Je onderzoekt het verschil tussen een gewone start en een vliegende start.
Wat heb je nodig?
Een plek om te rennen.
Een meetwiel of een meetlint.
plakband of krijt.
een stopwatch of een mobiele telefoon.
Wat moet je doen?
Een wedtrijdbaan uitzetten.
Gebruik plakband of krijt om de start aan te geven.
Meet met je meetwiel of meetlint een afstand van 50 meter.
Gebruik je plakband of krijt om de finish aan te geven.
De tijd meten met een stilstaande start.
Leerling 1 gaat bij de start staan. leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finish staan.
Leerling 2 telt af 3-2-1- start! Bij start drukt hij de stopwatch in.
Leerling 1 rent de afstand zo snel mogelijk. Als hij de finish passeert, drukt leerling 2 de stopwatch weer in. Hij leest de stopwatch af en vult de tijd in in de tabel.
Wissel van rol. Leerling 2 rent en leerling 1 meet de tijd. Schrijf de tijd in de tabel.
Leerling 3 en 4 doen daarna hetzelfde als leerling 1 en 2. Iedereen rent dus 1 keer.
De tijd meten met een vliegende start.
Leerling 1 gaat 10 of 15 meter voor de start staan. Leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finish staan. Leerling 3 gaat precies bij de start staan.
Leerling 1 begint zo hard mogelijk te rennen. Als hij de start passeert, roept leerling 3 hard! JA. Op dat moment drukt leerling 2 de stopwatch in. Hij leest de stopwatch af en noteert de tijd in de tabel.
Wissel van rol. Zorg dat iedereen een keer een vliegende start loopt. Zorg er ook voor dat iedereen minstens 1 keer de tijd waarneemt.
De snelheid berekenen
Bereken jullie snelheid in m/s. Schrijf deze in kolom 3 en 6 van de tabel.
Bereken jullie snelheid in km/h. Schrijf deze in kolom 4 en 7 van de tabel.
Om snelheden om te rekenen van km/h naar m/s bestaat een eenvoudige methode:
De omrekenfactor van m/s naar km/h is dus 3,6. Bij het omrekenen van km/h naar m/s moet men delen door 3,6. Als een auto bijvoorbeeld 120 km/h rijdt, dan rijdt hij?