beschrijf ik de samenhang van de regeling van lichaamsprocessen onder andere met behulp van het principe van een regelkring.
beschrijf ik het belang van (de samenwerking tussen) spier-, zenuw- en hormoonstelsel.
beschrijf ik delen van het zenuwstelsel, hun bouw, functies en werking.
benoem ik soorten zenuwcellen aan de hand van hun functie.
beschrijf ik de relatie tussen zintuigen en het zenuwstelsel.
leg ik het algemene principe en de werking van een zintuig uit, met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde.
leg ik uit wat het al dan niet hebben van bepaalde zintuigen betekent voor organismen.
benoem ik de uitwendige en inwendige delen van het oog en leg ik uit welke functies ze hebben.
beschrijf ik de werking van de lens en legt een relatie tussen lensafwijkingen en corrigerende hulpmiddelen.
beschrijf ik de bouw, werking en functie van de belangrijkste bij beweging betrokken organen van mens en dier en licht ik daarbij de relatie tussen vorm en functie toe.
Deelconcepten
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel en animaal zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, centra voor gevoel, beweging en voor zien in de hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, optisch chiasma, gevoels-, schakel- en bewegingszenuwcellen, impulsgeleiding, reflexboog, pupil, lens, netvlies, staafjes, kegeltjes, gele vlek, blinde vlek, adequate prikkel, mechanische-, chemische-, licht-, temperatuur-, tast- en pijnreceptoren, lenswerking, bijziend, verziend, accommodatie, prikkels, drempelwaarde, zenuw-zintuigstelsel, synaps, neurotransmitter, Na+-kanaal, reactiesnelheid, cellen van Schwann, myelineschede, sprongsgewijze geleiding, dwarsgestreepte en gladde spieren, witte en rode spiervezels, spiercel, pees, antagonist, warming-up, cooling-down, uithoudingsvermogen, doping en EPO.