Thema: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren - h45

Thema: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren - h45

Thema: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren

Intro

Een hardloper gaat van start.
Op welke manier ontvangt hij het signaal om te gaan beginnen?
Hoe wordt het signaal verwerkt?
En hoe komen zijn benen in beweging?

Bij sporters is een optimale samenwerking tussen zenuwstelsel en spierstelsel erg belangrijk.

In de eerste module bestudeer je het animale zenuwstelsel, dat zorgt voor bewuste waarneming, willekeurige bewegingen (reflexen) en de verwerking van opgenomen informatie.
Hierbij spelen de zintuigen een belangrijke rol.

In de tweede module onderzoek je de werking van een zenuwcel van heel dichtbij.
Op welke manier wordt een prikkel omgezet in impulsen.
Hoe worden de impulsen vervoerd door je lichaam?
De werking van een zenuwcel leer je door te kijken naar een situatie waarbij het niet goed gaat.
Door het aanbrengen van elektrische prikkels met een soort ‘pacemaker’, kunnen hersenen gestimuleerd worden.
Patiënten met epilepsie of Parkinson kunnen baat erbij hebben.

In de derde module kijk je naar de samenwerking tussen de verschillende delen van het animale en autonome zenuwstelsel en de werking van het spierstelsel een sporter.

Kijk voor je nu verder gaat eerst de volgende video. Maak eventueel aantekeningen. De informatie uit de video kun je gebruiken bij het maken van de modules bij dit thema.

 


Succes!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema:

  • beschrijf ik de samenhang van de regeling van lichaamsprocessen onder andere met behulp van het principe van een regelkring.
  • beschrijf ik het belang van (de samenwerking tussen)  spier-, zenuw- en hormoonstelsel.
  • beschrijf ik delen van het zenuwstelsel, hun bouw, functies en werking.
  • benoem ik soorten zenuwcellen aan de hand van hun functie.
  • beschrijf ik de relatie tussen zintuigen en het zenuwstelsel.
  • leg ik het algemene principe en de werking van een zintuig uit, met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde.
  • leg ik uit wat het al dan niet hebben van bepaalde zintuigen betekent voor organismen.
  • benoem ik de uitwendige en inwendige delen van het oog en leg ik uit welke functies ze hebben.
  • beschrijf ik de werking van de lens en legt een relatie tussen lensafwijkingen en corrigerende hulpmiddelen.
  • beschrijf ik de bouw, werking en functie van de belangrijkste bij beweging betrokken organen van mens en dier en licht ik daarbij de relatie tussen vorm en functie toe.

Deelconcepten
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel en animaal zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, centra voor gevoel, beweging en voor zien in de hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, optisch chiasma, gevoels-, schakel- en bewegingszenuwcellen, impulsgeleiding, reflexboog, pupil, lens, netvlies, staafjes, kegeltjes, gele vlek, blinde vlek, adequate prikkel, mechanische-, chemische-, licht-, temperatuur-, tast- en pijnreceptoren, lenswerking, bijziend, verziend, accommodatie, prikkels, drempelwaarde, zenuw-zintuigstelsel, synaps, neurotransmitter, Na+-kanaal, reactiesnelheid, cellen van Schwann, myelineschede, sprongsgewijze geleiding, dwarsgestreepte en gladde spieren, witte en rode spiervezels, spiercel, pees, antagonist, warming-up, cooling-down, uithoudingsvermogen, doping en EPO.

 

Wat kan ik al?

Wat weet je al over zintuigen, zenuwstelsel en spieren?
Lees de volgende Kennisbank uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Spieren - onderbouw

Prikkels en impulsen - onderbouw

Horen - onderbouw

Kijken - onderbouw

Zenuwstelsel - onderbouw

Hersenen - onderbouw


Maak de oefening om je kennis te testen.

Wat ga ik doen?

Het thema Zintuigen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal SLU
Inleiding  
Wat kan ik straks? 0,5
Wat kan ik al? 2
Wat ga ik doen? 0,5
Modules  
Module: Optometrist 7
Module: Pacemaker in het brein 6
Module: Klaar voor de start! 7
Afsluiting  
Samenvattend 1
Examenvragen 1
Terugkijken 0,5
Totaal: 25 à 26

Modules

Optometrist

Optometrist

Intro

Je ogen zijn belangrijk om de omgeving om je heen waar te nemen.
Nu is het niet voor iedereen vanzelfsprekend dat de ogen hun functie goed kunnen uitoefenen.
Heb je zelf een bril of contactlenzen om beter te kunnen zien?

Jonge kinderen hebben soms last van een lui oog.
Bij de schoolarts heb je op de basisschool vast wel eens ogentest gedaan.

Zeker met de vergrijzing in Nederland neemt het aantal mensen met oogproblemen toe.
Wanneer je niet goed ziet, kun je direct naar een opticien gaan.
Een opticien of medewerker optiek helpt je bij het uitzoeken van een bril.
Maar als je een specifiekere vraag hebt over de gezondheid van je ogen ga je naar een optometrist.
De optometrist voert verschillende metingen uit aan je ogen en verwijst je vervolgens terug naar een opticien.
Het werk van de optometrist kun je ook laten uitvoeren bij een oogarts.
Bij een oogarts kom je terecht bij ernstige oogafwijkingen of oogziektes, waarbij chirurgie nodig is.

Hieronder zie je een voorlichtingsfilm over optometrie. Heb jij wel eens een oogonderzoek gehad? Zo niet, praat dan met een klasgenoot die dit wel heeft gehad. Herken jij of herkent je klasgenoot de onderzoeken die in de video voorkomen?


In deze module onderzoek je de bouw en werking van het oog en ga je aan de slag met enkele onderzoeken die een optometrist ook uitvoert. Daarnaast bekijk je de werking van het zenuwstelsel dat onmisbaar is om bewust en onbewust waar te kunnen zien.

Hoe is het trouwens gesteld met jouw ogen?
Doe de ogentest oogtest.oogfonds.nl

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module. Kan ik:

  • de werking van een zintuig in het algemeen beschrijven.
  • de bouw van het oog beschrijven en onderdelen benoemen.
  • de werking van het oog uitleggen.
  • het verband tussen adequate prikkel en reactie beschrijven.
  • de rol van de hersencentra bij waarnemen uitleggen.
  • de principes van een regelkring herkennen bij de werking van het zintuigstelsel.

