelt es sich um gebrühte und leicht geräucherte Würstchen aus Schweine- und Rindfleisch, die der Bockwurst ähneln. Das Würstchen wird dann in zahlreiche, mundgerechte Stücke geschnitten auf einem Teller (oder stilecht in einer Pappschachtel) serviert.
Darüber kommt großzügig die warme (!) Sauce und darüber nochmals reichlich Currypulver. Ein Plastikgäbelchen oder Holzpieker wird in eines der Wurststückchen gespießt. Mit ihm kann man die Stücke der Currywurst verspeisen.
Als Beilage zu diesem Rezept gibt es traditionell Brötchen (zum Eintunken in die Sauce) oder Pommes frites.
Varianten der Zubereitung
Im Ruhrgebiet ist Currywurst ebenfalls sehr beliebt. Sie wird jedoch nicht aus Brühwurst, sondern mit einer Bratwurst zubereitet. Hier sind auch Rezepte mit Schaschlik-Sauce bekannt.
Eine Variante aus Jägerwurst gibt es im Münsterland. Dort werden breite Wurstscheiben mit einer typischen Currysauce überzogen.
Die Currywurst im Hamburger Raum ähnelt dem Berliner Original, jedoch wird sie manchmal als ganze Wurst serviert und muss knackig sein.
Auch das Rezept für die Currysauce weist zahlreiche Varianten auf. Nennenswert sind weitere Zutaten wie Essig, Zucker, Senfsamen oder Cayennepfeffer.
3. Museum
Museum
Kaum zu glauben, aber es gibt wirklich ein Currywurst Museum! Wo? Natürlich in Berlin! Lies dir erst die Aufgaben durch und sieh dir das Video an.
Lees eerst de vragen en bekijk dan het filmpje.
In welk deel van Berlijn staat het museum?
In het centrum van Berlijn.
In het oosten van Berlijn.
Zijn er nog meer Currywurst musea?
Ja, in elke grote Duitse stad staat een Currywurst museum.
Nee, dit is het enige Currywurst museum ter wereld.
Voor wie is het museum geschikt?
Het museum is alleen geschikt voor kinderen.
Het museum is voor iedereen geschikt.
Welke zintuigen worden aangesproken in het museum?
De reuk- en smaakzintuigen.
Alle zintuigen worden in het museum aangesproken.
Wat mag je doen in het museum?
Je mag nergens aankomen.
Je mag er van alles en nog wat uitproberen.
4. Museum
Website
Du orientierst dich auf der Website des Museums.
Je kijkt een beetje rond op de website van het museum. Deutsches Currywurst Museum
Beantworte die Fragen auf Niederländisch in deinem Heft.
Beantwoord de volgende vragen in je schrift.
Op welke dagen en tijden is het museum geopend?
Stel je wilt op dinsdagavond om 20.30 uur naar binnen. Kan dat?
Je bent 13 en wilt met je ouders en je zusje van 8 naar het museum.
Wat kost dat?
Bereken de prijs voor je eigen gezin.
Wat is bij de entreeprijs inbegrepen?
Wat moet je doen als je met een groep bent en korting wilt?
Hebben ze de audioguide ook in het Nederlands?
Wat houdt het Curry4Kids menu in?
Wat kun je onder andere in de museumwinkel kopen?
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antworten".
5. Lied
Lied
Der bekannte Popmusiker Herbert Grönemeyer hat sogar ein Lied über die Currywurst geschrieben. Beantworte die Fragen in deinem Heft.
De bekende popzanger Herbert Grönemeyer heeft zelfs een lied over de Currywurst gemaakt. Luister naar het liedje en lees de tekst. Beantwoord daarna de vragen in je schrift.
