Sporten 3. Vita BK

Sporten 3. Vita BK

Veel mensen houden van sporten. Sommige mensen worden topsporter. Een topsporter oefent elke dag. Een topsporter heeft talent.

Per sport heb je andere kwaliteiten nodig. Voor turnen moet je lenig zijn. Voor gewichtheffen heb je veel kracht nodig. De  Tour de France fietsen lukt alleen als je een groot uithoudingvermogen hebt. Ook je bouw speelt een belangrijke rol. Een jockey is klein en licht. Basketballers en volleyballers zijn meestal lang. een sumoworstelaar is moddervet.

In deze module bekijk je jouw sportieve eigenschappen. Je onderzoekt vier lichaamlijke basiseigenschappen bij jezelf. Die basiseigenschappen zijn lenigheid, lenigheid, kracht en uithoudingsvermogen.

Sporten is gezond voorje. Maar het kan misgaan, bijvoorbeeld door een blessure. Je leert hoe je de kans op een blessure kleiner kunt maken.

 

1. Een beroep in de sport

Afbeeldingsresultaat voor bjorn kuipers

 

 

Een beroep dat met sport te maken heeft

Lees blz 4 en 5 van de module ‘sporten’

Beantwoord per beroep; (Voetbaltrainer, wielrenner, fitnesstrainer) de volgende vragen;

  1. Schrijf een werkzaamheid op die in het beroep wordt uitgevoerd.
  2. Schrijf twee capaciteiten op die je nodig hebt voor dit beroep.
  3. Welke voordelen en welke nadelen heeft volgens jou dit beroep?

Uitwerken op papier.

2. Een sport kiezen

Bij deze opdracht ga je een presentatie geven over jouw sport.

Neem onderstaande punten mee in je presentatie.                     

 

1. Ontstaan van deze sport

2. Wat zijn de spelregels?

(plaatje van het veld/plek)

3. Wat kost het om deze sport te beoefenen? Contributie? Aanschaf spullen.

4. Wat zijn de voor- en nadelen van deze sport? (wat als je ouder wordt?, Blessures/risico's)

 

Neem voorwerpen mee die bij je sport horen!

 

Sporten

3. Hardlopen

Bij hardlopen gaat het om snelheid. Je wint als je het eerst over de finish bent. Of als je de kortste tijd hebt gelopen. Je hebt dan het snelste gelopen. Maar hoe weet je nou wat je snelheid was?

 

Snelheid

Hoe snel ben jij?

 

Deze opdracht doe je met vieren.

 

Wat is het doel?

  • Je leert hoe je een wedstrijdbaan uitzet.
  • Je leert tijd te meten.
  • Je leert je snelheid berekenen.
  • Je onderzoekt het verschil tussen een gewone start en een vliegende start.

Wat heb je nodig?

  • Een plek om te rennen.
  • Een meetwiel of een meetlint.
  • plakband of krijt.
  • een stopwatch of een mobiele telefoon.

Wat moet je doen?

Een wedtrijdbaan uitzetten.

  • Gebruik plakband of krijt om de start aan te geven.
  • Meet met je meetwiel of meetlint een afstand van 50 meter.
  • Gebruik je plakband of krijt om de finish aan te geven.

 

De tijd meten met een stilstaande start.

  • Leerling 1 gaat bij de start staan. leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finish staan.
  • Leerling 2 telt af 3-2-1- start! Bij start drukt hij de stopwatch in.
  • Leerling 1 rent de afstand zo snel mogelijk. Als hij de finish passeert, drukt leerling 2 de stopwatch weer in. Hij leest de stopwatch af en vult de tijd in in de tabel.
  • Wissel van rol. Leerling 2 rent en leerling 1 meet de tijd. Schrijf de tijd in de tabel.
  • Leerling 3 en 4 doen daarna hetzelfde als leerling 1 en 2. Iedereen rent dus 1 keer.

De tijd meten met een vliegende start.

  • Leerling 1 gaat 10 of 15 meter voor de start staan. Leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finish staan. Leerling 3 gaat precies bij de start staan.
  • Leerling 1 begint zo hard mogelijk te rennen. Als hij de start passeert, roept leerling 3 hard! JA. Op dat moment drukt leerling 2 de stopwatch in. Hij leest de stopwatch af en noteert de tijd in de tabel.
  • Wissel van rol. Zorg dat iedereen een keer een vliegende start loopt. Zorg er ook voor dat iedereen minstens 1 keer de tijd waarneemt.