Deelconcepten
Centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel en animaal zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, centra voor gevoel, beweging, en voor zien in de hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, optisch chiasma, gevoels-, schakel- en bewegingszenuwcellen, impulsgeleiding, reflexboog, pupil, lens, netvlies, staafjes, kegeltjes, gele vlek, blinde vlek, adequate prikkel, mechanische, chemische, licht-, temperatuur-, tast- en pijnreceptoren, visuele centra in de hersenschors, lenswerking, bijziend, verziend, accommodatie, prikkels, mechanische , chemische, temperatuur-, licht-, tast- en pijnreceptoren, adequate prikkel, drempelwaarde en zenuw-zintuigstelsel.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap Inhoud
Stap 1 In deze stap bestudeer ik de werking van zintuigen en het reageren op prikkels.
Stap 2 Prikkels vanuit mijn hersenen worden via zenuwbanen naar allerlei delen van mijn lichaam gezonden. Deze stap gaat over de weg die deze prikkels afleggen.
Stap 3 Hoe is het oog opgebouwd en wat zijn de functies van de verschillende onderdelen?
Stap 4 Het oog is een zintuig dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven aan visuele schors in de hersenen.
Stap 5 Als iets mijn oog raakt, sluit deze automatisch. Over deze en meer reflexen gaat deze stap.
Stap 6 Ik weet nu hoe het werkt bij mensenogen, maar hoe zit dat bij dieren?
Stap 7 In deze stap kijk ik naar de bouw van hersenen.
Stap 8 Wanneer ik problemen heb met zien, kan ik op verschillende plaatsen terecht. Ik bestudeer twee medische beroepen.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak samen met een klas een simulatie van een regelkring.
D-toets Ik test mijn kennis over deze module in een d-toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Zintuigen

Zintuigen
Klaar voor de start ...! Kijk de video. Welke prikkels komen binnen bij een sporter op het moment dat het startsignaal klinkt? Bespreek het met een klasgenoot. Lees daarna verder onder de video.

Op de atletiekbaan, in het zwembad of op de ijsbaan gaan de sporters van start wanneer ze het startschot horen.
Geluid is een prikkel die de zintuigcellen in het oor opvangen.
Naast de oren, zijn de ogen belangrijk om goed te presteren.
Licht is de prikkel die de zintuigcellen in de ogen activeren.
Door het opvangen van prikkels om je heen en het verwerken ervan, kun je reageren op je omgeving.
Ogen en oren zijn niet de enige zintuigen in het lichaam.
In deze stap bestudeer je de werking van zintuigen en het reageren op prikkels.

Informatieverwerking
De hersenen verwerken de informatie die je zintuigen versturen.
Sommige lichaamsdelen hebben meer zintuigcellen dan andere. Bekijk de video. Noteer relevante begrippen met hun betekenis.


Bestudeer uit de Kennisbank de onderstaande onderdelen. Ook hierin komen veel begrippen voor.
Het gaat dan zowel om de bouw als om de werking van het zenuwstelsel.

Maak met behulp van de begrippen uit de video en de Kennisbanken een overzichtelijke samenvatting, woordweb of schema. Bewaar deze in je portfolio.

Zintuigen algemeen

Zintuigen van de huid

Overige zintuigen

Indeling van het zenuwstelsel

Signalen in het zenuwstelsel

Reactiesnelheid
Tussen een prikkel en de respons zit tijd, ook al werkt het zenuwstelsel razend snel. Hoe lang?
Bekijk het in de video:

Het is fysiek onmogelijk om sneller dan binnen 0,1 seconden op het startschot te reageren.

Test zelf je reactiesnelheid!

  • Meet je eigen reactiesnelheid met: www.nationalemediasite.nl/reactietest
  • In de video wordt een methode voorgesteld om de reactiesnelheid te meten.
    Onderzoek in tweetallen je eigen reactiesnelheid.
    Voer je onderzoek uit en maak hiervan een kort verslag in een document. Overleg met je docent of deze ook ingeleverd moet worden en zo ja, wat de beoordelingseisen zijn. 
  • Wat is er gebeurd tussen het ontstaan van de prikkel en het optreden van jouw reactie?
    Bespreek het antwoord met een klasgenoot met behulp van een regelkring.

Practicum Zintuigen
Je gaat aan de slag met vijf practica die je in de klas roulerend gaat uitvoeren in tweetallen.
Alle experimenten voer je een keer uit als onderzoeker en als proefpersoon.

  1. Hoe gevoelig ben jij?
  2. Warm of koud?
  3. Zoetekauwen
  4. Eet smakelijk
  5. Sta even stil

Gebruik voor het practicum het werkblad zintuigen. De conclusies die jullie hebben getrokken worden aan het eind van het practicum klassikaal besproken. 
 

Stap 2: Het zenuwstelsel

Indelen van het zenuwstelsel

Prikkels vanuit je hersenen worden via zenuwbanen naar allerlei delen van je lichaam gezonden.
Als die prikkels niet naar je hersenen gaan kan het lichaam niet functioneren.
Zijn deze prikkels meetbaar en kunnen ze tijdelijk worden uitgeschakeld? Hoe gaat dat in zijn werk? Bekijk hiervoor de volgende twee video's:


Het zenuwstelsel kun je indelen op ligging van de verschillende delen.
Wanneer je let op de werking van het zenuwstelsel maak je een andere indeling.

Bestudeer de kennisbank.

Indeling van het zenuwstelsel

 

In stap 1 opdracht 1 heb je met de begrippen een overzichtelijke samenvatting, woordweb of schema gemaakt.
Vul dit aan met de begrippen over de indeling van het zenuwstelsel.
Zoek in Binas de indeling van het zenuwstelsel op. Komt dit overeen met een deel van jouw overzicht?

Havo Biologie 2002-2 vraag 35

Havo Biologie 2013-2 vraag 3

Havo Biologie 2004-2 vraag 17


In deze module gaat het verder over het animale zenuwstel.

Stap 3: Bouw van het oog

Bouw van het oog
Een optometrist onderzoekt de gezondheid van de ogen.
Daarvoor is het van belang de bouw en functies van delen van het oog goed te kennen.
In deze stap kijk je naar de bouw.

Bouw

  • Bestudeer de kennisbank.

    Bouw van het oog

  • Bestudeer de kennisbank.

    Kegeltjes en staafjes

  • Bestudeer de bouw van het oog op Bioplek tot Accommodatie.
  • Zoek de bouw het oog op in Binas.
    Deze informatie mag je altijd bij de hand houden!

Beantwoord nu de volgende examenvragen:

VMBO GT Biologie 2011-1 vraag 48

VMBO GT Biologie 2010-1 vraag 20

Havo Biologie 2011-1 vraag 34


Practicum varkensoog
Practicum in tweetallen.
Bekijk een varkensoog van dichtbij.
Op het werkblad Varkensoog vind je de gehele beschrijving. De conclusie wordt na het practicum klassikaal besproken.
 

