Hoefkennis
"No feet, no horse"
Voor iedereen die met paarden omgaat is hoefverzorging een belangrijk deel van de verzorging. Veel hoefproblemen in de praktijk kunnen voorkomen worden door een goede hoefverzorging. Het gaat hierbij niet alleen over de dagelijkse verzorging, maar ook voeding, beweging, manier van houden en voor hoefsmeden vakbekwaam zijn. Voor een goede hoefverzorging is de juiste kennis, vaardigheden en houding belangrijk. Hoefkennis is een essentieel onderdeel van de opleiding tot hoefsmid.
In dit arrangement wordt de theoretische achtergrond van hoefkennis behandeld. Eerst wordt algemene basiskennis behandeld, waaronder anatomie van de ondervoet, de hoef, het hoefmechanisme en de been- en voetstanden.
Daarna wordt ingegaan op verschillende hoefaandoeningen, waarbij de symptomen, diagnose, behandeling en eventuele beslag wordt behandeld.
Bronnen en microrooster
Bronnen
De oorspronkelijke reader ('Hoefverzorging en hoefbeslag') is digitaal beschikbaar. Naast deze reader is het boek Hoefproblemen van Nassau (ISBN 9789058772220) aan te raden.
De lessen vinden plaats aan de hand van deze wikiwijs. In de wikiwijs staat een link naar intranet, waarop de powerpoints die in de les gebruikt zijn worden geplaatst. Dit kan als leiddraad gebruikt worden om voor de toets te leren.
Microrooster
Het microrooster in het volgende document bevat de lesonderwerpen voor zowel de eerste- als tweedejaars studenten. Grote wijzigingen (inlever- of toetsdata) worden doorgegeven, check echter regelmatig op kleine wijzigingen.
LEERJAAR 1: HOEFKENNIS BASIS
Het eerste deel van deze wikiwijs 'Hoefkennis' beslaat de algemene hoefkennis voor het eerste leerjaar van de hoefsmederijopleiding. Hieronder vallen 'Anatomie ondervoet', 'de Hoef' en 'Been- en voetstanden'
Anatomie van de ondervoet
Wanneer we het hebben over de ondervoet bedoelen we het gedeelte van het voor- en achterbeen van halverwege de pijp tot en met de hoef.
We bespreken de beenderen en de gewrichten, de pezen en banden, de peesscheden en slijmbeurzen en als laatste de bloedvaten en zenuwen.
Opdracht
Na afloop van ieder onderdeel van de ondervoet, worden over dit onderdeel 10 vragen met antwoorden bedacht, die op de uitgedeelde kaartjes worden geschreven (vragen op de blauwe kaartjes, incl. vraagnummer; antwoorden op de rode kaartjes, incl. vraagnummer). Aan het eind van het hoofdstuk wordt de klas in groepen van 3 tot 5 leerlingen verdeeld. Iedere groep krijgt een aantal vraagkaartjes met bijbehorende antwoordkaartjes van de verschillende onderdelen van de ondervoet en gaat 'memory' met deze kaartjes spelen.
Film 3D Anatomie ondervoet (Engels)
Botweefsel/botgroei
BOTWEEFSEL
Het skelet is voornamelijk opgebouwd uit botweefsel. De taken van het skelet zijn: vorm en stevigheid te geven aan het lichaam, de inwendige organen te beschermen en doeltreffende bewegingen van het lichaam mogelijk te maken. Wil het skelet kunnen voldoen aan die eisen die eraan gesteld worden, moet het botweefsel hard en onbuigzaam zijn. Hardheid wordt verkregen door afzetting van kalkzouten en lijmstoffen in de tussenstof van het botweefsel. Omdat door deze massieve tussenstof het botweefsel erg zwaar zou worden, zijn de meeste beenderen van binnen hol.
Naar de structuur onderscheiden we twee soorten botweefsel:
- Compact bot: vormt een aaneengesloten structuur zonder openingen of holten
- Spongieus bot: heeft een opener structuur met allerlei holten en wordt omgeven door een laag compact botweefsel
Tussen botweefsel en kraakbeen bestaan aanzienlijke verschillen. Kraakbeen is indrukbaar en uitrekbaar, botweefsel is hard en breekbaar. Kraakbeen heeft geenbloedvaten, botweefsel is rijk doorbloed. In kraakbeen hebben de cellen geen contact met elkaar, in botweefsel staan de cellen met elkaar in verbinding door middel van talrijke kanaaltjes, die een belangrijke rol spelen bij de uitwisseling van stofwisselingsprodukten met het bloed.
Het skelet is op zichzelf zeker geen dood weefsel. Hoe levend en actief de botcellen zijn, blijkt wel uit het feit dat het skelet zich in minder dan twee jaar geheel vernieuwt.
Dat de botcellen, opgesloten in de harde tussenstof, toch zo’n actieve stofwisseling kunnen onderhouden, is te danken aan de speciale opbouw van het bot.
Deze opbouw begint bij de vorming van het botweefsel. Botvormende cellen (osteoblasten) scheiden een speciale tussenstof af, de beenmatrix, waarin zich stevige bindweefselvezels bevinden.
De osteoblasten hebben talrijke lange uitlopers, waardoor ze met elkaar in verbinding staan. Na verloop van tijd zijn cellen en uitlopers geheel ingebed in de beenmatrix. De osteoblasten gaan dan kalkzouten uit het bloed opnemen, die ze afzetten in de matrix, vooral langs de stevige bind weefsel vezels. Dat noemt men de verbening.
Na de verbening trekken de osteoblasten, die dan opgesloten liggen in het harde botweefsel, hun uitlopers uit het botweefsels terug. Op deze wijze wordt daarin een netwerk van kanaaltjes gevormd, op de plaatsen waar eerst de uitlopers lagen.
Deze kanaaltjes bevatten weefselvloeistof en staan in verbinding met de haarvaten van de bloedsomloop in het bot. Door deze kanaaltjes kunnen de cellen, die nu botcellen (osteocyten) genoemd worden, stoffen uitwisselen met het bloed. Hierdoor blijft het bot levend weefsel, net als de andere weefsels in het lichaam.
Na de vorming van zo’n harde beenkern kan het beenweefsel niet meer zoals andere weefsels van binnenuit groeien, maar alleen door toevoeging van weefsel aan de buitenkant.