De snelheid berekenen

  • Bereken jullie snelheid in m/s. Schrijf deze in kolom 3 en 6 van de tabel.
  • Bereken jullie snelheid in km/h. Schrijf deze in kolom 4 en 7 van de tabel.

Om snelheden om te rekenen van km/h naar m/s bestaat een eenvoudige methode:

De omrekenfactor van m/s naar km/h is dus 3,6. Bij het omrekenen van km/h naar m/s moet men delen door 3,6. Als een auto bijvoorbeeld 120 km/h rijdt, dan rijdt hij?

 

 

 

 

Open bestand tabel snelheid.docx

4. Turnen

In de afbeelding zie je een turnster die een oefening doet. Zij heeft veel getraind. Hierdoor is zij erg lenig geworden. Het lichaam van een turner moet ook heel veel kracht hebben. Door trainen krijgt een turner meer lichaamskracht. Bij lichaamskracht werken je spieren samen met je skelet. In basisstof 6 leer je meer over de spieren.

 

 

Bekijk onderstaande aflevering van BioBits en maak het vragenblad dat er bij hoort.

Biobits: het skelet

Open bestand Vragen bij Biobits: het skelet

Botten lied

de buitendienst skelet

Afbeeldingsresultaat voor themas mens en natuur

Computerles oefening skelet

http://www.ikvanbinnen.nl/nl/skelet-en-zo/bekijk-je-skelet/

 

5. Fietsen

In de afbeelding  zie je Toin aan het werk. Hij heeft zijn fiets uit elkaar gehaald. Nu zit hij met allerlei onderdelen. Straks moet hij alles weer in elkaar zetten. Hij moet de onderdelen aan elkaar vastmaken. Ook het skelet bestaat uit onderdelen die aan elkaar vastzitten. Deze basisstof gaat over de manier waarop onderdelen aan elkaar vastzitten.

 

Constructies

OPDRACHT IJZERSTERKE KUBUS


Maak een ijzersterke papieren kubus
·  Papierstroken 25 x 4 cm
·  Schaar
·  Lijm
·  Stukje stevig karton
·  Gewichtjes
·  Stevig papier, vouwblaadjes of iets dergelijks.


Maak de kubus als op de tekening.
Verstevig de hoeken met driehoeken.
Leg een stuk karton op de gedroogde kubus.
Leg er net zo lang een gewichtje op tot de kubus inzakt.
Mijn kubus kon …….gram dragen.
De beste kubus kon …… gram dragen.
Het verschil tussen mijn kubus en de beste kubus was dat ……….
Maak een betere kubus.
Deze kon ….. gram dragen.
Dat kwam omdat ………...
Maak kubussen met kortere of langere ribben.
Zijn deze sterker of zwakker?
Verzin andere manieren van vouwen (profielen)
Verzin een manier om snel stroken in een L-profiel te vouwen.
Stuur je oplossing(en) naar de Ontdekplek.

OPDRACHT BRUG

Ik bouw een brug van papierstroken
·  papierstroken ( 25 x 4 cm)
·  lijm
·  schaar
Kijk goed naar de tekening
Maak eerst de onderkant van de brug
Laat deze drogen.
Maak dan de opbouw.
Let op de scheve verbindingen aan de zijkant.
Maak je brug zo lang mogelijk
Maak een brug van alleen maar driehoeken.
Gebruik andere profielen dan een L-profiel.
Een T-profiel of een U-profiel.
Bouw een brug met uitstekende pijlers.
Probeer zo ver mogelijk uit te steken.
Probeer met zo min mogelijk pijlers het
lokaal over te steken.
(Verzin zelf hoe hoog de pijlers moeten
zijn)
Maak een hangbrug van draad en
papierstroken.
Maak een ophaalbrug van
papierstroken.
Mail je oplossingen naar de Ontdekplek
Voor meer informatie kun je het boek Techniek de Eerste Stap bestellen via de website of bij Heutink (bestelnummer 649.052)
© Ontdekplek, Harry Valkenier

6. Fitness

spieren

spieren uitleg

De vakantie is voorbij. Je hebt de eerste gymles gehad. Au, wat een spierpijn. Je voelt dat je je spieren gebruikt hebt. Je gebruikt je spieren om kracht uit te oefenen. Bijvoorbeeld om hard te lopen. Of om een bal weg te slaan. In deze basisstof leer je hoe je spieren werken. Je leert ook hoe je kracht kunt meten. En je leert wat kracht , gewicht en massa met elkaar te maken hebben.