 

Stap 4: Werking van het oog

Je oog is een zintuig dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven aan visuele schors in de hersenen. Bekijk de volgende video's en de bron. Bestudeer daarna de Kennisbanken. De informatie kun je gebruiken bij het beantwoorden van de examenvragen.




Lui oog (animatie in EN) - www.oogartsen.nl

Accomoderen

Ogen, netvlies en diepte zien


Beantwoord in tweetallen de volgende eindexamenvragen. Bespreek de antwoorden met een ander tweetal.
Het gaat dan vooral om de uitleg bij de antwoorden.
Verbeter zo nodig je antwoorden en/of vraag zo nodig uitleg aan de docent.

VMBO GT Biologie 2010-1 vraag 18

VMBO GT Biologie 2010-1 vraag 19

Havo Biologie 2013-2 pilot vraag 1

Havo Biologie 2013-2 pilot vraag 2

Havo Biologie 2013-2 pilot vraag 3


Twee afbeeldingen die in deze examenvraag staan, staan ook in Binas.
Zoek maar op! Die kun je dus altijd gebruiken.

Havo Biologie 2010-1 vraag 19

Havo Biologie 2010-1 vraag 21

Havo Biologie 2010-1 vraag 22

Havo Biologie 2010-1 vraag 23

Havo Biologie 2000-1 vraag 27

Havo Biologie 2000-1 vraag 28



Visus of gezichtsvermogen

Koeman: 'Moeite met de wedstrijd lezen'

Een sporter en coach kan een wedstrijd figuurlijk ‘lezen’, het spel doorzien en kijk hebben op zijn sport. Zijn blik kan letterlijk vertroebeld zijn door een nog niet geconstateerde oogafwijking. Eén op de vijf mensen heeft onvoldoende gezichtsscherpte – een in de sport vergeten aandachtspunt.


Bijziendheid is de meest voorkomende oogafwijking en dat is goed te herkennen. Een sporter ziet dan veraf niet goed scherp.
Hij plaatst daardoor minder goed een bal en reageert minder snel. Details zijn belangrijk in de sport, zeker bij topsport. Een tennisser moet bliksemsnel kunnen reageren op een geplaatste bal.
Zie je het allemaal niet zo scherp, dan heb je een achterstand.

Een deel van het gezichtsvermogen is de gezichtsscherpte. De visus is een maat voor gezichtsscherpte. Om de visus te bepalen wordt gebruik gemaakt van de Snellenkaart.
Deze kaart is ontwikkeld door de Nederlandse oogarts Herman Snellen.

Met deze kaart bepaal je of de visus afwijkt t.o.v. de gemiddelde gezichtsscherpte.
De meeste mensen zien 100% ofwel 1.0 (6/6).
Dit betekent dat ze op een afstand van 6 meter de regel kunnen lezen die de meeste mensen op die afstand herkennen.
Als je de regel pas op een afstand van 3 meter kan lezen, dan heb je een gezichtsscherpte van 50%, ofwel 0,5 (3/6).
Kun je nog kleinere letters lezen dan is de visus groter dan 1.
Een waarde 1,5 komt wel voor bij jonge gezonde mensen.

Hoe is het gesteld met jouw ogen?
Werk in tweetallen. Je gaat aan de slag met de volgende onderzoeksvraag:

Is jouw gezichtsscherpte beter, gelijk of minder dan het gemiddelde?

Je gaat dit onderzoeken met de volgende stappen:

  • Druk de Snellentest af.
  • Als je contactlenzen of een bril hebt, moet je deze wel gebruiken.
  • Hang de kaart op oogniveau aan een kale muur zonder venster.
  • Ga op 3 meter afstand van de muur zitten of staan.
  • Bedek één oog.
  • Begin bovenaan en lees hardop elke letter voor.
  • Laat de andere persoon opschrijven wat de kleinste regel is die je helemaal goed kunt lezen.
  • Test je andere oog op dezelfde manier.
  • Als je niet in staat bent om de visus 1.0 regel met beide ogen te lezen, heb je mogelijk een correctie nodig om scherper te zien. Welke lenzen schrijf je als oogarts voor aan je klasgenoot? Motiveer je antwoord.
  • Onderzoek of je klasgenoot bijziend of verziend is.

Raadpleeg hiervoor eventueel de kennisbank.

Bijziend en verziend


De gezichtsscherpte wordt uitgedrukt in de formule Vi = d/D.

Vi = virus
d = afstand van de persoon tot de letterkaart
D = afstand waar een goed oog de letter nog kan herkennen

 

Havo Biologie 2011-2 vraag 41

Havo Biologie 2011-2 vraag 42

 

Stap 5: Reflexen

Reflexen van het oog
Bestudeer in de Kennisbank de volgende onderdelen:

Reflexen

Spieren


Bekijk ook de informatie op Bioplek over de pupilreflex:

Pupilreflex

Bekijk ook nog volgende video's. De informatie uit de video's kun je gebruiken bij het beantwoorden van de vragen in 

 

Practicum gezichtsbedrog
Hoe zat het ook alweer met de staafjes en de kegeltjes?
Bestudeer de kennisbank. Beantwoord daarna de twee examenvragen om je kennis te oefenen.

Kleurenziend, kleurenblind en gezichtsbedrog

 

Havo Biologie 2009-1 vraag 1

Havo Biologie 2009-1 vraag 2


Je weet hoe nabeelden ontstaan. Iemand vraagt zich af waar het ontstaan van nabeelden van afhankelijk is. Gaat het om de duur van de prikkel?
De prikkelsterkte? De kleur? En hoe snel gaat het herstel? Is dat afhankelijk van de genoemde factoren?

Formuleer één onderzoeksvraag over het ontstaan en één onderzoeksvraag over het herstel van nabeelden. Maak een proefopzet voor de twee onderzoeksvragen.
Als materiaal heb je de beschikking over:

  • een stopwatch
  • gekleurd papier

Voer je onderzoek uit en noteer de resultaten.
Maak en verslag van je onderzoek.
Beschrijf in de discussie ook de theoretische verklaring voor het verschijnsel dat je hebt onderzocht.

Het verslag lever je in bij je docent. Bekijk tips en de beoordelingseisen in de Gereedschapskist hieronder. 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 6: Ogen van dieren

Ogen van dieren
Overleg met je docent of je deze stap gaat doen.