Afzetting van nieuw botweefsel vindt plaats vanuit het kraakbeen (de groeischijven) of vanuit het beenvlies. Het beenvlies bevat namelijk cellen, die zich kunnen omvormen tot osteoblasten. Over het algemeen zorgt het kraakbeen voor de groei van de botten in de lengte, en het beenvlies voor de groei van het bot in de dikte.
Groeischijven
Aan de uiteinden van de meeste botten zit een schijfvormig stukje kraakbeen. Deze schijven zijn de groeischijven. De groeischijven verbenen niet direct: tot aan het einde van de groei blijven ze bestaan uit kraakbeen. In de groeischijven vindt de lengtegroei plaats.
In de groeischijf wordt nieuw kraakbeen gevormd. De kraakbeencellen delen zichzelf: daardoor vindt celvermeerdering – en dus ook groei! – plaats. De nieuwe kraakbeencellen duwen de uiteinden van het bot naar buiten. Het bot wordt aan de uiteinden dus langer, beetje bij beetje.
De kraakbeencellen maken ook een vezelige stof aan die matrix wordt genoemd. Deze stof is belangrijk voor de opbouw van het bot. Na een aantal celdelingen veranderen de kraakbeencellen in uitgerijpte kraakbeencellen.
Deze uitgerijpte kraakbeencellen kunnen niet meer delen maar wel veel matrix maken. Na een tijdje gaan de uitgerijpte kraakbeencellen ten gronde: op die plek ontstaat dan botweefsel. Daardoor schuift de groeischijf mee met het uiteinde van het bot, steeds verder weg van het midden van het bot.
Botmodellering
Botmodellering is een doorgaand proces waarbij osteoclasten smalle tunnels graven in oud botweefsel, en waarbij osteoblasten dit herbouwen.
Mechanische stress door de inwerking van spierkracht en zwaartekracht op het skelet, zorgt ervoor dat het skelet stevig en sterk blijft. Bewegen is dus bijna onontbeerlijk voor het behoud van een sterk skelet!! De wet van Wolff betekent dat een bot zich aanpast aan hetgeen wat van een bot wordt gevraagd. Hierdoor bepaald dus functie de vorm. De anatomie van een beenstuk is dus bepaald door de druk en rek die ervan wordt gevraagd. De belasting die een beenstuk moet ondergaan, ligt bijna altijd buiten het middelpunt van het beenstuk. Daardoor zijn bijna alle beenderen gebogen. Op plaatsen waar weinig stress heerst, is het bot vaak dun. Rek en compressie in een beenstuk wekken elektrische signalen op die de osteoblasten stimuleren. Osteocyten fungeren als een soort sensor. Wanneer de druk, of rek in een bepaalde richting heel erg hoog is, gaat de osteocyt informatie naar de osteoblasten en osteoclasten sturen om het bot te remodelleren.
Opdracht:
1. Leg uit aan de hand van de groei van het pijpbeen hoe je als hoefsmid een afwijkende stand kunt corrigeren bij een jaarling.
2. Leg uit wat aan de hand van het remodelleringsproces wat het effect kan zijn van het bekappen van een paard die een half jaar lang in de wei heeft gelopen en in die periode niet is bekapt.
3. Kun je een afwijkende stand corrigeren bij een hengst die eind augustus uit de koppel wordt gehaald om klaargemaakt te worden voor de hengstenkeuring?
4. Wat zou er kunnen gebeuren wanneer een veulen een klap krijgt van een ander paard uit de koppel aan de laterale zijde (buitenkant) van het pijpbeen tegen de bovenste groeischijf?
Verdieping
Hieronder staan een aantal animatiefilmpjes (engels) over opbouw van bot, de botcellen en hun functie en het remodelleringsproces.
Aniamtie opbouw botweefsel
Animatie botweefsel
Osteoblasten en osteoclasten
Remodelleren bot
Botten/beenderen
De ondervoet bestaat uit het gedeelte van het been vanaf de kogel: het kootbeen, kroonbeen, straalbeen en het hoefbeen. We onderscheiden drie gewrichten: het kootgewricht (de kogel) tussen pijpbeen en kootbeen, het kroongewricht tussen koot- en kroonbeen en het hoefgewricht tussen kroon- en hoefbeen. Dit zijn alle drie scharniergewrichten, wat betekent dat de ondervoet alleen een strekkende en buigende beweging kan maken, dus naar voren en naar achter.
Opdracht:
Jullie krijgen het werkblad 'Anatomie ondervoet: botten/beenderen'. Vul eerst de onderdelen in die je al weet.
De onderdelen die je nog niet kunt benoemen kun je vervolgens met behulp van de volgende links opzoeken:
Anatomie van het paard: het skelet
Anatomie ondervoet
Hoefkraakbeen = rood gekleurd
Het hoefkraakbeen
Aan de hoefbeentakken bevinden zich aan beide zijden van het hoefbeen kraakbeenplaten. Deze kraakbeenplaten zijn ook met het kroonbeen verbonden door ligamenten (= bindweefselstroken). Ze kunnen door hun buigzaamheid en verbinding met zowel hoef-als kroonbeen zijdelings naar binnen en naar buiten bewegen. Ze steken gedeeltelijk boven de kroonrand uit.
Boven de kroonrand in de kootholte kun je de bovenste rand van de hoefkraakbeenderen voelen.
Hoefkraakbeen = blauw, Straalkussen = geel
Opdracht:
Kraakbeen is soepel en buigbaar. Beantwoord met behulp van onderstaande link de volgende vragen:
1. Wat is verbening van het hoefkraakbeen?
2. Kun je dit aan de buitenkant voelen?
3. Welke paarden kunnen dit krijgen?
4. Kun je in je eigen woorden uitleggen wat er in de beweging gebeurt wanneer het hoefkraakbeen niet meer soepel is maar verbeend is?
Verbening hoefkraakbeen
Gewrichten
De botten worden door middel van gewrichten met elkaar verbonden. Zonder gewrichten zou het paard niet kunnen bewegen. Gewrichten zorgen ervoor dat het paard soepele bewegingen kan maken. Gewrichten zijn ook bedoeld om schokken op te vangen die veroorzaakt worden door bewegingen.
Opdracht:
a. Jullie krijgen een schematische tekening van een gewricht (zie werkblad anatomie 'Gewrichten'). Benoem de verschillende onderdelen.
b. In de ondervoet bevinden zich een aantal gewrichten. Welke zijn dit?
c. Welk type gewrichten zijn dit?
d. Kun je uitleggen op welke manier kleine veranderingen in de stand/vorm van de hoef en effect kunnen hebben op de gewrichten van de ondervoet?
