Sterke werkwoorden met een 'a' in de stam
Je hebt nu de sterke werkwoorden met een 'e' in de stam behandeld. Je weet nu, dat die 'e' bij de vormen du en er/sie/es in een 'i' of 'ie' verandert. Ook bij sterke werkwoorden met een 'a' in de stam treedt een soortgelijke verandering op. Hier verandert de 'a' bij du en er/sie/es in een ä.
Bijvoorbeeld:
Fahren (rijden) => ich fahre, maar du fährst en er fährt
tragen (dragen) => ich trage, maar du trägst en er trägt
laufen (lopen) => ich laufe, maar du läufst en er läuft
stoßen (stoten) => ich stoße, maar du stößt en er stößt
Oefening 1 (Klik rechtsboven op 'volgende' voor meer opgaven): Sterke werkwoorden 1
Oefening 2: Sterke werkwoorden 2