Thema: Verliefd vmbo-b34

Thema: Verliefd vmbo-b34

Thema: Verliefd

Intro

Verliefd, liefde en zwangerschap
Je krijgt het warm, je bloost en je voelt kriebels in je buik … je bent verliefd!
Wat gebeurt er dan in je lichaam?
Bekijk de volgende video:

Hormonen spelen een belangrijke rol bij het verliefd worden.
Je wordt verliefd op een jongen of meisje. Misschien gaat je verliefdheid straks over in liefde.
Je hebt behoefte om elkaar aan te raken, te knuffelen en te zoenen. En misschien wil je wel meer.
Je hebt zin om te vrijen. Als je vrijt, heb je seks met iemand. Dat doe je, omdat je opgewonden bent en graag bij iemand wil zijn.

Bij knuffelen raak je iemand aan zonder dat het om seks gaat.
Ieder mens heeft knuffels nodig om zich lekker te voelen.
Bij knuffelen gaat het om warmte en genegenheid. Bij vrijen gaat het om bevrediging en opwinding.
Als je een relatie hebt, is het fijn als er plek is voor allebei: voor seks en voor knuffelen.
Wanneer je kinderen wilt krijgen dan dient seks een ander doel, namelijk de voortplanting.

Veilig vrijen is belangrijk als je verder gaat dan zoenen en knuffelen.
Wil je als meisje niet zwanger worden of als jongen geen meisje zwanger maken? En wil je geen soa's krijgen?
Dan moet je dus altijd veilig vrijen en voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Wil je wel zwanger worden? Dan is het goed om te weten hoe een zwangerschap verloopt.
En hoe bekijkt een verloskundige of kraamverzorgende of het goed met de baby gaat?

Dit thema gaat over puberteit, seksualiteit, seks en voortplanting.
Natuurlijk hoort daar ook de bouw en functies van geslachtsorganen en de werking van hormonen bij.
Dit thema gaat ook over het voortplanten van mensen; de bevruchting, de ontwikkeling van een baby en de geboorte.

Wat ga ik leren?

Kennis
K12 Levensfasen

  • De verschillende levensfasen van mensen benoemen.
  • Met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat wordt bedoeld met lichamelijke ontwikkeling.
  • Met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat wordt bedoeld met geestelijke ontwikkeling.

K12 Man en vrouw

  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw en de man.
  • De onderdelen van het voortplantingsstelsels van een vrouw benoemen in een afbeelding.
  • de onderdelen van het voortplantingsstelsels van een man benoemen in een afbeelding.
  • De functie(s) en werking beschrijven van eierstokken, eileiders, baarmoeder, vagina (schede), grote en kleine schaamlippen, clitoris (kittelaar).
  • De functie(s) en werking beschrijven van de balzak, teelballen (zaadballen), bijballen, zaadblaasjes, zaadleiders, prostaat, penis, zwellichamen, urinebuis, voorhuid en eikel.

K12 Seksualiteit

  • Omschrijven wat het verschil is tussen verliefdheid en liefde.
  • Omschrijven wat het verschil is tussen knuffelen en vrijen (seks).
  • De begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven.
  • Verschillende meningen over seksuele geaardheid naast elkaar zetten.

K12 Bevruchting bij mensen

  • De verschillen in bouw tussen een eicel en een zaadcel beschrijven.
  • Uitleggen waarom eicellen en zaadcellen in bouw verschillen.
  • Omschrijven waar de bevruchting plaats vindt.
  • Omschrijven wat er met een bevruchte eicel gebeurt in de eileider.

K12 Menstruatiecyclus

  • Omschrijven wat er gebeurt tijdens de menstruatiecyclus:
    • ontwikkeling van eicel in eierstok
    • ovulatie of eisprong
    • opbouw baarmoederslijmvlies
    • menstruatie
  • Een menstruatie'kalender' aflezen en bepalen wanneer een vrouw menstrueert, een eisprong heeft en vruchtbaar is.

K10 Geslachtsziekten

  • Aangeven waar de afkorting SOA voor staat.
  • Minimaal drie geslachtsziekten noemen en van die geslachtsziekten omschrijven hoe je ze herkent.
  • Omschrijven hoe men geslachtsziekten voorkomt.

K12 Voorbehoedsmiddelen

  • De werking van de volgende voorbehoedsmiddelen beschrijven: het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom.
  • De betrouwbaarheid van de verschillende voorbehoedsmiddelen vergelijken zowel ter voorkoming van zwangerschap als ter voorkoming van een SOA.
  • Omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man of een vrouw.

K12 Zwangerschap en bevalling

  • In een afbeelding aanwijzen:
    • waar de innesteling plaatsvindt van een bevruchte eicel.
    • waar een embryo/foetus zich ontwikkelt.
  • In een afbeelding de ligging vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta (moederkoek) aanwijzen.
  • De functie(s) van vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta omschrijven.
  • De volgende gebeurtenissen die te maken hebben met de geboorte omschrijven en in de juiste volgorde plaatsen: indalen, ontsluiting met weeën, uitdrijving met persweeën en nageboorte.

Vaardigheden
Aan het eind van dit thema kan ik:

  • een activiteit bedenken en uitvoeren als activiteitenbegeleider: ik kies zelf de doelgroep en maak een plan en tijdsplanning.
  • mijn eigen mening geven over verschillende vormen van seksualiteit.
  • de kennis die ik heb opgedaan over een onderwerp verwerken tot quizvragen.

Wat kan ik al?

Weet je het nog
Het thema Verliefd is het negende thema. De theorie uit enkele modules die je in de eerste thema's bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema. Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Module

Levenskenmerken

Module

Bouw van een cel (planten en dieren)

Module

Hart en bloedsomloop

Module

De huid

Module

Infectie bacteriën en virussen

Module

Zenuwstelsel

Module

Hormonen

Wat ga je doen?