Gehst du in die Stadt
Was macht dich dann satt
(Ei)ne Currywurst
Kommst du von der Schicht
Was Schöneres gibt es nicht
Als Currywurst
Mit Pommes dabei
Ach, dann geben Sie gleich zweimal Currywurst
Bist du richtig down
Brauchst du was zu Kauen
(Ei)ne Currywurst
Willi, komm geh mit
Ich krieg Appetit
Auf Currywurst
Ich brauch was in Bauch
Für meinen Schwager hier auch noch (ei)ne Currywurst
Willi, ist das schön
Wie wir zwei hier stehen
Mit Currywurst
Willi, was ist mit dir
Trinkst du noch ein Bier
Zur Currywurst
Scharf ist die Wurst
Mensch das gibt (ei)nen Durst, die Currywurst
Bist du dann richtig blau
Wird dir ganz schön flau
Von Currywurst
Rutscht das Ding dir aus
Gehst du dann nach Haus
Voll Currywurst
Auf dem Hemd auf der Jacke
Was ist das (ei)ne K... alles voll Currywurst
Komm Willi
Bitte, bitte, komm geh mit nach Hause
Hör mal, ich krieg sie, wenn ich so nach Hause komm
Willi, Willi, bitte, du bist ein Kerl nach meinem Geschmack
Willi, Willi komm, geh mit, bitte Willi
Met wie gaat de zanger Currywurst eten?
met Peter
met Willi
Wat drinken ze bij de Currywurst?
Bier
Wijn
Wat gebeurt er aan het einde van het lied voordat ze naar huis gaan?
Ze bekogelen elkaar met currysaus.
Ze hebben gemorst en nu zitten ze helemaal onder de currysaus.
Anworten
Museum (2)
Alle dagen, van 10.00 tot 22.00 uur.
Nee (Na 20.00 mag je niet meer naar binnen)
11 + 11 + 7 + 7 = 36 euro; dus beter het family ticket (29 euro)
Eigen antwoord
Een bekertje met proefportie Currywurst
Van tevoren aanmelden
Nee
Een curryworst met broodje en water
Souvenirs, gadgets, shirts, petjes, schorten enz.
Sprachaufgaben
Einleitung
Einleitung - Inleiding
Im Thema „Guten Appetit!“ hast du viel über Essen und Trinken gelernt.
Du kennst wichtige Wörter und Aussagen zu diesem Thema, weißt wie du sagen kannst dass dir etwas (nicht) schmeckt, hast Rezepte gelesen und Einkaufszettel gemacht. Dein Wissen und Können wendest du jetzt an.
In diesem Projekt:
suchst du im Internet ein deutsches Rezept,
besprichst du mit deinen Mitschülern verschiedene Rezepte und einigt ihr euch auf ein passendes Rezept für ein Klassenessen,
machst du einen Einkaufszettel,
besprecht ihr die Arbeitsverteilung,
kauft ihr die benötigten Zutaten,
bereitet ihr das Essen zu,
schreibst du eine E-Mail über das Klassenessen.
Viel Spaß und guten Appetit!
Inleiding
In het thema 'Guten Appetit!' heb je veel over eten en drinken geleerd.
Je kent nu de belangrijkste woorden en uitdrukkingen bij dit thema, je kunt zeggen wat je (niet) lekker vindt, je hebt recepten gelezen en boodschappenlijstjes gemaakt.
Nu ga je alles in de praktijk brengen.
In dit project:
zoek je op het internet een Duits recept,
bespreek je met je klasgenoten de verschillende recepten en kiezen jullie het meest geschikte uit voor een gemeenschappelijke maaltijd,
maak je een boodschappenlijstje,
bespreek je met je klasgenoten wie wat doet,
kopen jullie de dingen die jullie nodig hebben,
maken jullie het eten klaar,
schrijf je een e-mail in het Duits over het etentje.
1. Lecker!
Recepten
In den letzten Stunden habt ihr viel über Essen und Trinken gelernt und gesprochen. Da bekommt man natürlich Appetit! Darum habt ihr beschlossen, zusammen zu kochen und zu essen.
Da ihr das bei Deutsch macht, sollte es eine typisch deutsche Mahlzeit werden (z.B. Kartoffelsalat mit Würstchen).
Je hebt de laatste tijd veel over eten en drinken geleerd en gesproken. Daar krijg je trek van! Daarom willen jullie samen koken en eten.
Omdat jullie dat bij het vak Duits doen, moet het een typisch Duitse maaltijd worden (bv. aardappelsalade met worstjes).
Maak groepjes van drie of vier leerlingen.
Verzamel ideeën voor de gemeenschappelijke maaltijd. Let op: jullie ideeën moeten wel betaalbaar en uitvoerbaar zijn!