Dierenogen zijn aangepast aan hun omgeving.
Zo zijn er in de natuur heel wat rare ogen ontstaan.
Ogen met spleetpupillen, ogen aan de zijkant, ogen die eigenlijk uit veel meer ogen bestaan en ogen die ongelooflijk scherp kunnen zien. Nienke geeft een aantal mooie voorbeelden.
Dierenarts Chantal legt in de video uit hoe een dierenoog werkt en opereert een herdershond met staar. Sla eventueel de cabaretstukjes over:



Kies in tweetallen uit opdracht A of opdracht B.
 

Stap 7: Hersenen in actie

Hersenen in actie
Je hebt in stap 2 waarschijnlijk de video al bekeken over het zenuwstelsel.
Hierin is een stukje dat gaat specifiek over de hersenen.
Als je het niet meer precies weet kijk dan nog eens:

In deze stap kijk je naar de bouw van hersenen.
Bestudeer in de Kennisbank:

Hersencentra


Bekijk de bijpassende video over hersencentra:

Op zoek naar meer informatie? Ga voor achtergrondinfo bij deze uitzending naar:


Beantwoord met de kennis die je hebt opgedaan nu de volgende examenvraag en de oefening:

 

Havo Biologie 2011-2 vraag 28

 

Brein in beeld
In groepjes.
Breng je brein in beeld.
Maak een model (2D of 3D, eventueel digitaal) van de hersenen waarin je aangeeft wanneer welke delen actief zijn tijdens verschillende momenten op school.
Het model kun je maken met klei, met een digitaal tekenprogramma, met potlood op papier, op een ballon, op een mutsje op iemands hoofd, …
Bedenk zelf een originele en passende werkvorm!
Denk aan:

  • Les wiskunde (luisteren, logica, …)
  • Les lichamelijke oefening (evenwicht, rennen, …)
  • Les Engels (slaperig worden, dvd kijken, praten …)
  • Les geschiedenis (jaartallen leren, …)
  • Practicum bij biologie (handen draaien aan microscoop, …)
  • Lunchen in kantine
  • Chatten op mobiel
  • Naar toilet gaan
  • Melden bij conciërge (bloedruk stijgt,…)
  • Enzovoort

Presenteer jullie model in de klas. Bekijk (en bewonder) de andere modellen.
Je kunt goed gebruik maken van:
Binas, www.brainfact.org, gebruik de gratis 3D brain app (voor Android, Iphone en Ipad) en de volgende Clipphanger:

Stap 8: Werken met ogen

Werken met ogen
Wanneer je problemen hebt met zien kun je op verschillende plaatsen terecht.
Je kunt direct je ogen laten opmeten bij een opticien en een bril of contactlenzen uitzoeken.
Maar in veel gevallen zal meer onderzoek nodig zijn.

Bijvoorbeeld kinderen met een lui oog kunnen terecht bij de optometrist.
Is er iets ernstigers aan de hand? Bijvoorbeeld schade aan het oog of het vermoeden van een tumor, dan zal een huisarts je verwijzen naar een oogarts.

Opleidingen
Bekijk de video's over het werken met ogen. Er worden twee beroepen uitgelicht: dat van optometrist en dat van oogheelkundige. 

Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat de verschillen zijn en wat eventueel de overlap is tussen de verschillende vakgebieden. Bespreek ook of de opleiding bij jou past en wat de toelatingseisen zijn. 

Opleiding optometrie(HBO)


Opleiding oogheelkunde (WO)

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Eindopdracht
Je gaat nu beginnen aan de afsluitende opdracht van deze module.
Je rondt deze module af met een simulatie van het zenuwstelsel. Dit doe je samen met je hele klas.

Je krijgt van je docent een taak.
Je krijgt straks een taak als:

  • hersencel (geel en groen),
  • spier,
  • bewegingszenuwcel,
  • zintuigcel,
  • gevoelszenuwcel of
  • schakelcel (blauw en kaartjes ‘Terugtrekken’).

Stel je in de ruimte zo op dat de plaats waar je staat overeenkomt met de bouw van het menselijk lichaam.
Elke cel heeft zijn eigen taak die je op het kaartje kunt lezen.

De docent leest een rood kaartje met een bericht voor.
Voer met de klas de regelkring uit.
Geef daarvoor het groene kaartje op de juiste manier door.
Bespreek steeds na afloop wat er is gebeurd.
Succes!

Beoordeling
Je docent beoordeelt jouw bijdrage in de simulatie op de volgende punten:

  • Je hebt door je bijdrage laten zien dat je snapt hoe het principe van de regelkring werkt.
  • Je liet een actieve en betrokken deelname zien tijdens de simulatie.

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Zintuigen'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen. 

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Ben jij geïnteresseerd in oogproblematiek? Zie jij jezelf al in een beroep dat binnen deze categorie valt? Waarom wel of waarom niet?
  • Eindopdracht
    Hoe verliep de simulatie? ALs je jezelf een spiegel voorhoudt, hoe kijk je dan naar je eigen rol in de simulatie? Waar was je tevreden over? Wat had misschien anders gekund?
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed? Heb je de toets voldoende kunnen scoren? Zo niet, weet je op welk leerdoel je vastloopt? Wat heb je er aan gedaan om dit onderdeel alsnog voldoende te beheersen?

Pacemaker in het brein

Pacemaker in het brein

Intro

Bekijk de volgende aflevering van Het Jeugdjournaal.
Hierin komt een aandoening aan bod waarbij iemand gedrag of bewegingen niet onder controle heeft. Wat is er aan de hand? Bespreek het na het kijken met een klasgenoot.



Als je wilt weten hoe het werkt, dan moet je eerst weten hoe signalen vanuit de zintuigen via zenuwen correct worden doorgegeven naar de hersenen. En op welke manier hersenen ervoor zorgen dat de signalen via de zenuwen weer terug gaan naar spieren en klieren.

Deze module gaat over impulsgeleiding en impulsoverdracht.

Wat ga ik leren?

Ik kan:

  • de bouw en de werking van het zenuwstelsel beschrijven;
  • de signaalverwerking beschrijven;
  • de werking van een regelkring in het zenuwstelsel toelichten;
  • het verband beschrijven tussen de werking van het zenuwstelsel en het functioneren van een organisme.

Deelconcepten
Impulsgeleiding, synaps, neurotransmitter, Na+-kanaal, reflexboog, reactiesnelheid, adequate prikkels, drempelwaarde, cellen van Schwann, myelineschede, synaps, sprongsgewijze geleiding, reflexboog, neurotransmitter.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Leervraag
Stap 1 Deze stap gaat over de bouw en de werking van zenuwcellen.
Stap 2 Om de drempelwaarde van dit neuron te overschrijden is bij een bepaalde prikkelduur een bepaalde minimale prikkelsterkte vereist. Hoe dat precies werkt, leer ik in deze stap.
Stap 3 Veel mensen beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol.
Alcohol is van grote invloed op het zenuwstelsel. Wat is het effect van (overmatig) alcoholgebruik?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak met klasgenoten een presentatie over een aandoening aan het zenuwstelsel.
D-toets Ik test mijn kennis over deze module met een d-toets.
Extra Ik bedenk vragen bij een video over neurotransmitters.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 6 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bouw van zenuwcellen

Bouw van zenuwcellen
Bestudeer de Kennisbank en maak daarna de bijbehorende oefening.