Het thema Verliefd bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Levensfasen

2

Module: Man en vrouw

2

Module: Seksualiteit

2

Module: Menstruatiecyclus

2

Module: Bevruchting bij mensen

2

Module: Voorbehoedsmiddelen

2

Module: Zwangerschap en bevalling

2

Module: Geslachtsziekten

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht: examenvragen Verliefd

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

20 à 21 uur

 

 

Modules

Levensfasen

Levensfasen

Intro

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de verschillende levensfasen van mensen benoemen.
  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat wordt bedoeld met lichamelijke ontwikkeling.
  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat wordt bedoeld met geestelijke ontwikkeling.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video Levensfasen en maak een tabel met veranderingen per levensfase.

Stap 3

Schrijf op welke veranderingen er plaats vinden tijdens de puberteit.

Stap 4

Plan een activiteit als activiteitenbegeleider van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel.

Levensfasen


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Van baby tot puber tot ..

Bekijk het filmpje. Let goed op de verschillende levensfasen.

Tabel Levensfasen

  1. Maak een tabel met 4 kolommen. Maak eventueel gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  2. Zet de genoemde levensfasen onder elkaar in een tabel.
    • in de 2e kolom over welke leeftijden het gaat.
    • in de 3e kolom de lichamelijke veranderingen.
    • in de 4e kolom de geestelijke en sociale veranderingen.
  3. Welke fasen volgen na de puberteit? Zet ook deze levensfasen in de tabel.
    Vul de 2e, 3e en 4e kolom verder in.
  4. Vergelijk je tabel met een klasgenoot.
  5. Verbeter je antwoorden of vul je tabel zo nodig aan.

 

 

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 3: Puberteit

Bekijk het filmpje. Lees voor het kijken eerst de vraag onder de video door. De informatie hoor je in de video. 

 

Stap 4: Activiteitenbegeleider

Als activiteitenbegeleider help je mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
Je ondersteunt ze bij hun dagbesteding of werk.
Je wil dat op een zinvolle en plezierige manier invullen.

Je begeleidt bijvoorbeeld een verstandelijk gehandicapte bij het verzorgen van de dieren in de kinderboerderij of gaat schilderen met een groepje dementerende ouderen.
Je stemt je activiteiten steeds af op de leeftijd.
Bij iemand met een verstandelijke beperking kan de echte leeftijd verschillen met de ontwikkelingsleeftijd. Dan pas je je activiteit daar op aan.

Je houdt bij de activiteit rekening met iemands wensen en mogelijkheden.
Je kunt als activiteitenbegeleider zowel met individuen werken als met groepen.

In groepjes.

  1. Maak een plan voor een activiteit als activiteitenbegeleider. Bedenk eerst goed:
    • voor wie je wat wil doen (doelgroep);
    • wat je wilt gaan doen;
    • waarom die activiteit bij de doelgroep past;
    • waar je het wilt doen;
    • wat je ervoor nodig hebt;
    • wie hoe je ervoor nodig hebt en
    • hoe je het gaat uitvoeren.
    • Overleg met je docent wat je budget is voor eventuele aankopen.
  2. Bespreek het plan met je docent. Vul zo nodig je plan verder aan.
  3. Maak een tijdsplanning voor de voorbereiding en de uitvoering van de activiteit.
  4. Voer je plan uit en bereid de activiteit zorgvuldig voor.
  5. Voer je activiteit uit. Veel plezier!

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Levenscyclus
Zaadcel/Eicel - Bevruchting - Embryo/Foetus - Jong zelfstandig organismen - Volwassen individu

Levensfasen
Baby - Peuter - Kleuter - Schoolkind - Puber - Adolescent - Volwassene - Bejaarde

Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.

Geslachtshormonen
Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.

Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

Secundaire geslachtskenmerken vrouw
Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen.

Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren).

Secundaire geslachtskenmerken man
Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei.

Zuigeling
Ook wel baby genoemd; eerste levensfase van een mens, van 0 tot ongeveer 1 jaar. Letterlijke betekenis: kind dat nog gezoogd wordt.

Puber(teit)
Levensfase waarin jongens en meisjes onder invloed van geslachtshormonen secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen en geslachtsrijp worden. Leeftijdsperiode van circa 12 tot 18 jaar.

Adolescent
Levensfase tussen puberteit en volwassenheid. Leeftijdsperiode van circa 18 tot 24 jaar.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende levensfasen van mensen noemen en kun je omschrijven wat wordt bedoeld met lichamelijke en geestelijke ontwikkeling?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je in die tijd ook stap 4 kunnen afronden.
  • Inhoud
    In stap 4 heb je een activiteit als activiteitenbegeleider gepland.
    Leg uit waarom deze opdracht past bij deze opdracht.
  • Begrippenlijst
    Controleer of alle begrippen in de begrippenlijst staan.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Man en vrouw

Man en vrouw

Intro

Waarschijnlijk weet je inmiddels prima het verschil tussen het lichaam van een jongen en het lichaam van een meisje.

Maar weet je ook hoe alle onderdelen van de geslachtsorganen heten en of ze primair (vanaf de geboorte) of secundair (vanaf de puberteit) aanwezig zijn?
Daarover gaat deze module.

In de volgende video komen de verschillende primaire geslachtsorganen van jongens en meisjes alvast aan bod.
Ga na het kijken verder met de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw en de man.
  • de onderdelen van het voortplantingsstelsels van een vrouw benoemen in een afbeelding.
  • de onderdelen van het voortplantingsstelsels van een man benoemen in een afbeelding.
  • de functie(s) en werking beschrijven van eierstokken, eileiders, baarmoeder, vagina (schede), grote en kleine schaamlippen, clitoris (kittelaar).
  • de functie(s) en werking beschrijven van de balzak, teelballen (zaadballen), bijballen, zaadblaasjes, zaadleiders, prostaat, penis, zwellichamen, urinebuis, voorhuid en eikel.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Vul in een tabel de namen voor de mannelijke versie en de vrouwelijke versie van een aantal dieren in.

Stap 3

Bekijk de video en benoem de mannelijke geslachtsdelen.

Stap 4

Bekijk de video en geef aan uit welke onderdelen het vrouwelijk voortplantingsstelsel bestaat.

Stap 5

Lees informatie over interseksualiteit en genderidentiteit en doe de oefeningen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel.

Man en vrouw


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Mannetjes en vrouwtjes

Bij veel zoogdieren hebben het mannetje en het vrouwtje een eigen naam gekregen.
Hieronder zie je een lijst met dieren, en een lijst met namen van mannetjes en vrouwtjes.

