SECTORWERKSTUK
Inschrijfformulier
Hieronder staat het inschrijfformulier voor het sectorwerkstuk.
Bedenk met wie je wilt samenwerken.
Denk eraan dat het werkstuk met je profiel te maklen hebt.
Vul het formulier in zo als het bedoeld is. Maximaal 2 personen.
Het sectorwerkstuk moet met z'n tweeen worden uit gevoerd.
Inschrijfformulier sectorwerkstuk
Inschrijfformulier voor sectorwerkstuk
werkboek
Hieronder staat het werkboek waarin alles staat beschreven wat je moet weten over het sectorwerkstuk.

Hieronder staat een powerpoint presentatie waarin aandachtspunten staan beschreven waaraan je onderzoek moet voldoen.
Powerpoint over hoe zet je een onderzoek op.
Onderzoek doen in zes stappen

tabel met onderzoekstips
Mogelijke einddoelen leerlijn informatievaardigheden:
|
Kennis/vaardigheden
|
Houding
|
1.taakdefinitie
|
-de leerling kan zijn informatiebehoefte vaststellen
-de leerling kent het verschil tussen hoofd- en deelvragenen kan hoofd- en deelvragen formuleren
|
-de leerling kan omgaan met onzekerheid en twijfel
|
2.strategieën om informatie te zoeken
|
-de leerling kent verschillende soorten bronnen
-de leerling is in staat juiste bronnen te kiezen
-de leerling weet waar verschillende bronnen te vinden zijn
-de leerling kent verschillende mogelijkheden om op internet te zoeken
|
-de leerling is bereid verschillende bronnen te benutten
-de leerling is kritisch ten aanzien van de keuze van zijn bronnen
|
3.gebruik van de informatie
|
-De leerling kent de bruikbaarheidcriteria en kan informatie beoordelen op bruikbaarheid
-de leerling kent de betrouwbaarheidscriteria en kan de informatie beoordelen op betrouwbaarheid
-de leerling kent selectiecriteria en kan een bruikbare/zinvolle selectie maken uit de gevonden informatie
|
-de leerling onderkent het belang van het gebruik van betrouwbare informatie
-de leerling onderkent het belang van het gebruik van informatie uit verschillende soorten bronnen
|
4.verwerken van de informatie
|
-de leerling is in staat de gevonden informatie op een adequate manier te verwerken
|
-de leerling heeft oog voor kwaliteitscriteria
|
5.presenteren van de informatie
|
-de leerling kan de meest geëigende presentatievorm kiezen
-de leerling weet wat plagiaat is en kent richtlijnen met betrekking tot plagiaat
-de leerling kan onderscheid maken tussen citeren, parafraseren en gebruiken van de informatie
-de leerling kan op de juiste wijze de bronnen beschrijven
|
-de leerling is bereid zich vragen te stellen over de meest geëigende presentatievorm
-de leerling is bereid plagiaat te vermijden
|
6. evaluatie
|
- de leerling kent het stappenplan informatievaardigheden en is bereid dit toe te passen
-de leerling kent kwaliteitscriteria en is in staat het product te evalueren
-de leerling kan de tontstandkoming van het product evalueren
|
-de leerling is bereid het product en de totstandkoming kritisch te bekijken en daaruit lessen te trekken
|
(Kaap & Schmidt, 2007)
Voorbeeld leerlijn in schema:
|
1
|
2
|
3
|
4
|
1.taakdefinitie
|
De leerling moet aan de hand van één onderzoeksvraag onderzoek doen
|
De leerling moet aan de hand van een meer complexe onderzoeksvraag onderzoek doen
|
De leerling moet , geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelf bij een gegeven hoofdvraag een of enkele deelvragen bedenken.
|
De leerling moet zelf een of meer onderzoeks-
vragen bedenken.
|
2. Strategiën om informatie te zoeken
|
De bronnen zijn gegeven
|
De belangrijkste bronnen zijn aangegeven; de leerling hoeft deze hooguit aan te vullen.
|
De leerling moet geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelf bronnen zoeken.
|
De leerling moet zelf bronnen zoeken.
|
3.gebruik van de informatie
|
De leerling moet aan de hand van instructies duidelijk omschreven informatie in een bron opzoeken.
|
De leerling moet aan de hand van instructies [gebruiksaan-wijzingen] de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.
|
De leerling moet, geholpen met aan-wijzingen, voorbeelden of tips, zelfstandig de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.
|
De leerling moet zelf de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.
|
De leerling beoordeelt de bronnen op bruikbaarheid; hij selecteert welke informatie het best bij zijn onderzoeksvragen past
|
De leerling beoordeelt de bronnen op bruikbaarheid; hij selecteert welke informatie het best bij zijn zoekvragen past. Als hij aanvullende bronnen gebruikt beoordeelt hij ook de betrouwbaarheid van die bronnen.