Spronggeleiding

 

Zenuwceluitloper
In de myelineschede van een zenuwceluitloper bevinden zich onderbrekingen: de knopen of insnoeringen van Ranvier.
De afstand tussen twee insnoeringen heet het internodaal segment.
Tijdens de embryonale ontwikkeling en gedurende het eerste levensjaar neemt de lengte van een internodaal segment toe.
Na het eerste levensjaar worden, tenzij na verwondingen, geen nieuwe internodale segmenten gevormd.

De voortgeleidingsnelheid van actiepotentialen (impulssnelheid) langs een zenuwceluitloper bij een pasgeboren baby wordt vergeleken met die bij een man van 30 jaar.

Practicum impulssnelheid
Zenuwcellen kunnen dus impulsen overbrengen.
Deze impulsen brengen spieren in beweging, zorgen ervoor dat je kunt nadenken of je kunt dingen horen.
In dit practicum onderzoek je hoe snel die impulsen door je lichaam heen gaan.
Download hier het werkblad impulssnelheid.
Na het practicum voer je met je groepje de discussie die onderaan het werkblad staat. 
Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder. Als je docent de discussie wil beoordelen, vind je hier ook de beoordelingseisen. 

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Stap 2: Impulsen

Impulsgeleiding en ontstaan van impulsen
Bestudeer de kennisbank.

Impulsen


Een neuron heeft een bepaalde drempelwaarde.
Dit neuron kan worden geprikkeld met elektrische prikkels die variëren in prikkelsterkte en in prikkelduur.
Om de drempelwaarde van dit neuron te overschrijden is bij een bepaalde prikkelduur een bepaalde minimale prikkelsterkte vereist.
Er ontstaat dan een actiepotentiaal.

 

Impulsgeleiding in examens
Maak de volgende examenvragen om je kennis over dit onderwerp te oefenen. 

Havo Biologie 2012-1 vraag 29

Havo Biologie 2012-1 vraag 30

Havo Biologie 2011-1 vraag 22

Havo Biologie 2011-1 vraag 23

Stap 3: Drugs en verslaving

Drugs, alcohol, nicotine, pijnstillers en verslaving

Het centraal zenuwstelsel wordt gevormd door de hersenen en het ruggenmerg.
Via de zenuwen is het centrale regelstelsel verbonden met alle delen van het lichaam.
In de video op deze pagina is te zien hoe het zenuwstelsel werkt.
We volgen hoe prikkels van zintuigen via impulsen worden doorgegeven aan de hersenen, waar er nieuwe impulsen aangemaakt worden en teruggestuurd.

Alcohol en hersenen

Veel mensen beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol.
Alcohol is van grote invloed op het zenuwstelsel. Wat is het effect van (overmatig) alcoholgebruik?
En wat voor gevolgen kan dit hebben? We volgen een jongere die zoveel drinkt dat ze in een coma raakt.
Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten, maar wordt hier nagespeeld.
Deskundigen spelen de rol van eerste hulpverleners, arts en psycholoog.
In de klas kan naast overmatig alcoholgebruik ook besproken worden wat de negatieve gevolgen (in de toekomst) kunnen zijn van het plaatsen van beeldmateriaal op internet waarop je dronken bent.

Bespreek na de video de volgende vragen met een klasgenoot. Kijk eventueel stukjes terug om het juiste antwoord te vinden:

  1. Op welke twee plaatsen in het lichaam wordt de alcohol in het bloed opgenomen?
  2. Wat doet de lever met de alcohol?
  3. Hoe lang duurt het voordat de alcohol de hersenen bereikt?
  4. Juist of onjuist?
    Door alcohol kun je je beter concentreren.
    Na het drinken van alcohol ben je minder kritisch.
  5. Wat kun je zeggen over de hersenactiviteit bij iemand die veel alcohol heeft gedronken?
  6. Welke functie hebben de kleine hersenen?
  7. Welk deel van het centraal zenuwstelsel regelt de ademhaling en de hartslag?
  8. De lever heeft ongeveer anderhalf uur nodig om de alcohol van één drankje af te breken.
    In de tussentijd is er geen andere activiteit mogelijk.
    Hoe lang staat de lever dan eigenlijk met zijn gewone werk stil als iemand 16 glazen bier heeft gedronken? Noteer de berekening.

Drugs en hersenen
Alcohol is slecht voor je hersenen. Maar wat doen drugs met je hersenen?
Op deze site van de Jellinek kliniek kun je van verschillende drugs bekijken wat de invloed is op de hersenen.
Onderzoek de werking van één drug die invloed heeft op de hersenen en impulsgeleiding.
Kies in tweetallen één drug uit. Gebruik eventueel ook nog onderstaande bronnen bij je onderzoek.

Bronnen:
www.drugsinfoteam.nl
www.trimbos.nl

Nicotine en hersenen
Maak de volgende examenvragen om je kennis over dit onderwerp te oefenen.

Havo Biologie 2013-1 vraag 23

Havo Biologie 2013-1 vraag 24

Havo Biologie 2013-1 vraag 25

Havo Biologie 2013-1 vraag 26

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Eindopdracht
Je gaat beginnen aan de afsluitende opdracht.

Prikkels vanuit je hersenen worden via zenuwbanen naar allerlei delen van je lichaam gezonden. Als die prikkels niet naar je hersenen gaan kan het lichaam niet functioneren.
Zijn deze prikkels meetbaar en kunnen ze tijdelijk worden uitgeschakeld.
Twijfels? Kijk deze clip.

Door het geven van elektrische prikkels is het dus mogelijk om de hersenwerking te verstoren of te veranderen.
Is het dan ook positief in te zetten?
Kan dit dan een oplossing bieden aan patiënten die leiden aan een ziekte die de hersenwerking verstoort?

Diepe hersenstimulatie wordt op dit moment toegepast bij patiënten die leiden aan de Ziekte van Parkinson, bepaalde vormen van epilepsie en dwangneuroses.

Hoe dat werkt zie je in de volgende video van de Hersenstichting.