Stap 3: Mannelijk

Bekijk de video. Maak na het kijken de oefening. 

 

Stap 4: Vrouwelijk

Bekijk de video. Maak daarna de oefening.

Stap 5: Gender in de blender

Je hebt geleerd dat je jongens en meisjes uit elkaar kunt houden aan de primaire geslachtskenmerken.
Je hebt het dan over de sekse of het geslacht van iemand.
Dat is alleen niet altijd zo gemakkelijk. Je kunt ook geboren worden met mannelijke en
vrouwelijke geslachtskenmerken tegelijk. Je spreekt dan van interseksualiteit.

Maar of je je met vrouwelijke geslachtsorganen altijd een meisje voelt? Of met mannelijke geslachtsorganen een jongen? Vaak wel, de sekse komt dan overeen met de genderidentiteit.
Je bent geboren als meisje en je voelt je een meisje.

Bij transgenders is dat niet het geval. Zij zijn geboren in het ‘verkeerde’ lichaam.
De uiterlijke kenmerken komen dan niet overeen met het gevoel dat ze hebben.

Bekijk het filmpje:

 

Doe nu een quiz in hetzelfde groepje.
Download de kaarten met vragen.
Download de kaarten met antwoorden.
Zoek de juiste antwoorden bij de vragen. Maak de juiste combinaties.

 

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.

Mannelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

Urineblaas man
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).

Prostaat
Deel van de mannelijke geslachtsorganen; de twee zaadleiders monden via de prostaat in de urineleider uit. De prostaat voegt vocht met voedingsstoffen toe aan de zaadcellen.

Zaadleider
Afvoergang van zaadcellen van de bijbal richting de prostaat.

Teelbal (testes)
Mannelijk geslachtsorgaan waar de aanmaak van zaadcellen plaatsvindt en waar mannelijke hormonen worden aangemaakt.

Penis
Mannelijk geslachtsorgaan, ook wel lid genoemd, dat wordt gebruikt om urine te lozen, voor seksualiteit en geslachtsgemeenschap.

Vrouw
Vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken.

Balzak (scrotum)
In de balzak liggen de teelballen. Hier worden de zaadcellen aangemaakt.

Voorhuid
Voorste huidplooi op de penis die de eikel bedekt en beschermt.

Eikel
Uiteinde van de penis; zeer gevoelig plekje van een man dat bij aanraking zorgt voor seksuele opwinding.

Urinebuis man
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert. Bij de zaadlozing van een man gaat ook het sperma hier doorheen.

Zaadcellen
Voortplantingscel van mannelijk dier of mens. Ook wel spermacel.

Bijballen
Deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen.

Erectie
Als de zwellichamen volgelopen zijn met bloed spreek je van een erectie.

Zwellichamen
Orgaan in de penis dat zich kan vullen met bloed, waardoor de penis stijf wordt.

Sperma
Sperma is de naam voor zaadcellen en zaadvocht samen.

Vrouwelijk voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.

Eileider
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; trechtervormige afvoergang van de eierstok naar de baarmoeder. In de eileider vindt de bevruchting plaats.

Eierstok
Vrouwelijk geslachtsorgaan waarin de ontwikkeling van eicellen plaatsvindt en waar geslachtshormonen worden aangemaakt.

Urineblaas vrouw
Ook wel blaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).

Urinebuis vrouw
Afvoergang van de blaas naar de buitenkant van het lichaam, die urine vervoert.

Vagina
Deel van vrouwelijke geslachtsorganen; verbindt de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam.

Baarmoederslijmvlies
Laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten.

Clitoris
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; zeer gevoelig plekje van een vrouw, dat bij aanraking voor seksuele opwinding zorgt.

Buitenste schaamlippen
Grootste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina.

Binnenste schaamlippen
Kleinste schaamlippen, die zorgen voor bescherming van de vagina.

Anus
Uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat.

Ovulatie
Eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht.

Hypofyse
Hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt.

Geslachtshormonen
Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.

Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

Secundaire geslachtskenmerken vrouw
Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen.

Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren).

Secundaire geslachtskenmerken man
Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de functie(s) en werking beschrijven van de onderdelen van het mannelijke en vrouwelijke voortplantingsstelsel.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je alle stappen in 2 uur kunnen doorlopen?
    Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Seksualiteit en voortplanting

Seksualiteit en voortplanting

Intro

In hoeverre kun je je thuis, op school of op straat veilig voelen als je homoseksueel of transgender bent?

Wordt deze groep mensen eigenlijk wel geaccepteerd? Kun je echt overal jezelf zijn?
Maakt het niet uit van wie je houdt en hoe je je voelt?

Kijk naar de volgende video. Praat daarna met twee of drie klasgenoten over de volgende stelling:

' Op onze school ben je veilig, het maakt niet uit wat je seksuele voorkeur is'.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • omschrijven wat het verschil is tussen verliefdheid en liefde.
  • omschrijven wat het verschil is tussen knuffelen en vrijen (seks).
  • de begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven.
  • verschillende meningen over seksuele geaardheid naast elkaar zetten.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Bestudeer het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's over seksuele geaardheid en vul de vragenlijst in.

Stap 3

Doe de quiz 'Spreek je uit'.

Stap 4

Bestudeer op de site sense.info informatie over gevoelige plekjes.

Stap 5

Bekijk de video over seksuele opwinding bij dieren en maak de sleepoefening.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Geen examenopgaven bij deze module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Seksualiteit en voortplanting'.

Seksualiteit en voortplanting


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Hetero, homo of bi?

Bekijk de volgende drie video's. Vul daarna de vragenlijst in.

Bekijk de eerste video tot 2.36 (de rest komt bij Module Man en vrouw aan bod).

Bekijk nu ook de andere twee video's.

 

De ontdekking van je seksuele geaardheid komt vaak tijdens de puberteit.
Ervoor uitkomen dat je op iemand van hetzelfde geslacht valt, is niet altijd even gemakkelijk.
Hoe denk jij over homoseksualiteit?
Vul de vragenlijst in. Dat mag anoniem.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​

Wil je meer informatie of hulp? Ga naar www.iedereenisanders.nl

Stap 3: Spreek je uit!