 

Spieren

Spieren
Bestudeer nu uit de de Kennisbank Biologie het onderdeel Spieren:

KB: Spieren



Maak de volgende sleepoefeningen:

 

Toepassing:Bouw van een spier

Toepassing:Spieren van een hond

Practicum armbuigspieren

Naam: ………………………………………………………………                                  Klas: ……………..

 

Maak een verslag voor dit practicum. Je krijgt er een cijfer voor.

Practicum Armbuigspier

Doelen van het onderzoek

1.    Wat verandert er aan de dikte van de buigspier van je arm als je deze samentrekt?

2.    Is er en verschil tussen je linker en je rechter arm?

3.    Is de verandering bij iedereen even groot?

 

Werkwijze

Materiaal:

een meetlint

 

Methode:

Werk met z’n tweeën. De een is proefpersoon, de ander meet.

  • Laat een arm slap langs het lichaam hangen. De buigspier is dan ontspannen.
  • Meet de omtrek van de bovenarm op het dikste gedeelte. Geef met een klein streepje de plaats aan waar je meet.
  • Zet het resultaat in de tabel.
  • Maak een stevige vuist en buig je arm. De buigspier is dan samengetrokken.
    Probeer de spierballen zo dik mogelijk te maken.
  • Meet dan op dezelfde plaats opnieuw de omtrek van de bovenarm.
  • Zet het resultaat in een tabel.
    Om nauwkeurige resultaten te krijgen, kun je het beste meerdere keren meten, bijvoorbeeld 3 keer.
    Noteer alle metingen in een tabel en bereken het gemiddelde
  • Herhaal de proef met de andere arm.
  • Herhaal de hele proef nu met de ander als proefpersoon

Resultaten

Toestand van de buigspier

Omtrek van de bovenarm in cm

Proefpersoon 1

Proefpersoon 2

Ontspannen

Linkerarm

rechterarm

linkerarm

rechterarm

1e meting

cm

cm

cm

cm

2e meting

cm

cm

cm

cm

3e meting

cm

cm

cm

cm

Gemiddelde

cm

cm

cm

cm

Samengetrokken

 

 

 

 

1e meting

cm

cm

cm

cm

2e meting

cm

cm

cm

cm

3e meting

cm

cm

cm

cm

Gemiddelde

cm

cm

cm

cm

Verschil in cm

cm

cm

cm

cm

 

 

Berekeningen (zie tabel vorige pagina)

  • Bereken het verschil tussen de dikte van de ontspannen en de samengetrokken spier. Zet dit ook in de tabel .
    Als je meerdere metingen gedaan hebt, gebruik je voor het berekenen van het verschil de gemiddelde waardes.

 

Nabespreking:

Conclusie:

  1. Kijk naar je berekeningen: Wat kun je daaruit concluderen over de verandering in de spier bij het samentrekken?

De spier wordt bij samentrekken

  1. Kijk naar je berekeningen: Was er een verschil tussen de linker en de rechterarm?
    Zo ja, hoe groot was dat verschil?

Er was wel/geen verschil nl.

  1. Kijk naar je berekeningen: Was er een verschil tussen de proefpersonen? Zo ja wat was dan het verschil?

Er was wel/geen verschil nl.

Verklaring

·         Geef een verklaring voor het veranderen van de dikte van de buigspier bij het samentrekken.

 

Armspieren

Armspieren
In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.

  1. Welke spier toont een bodybuilder als zij haar arm buigt?
  2. En welke spier als zij haar arm strekt?
  3. Vaak is het voor vrouwen (maar ook voor mannen) onmogelijk om zonder doping aan zulke grote spieren te komen.
    Welke vorm van doping wordt vaak gebruikt?

Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

 

De robothand

DE ROBOTHAND

Ik maak een robothand

 

 

 

  • prikkarton (12,5 x 17,5 cm)
  • Artstraws
  • schaar
  • lijm
  • draad
  • potlood
  • satéprikker


Leg je hand op het kartonnetje.
Trek je hand om.
Knip de hand uit.
Bekijk waar je hand buigt.
Rits de vouwen in.
Plak de stukjes Artstraw vast.
Schuif er een satéprikker door zodat ze recht
achter elkaar zitten.
Let op dat ze niet te dicht tegen elkaar zitten.
Laat goed drogen en knip de vinger in.
Knip stukken draad.
Leg aan het eind een losse knoop.
Prik de knoop op de satéprikker.
Schuif de draad door de Artstraws.
Haak het knoopje in het spleetje.
Lijm de draad vast op de plek van de nagel.
Knoop de draden samen.

