4. Grammatik a/ä-Wechsel

Sterke werkwoorden met een 'a' in de stam

 

Je hebt nu de sterke werkwoorden met een 'e' in de stam behandeld. Je weet nu, dat die 'e' bij de vormen du en er/sie/es in een 'i' of 'ie' verandert. Ook bij sterke werkwoorden met een 'a' in de stam treedt een soortgelijke verandering op. Hier verandert de 'a' bij du en er/sie/es in een ä.

Bijvoorbeeld:

Fahren (rijden) => ich fahre, maar du fährst en er fährt

tragen (dragen) => ich trage, maar du trägst en er trägt

laufen (lopen) => ich laufe, maar du läufst en er läuft

stoßen (stoten) => ich stoße, maar du stößt en er stößt

 

Oefening 1 (Klik rechtsboven op 'volgende' voor meer opgaven): Sterke werkwoorden 1

Oefening 2: Sterke werkwoorden 2