Hoeveel homo’s en lesbiennes zijn er in Nederland?
Hoeveel mensen In Nederland hebben gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht?
Wat denk je?

Doe de quiz ' Spreek je uit ' en ontdek het!
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
Print de quiz uit en maak de quiz individueel.

Bespreek jouw antwoorden met een klasgenoot.
De docent geeft je de juiste getallen!

Vergelijk de getallen met jullie antwoorden.
Zat je goed?

Stap 4: Gevoelige plekjes

Je hebt vast zo je gevoelige plekjes.
Het ene plekje op je lichaam is gevoeliger dan het andere.
Dit komt doordat de hoeveelheid zenuwen verschilt.
Denk maar eens aan je navel of rug.
Ontdek de gevoelige plekjes bij vrouwen en mannen: www.sense.info
Zet eventueel het filmpje met geluid erbij aan.

Stap 5: Seksuele opwinding dieren

Natuurlijke dekking is, zoals het woord al zegt, een dekking zoals die in de natuur plaatsvindt.
Het mannetje en het vrouwtje worden bij elkaar gebracht en ze paren.

Bekijk de volgende video over de natuurlijke dekking van een paard.


 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Heteroseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van het andere geslacht.

Homoseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht.

Biseksueel
Als je verliefd kan worden op iemand van hetzelfde én andere geslacht.

Transgender
Als je je niet thuisvoelt in het geslacht waarin je geboren bent. Een meisje voelt zich een jongen of een jongen voelt zich een meisje. Of iets daartussenin. Je bent ontevreden met je eigen geslacht.

Voorspel
Het vrijen tot aan de geslachtsgemeenschap.

Geslachtsgemeenschap
Bij geslachtsgemeenschap gaat de penis van de man in de vagina van de vrouw.

Orgasme
Een orgasme hebben betekent dat je klaarkomt. Bij zowel de man als de vrouw komt er dan vocht uit het geslachtsdeel.

Naspel
Naspel is het vrijen na de geslachtsgemeenschap.

Discriminatie
Het ongelijk behandelen of achterstellen van een bepaalde groep mensen.

Tolerantie
Acceptatie van mensen die anders denken dan jijzelf.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Ken jij iemand die hetero is? Iemand die homo is? Iemand die bi is?
    Is het makkelijk met hem/haar over zijn geaardheid te praten?
  • Afronding
    Bij deze opdracht geen examenopgaven.
    Hoe heb je de opdracht afgerond?

Bevruchting bij mensen

Bevruchting bij mensen

Intro

Om voor kinderen te zorgen moeten diersoorten, en dus ook mensen, de zaadcellen van het mannetje bij de eicellen van het vrouwtje brengen.

Bij veel diersoorten gaat dat via inwendige bevruchting, maar er zijn ook diersoorten waar het gaat via uitwendige bevruchting.

In de volgende video van SchoolTV zie je de bevruchting bij de mens. Kijk de video en ga daarna verder met de rest van de module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de verschillen in bouw tussen een eicel en een zaadcel beschrijven.
  • uitleggen waarom eicellen en zaadcellen in bouw verschillen.
  • omschrijven waar de bevruchting plaats vindt.
  • omschrijven wat er met een bevruchte eicel gebeurt in de eileider.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en lees de informatie over de zwangerschapstest.

Stap 3

Bekijk de video over de geboorte en beantwoord de vragen.

Stap 4

Bekijk de video 'Van bevruchting tot baby'. Bedenk zelf de ondertitels.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Bevruchting bij mensen

Voortplanting bij dieren


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Zwangerschapstest

Een zwangerschapstest is een test om te bepalen of een vrouw zwanger is of niet.
Je kunt deze testen bij de apotheek of drogist halen of online bestellen.

Vroeger ging dat heel anders. Lange tijd werd de urine van de vrouw ingespoten in mannelijke kikkers.
Als deze kikkers binnen drie uur zaadcellen ging produceren, dan was de vrouw zwanger. Kikkers worden vandaag de dag niet meer gebruikt, maar nog wel de urine van de vrouw.

Hoe dat werkt, zie je in de volgende video:

 


Lees samen met een klasgenoot de gebruiksaanwijzing van een zwangerschapstest door
( Bijsluiter zwangerschapstest - test-point.nl ).

Praat samen over de  volgende drie punten:

  • Hoe gebruik je een zwangerschapstest gebruikt met een betrouwbaar resultaat?
  • Waarom houd je de tester in de urine van de vrouw?
  • Wat bevat de urine van een zwangere vrouw wat niet in de urine van een niet zwangere vrouw zit?

Stap 3: Bevruchting in beeld

Bekijk de video. Lees voor het kijken de vragen onder de video door. De antwoorden vind je (deels) in de video. 

 

Stap 4: Van bevruchting tot baby

Werk deze stap in tweetallen. Begin met het kijken van de video. 

Bij het filmpje hoor je muziek, maar de uitleg ontbreekt. 

Kun jij voor toepasselijke ondertiteling zorgen?
Leg daarmee uit wat je ziet in het filmpje.
Bespreek jullie ondertiteling met de rest van de klas. 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Menopauze
Zodra de eicellen van een vrouw op zijn verkeert zij in de menopauze.

Bevruchting
Bevruchting vindt plaats als de kern van een zaadcel samensmelt met de kern van een eicel. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel.

Zygote
Een zygote is wat ontstaat als een zaad- en eicel versmelten.

Innesteling
Vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap.

HCG
Dit is het hormoon dat wordt afgegeven door de cellen die voortkomen uit de zygote.

Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon HCG worden aangetoond.

Eeneiige tweeling
Uit één bevruchte eicel ontstaan twee losse groepjes cellen, die uitgroeien tot aparte embryo's. Eeneiige tweelingen hebben hetzelfde genotype (= DNA).

Twee-eiige tweeling
Voor het moment van bevruchting zijn twee eicellen tot rijping gekomen en beide zijn bevrucht, door twee verschillende zaadcellen. Uit deze twee bevruchte eicellen ontstaan twee embryo's. Twee-eiige tweelingen hebben een verschillend genotype (= DNA).

Onvruchtbaar
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem.

Embryo
Vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie).

Foetus
Ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld.

Navelstreng
Verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader.