Per groepje onderzoek je één aandoening van het zenuwstelsel:

  • Ziekte van Parkinson
  • Epilepsie
  • Dwangneurose
  • Autisme
  • Dystonie (Torticollis spasmodica uit het introfilmpje is een vorm van dystonie)
  • Multiple Sclerose (MS)

Beantwoord met elkaar de volgende vragen met behulp van onderstaande bron en minstens één andere bron:

  1. Wat gaat er mis in het zenuwstelsel bij patiënten met deze aandoening?
  2. Is een behandeling mogelijk?
  3. Kan diepe hersenstimulatie eventueel helpen?

Verwerk de antwoorden in een presentatie.
Overleg met je docent hoe en wanneer jullie de presentaties aan elkaar geven.
Kijk in de Gereedschapskist voor tips bij het maken van een presentatie.

Beoordeling
Jullie docent let bij de beoordeling van de presentatie op de volgende punten:

  • Klopt de informatie over de aandoening aan het zenuwstelsel biologisch?
  • Zijn de drie vragen (a, b, c) beantwoord in de presentatie?
  • Is de informatie op een duidelijke manier uitgelegd en sluit deze aan bij de doelgroep?
  • Is de informatie overzichtelijk weergegeven?
  • Is de taakverdeling duidelijk en eerlijk?

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Het zenuwstelsel'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Extra

Overleg met je docent of je deze video ook moet kijken. Het is een deel van serie Hersenen waarin neurotransmitters aan bod komen.
Verzin kijkersvragen voor je klasgenoten en wissel ze uit. Beantwoord zelf ook de vragen van een klasgenoot. Bespreek daarna samen de antwoorden.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 6 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Misschien drink je zelf ook wel geregeld alcohol of gebruik je soms zelfs drugs. Was jij je bewust van de invloed van deze genotsmiddelen op de ontwikkeling van je hersenen? Kijk je, nu je deze kennis wel hebt, anders aan tegen het gebruik van deze middelen?
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed?

Klaar voor de start!

Klaar voor de start!

Intro

Goud voor Epke
Bij veel sporten, zoals turnen, moeten de sporters heel lenig zijn.
Bijvoorbeeld om een spagaat te kunnen maken.
Hoe word je leniger? Dit word je door de juiste oefeningen te doen.

Eén van de grootste turners uit Nederland is Epke Zonderland. In de volgende video zie je hem aan het werk op de Olympische Spelen van Londen in 2012 waar hij goud won. Daarnaast is hij meervoudig Europees- en wereldkampioen en won hij enorm veel worldcuptoernooien.

Epke is niet alleen heel sterk, hij is ook nog eens ontzetten lenig.
Bekijk de video over lenigheid. Hoe is het gesteld met jouw lenigheid? Kun jij je tenen nog in je mond stoppen zoals een baby? Pas wel op dat je geen blessure oploopt!

Niet alleen voor turnen hebben je sterke spieren nodig.
Wat denk je van een hardloper op de 100 meter?
Of een schaatser op de 500 meter?

Duursporters, zoals een marathonloper, heeft geen enorm sterke spieren nodig.
Maar wel een groot uithoudingsvermogen.
Beide typen sporters hebben een goede training nodig om een topprestatie te bereiken.

In deze module kijk je naar de bouw van spieren die beweging mogelijk maken en de samenwerking tussen het autonome zenuwstelsel, het animale zenuwstelsel en het spierstelsel.

Wat ga ik leren?

Ik kan:

  • de bouw, werking en functie van spieren beschrijven;
  • de relatie tussen vorm en functie toelichten;
  • de opzet en effecten van trainingsprogramma's van mensen toelichten;
  • de relatie van het zintuigstelsel met het spier-, zenuw- en hormoonstelsel beschrijven;
  • verbanden beschrijven tussen het gebruik van de zintuigen en het functioneren van een organisme;
  • het verband beschrijven tussen de werking van het zenuwstelsel en het functioneren van een organisme.

Deelconcepten
Dwarsgestreepte en gladde spieren, witte en rode spiervezels, spiercel, pees, antagonist, warming-up, cooling-down, uithoudingsvermogen, doping en EPO.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Spieren zorgen ervoor dat ik mijn beenderen kan bewegen, maar dat is niet de enige functie van spieren. Over de functies gaat deze stap.
Stap 2 Als mijn spieren niet bewegen (‘in rust’ zijn) zijn ze toch niet helemaal ontspannen.
Stap 3 In een practicum ontdek ik het effect van training.
Stap 4 Wat moet ik doen als ik optimaal wil trainen? Daarover gaat deze stap.
Stap 5 Wat is het effect van adrenaline en stress op mijn spieren?
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een eindopdracht waarin ik het effect van doping op de spieren laat zien.
D-toets Ik test mijn kennis over deze module in een d-toets
Extra Ik kijk een video over spieren en noteer wat ik nog niet wist.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Spierstelsel

Spierstelsel en bouw van spieren
Veel mensen trainen met regelmaat hun spieren door te sporten.
Maar ook bij gewone bewegingen, zoals lopen en fietsen, zijn je spieren in beweging.
Spieren zorgen er overigens niet alleen voor dat je je beenderen kunt laten bewegen.

Mindmap
Schrijf 'Mijn spieren' in het midden van een vel papier of in een digitaal document.
Maak een mindmap waarbij je allerlei voorbeelden van spieren noemt die in je lichaam dagelijks actief zijn. Door lijnen te trekken is te zien welke woorden een relatie met elkaar hebben.
Vergelijk je mindmap met en klasgenoot en vul je deze verder aan.
Kijk eventueel nog voor tips in de Gereedschapskist hieronder. 
 

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Bestudeer uit de kennisbank.

Spieren


Vul je mindmap aan met begrippen uit de Kennisbank.

Spieren en spiergroepen
Download het werkblad spieren.
Kies een sport uit.
Kleur de spieren die gebruikt worden bij het uitoefenen van deze sport.
Zoek de namen van de gebruikte spieren op, kleur deze in en vul de namen in.
Je kunt hierbij Binas (Spierstelsel) goed gebruiken.
Je kunt ook gebruik maken van www.zygotebody.com

Practicum kippenvleugel
In tweetallen.
Download het werkblad practicum kippenvleugel.

 

Maak als laatste onderdeel van deze stap nu de volgende oefening.

Stap 2: Spiersamentrekkingen

Kniepeesreflex

De spierspanning wordt geregeld door reflexen.
Een spier trekt samen als reactie op de uitrekking ervan.
Dat is de reflex die de arts oproept door met een hamertje op je knie te kloppen.
Hij rekt de pees kort uit en als reactie daarop trekt de spier zich samen.

Klop met een voorwerp, bijvoorbeeld een rubber hamertje, op de pees van de dijspier onder de knieschijf. Dit doe je zowel rechts als links, om beide kanten met elkaar te vergelijken.