 


 

 

Toets spieren

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Probeer alle punten te halen.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Succes!

 

Toets:Bewegen

Krachten

Begrippenlijst skelet/spieren

Myoglobine
Deze stof vind je in rode spiervezels. Kenmerkend is het feit dat deze stof zuurstof opslaat in de spieren en relatief lang kan samentrekken.
Beenverbindingen
Verbindingen tussen botten.
 
Vergroeide botten
Een vorm van beenverbindingen.
 
Naadverbindingen
Stevige en dichte verbinding die wordt gevormd door naden, zoals bij de schedel.
Kraakbeenverbindingen
Verbindingen die voor buigmogelijkheden zorgen, zoals bij de rug.
 
Gewrichtsverbindingen
Verbindingen bestaande uit gewrichten die botbewegingen mogelijk maken.
Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging .mogelijk maakt.
Gewrichtskom
De gewrichtskom is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskogel
De gewrichtskogel is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskapsel
De gewrichtskapsel verbindt de twee losse botten waaruit het gewricht bestaat met elkaar.
Gewrichtssmeer
Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen.
Kapselbanden
Kapselbanden houden een gewicht op zijn plaats.
Kogelgewricht
Hiermee zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk.
Rolgewricht
Hierbij draaien twee botstukken om elkaar heen.
Scharniergewricht
Hiermee zijn bewegingen in één richting mogelijk.
 
Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.
Pees
Verbinding tussen een spier en een bot.
Aanhechtingsplaats
Dit is de plaats waar een pees aan het bot vastzit.
Antagonisten
Spieren met een tegenovergestelde werking; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Antagonisme
Tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

7. Zwemmen

In afbeelding 66 ie je een zwemmer op volle snelheid. Hij komt steeds boven water om adem te halen.In deze basisstof leer je waarom je adem haalt.

 

Ademhaling

Gaswisseling

Gasuitwisseling
Elke keer dat je inademt, komt er een halve liter lucht in je longen.
De zuurstof uit de ingeademde lucht wordt openomen door het bloed.


Bloed en lucht komen dicht bij elkaar in de longblaasjes.
Longblaasjes hebben een groot oppervlak en een dunne wand.
Daardoor kan er voldoende zuurstof van lucht naar bloed gaan.
In het bloed vervoeren rode bloedcellen de zuurstof.
Bij de verbranding in alle cellen van je lichaam komt koolstofdioxide vrij.
Het bloed brengt de koolstofdioxide weer naar de longblaasjes.
De koolstofdioxide adem je dan weer uit.

Bekijk de werking van de longblaasjes in deze animatie:
longblaasje - www.biodesk.nl - Flash

Wat denk je veel of weinig zuurstof, veel of weinig koolstofdioxide?

  • ingeademde lucht
  • uitgeademde lucht
  • bloed dat van de longblaasjes wegstroomt
  • bloed dat naar de longblaasjes gaat.

Eindtoets

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen. Aan het eind van de toets zie je welke vragen je goed hebt gedaan. Van de vragen die je fout hebt gedaan, kun je het goede antwoord zien.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Toets:Ademhaling

Begrippenlijst longen

Begrippenlijst

Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
 
Ademen
Opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas ), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën. Vorm van gaswisseling.
Inademen
Middenrif trek samen, borstkas wordt groter, longen zuigen lucht aan.
 
Uitademen
Middenrif ontspant, borstkas wordt kleiner, longen geleiden lucht naar buiten.
Longen
Organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.
Longvlies
Vlies dat samen met het borstvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aanelkaar zitten gezogen.

 
Borstvlies
Vlies dat samen met het longvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aanelkaar zitten gezogen.
Luchtpijp
Buis met kraakbeenringen die de mondholte verbindt met de bronchiën, waardoor lucht naar binnen en buiten stroomt.
Afvalstof
Niet-bruikbaar deel in het voedsel of een stof die ontstaat in het lichaam bijvoorbeeld door verbranding (koolstofdioxide) en die het lichaam verlaat.
Longblaasje
Deel van de longen waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt tussen lucht en bloed.

8. Gezond sporten

Door sporten krijg je een betere conditie. Je spieren, botten en gewrichten worden er sterker van. Soms heb je spierpijn na het sporten. Je kunt tijdens het sporten ook blessures oplopen. Je kunt zelf veel doen om spierpijn en blessures te voorkomen.

sport blessure

Blessure in jouw sport

9. Doping

Afbeeldingsresultaten voor lance armstrong

Cijfers

- SO Snelheid berekenen

- SO Skeletmannetje