Placenta
Ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder.

Weeën
Krachtige samentrekkingen van de baarmoederspieren die de bevalling aankondigen.

Nageboorte
Vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten.

Echoscopie
Met behulp van geluidsgolven onderzoek je enkele uiterlijke kenmerken en de basale werking van organen.

Vlokkentest
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen worden gehaald uit de groeiende placenta.

Vruchtwateronderzoek
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen uit opgezogen vruchtwater worden onderzocht.

Versmelting
Samensmelten van twee celkernen bij bevruchting.

Menstruatie
Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).

Vruchtvliezen
Vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen.

Draagtijd
Ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte. Bij mensen is dit 40 weken.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Bedenk bij ieder leerdoel een passende vraag en zorg dat je ook het antwoord op de vraag weet.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Klopt de aangegeven tijd? Met welke stap(pen) ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Menstruatiecyclus

Menstruatiecyclus

Intro

Maandbloeding - ongesteldheid - opoe op bezoek - menses - periode ... allemaal andere woorden voor 'de menstruatie'.

Maar waarom worden meisjes en vrouwen eigenlijk ongesteld? Bekijk alvast de Clipphanger van SchoolTV.
Ga daarna aan de slag met deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • omschrijven wat er gebeurt tijdens de menstruatiecyclus:
    • ontwikkeling van eicel in eierstok
    • ovulatie of eisprong
    • opbouw baarmoederslijmvlies
    • menstruatie
  • een menstruatiekalender aflezen en bepalen wanneer een vrouw menstrueert, een eisprong heeft en vruchtbaar is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's en maak een quiz met meerkeuzevragen.

Stap 3

Maak een menstruatiekalender.

Stap 4

Bekijk de video over de bronstcyclus en maak de sleepoefening.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel.

Menstruatiecyclus


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Menstruatiequiz

Bekijk samen met een klasgenoot de volgende twee video's.
Maak daarna samen 5 van de 12 vragen.

Bekijk ook deze video.

 

Je gaat met deze vijf vragen en antwoorden een quiz maken voor je klasgenoten.
Je maakt meerkeuzevragen. Dat betekent dat je ook foute antwoorden erbij gaat zetten.
Die foute antwoorden verzin je zelf.

Gebruik voor het maken van de quiz een van de tools die wordt genoemd in de gereedschapskist.

Speel de quiz uit met een paar klasgenoten.

Quiz maken

Bij het maken van een quiz ontwerp je zelf de vragen in groepjes. Via een puntensysteem wordt de winnaar bepaald. Daarna worden de antwoorden besproken.

 

Stap 3: Menstruatiekalender

Maak in een groepje van twee een menstruatiekalender.
Je kalender telt 28 dagen, en laat zien wat er gebeurt in het vrouwelijke voortplantingsstelsel.
Je kalender kan bijvoorbeeld bestaan uit vier rijen van zeven dagen, maar kan ook een cirkel zijn met 28 dagen.

  • Geef dagen dat de vrouw ongesteld is en de dag van de eisprong een eigen kleur.
  • Geef aan hoe de dikte van de baarmoeder verandert onder invloed van oestrogenen.
  • Geef aan hoe de concentratie progesteron en oestrogeen verandert in het bloed.
  • Geef ook in de kalender aan wat de vruchtbare periode van de vrouw is.

Vergelijk jouw kalende met de kalender van enkele klasgenoten.
Zijn deze hetzelfde?
Zijn er verschillen?
Klopt de informatie?
Bespreek de kalenders met elkaar.

Stap 4: Bronstcyclus

Bij mensen duurt de menstruatiecyclus gemiddeld 28 dagen.
Op dag 14 vindt de eisprong plaats en kan de eicel bevrucht worden.

Bij veel zoogdieren noem je deze vruchtbare periode rond de eisprong de bronsttijd.

Bekijk het filmpje met parende dieren:

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Menstruatie
Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).

Menstruatiecyclus
Vrij regelmatige reeks van processen in het lichaam van een vruchtbare vrouw. Tijdens de menstruatiecyclus vindt de ovulatie en menstruatie plaats. Het baarmoederslijmvlies wordt tijdens de cyclus dikker om eventueel een bevruchte eicel te laten innestelen. Hormonen regelen de menstruatiecyclus. De menstruatiecyclus duurt ongeveer 28 dagen.

Ovulatie
Eisprong: een eicel barst uit een rijpe follikel (blaasje met vocht in de eierstok) en komt vanuit de eierstok in de eileider terecht.

Baarmoeder
Deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.

Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

FSH
Follikel Stimulerend Hormoon. Wordt gemaakt in de hypofyse. Zorgt samen met LH voor de rijping van de eicellen.

LH
Luteïniserend hormoon. Follikel Stimulerend Hormoon. Wordt gemaakt in de hypofyse. Zorgt samen met FSH voor de rijping van de eicellen.

Hypofyse
Hormoonklier onder aan de hersenen, die verschillende hormonen aanmaakt en daarmee een groot aantal processen in het lichaam regelt.

Bronsttijd
Het paarseizoen bij dieren. De bronsttijd hangt samen met de vruchtbare periode van de vrouwtjes. Mannetjes gaan hun best doen om indruk te maken op de vrouwtjes en aan andere mannetjes te laten zien dat zij de sterkste in de groep zijn. Op die manier hopen ze zich voort te kunnen planten.
De bronsttijd valt in de herfst of de lente. Dit is afhankelijk van de zwangerschapsduur van de diersoort.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven wat er gebeurt tijdens de menstruatiecyclus?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Hoelang ben je ongeveer met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Ging het maken van de quiz goed? Vond je dat een leuke manier om kennis op te doen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Geslachtsziekten

Geslachtsziekten

Intro

De term 'SOA' heb je vast wel eens gehoord. Maar wat is het eigenlijk?

Kijk de volgende Clipphanger van SchoolTV. Ga daarna aan de slag met deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • aangeven waar de afkorting SOA voor staat.
  • minimaal drie geslachtsziekten noemen en van die geslachtsziekten omschrijven hoe ik ze herken.
  • omschrijven hoe men geslachtsziekten voorkomt.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Speel het Aidsspel.

Stap 3

Doe de SOA stoelendans.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Geslachtsziekten'.