Gebruik onderstaande links om de antwoorden te vinden.
Skelet paard
Gewrichtsproblemen paard
Een stukje verdieping...
Zoals overal in het lichaam, kan ook in een gewricht een ontsteking (-itis) ontstaan. Geef antwoord op de volgende vragen:
a. Wat zijn symptomen?
b. Wat zijn de vijf symptomen van een ontsteking in het algemeen? Hoe ontstaan deze symptomen?
c. Wat voor verschijnselen zie ik aan een paard met een gewrichtsontsteking?
d. Noem drie mogelijke oorzaken van een gewrichtsontsteking.
e. Wat kan er gebeuren als een paard een langdurige gewrichtsontsteking heeft?
Je kunt hiervoor het boek 'Hoefproblemen' van Rob van Nassau, de bovenstaande links of andere (betrouwbare) websites gebruiken.
Opdracht:
Beantwoorde de vragen in het onderstaande document. Achter iedere vraag staat welke letter van het goede antwoord je moet nemen; als je deze letters achter elkaar zet, ontstaat een woord. Welk woord ontstaat er?
1. Het hoefkraakbeen zit vast op de ………………………… (1e letter)
2. Het ……………………. Is een scharniergewricht in de ondervoet van het paard. (4e letter)
3. Dit gedeelte van het hoefbeen komt boven de hoefschoen uit. (11e letter)
4. Bij acute laminitis bestaat het risico dat het ………………………… in de hoef (4e letter)
zakt, ten gevolge van een ontsteking van de hoeflederhuid.
5. Verkalking van het hoefkraakbeen kan leiden tot ……………………………. (1e letter)
6. Dit botje is onderdeel van het hoefkatrol ……………………………… (3e letter)
7. Deze botjes zijn in de loop van de evolutie ontstaan, door de druk van de (4e letter)
buigpezen.
8. Wat loopt er door de wandsleuf op het hoefbeen? (1e letter)
9. Een ander woord voor de kogel. (1e letter)
10. Een van de mogelijke oorzaken van artrose is ……………………………… van het paard (5e letter)
11. Wat is er bij artrose versleten? (8e letter)
12. In de loop van de evolutie zijn de middelste drie middenhands- en
middenvoetsbeentjes zijn bij het paard versmolten tot het ………………………. (7e letter)
13. Dit botje heeft de vorm van een boot. (10e letter)
Pezen en banden
De ondervoet kent geen spieren, alleen banden en pezen. De pezen in de ondervoet komen vanuit de spieren die zorgen voor de voor- en achterwaartse beweging.
Opdracht:
Hieronder vind je het werkblad 'Anatomie Ondervoet - Pezen en banden':
Vul deze in en gebruik hiervoor de volgende links (N.B. staat er een latijnse benaming die je niet kent? Gebruik dan het internet om te vertalen en de Nederlandse benaming te vinden!):
Anatomie paard spieren en pezen
Schematische tekening buig en strekpezen
Ondervoet paard
Om een beeld te krijgen hoe een kleine verandering in stand grote gevolgen kan hebben voor de pezen van de ondervoet lezen jullie een korte samenvatting van de anatomie en fysiologie van de ondervoet bij het paard door Dierenarts van Leeuwen.
Opdracht:
Na het lezen van dit artikel gaan jullie in tweetallen in eigen woorden aan elkaar vertellen wat het verschil is tussen een platte en een steile hoefstand met betrekking tot de belasting van de pezen van de ondervoet.
Slijmbeurzen en peesscheden
Zoals we hebben kunnen zien zijn de pezen een zeer belangrijk onderdeel van de paardenbenen. Deze pezen moeten niet alleen op hun plaats gehouden worden, maar ook beschermd worden tegen de omliggende benige structuren. Daarnaast is het belangrijk dat ze soepel kunnen bewegen om hun functie optimaal te kunnen vervullen.
Opdracht:
a. Wat is een slijmbeurs?
b. Wat is een peesschede?
c. Wat is de sesamschede?
d. Tussen de diepe buiger en het straalbeentje ligt een slijmbeurs. Hoe heet deze slijmbeurs?
e. Noem vier structuren die behoren tot het hoefkatrolgebied.
Gebruik om de vragen te beantwoorden de volgende links:
Slijmbeursontsteking
Peesschede ontsteking
Peesschede gallen
Hoefkatrolontsteking
Ondervoet paard
Bloedvaten en zenuwen
In het lichaam lopen de bloedvaten tussen de botten, spieren en weefsels, maar het laatste deel van de teenslagader loopt door het hoefbeen. Deze teenslagader vertakt zich in kleinere slagaders en deze vertakkingen vormen een uitvoering haarvatennetwerk die via de poreuze wand van het hoefbeen de andere delen van de ondervoet bereiken.
Deze haarvaten verenigen zich weer tot aders die de afvalstoffen en het zuurstofarme bloed weer uit de ondervoet afvoeren. Deze aders komen samen in de teenader die het bloed weer richting het hart vervoert.
Opdracht
Bij bepaalde ziektes spreken we van een 'digitale pols'.
a. Wat is een digitale pols?
b. Bedenk minimaal drie oorzaken/aandoeningen waarbij je een digitale pols voelt.
Informatie over de digitale pols kun je o.a. vinden via de volgende link:
Digitale pols
In de hoef bevinden zich de uitlopers van de teenzenuw. Langs elke zijde van het koot- en kroonbeen loopt een zenuwbundel naar het hoefbeen. Een zenuw van elke bundel dringt in elke hoefbeentak, vertakt naar de onderrand toe en eindigt aan de overgang de wand en zool. De overige zenuwen vertakken onderweg naar het hoefbeen en eindigen ter hoogte van de kroonlederhuid. Deze eindvertakkingen eindigen in ontelbare orgaantjes voor tast en pijngevoel. Zool en kroonrand zijn dus bijzonder gevoelig en dat maakt de hoef een erg gevoelig tastorgaan,
Praktische les: hoefmapping
Hoefmapping is het in kaart brengen van de zool van de hoef.
Zoveel paarden, zoveel hoefvormen, maar bepaalde onderdelen zitten altijd op dezelfde, juiste plaats. Wanneer je kunt bepalen waar het hoefbeen (straalbeen en hoefgewricht) zich bevindt kun je nog efficiënter bekappen en ook de groei van de hoef positief beinvloeden.