Reflexen kun je het beste onderzoeken als een persoon volledig ontspannen is.
Om een echte reflex te krijgen, moet je de aandacht afleiden van het te onderzoeken lichaamsdeel.
Een afleidingsmanoeuvre bij onderzoek van de benen kun je de patiënt vragen de handen in elkaar te haken en van elkaar te trekken (jendrassik-handgreep).

In de volgende video zie je hoe dit werkt.


Wanneer het deel ven het centrale zenuwstelsel die de reflex voor een deel remt, gedeeltelijk vernietigd zijn. Daardoor ontstaat een verhoogde spiertonus, spasticiteit genaamd. Spasticiteit kan pijnlijk zijn. Maar het kan er ook voor zorgen dat bewegingen beperkt worden of dat dagelijkse handelingen niet meer goed mogelijk zijn.

Tetanus
Tetanus wordt veroorzaakt door een bacterie. Deze bacterie komt veel voor in aarde en straatvuil.
De bacterie kan bij een wond in het lichaam komen en zich daar gaan vermenigvuldigen.
Dat gebeurt vooral in kleine, diepe wonden. Bijvoorbeeld door het trappen in een roestige spijker.
Ook bij beten door dieren kan je tetanus krijgen, omdat de tetanusbacterie het best groeit in een zuurstofarme omgeving.
Bekijk de video over tetanus. Lees voor het kijken even de vragen onder de video. Beantwoord na het kijken de vragen.

 

Stap 3: Effect van training


Practicum armspieren
Werk in tweetallen.
Leerling 1 doet de oefening.
Leerling 2 telt het aantal bewegingen.

Oefening:

  • Neem gewichten van 1 of 1,5 kg. Houd ze op schouderhoogte.
    Strek je armen omhoog, ga weer terug naar schouderhoogte.
  • Herhaal dit tot je armspieren zwaar voelen.
  • Laat de gewichten een halve minuut recht langs je lichaam naar beneden hangen.
  • Draai de rollen nu om.

Bespreek nu de volgende vragen:

  1. Hoe vaak heb je de oefening herhaald voordat je je armspieren voelde?
  2. Welke spieren voel je tijdens de oefening?
  3. Hoe komt het dat je spieren opeens zwaar aanvoelen?
  4. Wat is het effect als je je armen naar beneden laat hangen?

Als je aan het sporten bent, verbrand je eerst koolhydraten en suiker.
Als die op zijn, gaat je lichaam over op het verbranden van vet.
Maar eigenlijk heeft je lichaam dan geen energie meer: hongerklop. Bekijk de video over de hongerklop. Beantwoord daarna de vragen in de oefening hieronder.  

 

Verschillende bewegingen
Je weet dat een spier bij aanspannen korter wordt. Toch is dat niet altijd zo!
Je spier kan op verschillende manieren samentrekken.

  • Isometrische samentrekking (statisch):
    samentrekking waarbij de spier kracht levert zonder beweging.
  • Dynamische samentrekking (beweging)
    • Concentrisch: de spier levert kracht en de spier verkort.
      Dit merk je als je je armbuigspier (biceps) aanspant.
    • Excentrisch: de spier levert kracht en de spier verlengt.
      Dit merk je als je een heuvel af wandelt, dan voel je je spieren aan de voorkant van het bovenbeen.

Spieren kunnen zich heel goed aanpassen aan de omstandigheden.
Hun kracht, snelheid of uithoudingsvermogen kan toenemen.
Wel zijn daar grenzen aan. Wanneer je je spieren te zwaar, te lang achter elkaar of te veel belast ontstaan beschadigingen.
Vooral bij een excentrische samentrekking, kun je kleine beschadigingen oplopen van de spiervezels.
De spier gaat pijn doen en zijn kracht neemt tijdelijk af.

Practicum vingerspieren
Download hier het werkblad Practicum vingerspieren.
Maak een werkplan om de kracht van de verschillende vingerspieren te onderzoeken.
Maak ook een vergelijking tussen linker en rechterhand.
Verwerk je gegevens in een verslag. Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder. Daar vind je ook de beoordelingseisen. 

Spieren in examenvraag

Maak als afsluiting van deze stap nog even de volgende examenvragen over dit onderwerp:

Havo Biologie 2003-1 vraag 40

Havo Biologie 2003-1 vraag 41

Havo Biologie 2003-1 vraag 42

Havo Biologie 2003-1 vraag 43

Stap 4: Optimaal trainen

Warming-up en cooling-down

Als je gaat sporten begin je meestal met een warming-up.
Bekijk de warming-up in de volgende video. Bespreek na het kijken de vier vragen onder de video met een klasgenoot.

  1. Wat is het nut van een warming-up?
  2. Bedenk drie warming-up oefeningen.
  3. Wat is het nut van een cooling-down?
  4. Bedenk drie cooling-down oefeningen.

 

Examenvragen
Maak als afsluiting van deze stap nog even de volgende twee examenvragen:

Havo Biologie 2004-2 vraag 16

Havo Biologie 2004-2 vraag 17

Stap 5: Voor en na de wedstrijd

Voor en na de wedstrijd
De wedstrijd gaat beginnen. Spanning schiet door het lichaam van de sporter.
Geconcentreerd vlak voor een wedstrijd. Wat er precies voor en tijdens de wedstrijd door het hoofd van Epke schoot weten we niet, maar deze sportcommentator weet het wel spannend te maken.
Luister naar het geluidsfragment:


Stress
Je lichaam maakt adrenaline en cortisol aan voor extra energie in spannende tijden.
Maar als die te lang aanhouden, raak je permanent gestrest. Slecht voor je humeur en voor je lichaam.

Kijk maar eens naar de volgende Clipphanger. Dan zie je wat er allemaal gebeurt in je lichaam als je stress ervaart.



Door de stress wordt een hormoon aangemaakt dat twee effecten op de speekselproductie heeft: remming van de kauwspieren en beïnvloeding van het zenuwstelsel. Het eerste effect wordt door het bewust activeren van de kauwspieren tegengegaan. Het tweede effect leidt tot een ‘droge mond’ als zenuwen van het autonome zenuwstelsel die de speekselafgifte bevorderen, worden geremd.

Adrenaline
Je bent sterker dan je denkt: in stressvolle situaties werken je hersens en spieren ineens op volle toeren.
Dat komt door het hormoon adrenaline.
Hoe adrenaline werkt zie je in de volgende Clipphanger. Je kunt de informatie uit de video gebruiken om de oefeningen onder de video te beantwoorden.

