Sectorwerkstuk tl4

Sectorwerkstuk tl4

SECTORWERKSTUK

SECTORWERKSTUhttps://pbs.twimg.com/profile_images/809409629/greijdanus.jpgK

2016-2017

Inschrijfformulier

Hieronder staat het inschrijfformulier voor het sectorwerkstuk.

Bedenk met wie je wilt samenwerken.

Denk eraan dat het werkstuk met je profiel te maklen hebt.

Vul het formulier in zo als het bedoeld is. Maximaal 2 personen.

Het sectorwerkstuk moet met z'n tweeen worden uit gevoerd.

Inschrijfformulier sectorwerkstuk
Inschrijfformulier voor sectorwerkstuk

werkboek

Hieronder staat het werkboek waarin alles staat beschreven wat je moet weten over het sectorwerkstuk.

 

Hieronder staat een powerpoint presentatie waarin aandachtspunten staan beschreven waaraan je onderzoek moet voldoen.

Powerpoint over hoe zet je een onderzoek op.

Onderzoek doen in zes stappen

 

 

 

 

tabel met onderzoekstips

Mogelijke einddoelen leerlijn informatievaardigheden:

 

Kennis/vaardigheden

Houding

1.taakdefinitie

-de leerling kan zijn informatiebehoefte vaststellen

-de leerling kent het verschil tussen hoofd- en deelvragenen kan hoofd- en deelvragen formuleren

-de leerling kan omgaan met onzekerheid en twijfel

2.strategieën om informatie te zoeken

-de leerling kent verschillende soorten bronnen

-de leerling is in staat juiste bronnen te kiezen

-de leerling weet waar verschillende bronnen te vinden zijn

-de leerling kent verschillende mogelijkheden om op internet te zoeken

 

-de leerling is bereid verschillende bronnen te benutten

-de leerling is kritisch ten aanzien van de keuze van zijn bronnen

3.gebruik van de informatie

-De leerling kent de bruikbaarheidcriteria en kan informatie beoordelen op bruikbaarheid

-de leerling kent de betrouwbaarheidscriteria en kan de informatie beoordelen op betrouwbaarheid

-de leerling kent selectiecriteria en kan een bruikbare/zinvolle selectie maken uit de gevonden informatie

-de leerling onderkent het belang van het gebruik van betrouwbare informatie

-de leerling onderkent het belang van het gebruik van informatie uit verschillende soorten bronnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.verwerken van de informatie

-de leerling is in staat de gevonden informatie op een adequate manier te verwerken

-de leerling heeft oog voor kwaliteitscriteria

5.presenteren van de informatie

-de leerling kan de meest geëigende presentatievorm kiezen

-de leerling weet wat plagiaat is en kent richtlijnen met betrekking tot plagiaat

-de leerling kan onderscheid maken tussen citeren, parafraseren en gebruiken van de informatie

-de leerling kan op de juiste wijze de bronnen beschrijven

-de leerling is bereid zich vragen te stellen over de meest geëigende presentatievorm

-de leerling is bereid plagiaat te vermijden

6. evaluatie

- de leerling kent het stappenplan informatievaardigheden en is bereid dit toe te passen

-de leerling kent kwaliteitscriteria en is in staat het product te evalueren

-de leerling kan de tontstandkoming van het product evalueren

 

-de leerling is bereid het product en de totstandkoming kritisch te bekijken en daaruit lessen te trekken

(Kaap & Schmidt, 2007)

 

Voorbeeld leerlijn in schema:

 

1

2

3

4

1.taakdefinitie

De leerling moet aan de hand van één onderzoeksvraag onderzoek doen

De leerling moet aan de hand van een meer complexe onderzoeksvraag onderzoek doen

De leerling moet , geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelf bij een gegeven hoofdvraag een of enkele deelvragen bedenken.

De leerling moet zelf een of meer onderzoeks-

vragen bedenken.

 

 

 

 

 

2. Strategiën om informatie te zoeken

De bronnen zijn gegeven

De belangrijkste bronnen zijn aangegeven; de leerling hoeft deze hooguit aan te vullen.

De leerling moet geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelf bronnen zoeken.

De leerling moet zelf bronnen zoeken.

3.gebruik van de informatie

De leerling moet aan de hand van instructies duidelijk omschreven informatie in een bron opzoeken.

De leerling moet aan de hand van instructies [gebruiksaan-wijzingen] de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.

De leerling moet, geholpen met aan-wijzingen, voorbeelden of tips, zelfstandig de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.

De leerling moet zelf de benodigde bron[nen] op basis van zoekvragen of trefwoorden raadplegen.

De leerling beoordeelt de bronnen op bruikbaarheid; hij selecteert welke informatie het best bij zijn onderzoeksvragen past

De leerling beoordeelt de bronnen op bruikbaarheid; hij selecteert welke informatie het best bij zijn zoekvragen past. Als hij aanvullende bronnen gebruikt beoordeelt hij ook de betrouwbaarheid van die bronnen.