Met behulp van het onderstaande werkblad gaan jullie in duo's een aantal hoefvormen bekijken en in kaart brengen. Lees de informatie eerst door, daarna ga je hoefmappen op een aantal verschillende paarden/pony's:
Afsluitend
Opdracht:
In de les worden per twee- of drietal kaartjes uitgedeeld. Kijk eerst welke 2 kaartjes steeds bij elkaar horen (sorteeroefening). Als je alle paren hebt gevonden ga je samen 'memory' spelen:
Schud de kaartjes door elkaar en leg ze op de kop op tafel. Wie aan de beurt is draait twee kaartjes om: als de kaartjes bij elkaar horen, mag deze leerling ze pakken en is opnieuw aan de beurt; als ze niet bij elkaar horen worden de kaartjes weer omgedraaid en is de volgende aan de beurt. Wie uiteindelijk de meeste juiste paren heeft omgedraaid en dus de meeste kaartjes verzameld heeft, is de winnaar.
De hoef
De (uitwendige) hoornschoen
De overgang van huid naar hoef noemen we de kroonrand. De lange kroonharen vormen het einde van de vacht. Tussen de huid en de harde hoef bevindt zich de veerkrachtige hoornzoom. Deze hoornzoom bestaat uit elastisch hoorn, is 1-2 cm breed en loopt uit in een dun laagje uitermate hard hoorn van 5-10cm wat de hoornwand voor een gedeelte bedekt/beschermd (glazuurlaag).
Vanuit de kroonrand groeit de buitenste laag van de hoefwand naar beneden, 6-10mm per maand. Dit betekent dat de hoefwand ongeveer iedere 8 maanden compleet vervangen wordt.
De hoornschoen is uit meerdere delen opgebouwd die samen een geheel vormen en wordt gevormd door de hoeflederhuid:
- De zoomrand
- De hoornwand
- Het straalkussen
- De steunsels
- De zool
Opdracht:
Hieronder vind je het werkblad 'De Hoef'. Vul voor dit onderdeel de eerste pagina in. Begin met de onderdelen die je al weet.
Lees en leer via de volgende link, waar je de onderdelen die je nog niet kunt benoemen gaat opzoeken:
De hoef van het paard
Hoeflederhuid
De uitwendige hoornschoen wordt geproduceerd door de hoeflederhuid.
De hoeflederhuid heeft geen vet en zweetklieren (m.u.v. de straallederhuid die wel enkele zweetklieren bevat), bevat veel bloedvaten en zenuwen en wordt ook wel ‘het leven’ genoemd en maakt de verbinding tussen het levende deel van de hoef met de hoornschoen.
De hoeflederhuid bestaat uit de volgende onderdelen:
- Zoomlederhuid: bevindt zich vlak boven de kroonrand en produceert de hoornzoom/glazuurlaag
- Kroonlederhuid/kiemlaag: bevindt zich bij de kroonrand en ontwikkeld hoorn van de hoefwand in de vorm van sterke hoornpijpjes. Daarnaast ontwikkeld de kroonlederhuid bij de overgang naar de wandlederhuid de hoornlamellen
- Wandlederhuid: deze sluit aan op de het botvlies van het hoefbeen en ontwikkelt tussen de hoornlamellen de z.g.n. vleeslamellen.
- Straallederhuid: deze produceert het zachtere straalhoorn van het straalkussen en de hoefballen
- Zoollederhuid: deze sluit direct aan op het botvlies van de onderzijde van het hoefbeen en produceert het flexibele zoolhoorn
- Steunsellederhuid: de wandlederhuid slaat aan de achterzijde bij de verzenen om en keert terug naar voren waar het de steunsellederhuid vormt.
Opdracht:
Vul op bladzijde 2 van het werkblad 'De hoef' de onderdelen van de doorsnede van de hoef in. Gebruik hierbij deze schematische afbeelding van de doorsnede van de hoef:
Hoorn
De hoeflederhuid kan hoorn produceren. De hoornproductie is echter op een bijzondere manier georganiseerd.
De wandlederhuid (vastgehecht aan de buitenzijde van het hoefbeen) maakt maakt maar over een heel klein gebied hoorn. De gehele hoornwand wordt in de kroonrand geproduceerd door de zoom- en kroonlederhuid en dus niet door de wandlederhuid. Het grootste oppervlak van de wandlederhuid produceert geen hoorn maar bestaat uit lamellen van levend materiaal, de zogenaamde vleeslamellen of dermale lamellen. Deze verticaal georiënteerde lamellen passen precies tussen de hoornlamellen van de hoornschoen. Omdat deze vleeslamellen (in tegenstelling tot de hoornlamellen) bestaan uit levend weefsel met een goede doorbloeding kunnen ze ook ontstekingen krijgen. Een zeer bekende steriele ontsteking van de vleeslamellen is de zeer gevreesde hoefbevangenheid.
De onderzijde van de hoef, bestaat uit zool, straal, steunsels en hoefballen en is volledig van hoorn. De eigenschappen van het hoorn van zool, straal, steunsel en hoefbal zijn verschillend. Onder het hoefbeen wordt het harde, grove en elastische hoorn gevormd door de zoollederhuid. In het gebied van de straal produceert de straallederhuid veerkrachtig, fijnvezelig hoorn. Ook de eigenschappen van het hoorn dat geproduceerd wordt door steunsellederhuid en ballederhuid zijn weer aangepast aan hun functie.
Opdracht:
Maak voor jezelf een schematische tekening van de hoornschoen, waarbij je het pijpjeshoorn, de lamellen/plaatjeslaag, de witte lijn, het hoefbeen en de zoollederhuid/zoolhoorn tekent en benoemt.
Gebruik hiervoor de volgende link:
Groei en verbinding van de hoef
NB Als er een preparaat van een hoefschoen in het klaslokaal aanwezig is, pak deze er dan bij en bekijk goed hoe dit er aan buiten- en binnenkant uitziet. Herken je de structuren?
Opdracht plaatjeslamellen:
De verbinding tussen de vleeslamellen en de hoornlamellen is zeer sterk, je kunt het vergelijken met klittenband. Het is bijna onmogelijk de hoefwand van de voet af te trekken.
Ga in tweetallen zitten. Een van jullie vlecht de vingers van je linker en rechterhand in elkaar en de ander maakt een vuist met twee handen en probeert de gevlochten handen uit elkaar te duwen. Dan ervaar je de stevige verbinding van de lamellen/plaatjeslaag.
Opdracht pijpjeshoorn:
Ga in tweetallen zitten en neem een verfkwast en een paar zwemflippers.