Epke heeft het goud binnen! Adrenaline is de stof die hem een goed gevoel geeft.
Een stof met een soortgelijk effect krijg je ook binnen bij het roken van een sigaret.
Nicotine is een verslavend toxine, dat in het zogenaamde beloningssysteem in de hersenen het vrijkomen van die bepaalde stof veroorzaakt. De stof stimuleert op die plaats in de hersenen zenuwcellen, waardoor de roker zich goed voelt. Dit bevordert een herhaling van het rookgedrag.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Doping in de sport
Als afsluitende opdracht maak je in een door jouw gekozen vorm waarin je je mening verwerkt over het gebruik van doping in de sport.

Doping in de sport is verboden.
En dat is niet voor niets, want met prestatieverhogende middelen zoals anabole steroïden is er weinig sportiefs meer aan sport. Atleten moeten zich dan ook aan strenge regels houden.
Bekijk eerst de volgende video's over doping in de sport. Zo krijg je alvast een idee over het gebruik. 

Doping is niet hetzelfde als stimulerende middelen.
Stimulerende middelen, of stimulantia, zijn een groep stoffen die staan op de dopinglijst.
Doping omvat namelijk veel meer, zoals anabolen, EPO, enzovoort.

Stimulantia bevorderen de werking van het centrale zenuwstelsel.
Het lichaam wordt hierdoor in een hogere staat van paraatheid gebracht.
De prikkelgevoeligheid van de hersenen wordt vergroot, zodat allerlei lichaamsprocessen sneller gaan verlopen.
Stimulerende middelen geven je een alerter en energieker gevoel.
Er zijn verschillende sporters positief getest op stimulantiagebruik binnen wedstrijdverband.

Het lichaamseigen hormoon en neurotransmitter adrenaline heeft ook een stimulerend effect.
Je wordt alerter, je hartslag versnelt en je luchtwegen worden wijder, waardoor er meer zuurstof in het bloed kan worden opgenomen.

Je reageert sneller, je bloed wordt sneller door het lichaam gepompt en je spieren worden optimaal van zuurstof voorzien, waardoor je sneller kunt lopen en wegspringen.

Stimulantia is een verzamelnaam voor stoffen die sterk lijken op de natuurlijke adrenaline en ze hebben een vergelijkbare werking. Voorbeelden van andere stimulantia zijn amfetamine, cocaïne, geranamine, methylfenidaat,
pseudo-efedrine en sibutramine.
Je gaat beginnen aan de afsluitende opdracht van deze module.
Kies één stimulerend middel dat wordt of werd gebruikt in de sport.
Onderzoek:

  • Om welke stof het gaat (chemische samenstelling).
  • Op welk deel van het lichaam de stof effect heeft.
  • Wat de voor- en nadelen zijn van de stof.
  • Kies één sporter of tak van sport waar het middel ooit is aangetoond.

Maak een presentatie in een door jouw gekozen vorm waarin je je mening verwerkt over het gebruik van doping in de sport.
Bijvoorbeeld een digitale strip met een stripgenerator , Prezi, Powerpoint, poster of filmpje. Maar je mag ook je eigen creativiteit laten vloeien. 

In de Gereedschapskist hieronder kun je ideeën opdoen. Per onderdeel vind je daar ook de beoordelingseisen die passen bij dat onderdeel. 
Verder let je docent bij de beoordeling op de volgende punten. 

  • Is gelijk duidelijk om welk stimulerend middel het gaat?
  • Wordt duidelijk wat de werking van het stimulerende middel is? 
  • Zijn de voor- en nadelen inzichtelijk gemaakt?
  • Is een sport of sporter genoemd?



 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

D-toets

Toets
De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Spieren in beweging'.
De toets bestaat uit verschillende soorten vragen. 


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Extra

Als aanvulling op dit thema kun je de volgende video over de werking van de spieren kijken. Noteer tijdens het kijken zaken die nog nieuw voor je zijn.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Heb jij wel eens spierpijn gehad? Probeer nu in een eenvoudige uitleg aan je klasgenoot (of iemand anders in je omgeving) uit te leggen wat spierpijn is, hoe het ontstaat en of het gezond voor je is.
  • D-toets
    Heb je de D-toets gedaan? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

HAVO 2017-TV1

HAVO 2017-TV1 Vraag 30

HAVO 2018-TV1

HAVO 2018-TV1 Vraag 14
HAVO 2018-TV1 Vraag 17

HAVO 2019-TV1

HAVO 2019-TV1 Vraag 3

HAVO 2021-TV1

HAVO 2021-TV1 Vraag 28

HAVO 2021-TV2

HAVO 2021-TV2 Vraag 1
HAVO 2021-TV2 Vraag 4
HAVO 2021-TV2 Vraag 5
HAVO 2021-TV2 Vraag 18

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 25 à 26 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog? Aan welke herhaling heb je het meest gehad?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit drie modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren - h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:11:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Zintuigen, zenuwstelsel en spieren is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor havo leerjaar 4/5. Dit thema heet zintuigen, zenuwstelsel en spieren. Aan het eind van dit thema: beschrijf je de samenhang van de regeling van lichaamsprocessen onder andere met behulp van het principe van een regelkring. beschrijf je het belang van (de samenwerking tussen) spier-, zenuw- en hormoonstelsel. beschrijf je delen van het zenuwstelsel, hun bouw, functies en werking. benoem je soorten zenuwcellen aan de hand van hun functie. beschrijf je de relatie tussen zintuigen en het zenuwstelsel. leg je het algemene principe en de werking van een zintuig uit, met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde. legt je uit wat het al dan niet hebben van bepaalde zintuigen betekent voor organismen. benoem je de uitwendige en inwendige delen van het oog en leg je uit welke functies ze hebben. beschrijf je de werking van de lens en legt een relatie tussen lensafwijkingen en corrigerende hulpmiddelen. beschrijf je de bouw, werking en functie van de belangrijkste bij beweging betrokken organen van mens en dier en licht je daarbij de relatie tussen vorm en functie toe.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Bouw en werking van het oog; Beweging; Interactie; Biologie; Zintuigen; Instandhouding; Bouw en werking van spieren en botten; Waarneming; Zenuwstelsel; Hormonale regulatie, verband met homeostase en met zintuig- en zenuwstelsel; Regeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, havo 4/5, hormoonstelsel, lichaamsprocessen, spieren, stercollectie, zenuwstelsel, zintuigen

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Klaar voor de start! - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/74821/Module__Klaar_voor_de_start____h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Optometrist - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/74819/Module__Optometrist___h45

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Pacemaker in het brein - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/74820/Module__Pacemaker_in_het_brein___h45

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Zintuigen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.