De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips zelfstandig nagaan in hoeverre de informatie die hij opdoet, bruikbaar en betrouwbaar is

De leerling moet zelf nagaan in hoeverre de informatie die hij opdoet, betrouwbaar en bruikbaar is

4.verwerken van de informatie

De leerling moet de door hem geselecteerde informatie in een gegeven format verwerken.

De leerling krijgt instructies om de door hem geselecteerde informatie adequaat te verwerken.

De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, de door hem geselecteerde informatie adequaat verwerken.

De leerling moet de door hem geselecteerde informatie zelfstandig adequaat verwerken.

 

 

 

 

5.presenteren van de informatie

De leerling moet aan de hand van een gegeven presentatieformat zijn onderzoeksresultaten presenteren.

De leerling verwerkt de onderzoeks-resultaten in een eenvoudige voorgeschreven presentatie.

De leerling presenteert, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zijn onder-zoeksresultaten

De leerling moet zijn onderzoeks-resultaten zelfstandig presenteren.

6.evaluatie

De leerling moet aan de hand van gerichte vragen reflecteren op zijn onderzoeksresultaten

De leerling krijgt instructies om adequaat te reflecteren op zijn onderzoeksresultaten en op de gevolgde werkwijze.

De leerling moet, geholpen met aanwijzingen, voorbeelden of tips, zelfstandig reflecteren op zijn onderzoeks-resultaten en op de gevolgde werkwijze. Ook moet hij kunnen aangeven hoe hij werkwijze en resultaten kan verbeteren.

De leerling moet zelfstandig reflecteren op zijn onderzoeks-resultaten en op de gevolgde werkwijze. Ook moet hij kunnen aangeven hoe hij werkwijze en resultaten kan verbeteren en wat hij ervan geleerd heeft.

(Kaap & Schmidt, 2007)

Bibliografie

Kaap, A. v., & Schmidt, V. (2007). Naar een leerlijn Informatievaardigheden. Enschede: SLO nationaal expertisecentrum voorleerplanontwikkeling.

Document onderzoeksvraag

Hier staat het document wat je naar de docent moet sturen met daarin de titel van het werkstuk.
Document waarin de titel van het werkstuk staat De onderzoekshoofdvraag en de deelvragen

Tweede afspraak

Document voor de tweede afspraak
Dit document moet je ingevuld sturen naar de docent bij welke je bent ingedeeld.

werkdag 1

Invulblad voor werkdag 1
Met dit formulier kun je aangeven wat je op werkdag 1 hebt gedaan. Daarnaast kun je de vervolgafspraken neerzetten.

Rubrics

 

Rubrics voor de beoordeling

 

inhoud

Ik weet wat de hoofdzaken zijn van het onderwerp en hanteer de juiste  begrippen om dat uit te leggen

2 punten

Ik heb duidelijke ideeën over het onderwerp en kan die in eigen woorden toelichten.

1,5 punt

Ik heb enkele ideeën over het onderwerp, maar kan er moeilijk over vertellen.

 

 

1 punt

Ik weet weinig van het onderwerp en kan er nauwelijks iets over vertellen.

0,5 punten

Opbouw

 

Mijn presentatie heeft een logische en heldere opbouw en hij loopt soepel en vlot.

 

2 punten

Mijn presentatie heeft een logische opbouw en is goed te volgen.

 

 

1,5 punt

De opbouw van mijn presentatie is niet helemaal logisch en is daardoor niet gemakkelijk door anderen te volgen.

1 punt

De opbouw van mijn presentatie is niet logisch en daardoor moeilijk door anderen te volgen.

0,5 punten

Spreken

 

Ik spreek helder en vloeiend, heb regelmatig oogcontact met de luisteraars en heb wat betreft aantekeningen voldoende aan trefwoorden.

2 punten

Als ik er goed op let, spreek ik helder en vloeiend en heb ik  oogcontact met de luisteraars; ik heb uitgebreide aantekeningen nodig.

1,5 punt

Ik spreek niet altijd vloeiend en verstaanbaar, heb weinig oogcontact en heb te veel de neiging om te gaan voorlezen.

 

 

 

1 punt

Ik heb moeite met spreken en vergeet het oogcontact met de luisteraars.

 

 

 

 

0,5 punten

Non verbale communicatie

Meeste uit je hoofd, genoeg aan een paar steekwoorden.

Paar gebaren bij je verhaal.

Contact met je publiek.

2 punten

Je leest de helft voor. Af en toe gebaren.

Beetje  contact met je publiek

 

 

1,5 punt

Je leest bijna alles letterlijk op.

Weinig gebaren.

Weinig contact met publiek

 

 

1 punt

Je leest alles op.

Geen gebaren. Geen contact met publiek

 

 

 

0,5 punten

Presenteren

Goed

Voldoende

matig

onvoldoende

beoordelingsformulier

Beoordelingsformulier