Bekijk het filmpje van Anne Schuite.
Ga nu eens aan de hand van deze verfkwast benoemen/ervaren hoe het pijpjeshoorn door drukverschil reageert.
Ga daarnaast eens lopen met zwemflippers aan en ervaar eens hoe het is voor een paard met te lange hoeven hoe het is met de afwikkeling van de hoeven.
Video Anne Schuite
Hoefmechanisme
De hoef lijkt misschien hard en onvervormbaar, echter zij is zeer flexibel. Bij ieder pas zet de hoef uit bij het neerzetten en krimpt weer in bij het optillen. De vormverandering en hoe deze ontstaat wordt (in vitro) duidelijk gemaakt in de onderstaande video's van de Swedish Hoof School. Hierin wordt getoond welke invloed het hoefmechanisme heeft binnenin de hoef en hoe deze beweging ontstaat en eruit ziet als je van buitenaf naar de hoef kijkt:
Video Hoefmechanisme deel 1 (SwedishHoofSchool)
Video Hoefmechanisme deel 2 (SwedishHoofSchool)
De vormverandering van de hoef tijdens de gang, het uitzetten en krimpen, werkt als een pomp. Hierdoor wordt het bloed rondgepompt in de hoef en het onderbeen. Dit noemen we het hoefmechanisme.
Er zijn heel veel redenen waarom het bloed omlaag wil stromen naar de hoef:
- De zwaartekracht. Paarden zijn grote dieren en zoals bij alle grote dieren heeft het bloed de neiging om naar het laagste punt te stromen.
- In paardenbenen zitten, in tegenstelling tot in mensenbenen, nauwelijks spieren die het bloed opstuwen naar boven toe.
- Paardenbenen zijn lang en tijdens het lopen onderhevig aan centrifugaalkrachten die het bloed naar de uiteinden stuwt (strek je arm maar eens naar beneden uit, en zwaai er hard mee heen en weer zoals de benen van een rennend paard. Voel je hoe het bloed naar je vingertoppen wordt gestuwd?)
- Massatraagheid. Bij iedere stap tijdens het aanraken van de grond heeft het bloed de neiging om nog even door te blijven stromen. Wij mensen gaan als we koude tenen hebben op de grond stampen om meer bloed naar onderen te stuwen. Bij paarden helpt dit verschijnsel mee om bloed naar de hoeven te stuwen.
Door het hoefmechanisme wordt het bloed weer omhoog gepompt. Het hoefmechanisme is van groot belang voor de bloedvoorziening van het hele paardenbeen. Het vermoeden bestaat dat er in vijf stappen wel een liter bloed door de hoeven wordt gepompt!
Opdracht:
Op het werkblad 'Hoefmechanisme' staan de 4 fasen van het hoefmechanisme. Beschrijf bij iedere fase in je eigen woorden wat er precies gebeurt met het bloed in de hoef.
Bespreek vervolgens jouw omschrijving met die van je buurman/-vrouw.
Een goede doorbloeding is voor het hele lichaam van groot belang, maar ook in een paardenbeen. Het bloed voert voedingsstoffen voor de spieren met zich mee en afvalstoffen af. Deze toe- en afvoer van stoffen zijn ook voor het goed functioneren van de benen en de hoeven belangrijk.
De voet bevat zeer veel bloedvaten dat zorgt voor de voeding en de groei van de hoornschoen. Wanneer een paard voor langeren tijd stilstaat, zal de hoorngroei dan ook verminderen. Bij zieke en kreupele paarden zal de hoorngroei soms zelfs tijdelijk stilstaan.
Behalve het zorgen voor een goede doorbloeding heeft het hoefmechanisme nog een aantal andere functies:
Schokdemping: Het hoefmechanisme zorgt er samen met de straal voor dat de pezen niet bij iedere pas harde ´klappen´ te verduren krijgen.
Reiniging: Doordat de straalgroeven bij iedere pas even minder diep worden, wordt het vuil in de hoef er als het ware ´uit gedrukt´, waardoor de hoef zichzelf reinigt. Naast het reinigen van de onderkant van de hoef reinigt het hoefmechanisme het bloed ook door de afvalstoffen af te voeren.
De hoefkraakbeenderen spelen een belangrijke rol in het hoefmechanisme. Ze werken als een flexibel bouwwerk om het hoefgewricht heen. Als iets het hoefkraakbeen beïnvloedt heeft dat ook effect op bijna alles om het hoefgewricht.
Om dit te illustreren wat een klein verschil grote gevolgen kan hebben bespreken we in dit kader het verschil tussen hiellanding en toonlanding. Lees hiervoor de informatie van de volgende link:
Hoefmechanisme
Afsluitend
Opdracht:
Voor de hoofdstukken die nu behandeld zijn ('anatomie van de ondervoet' en 'de hoef') ga je een aantal toetsvragen opstellen. Je maakt over ieder hoofdstuk 2 goede open vragen (4 open vragen in totaal dus) en 5 goede meerkeuzevragen over de verschillende onderwerpen (10 meerkeuzevragen in totaal dus).
De vragen mail je aan het eind van de les naar je docent.
(NB: Wanneer je kwalitatief goede vragen opstelt, bestaat de kans dat je een of meer van je vragen terugziet op de toets...)
Aanvullende opdracht:
Wanneer je tijd over hebt heeft de docent een aanvullende opdracht, waarmee je je iegen kennis kunt testen en die je ook helpt voorbereiden op de toets. Vraag om deze opdracht als je klaar bent met alle andere opdrachten.
Been- en voetstanden
Voor paarden is een goede beenstand essentieel. Er is een duidelijk verband tussen een normale stand, normale gangen, normale hoefvorm en een afwijkende stand, afwijkende gangen, afwijkende hoefvorm. Een afwijkende stand heeft invloed op de ruimte, het gemak, de soepelheid en de correctheid van de beweging/gangen en dus ook op het uithoudingsvermogen en de snelheid.
Elk paard heeft een eigen individuele beenstand. Als hoefsmid dien je hier voldoende rekening mee te houden. Daarom is het van belang alles te weten over het exterieur, beenstanden, voetstanden, voetvormen en gangen.
Bij jonge veulens tot 6 maanden leeftijd kan door goed management bij het onderhouden van de hoefjes een afwijkende beenstand vaak corrigeerd worden. Correcties na een leeftijd van 3 jaar zijn niet wenselijk, omdat de groeischijven dan gesloten zijn. Kleine veranderingen hebben grote gevolgen voor de belasting van de gewrichten en pezen.