 

Geslachtsziekten


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen.

Stap 2: Aidsspel

Hoe snel verspreidt het Hiv-virus zich?
Je gaat het Aids-spel spelen met de klas.

Aids-spel

Aantal personen:
10-20 personen

Korte uitleg:

  • iedereen krijgt een bekertje met vloeistof
  • iedereen krijgt een kaartje met een persoonsbeschrijving van het seksleven van de speler
  • in één van de bekertjes zit een zetmeeloplossing en, dit stelt het aidsvirus voor.

In alle andere bekertjes zit water, dit stelt een niet geïnfecteerd persoon voor.
Wanneer twee spelers elkaar tegenkomen lezen ze deze persoonsbeschrijving.
Als er volgens de omschrijving geslachtsgemeenschap plaats vindt, doe je de inhoud van de bekertjes bij elkaar.
Daarna verdeel je alles weer over de twee bekertjes.

Daarna kunnen de spelers weer op pad.
Aan het einde van het spel wordt er aan alle bekertjes een druppeltje jodium toegevoegd.
Jodium is de indicator van zetmeel. Het laat zien of er zetmeel in het water zit door blauw/zwart te verkleuren. 
Wie is er besmet met het HIV-virus?

 

Stap 3: SOA stoelendans

De klas wordt verdeeld in twee groepen.
Groep 1 heeft 5 leerlingen. Groep 2 heeft 6 leerlingen.
Beide groepen gaan aan een kant van de ruimte staan met een bord.
Beide groepen kiezen 2 SOA-raders. Zij gaan achter hun bord staan.

Van elke groep gaan 3 leerlingen zitten op de stoelen (in een kring).
Elke van deze leerlingen krijgt een SOA-kaartje.
Dat betekent dat deze leerlingen zijn besmet met een SOA.

Nu staat nog 1 leerling in het midden van de kring.

Wat ga je doen?
Eén leerling begint met het benoemen van één van de kenmerken van zijn SOA, de manier van behandelen, de manier van beschermen.
Je doet dit met een zinnetje, zoals:

  • Ik heb een Soa… en heb enorm veel last van pijn bij het plassen…
  • Ik heb een Soa… en moet hierdoor veel rusten…
  • Ik heb een Soa… en had mij veel beter kunnen beschermen door het gebruiken van een condoom…
    enzovoort
  • Elke leerling die hetzelfde symptoom heeft, doet nu zijn best om op een andere stoel te zitten.
    Dit betekent dus een stoelwissel!
  • Als de besmette leerling iets noemt in het zinnetje dat niemand met hem deelt, dan moet hij de plaats in het midden innemen.
    Als iemand zijn stoel verliest, komt die ook in het midden terecht.
  • De persoon die in het midden staat moet zo vlug mogelijk een lege stoel zien te bemachtigen.
  • De SOA-raders raden ondertussen zo vlug mogelijk wie met welke SOA is besmet.
    Dus goed opletten!
  • Op het moment dat de eerste SOA-raders alles denken geraden te hebben stopt de stoelendans.
    Je krijgt 2 punten per goed antwoord en 3 extra punten voor de groep die het eerste is.

Wissel daarna de rollen om binnen de groepen.
De winnaar is de groep met de meeste punten.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Soa
Seksueel overdraagbare aandoening.

Geslachtsziekte
Seksueel overdraagbare aandoening.

Antibioticum
Medicijn dat stoffen bevat die bacteriën remmen of doden.

Symptomen
Ziekteverschijnselen

Chlamydia
Seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte kan leiden tot onvruchtbaarheid als het niet op tijd wordt bestreden met antibiotica.

Onvruchtbaarheid
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten, door een niet goed werkend voortplantingssysteem.

Vaccin
Een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte.

Candida
Seksueel overdraagbare aandoening. Het is een schimmelinfectie die tot chronische klachten kan leiden. Veel mensen dragen de schimmel bij zich maar alleen bij ene zwak afweersysteem komt de schimmel tot uiting.

Syfilis
Seksueel overdraagbare aandoening. Syfilis komt nauwelijks nog voor. Symptomen zijn bruine plekken op het lichaam. De ziekte wordt bestreden met antibioticum.

Gonorroe
Seksueel overdraagbare aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een bacterie en levert ontstekingsklachten aan het geslachtsdeel op. Met antibiotica wordt de ziekte bestreden.

Koorts
Verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking.

Geneesmiddel
Middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen.

Bijwerking
Ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen.

Ontsteking
Plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Vond je het leerzaam om het aidsspel en de SOA stoelendans te doen?
    Schrijf op waarom wel of waarom niet.
  • Begrippenlijst
    De begrippenlijst is vrij lang. Ben je alle begrippen in de opdracht tegengekomen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Voorbehoedsmiddelen

Voorbehoedsmiddelen

Intro

Het voorbehoedsmiddel dat het meest wordt gebruikt onder jongeren is het condoom. Maar hoe gebruik je eigenlijk een condoom?

Kijk naar de volgende video van SchoolTV en ga daarna verder met deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de werking van de volgende voorbehoedsmiddelen beschrijven: het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom.
  • de betrouwbaarheid van de verschillende voorbehoedsmiddelen vergelijken zowel ter voorkoming van zwangerschap als ter voorkoming van een SOA.
  • omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man of een vrouw.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's en beantwoord de vragen.

Stap 3

Bekijk de video over internetseks en speel een spel.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Voorbehoedsmiddelen'.

Voorbehoedsmiddelen


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Hoe bescherm je jezelf?

Bekijk de video's. Lees voor het kijken de vragen door. De antwoorden op de vragen kun je deels in de video's vinden, deels op de website van Sense. 

 

Stap 3: Internetseks

'Nee, je krijgt erg geen soa van, maar het kan wel gevaarlijk of bedreigend zijn.'
Bekijk de video. Wat bedoelden we met de zin hierboven? Bespreek het met een klasgenoot.

Chat of cam jij wel eens? En doe je je dan weleens stoerder of meer ervaren voor dan je bent?
Speel dan de aflevering No big deal in de game Can you fix it?
Kun jij op het juiste moment ingrijpen?
Hoe ver ga jij eigenlijk als jij chat of camt?
Speel de aflevering Ik haat je of Coming out in de game Can you fix it?