Tip: kies makkelijke gerechten die jullie snel en zonder veel hulpmiddelen op school kunnen klaarmaken.
Maak aantekeningen (wat je nodig hebt, hoe het - in grote lijnen - klaargemaakt wordt) in het Duits zodat jullie een voorstel aan de andere klasgenoten kunnen doen.
2. Lecker!
Auswahl - Selectie
Besprecht eure Ideen in der Klasse.
Bespreek jullie ideeën in de klas.
Stellt eure Idee vor. Benutzt dabei die Stichpunkte.
Stel jullie idee voor. Gebruik de aantekeningen.
>Beantwortet Fragen eurer Mitschüler.
Beantwoord vragen van de medeleerlingen.
Hört euch die Ideen der anderen Gruppen an. Stellt eventuell Fragen (z.B. Preis, Zeit).
Luister naar de voorstellen van de andere groepjes.
Wählt eine oder mehrere geeignete Ideen für euer Klassenessen.
Kies één of meerdere geschikte gerechten voor jullie gemeenschappelijke maaltijd.
Boodschappenlijstje
Macht anhand der ausgewählten Ideen einen Einkaufszettel (maak boodschappenlijstje).
Schreibt die benötigten Dinge auf Deutsch auf. (benodigdheden in het Duits)
Denkt auch an Getränke und eventuell Plasteteller, -becher, -besteck. (plastic borden, bekers, bestek)
3. Lecker!
Aufgabenverteilung - Taakverdeling
Ihr wisst jetzt, was ihr für das gemeinsame Essen braucht und machen müsst: Geld einsammeln, einkaufen, Dinge zu Hause vorbereiten oder von zu Hause mitnehmen, hinterher aufräumen usw.
Verteilt die verschiedenen Aufgaben untereinander.
Sprecht dabei Deutsch.
Schreibt auf, wer welche Aufgabe hat.
Einkaufen
Kauft die benötigten Dinge ein. Tipp: Geht zum Aldi, Lidl oder einem anderen deutschen Supermarkt. Dort habt ihr die größten Chancen, deutsche Produkte zu bekommen. Achtung: Einkaufszettel nicht vergessen!
Nehmt alles zum vereinbarten Zeitpunkt mit in die Schule.
Mahlzeit
Nehmt alles, so wie ihr das vereinbart habt, mit in die Schule.
Bereitet die Mahlzeit zu.
Benutzt dafür die deutschen Rezepte.
Lasst es euch schmecken! Guten Appetit!
Macht eventuell Fotos zur Erinnerung oder für eure Austauschpartner.
4. Lecker!
Taakverdeling
Jullie weten nu wat jullie nodig hebben en wat er gedaan moet worden: geld inzamelen, boodschappen doen, spullen thuis voorbereiden of van thuis meenemen, na afloop opruimen en schoonmaken enz.
Verdeel de taken onder elkaar. Schrijf op wie welke taak heeft.
Probeer daarbij zo veel mogelijk Duits te spreken.
Boodschappen doen
Koop de dingen die jullie nodig hebben.
Tip: Ga naar de Aldi, Lidl of een andere Duitse supermarkt.
Let op: boodschappenlijstje niet vergeten!
Neem alles op het afgesproken tijdstip mee naar school.
Maaltijd
Neem alles zoals afgesproken mee naar school.
Maak het eten klaar. Gebruik daarbij de Duitse recepten.
Eet smakelijk! Guten Appetit!
Maak eventueel foto's ter herinnering of voor je Duitse uitwisselingspartner.
5. E-Mail
E-Mail
Nachdem euer Essen hoffentlich ein Erfolg war und es euch allen geschmeckt hat, schreibst du eine E-Mail an deinen Austauschpartner, um von diesem besonderen Erlebnis zu berichten.
Schreibe eine passende Anrede.
Frage, wie es deinem Austauschpartner geht.
Schreibe, wie es dir geht.
Schreibe, dass ihr im Unterricht über Essen und Trinken gesprochen habt.
Schreibe, dass ihr zu diesem Thema ein Projekt gemacht habt.
Beschreibe kurz das Projekt.
Frage deinen Partner, ob er das Gericht/die Gerichte kennt.
Schreibe, wie dir das Essen geschmeckt hat.