Hoefvorm
Gemiddeld groeit een paard 6 tot 10 millimeter hoefwand per maand. In 5 tot 14 maanden groeit het paard een volledig nieuwe hoefwand.
Door de vorm van de hoef groeit de hoefwand in dezelfde hoek naar beneden. De hoefwand die aan de onderkant van de hoef bij de zool uitsteekt zal steeds verder naar voren doorgroeien.
Als een hoef te lang is zal het anatomische middelpunt van de hoef (rode stippellijn) relatief steeds verder naar achteren komen te liggen. De verhoogde druk van het lichaamsgewicht op de achterkant van de hoef is voor het paard oncomfortabel; in een anatomisch correcte situatie, zou de druk immers gelijkmatig verdeeld zijn. Met andere woorden, de hoef is hier niet geschikt voor.
Opdracht
Deze opdracht wordt beoordeeld met een cijfer.
Jullie gaan een informatieve poster/muurkrant maken over de verschillende hoefvormen.
Iedere leerling krijgt een of meerdere hoefvormen toegewezen. Over deze hoefvorm(en) ga jij zoveel mogelijk informatie verzamelen. Met deze informatie maak je een aansprekende poster/muurkrant, die je in een hoefdmederij (of in jouw bus bijvoorbeeld) zou kunnen ophangen als informatievoorziening voor je klanten.
Je krijgt 2 lesuren de tijd om aan de poster te werken. Je levert de poster uitgeprint in kleur op A3 in aan het begin van de les, op de datum die je docent aangeeft (zie ook het microrooster; niet op tijd ingeleverd = 1)!
NB.: Deze muurkrant kan ook digitaal worden gemaakt via Glogster!
Normale hoefvorm
Veulenhoef
Wijde hoef
Nauwe hoef
Ondergeschoven verzenen
Hoefringen
Brokkelhoef
Bokhoef
Scheve/Kromme hoef
Plathoef
Volhoef
Knolhoef
Klemhoef
Hieronder vind je het beoordelingsformulier, aan de hand waarvan jouw poster wordt beoordeeld.
Ondervoet
De voetas is de denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door het midden van koot-, kroon- en hoefbeen. zowel van de voorzijde als van de zijkant gezien:
Als de voetas van voren en van opzij recht is (zoals in de afbeelding hiernaast) neemt men aan dat de belasting van de ondervoet optimaal is. De voortbeweging kan dan optimaal kan worden uitgevoerd. Vanaf de zijkant gezien, maakt de voetas dezelfde hoek met de bodem, als de toon van de hoornwand: voor de voorvoet is dit 45 tot 50 graden en voor de achtervoet is dit 50 tot 55 graden.
Opdracht:
Er worden een aantal enveloppen uitgedeeld. In deze enveloppen zit informatie over verschillende soorten voetassen. Aan jullie de taak om te proberen de juiste informatie bij elkaar te sorteren.
De theorie over de voetas vind je op pagina 53 t/m 56 en 62 t/m 65 van je cursusboek (groene reeks) 'Hoefverzorging en hoefbeslag'. Lees deze theorie en doe je boek daarna dicht, voordat je aan de volgende opdracht begint.
De normale voetas is dus 45° tot 50° voor de voorvoet. In dit geval maakt het been een normale pas. De hoef kan dan goed over de toon rollen en de kans op blessures is klein.
Bij een naar achteren gebroken voetas is de voetas kleiner is dan 45° bij de voorvoet. Een naar achteren gebroken voetas gaat dus gepaard met een lange toon en korte verzenen. In dit geval wordt de paslengte groter (langere passen) en wordt de beweging van het paard belemmerd, doordat de hoef niet goed over de toon kan rollen.
Bij een steile hoef is de voetas naar voren gebroken. De voetas voor de voorvoet is dan groter is dan 55°. Een naar voren gebroken voetas wordt gezien bij een korte toon en hoge verzenen. De paslengte is hierbij klein (kortere passen) en de gang dus kort, omdat de hoef te snel over de toon rolt en hoger wordt opgetilt.
Opdracht
1. Hoe is de voetas van een correct bekapt paard met een franse stand? Maak een tekening
2. Bij welke afwijkende stand kan de voetas niet rechtgemaakt worden?
Voorbenen
Bij de ideale stand van de voorbenen vanaf de voorzijde gezien, loopt de loodlijn recht door het midden van het voorbeen en de hoef. De afstand tussen de beide hoeven is ongeveer een voetbreedte.
Vanaf de zijkant gezien loopt de loodlijn door het voorbeen recht naar beneden, waarbij de lijn van het schouderblad parallel loopt aan de ondervoet.
Gebruik voor de volgende opdracht je cursusboek (groene reeks) 'Hoefverzorging en hoefbeslag' p. 57 t/m 60.
Opdracht:
De klas wordt verdeeld in twee groepen. Ieder groep krijgt materiaal om een Dominospel te maken. Het is de bedoeling dat jullie dominostenen maken die op de ene helft een tekening van een stand van de voorbenen en op de andere helft een beschrijving van een (uiteraard andere) stand hebben staan. Zorg dat er voldoende Dominostenen zijn om het spel te kunnen spelen.
Na een oefenronde wisselen jullie de spellen aan elkaar uit.
Achterbenen
Bij de ideale stand van de achterbenen vanaf de achterzijde gezien staan ze evenwijdig met de hoeven op een hoefbreedte afstand van elkaar. De loodlijnen uit de zitbeenknobbels komen juist achter het midden van spronggewricht, pijp, kootgewricht, kroon en hoef. De gewrichten zijn dan evenredig belast en kunnen regelmatig naar voren gebracht worden.
Lees pagina 57 t/m 62 van je cursusboek (groene reeks) 'Hoefverzorging en hoefbeslag'. Doe daarna je het boek dicht en begin met de volgende opdracht.
Opdracht:
Jullie krijgen een enveloppe met afbeeldingen en beschrijving van de verschillende standen. Zoek de juiste beschrijving bij de afbeelding.
Opdracht
Opdracht verslag
Deze opdracht wordt beoordeeld met een cijfer.
De afgelopen lessen hebben jullie je bezig gehouden met de verschillende been- en voetstanden die je kunt tegenkomen bij paarden. Voet as, been- en voetstanden hebben gevolgen voor de beweging en soms ook de gezondheid van een paard. Daardoor kunnen ze ook gevolgen hebben op het doel waarmee een paard wordt gehouden. Voor deze opdracht ga je je verdiepen in de gevolgen van een aantal afwijkende been- en voetstanden en maak je hier een verslag over.