En hoe hoog is jouw score?

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Anticonceptie
Ook wel voorbehoedsmiddel genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen.

Voorbehoedsmiddelen
Ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen.

Periodieke onthouding
Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw in de vruchtbare periode van de vrouw geen geslachtsgemeenschap.

Coïtus interruptus
Oftewel; onderbroken geslachtsgemeenschap. De man trekt zijn penis terug uit de vagina net voor de zaadlozing.

Voorvocht
Kleine hoeveelheid vocht die zaadcellen kan bevatten en al voor de zaadlozing de penis verlaat.

Condoom
Anticonceptiemiddel. De condoom vangt de zaadcellen van de man op.

Pil
Anticonceptiemiddel. De pil zorgt ervoor dat er geen eicel vrijkomt en moet dagelijks ingenomen worden.

Spiraaltje
Anticonceptiemiddel. Een spiraaltje zorgt ervoor dat een embryo zich niet kan innestelen in de baarmoeder.

Vrouwencondoom
Een vrouwencondoom wordt in de baarmoeder geplaatst en houdt de zaadcellen tegen.

Morning-afterpil
Anticonceptiemiddel. De morning-afterpil is een noodmiddel en wordt alleen gebruikt als een ander anticonceptiemiddelen vergeten is of heeft gefaald.

Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG worden aangetoond.

Overtijdbehandeling
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor het nemen van de morning-afterpil, waarbij je baarmoederslijmvlies wordt weggezogen bij een ongewenste zwangerschap.

Abortus
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor een overtijdbehandeling en de vrouw nog niet langer dan dertien weken zwanger is. Hierbij wordt de baarmoeder leeggezogen.

Steriliseren
Vrouw: De eileider wordt afgesloten met een ringetje of klemmetje. Man: De zaadleider wordt doorgesneden, ingekort of afgebonden.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Hoeveel tijd heb je aan stap 3 besteed? Heb je veel video's bekeken?
  • Inhoud
    Wist je al veel over voorbehoedsmiddelen?
    Heb je wel eens te maken gehad met internetseks?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Zwangerschap en bevalling

Zwangerschap

Intro

Eerder in dit thema heb je de module 'Bevruchting' gemaakt.
Deze module gaat het over de zwangerschap die volgt op de bevruchting.

In de volgende video van SchoolTV zie je wat er gebeurt na een bevruchting in het lichaam van een vrouw.

Ga nu verder met de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • in een afbeelding aanwijzen:
    • waar de innesteling plaatsvindt van een bevruchte eicel.
    • waar een embryo/foetus zich ontwikkelt.
  • in een afbeelding de ligging vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta (moederkoek) aanwijzen.
  • de functie(s) van vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta omschrijven.
  • de volgende gebeurtenissen die te maken hebben met de geboorte omschrijven en in de juiste volgorde plaatsen: indalen, ontsluiting met weeën, uitdrijving met persweeën en nageboorte.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe de oefening over de duur van de dracht.

Stap 3

Bekijk de video's over jonge ouders en geef je reactie.

Stap 4

Kijk de video over de verschillende fasen van de bevalling.

Stap 5

Wat is echografie? Bekijk de video.

Stap 6

Zoek uit wat een kraamverzorgende zoal doet.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel.

Zwangerschap


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Duur van de dracht

De dracht is een zwangerschap van een dier.
De duur van de dracht verschilt per diersoort.
De vuistregel is: Hoe groter het dier, hoe langer de dracht.
Gebruik deze vuistregel en sleep de drachtduur naar de juiste afbeelding.

Stap 3: Jonge ouders

Bekijk de volgende twee video's over jonge moeders. 

 

 

Stap 4: Fasen van de bevalling

Bekijk de video's. De informatie uit de video's kun je gebruiken om de vragen te beantwoorden.

Maak nu de oefening. 

Stap 5: Echografie

Bekijk de video. Beantwoord na het kijken de vraag onder de video. 

Beantwoord de onderstaande vraag.

Stap 6: Kraamverzorgende

Tijdens een bevalling thuis wordt een verloskundige ondersteunt door een kraamverzorgende.
Na de bevalling komt een kraamverzorgende langs. Zij of hij ondersteunt het jonge gezin.
Bekijk de volgende video:


Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bevruchting
Versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel.

Innesteling
Vasthechten van een jong embryo in het verdikte baarmoederslijmvlies, aan het begin van een zwangerschap.

HCG
Dit is het hormoon dat wordt afgegeven door de cellen die voortkomen uit de zygote.

Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon HCG worden aangetoond.

Onvruchtbaar
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem.

Embryo
Vroegste levensfase in de ontwikkeling van een plant of dier; na bevruchting van een eicel deelt de cel zich meerdere keren en gaan cellen zich specialiseren (= differentiatie).

Foetus
Ongeboren individu na de embryonale fase; het embryo is verder gegroeid en alle organen zijn ontwikkeld.

Navelstreng
Verbinding tussen het embryo of de foetus en de placenta; bevat twee slagaders en een ader.

Placenta
Ook wel moederkoek genoemd; orgaan dat ontstaat in de baarmoeder, waarin de uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en dat van het embryo of de foetus plaatsvindt. Voedingsstoffen en zuurstof gaan naar de foetus toe, die afvalstoffen en koolstofdioxide afgeeft aan het bloed van de moeder.

Weeën
Krachtige samentrekkingen van de baarmoederspieren die de bevalling aankondigen.

Nageboorte
Vruchtvliezen, placenta en een deel van de navelstreng komen, kort na de geboorte van de foetus, naar buiten.

Echoscopie
Met behulp van geluidsgolven onderzoek je enkele uiterlijke kenmerken en de basale werking van organen.

Vlokkentest
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen worden gehaald uit de groeiende placenta.

Vruchtwateronderzoek
Vorm van prenataal onderzoek, waarbij cellen uit opgezogen vruchtwater worden onderzocht.

Menstruatie
Maandelijkse bloeding waarbij het verdikte baarmoederslijmvlies wordt afgestoten (wanneer een vruchtbare vrouw niet zwanger is).