|
De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips zelfstandig nagaan in hoeverre de informatie die hij opdoet, bruikbaar en betrouwbaar is
|
De leerling moet zelf nagaan in hoeverre de informatie die hij opdoet, betrouwbaar en bruikbaar is
|
4.verwerken van de informatie
|
De leerling moet de door hem geselecteerde informatie in een gegeven format verwerken.
|
De leerling krijgt instructies om de door hem geselecteerde informatie adequaat te verwerken.
|
De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, de door hem geselecteerde informatie adequaat verwerken.
|
De leerling moet de door hem geselecteerde informatie zelfstandig adequaat verwerken.
|
5.presenteren van de informatie
|
De leerling moet aan de hand van een gegeven presentatieformat zijn onderzoeksresultaten presenteren.
|
De leerling verwerkt de onderzoeks-resultaten in een eenvoudige voorgeschreven presentatie.
|
De leerling presenteert, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zijn onder-zoeksresultaten
|
De leerling moet zijn onderzoeks-resultaten zelfstandig presenteren.
|
6.evaluatie
|
De leerling moet aan de hand van gerichte vragen reflecteren op zijn onderzoeksresultaten
|
De leerling krijgt instructies om adequaat te reflecteren op zijn onderzoeksresultaten en op de gevolgde werkwijze.
|
De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelfstandig reflecteren op zijn onderzoeks-resultaten en op de gevolgde werkwijze. Ook moet hij kunnen aangeven hoe hij werkwijze en resultaten kan verbeteren.
|
De leerling moet zelfstandig reflecteren op zijn onderzoeks-resultaten en op de gevolgde werkwijze. Ook moet hij kunnen aangeven hoe hij werkwijze en resultaten kan verbeteren en wat hij ervan geleerd heeft.
|
(Kaap & Schmidt, 2007)
Bibliografie
Kaap, A. v., & Schmidt, V. (2007). Naar een leerlijn Informatievaardigheden. Enschede: SLO nationaal expertisecentrum voorleerplanontwikkeling.
Document onderzoeksvraag
Hier staat het document wat je naar de docent moet sturen met daarin de titel van het werkstuk.
Document waarin de titel van het werkstuk staat
De onderzoekshoofdvraag en de deelvragen
Tweede afspraak
Document voor de tweede afspraak
Dit document moet je ingevuld sturen naar de docent bij welke je bent ingedeeld.
werkdag 1
Invulblad voor werkdag 1
Met dit formulier kun je aangeven wat je op werkdag 1 hebt gedaan. Daarnaast kun je de vervolgafspraken neerzetten.
Rubrics
Rubrics voor de beoordeling
inhoud
|
Ik weet wat de hoofdzaken zijn van het onderwerp en hanteer de juiste begrippen om dat uit te leggen
2 punten
|
Ik heb duidelijke ideeën over het onderwerp en kan die in eigen woorden toelichten.
1,5 punt
|
Ik heb enkele ideeën over het onderwerp, maar kan er moeilijk over vertellen.
1 punt
|
Ik weet weinig van het onderwerp en kan er nauwelijks iets over vertellen.
0,5 punten
|
Opbouw
|
Mijn presentatie heeft een logische en heldere opbouw en hij loopt soepel en vlot.
2 punten
|
Mijn presentatie heeft een logische opbouw en is goed te volgen.
1,5 punt
|
De opbouw van mijn presentatie is niet helemaal logisch en is daardoor niet gemakkelijk door anderen te volgen.
1 punt
|
De opbouw van mijn presentatie is niet logisch en daardoor moeilijk door anderen te volgen.
0,5 punten
|
Spreken
|
Ik spreek helder en vloeiend, heb regelmatig oogcontact met de luisteraars en heb wat betreft aantekeningen voldoende aan trefwoorden.
2 punten
|
Als ik er goed op let, spreek ik helder en vloeiend en heb ik oogcontact met de luisteraars; ik heb uitgebreide aantekeningen nodig.
1,5 punt
|
Ik spreek niet altijd vloeiend en verstaanbaar, heb weinig oogcontact en heb te veel de neiging om te gaan voorlezen.
1 punt
|
Ik heb moeite met spreken en vergeet het oogcontact met de luisteraars.
0,5 punten
|
Non verbale communicatie
|
Meeste uit je hoofd, genoeg aan een paar steekwoorden.
Paar gebaren bij je verhaal.
Contact met je publiek.
2 punten
|
Je leest de helft voor. Af en toe gebaren.
Beetje contact met je publiek
1,5 punt
|
Je leest bijna alles letterlijk op.
Weinig gebaren.
Weinig contact met publiek
1 punt
|
Je leest alles op.
Geen gebaren. Geen contact met publiek
0,5 punten
|
Presenteren
|
Goed
|
Voldoende
|
matig
|
onvoldoende
|
beoordelingsformulier