Doel
- Je (her)kent de verschillende been- en voetstanden
- Je begrijpt het gevolg van een afwijkende been- en/of voetstand op het gangwerk
- Je begrijpt het verband van een afwijkende been- en/of voetstand met bepaalde aandoeningen
Wat moet je doen?
Je gaat een verslag maken over een aantal verschillende afwijkende standen en de mogelijke gevolgen hiervan op de gezondheid, beweging, het gebruiksdoel van het dier.
Iedere student krijgt van de docent een casus. Je gaat hierover zoveel mogelijk informatie verzamelen in het cursusboek ‘Hoefverzorging en hoefbeslag’ wat in de les is uitgereikt, eventueel aangevuld met andere betrouwbare bronnen. Wat is normaal? Welke gevolgen heeft de aan jou toegewezen standafwijking op de beweging van het betreffende paard? Kan deze standafwijking ook gevolgen hebben op de gezondheid van het paard en hoe dan? Heeft dit alles gevolgen voor het gebruiksdoel van het paard en welke? De informatie verwerk je in een verslag, wat voldoet aan de richtlijnen voor verslagen die op school gelden.
Je krijgt 3 lesuren de tijd om aan het verslag te werken. Wat je niet af krijgt in de les doe je thuis (let op: niet op tijd ingeleverd betekent een 1). Inleveren mag per e-mail bij je docent.
Waar wordt je op beoordeeld?
- Opdracht inhoudelijk
- Volledigheid/diepgang
- Juistheid
- Gebruik van afbeeldingen ter verduidelijking
- Aftrekpunten voor:
- Rommelige lay-out
- Taalgebruik (niet goed leesbaar? geen eigen bewoordingen? geen correcte spelling en termen?)
- Geen gebruik van de richtlijnen voor verslagen zoals die op school gehanteerd worden
Succes!
Praktijkles
We hebben nu een heleboel theorie over hoefkennis behandeld. Nu gaan we het geleerde in de praktijk brengen.
Opdracht:
Jullie gaan in tweetallen een paard beoordelen aan de hand van een checklist. Eerst gaat de een de checklist invullen, waarbij de ander het paard vasthoud en monstert. Daarna wisselen jullie de rollen om.
Opdracht video paard
Opdracht:
Jullie gaan in groepjes van 2-3 studenten een video maken van een paard, waarin jullie duidelijk in beeld krijgen van:
-de gang van het paard
- de stand van de voor-en achterbenen
- de voetas
- de hoefvorm
In deze video geven jullie met behulp van de checklist paardenhoeven duidelijke uitleg bij wat je ziet. Afsluitend geven jullie een duidelijk advies over de manier waarop dit paard bekapt zou moeten worden.
De film mag 5-10 minuten duren en wordt beoordeeld.
Voor deze opdracht krijgen jullie 4 lesuren. Kijk voor de deadline op het microrooster.
De video's gaan we gezamelijk in de les bekijken.
Leerjaar 1: Powerpoints uit de les
Via de volgende link kom je bij de Powerpoint presentaties die in de les gebruikt zijn:
Link naar intranet
LEERJAAR 2: HOEFKENNIS VERBREDING
Tijdens het tweede en derde leerjaar worden de afwijkingen, aandoeningen en/of ziekteprocessen behandeld. Dit gedeelte vind je hieronder en houdt verband met de algemene hoefkennis van het eerste leerjaar.
Omdat de theorie van het eerste leerjaar gekend moet zijn, kunnen de bovenstaande onderdelen eerst doorlopen worden. Om je kennis te testen kan vervolgens 'Check-in-duo's' gedaan worden met behulp van het volgende document:
Hoe werkt check-in-duo's?:
Maak de vragen voor jezelf (individueel dus). Je zou ze m.b.v. de behandelde theorie en je reader op moeten kunnen lossen. Ben je klaar? Vergelijk dan je antwoorden met je buurman of –vrouw. Zijn er nog vragen waarbij jullie twijfelen over het antwoord? Vergelijk dan eerst met een ander koppel. Onduidelijkheden worden daarna klassikaal besproken.
Inleiding
Er is nog weinig bekend over het voorkomen van hoefaandoeningen bij paarden in Nederland en de invloed van verschillende managementfactoren. In 2012 heeft de Gezondheidsdienst van Dieren (GD) in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde, een pilotonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat 72% van de paarden een hoefaandoening heeft.
De frequentie van het bezoek door de hoefsmid varieerde van elke zes à acht weken tot twee keer per jaar. Wanneer de hoefsmid vaak op bezoek kwam, was de kans op hoefaandoeningen en ongelijkheid van de hoeven duidelijk minder.
De resultaten van dit pilotonderzoek geven slechts een eerste indruk van de hoefgezondheid van de Nederlandse paardenpopulatie. Aangezien veel paarden hoefaandoeningen lijken te hebben is het, in het kader van duurzaamheid en dierwelzijn, belangrijk om meer inzicht te krijgen in de invloed van verschillende managementfactoren. Daarnaast zijn Nederlandse (sport)paarden populair in het buitenland, dus er speelt ook een economisch belang. Om betere voorlichting te kunnen geven over de preventie van hoefaandoeningen, dienen we mogelijk meer op bedrijfsniveau te gaan kijken in plaats van naar het individuele dier.
Het mag duidelijk zijn dat hier een rol ligt voor de hoefsmid, niet alleen voor de hoefverzorging, maar zeker ook als adviseur voor de paardeneigenaar.
Onderzoek GD naar hoefaandoeningen
Artikel 'Hoefaandooeningen in beeld'
Meest voorkomende hoefaandoeningen in de praktijk
Uit het onderzoek van de Gezondheidsdienst voor dieren werden de volgende hoefaandoeningen waargenomen:
- hoornscheuren (71,4%)
- losse wand (7%)
- white line disease (4,4%)
- rotstraal (48%)
- zoolkeuzing (13,3%)
- groeiringen (20%)
Opdracht 1:
Jullie gaan voor een van deze aandoeningen een folder maken.
Doel:
- Je kunt een eigenaar overtuigen van de noodzaak van managementmaatregelen bij het voorkomen van hoefaandoeningen
- Je kunt aan de eigenaar een behandelplan voorleggen, rekening houdend met de fysieke/ psychische en financiële (on)mogelijkheden in de bestaande situatie. Jij kan het verhaal vertellen in jouw eigen woorden.