Vruchtvliezen
Vliezen om een embryo of foetus in de baarmoeder, die het vruchtwater vasthouden en op deze manier de foetus beschermen.

Draagtijd
Ook wel dracht genoemd; periode die een embryo of foetus in de baarmoeder doorbrengt, vanaf de bevruchting tot aan de bevalling/geboorte. Bij mensen is dit 40 weken.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ga bij ieder leerdoel na of je het leerdoel hebt behaald.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je 6 stappen in 2 uur kunnen afronden? Zo niet, welke stap zorgde ervoor dat je niet in 2 uur klaar was.
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de intro van het thema. Sluit de intro goed aan bij het thema?
    Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • De leerdoelen van dit thema vind je onder het kopje 'Wat ga ik leren?'
    Lees die leerdoelen nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 20 uur gepland.
    Klopt dat met het aantal uur dat je met dit thema bezig bent geweest?
  • Modules
    Kijk nog eens naar de titels van de modules.
    Passen alle modules bij de intro van het thema? Welke wel en welke niet?
  • Inhoud
    Niet alle modules waren helemaal nieuw.
    Een deel van de stof heb je in klas 1 of 2 ook al behandeld?
    Schrijf twee onderwerpen op die helemaal nieuw waren.
  • Examenvragen
    Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
  • Het arrangement Thema: Verliefd vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-06 22:35:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Verliefd' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo-b34. Dit thema heet verliefd en bevat 8 onderwerpen. Het eerste onderwerp is levensfasen, hierbij leer je wat de verschillende levensfasen zijn (baby/ zuigeling, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene en bejaarde), wat lichamelijke ontwikkeling is en wat geestelijke ontwikkeling is. Het tweede onderwerp is man en vrouw, hierbij leer je wat de primaire (dit zijn de kenmerken die bij de geboorte al aanwezig zijn: bij de man de penis en bij de vrouw de vagina) en wat de secundaire geslachtskenmerken (onder andere: baardgroei, lagere stem, sterkere spieren, lichaamsbeharing bij de man en borsten, okselhaar, bredere heupen, vetafzetting bij de vrouw) zijn bij de vrouw en de man. Ook kan je de onderdelen van de voortplantingsstelsels van de vrouw en de man benoemen in een afbeelding en de functies en de werking van de geslachtskenmerken van de man (balzak, teelballen (zaadballen), bijballen, zaadblaasjes, zaadleiders, prostaat, penis, zwellichaam, urinebuis, voorhuid en eikel) en de vrouw (eierstokken, eileiders, baarmoeder, vagina (schede), grote en kleine schaamlippen en de clitoris) benoemen. Het derde onderwerp is seksualiteit en voortplanting, hierbij leer je wat het verschil tussen verliefdheid en liefde is, wat het verschil is tussen knuffelen en vrijen (seks). Je leert ook wat de verschillende seksualiteiten zijn en kan de begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven. Het vierde onderwerp gaat over de menstruatiecyclus, hierbij leer je wat er allemaal gebeurt tijdens de menstruatiecyclus, wat de hormonen FSH, LH en oestrogenen en progesteron doen, welke weg de eicel aflegt beginnend bij de ovulatie (eisprong) en wat er gebeurt als de eicel niet word bevrucht. Ook leer je waaruit je baarmoederslijmvlies is opgebouwd, de ontwikkeling van de eicel in eierstok, en wat een menstruatie is. Je kan ook aan de hand van een menstruatiekalender aflezen/bepalen wanneer een vrouw menstrueert, een eisprong heeft en vruchtbaar is. Het vijfde onderwerp is bevruchting bij mensen, hierbij leer je wat de verschillen in bouw zijn van een eicel en een zaadcel en waarom ze verschillen. Je kan omschrijven waar de bevruchting plaats vind en je kan omschrijven wat er met een bevruchte eicel (zygote) gebeurt in de eileider. Het zesde onderwerp is voorbehoedsmiddelen, hierbij leer je wat de werking is van de volgende voorbehoedsmiddelen; het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom. Ook leer je wat de betrouwbaarheid is van verschillende voorbehoedsmiddelen voor zowel het voorkomen van een zwangerschap als het voorkomen van een SOA. Ook kan je omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man en een vrouw. Het zevende onderwerp gaat over zwangerschap en bevalling, hierbij leer je aan te wijzen op een afbeelding waar de innesteling plaatsvindt van een bevruchte eicel en waar een embryo/foetus zich ontwikkeld. Je kan ook de ligging van de vruchtvliezen, het vruchtwater, de navelstreng en de placenta aanwijzen in een afbeelding. je weet wat de functies zijn van de vruchtvliezen, het vruchtwater, de navelstreng en de placenta. Je leert ook wat er allemaal tijdens de geboorte plaatsvindt (indaling, ontsluiting met weeën, uitdrijving met persweeën en nageboorte) en kan de gebeurtenissen in de juiste volgorde plaatsen. Het laatste onderwerp is geslachtsziekten, hierbij leer je waar de afkorting SOA (seksueel overdraagbare aandoening) voor staat, kan je minimaal drie geslachtsziekten opnoemen (Syfilis, Chlamydia, Gonorroe en Candida) en omschrijven waaraan je ze kan herkennen. Ook leer je hoe je de geslachtsziekten kan voorkomen.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Reproductie en evolutie; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    21 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, b34, bevruchting, biologie, levensfasen, menstruatiecyclus, seksualiteit en voortplanting, stercollectie, voorbehoedsmiddelen en soa's, zwangerschap en bevalling

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (z.d.).

    Kennisbank Biologie - blauw

    https://maken.wikiwijs.nl/147184/Kennisbank_Biologie___blauw

    VO-content Biologie. (2020).

    Bevruchting bij mensen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73619/Bevruchting_bij_mensen__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Geslachtsziekten vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73607/Geslachtsziekten__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Levensfasen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73615/Levensfasen__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Man en vrouw vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73616/Man_en_vrouw__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Menstruatiecyclus vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73618/Menstruatiecyclus__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Seksualiteit en voortplanting vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73617/Seksualiteit_en_voortplanting__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Voorbehoedsmiddelen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73621/Voorbehoedsmiddelen__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Zwangerschap en bevalling vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73620/Zwangerschap_en_bevalling__vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.