Schreibe einen passenden Schluss.
Schreibe insgesamt 50 bis 70 Wörter.
Kontrolliere alles.
Füge eventuell ein Foto vom Klassenessen bei.
Gib deinem Lehrer die Mail oder besprecht eure Mails in der Klasse.
6. E-Mail
E-Mail
Nadat jullie etentje hopelijk een succes was en jullie het allemaal lekker vonden, schrijf je een e-mail aan jouw uitwisselingspartner om over deze bijzondere gebeurtenis te vertellen.
Schrijf een passende aanhef.
Vraag hoe het met je partner gaat.
Schrijf hoe het met jou gaat.
Schrijf dat jullie bij Duits over eten en drinken spreken.
Schrijf dat jullie een project doen.
Schrijf dat jullie samen koken en eten en welke gerechten.
Vraag aan je partner of hij/zij die gerechten kent.
Schrijf of het eten lekker was.
Sluit op een passende manier af.
Schrijf in totaal 50 tot 70 woorden.
Controleer alles.
Voeg eventueel een foto van het etentje bij.
Geef de e-mail aan je docent of bespreek de teksten in de klas.
7. Auswertung
Auswertung
Beherrschst du den Stoff zum Thema „Guten Appetit!“?
Kannst du die Wörter, Sätze und Grammatik?
Kannst du dich auf Deutsch mündlich und schriftlich über Essen und Trinken und Dinge, die damit zu tun haben, verständigen?
Wähle die Aussagen, die auf dich zutreffen.
(Die Aussagen beziehen sich natürlich auf die deutsche Sprache.)
Ich kann die Wörter zum Thema Guten Appetit!.
Ich kann deutsche Wörter und Sätze korrekt aussprechen.
Ich kann mich schriftlich gut ausdrücken.
Ich kann kurz über mein Lieblingsessen erzählen.
Ich kann Rezepte verstehen.
Ich kann die Grammatik richtig anwenden.
Ich kann einer anderen Person Fragen stellen (Lieblingsessen, Vorlieben beim Essen, wie etwas schmeckt).
Ich kann auf einfache Fragen über Essen und Trinken reagieren.
Ich kann beim Essen einfache Gespräche über Essen und Trinken führen.
Ich fühle mich sicher, wenn ich Deutsch rede.
8. Auswertung
Evaluatie
Beheers je de stof bij het thema 'Guten Appetit!'?
Ken je de woorden, zinnen en de grammatica? Kun je in het Duits mondeling en schriftelijk over eten en drinken en de dingen die daarmee te maken hebben, communiceren?
Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn.
Ik ken de woorden bij het thema "Guten Appetit!".
Ik kan Duitse woorden en zinnen correct uitspreken.
Ik kan kort iets over mijn lievelingseten vertellen.
Ik kan recepten begrijpen.
Ik kan de grammatica correct gebruiken.
Ik kan aan iemand anders vragen stellen (lievelingseten, voorkeur bij het eten, hoe iets smaakt).
Ik kan op eenvoudige vragen over eten en drinken reageren.
Ik kan bij het eten eenvoudige gesprekken over eten en drinken voeren.
Ik voel me zeker als ik Duits praat.
Portfolio
ESP
In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden en de vorderingen die je over een langere tijd op dat gebied maakt. In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t. je taalontwikkelingen.
Om het niveau op het gebied van de vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.
Het arrangement Thema: Guten Appetit HV - HV 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Karin Prins
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-05-18 09:59:30
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Lebensmittel
Mia
Julia
Rezept Knusperschnitzel
Rezepte
e/i Wechsel
e/i Wechsel
e/i Wechsel
e/i Wechsel
e/i Wechsel
e/i Wechsel
a/ä-Wechsel
Voorzetsels 4e naamval - vertalen 1 (DU/NL)
Voorzetsels 4e naamval - vertalen 2 (NL/DU)
Voorzetsels 4e naamval - in context herkennen
Voorzetsels 4e naamval - in context invullen
Voorzetsels en de juiste naamval - herkennen
Voorzetsels en de juiste naamval - invullen
Werkwoorden met vierde naamval
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.
Arbeitsplan
Einleitung (3)
Lerntipp Sprechen