Opdracht 1a:
Zoek informatie over:
- De omvang van hoefproblemen
- Hoe is de hoefaandoening te herkennen?
- Wat zijn de risico’s voor het paard?
- Welke mogelijkheden zijn er om de hoefaandoening te behandelen?
- Is de hoefaandoening te voorkomen? Zo ja: hoe?
Opdracht 1b:
Maak van je bevindingen een representatieve folder. Bedenk dat je deze folder aan jouw klanten kunt meegeven, daarom niet meer dan maximaal 2 A4. Door de toon van de folder maak je paardeneigenaren duidelijk dat stalmanagement erg belangrijk is in het voorkomen van hoefaandoeningen; zonder dat je de eigenaar “aanvalt”. Tevens geef je de weg aan, die de eigenaar kan/ moet bewandelen om tot resultaat te komen op moment dat hun paard deze hoefaandoening heeft.
Je levert je folder in kleur uitgeprint in (zoals je heb ook voor je bedrijf zou gebruiken). De beoordeling van de door jouw gemaakte folder vindt plaats aan de hand van het volgende beoordelingsformulier:
Andere hoefaandoeningen in de praktijk: portfolio-opbouw
Opdracht portfolio:
Tijdens je stages zul je verschillende afwijkingen/aandoeningen/ziektes tegenkomen. Gedurende de rest van dit jaar ga je hier informatie over verzamelen:
Beschrijf voor zoveel mogelijk aandoeningen minimaal een case. Neem het signalement van je patient hierin op, de anamnese (=ziektegeschiedenis), de (waarschijnlijkheids)diagnose, de toegepaste behandeling en, indien van toepassing, het verloop van het proces. Verzamel hierbij ook beeldmateriaal (foto's, video's) als de situatie (m.a.w. de eigenaar) hiermee akkoord gaat.
Op deze manier bouw je een portfolio op, waarmee je aan het eind van je opleiding je bekwaamheid (vaardigheden) kunt ondersteunen. Uiteindelijk ga je een van je mooiste cases uit je portfolio uitwerken en presenteren aan de rest van de klas; deze presentatie wordt beoordeeld.
Hieronder vind je het beoordelingsformulier bij deze opdracht:
Van tevoren wordt overlegd met de docent wie welke aandoening bespreekt. In het microrooster is te zien wanneer de presentaties worden gehouden.
Hoefzweer
Een hoefzweer ofwel ‘pododermatitis’ is een ontsteking van de hoeflederhuid en komt vaak voor bij het paard. Door de vorming van pus ontstaat er druk op de zool en het hoefbeen, wat ernstige pijn bij het paard veroorzaakt. In acute gevallen staat het paard 'op drie benen', maar bij een hoefzweer die onder de hele zool zit (en dus minder lokaal) ontstaat een eerder matige en langduriger kreupelheid.
Pododermatitis kan verschillende oorzaken hebben: slechte hygiëne, vernageling door de hoefsmid, een steentje, een zoolkneuzing of een onbekende oorzaak.
Het probleem begint meestal in de ondervlakte van de voet doordat het paard op vuil of steentjes trapt. Hierdoor ontstaat een ontsteking (pododermatitis). Deze ontsteking begint altijd van onder de zool, maar kan via de wandlederhuid (tussen hoornwand en hoefbeen) naar boven (rode lijn ) om daar vervolgens uit te breken. De pus zoekt zich altijd een weg naar buiten (de weg van de minste weerstand!).
Bij verwaarlozing van een hoefzweer kan de ontsteking zich evt. uitbreiden in de hoef en het hoefbeen aantasten.
Je gaat zo enkele opdrachten maken. Bekijk hiertoe eerst de onderstaande video:
Video Hoefzweer
Gebruik voor de onderstaande opdrachten de informatie uit de video die je net gekeken hebt en de volgende links:
Hoefzweer (Engels)
Pododermatitis
Ontstaan en behandelen zoolzweer
Opdracht 1:
- Stel je voor: een groot, jong paard slaat tijdens de training regelmatig met zijn linker achtervoet tegen de bakwand, omdat hij nog wat moeite heeft met bepaalde oefeningen. Waarom heeft dit paard een vergroot risico op een hoefzweer? Leg in eigen woorden concreet uit hoe het proces verloopt wanneer je niet zou ingrijpen bij het ontstaan van de hoefzweer.
- Wanneer een hoefzweer ontstaat gaat een paard kreupel lopen. Loopt een paard met een hoefzweer in de meeste gevallen ernstig, matig of nauwelijks kreupel? Waarom is dit zo?
Opdracht 2:
Wanneer je een paard met een hoefzweer niet juist behandelt kan een prolaps van de lederhuid ontstaan.
- Leg uit wat hiermee bedoeld wordt
- Wanneer ontstaat een prolaps (m.a.w. hoe moet je dus NIET handelen)?
Opdracht 3:
Stel een behandelplan op voor een eigenaar met een paard waarbij sprake is van een beginnende hoefzweer, maar waarbij deze nog niet rijp is.
Vergelijk jouw behandelplan met een klasgenoot. Zijn er verschillen?
Een stukje verdieping
Tot slot vind je via de volgende link een uitgebreid uitgewerkte case uit de praktijk, van een paard met ernstige pododermatitis. Dit is bedoeld ter verdieping:
Case pododermatitis (Rob van Nassau)
Nageltred
Nageltred is de term die gebruikt wordt wanneer de hoefschoen geperforeerd wordt door een scherp voorwerp (spijker, houtsplinter, stuk glas, e.d.). Afhankelijk van de plaats waar dit gebeurd en hoe diep het voorwerp komt kunnen diepergelegen delen beschadigd raken.
Opdracht 1:
Beschrijf voor elke pijl welke structuren van de hoef worden geraakt bij nageltred op die plaats.
Op welke plaats verwacht je de grootste problemen: bij de witte, blauwe of rode pijlen?
Leg uit waarom (en wanneer) er in het geval van Nageltred een samenwerking van hoefsmid en dierenarts plaatsvindt.
Controleer je antwoord m.b.v. onderstaand links:
Nageltred
Acute en chronische nageltred
Als het voorwerp de hoef volledig geperforeerd heeft moet de dierenarts dit verwijderen. Mocht dit niet kunnen vanwege gevaar voor verdere verwonding onthoudt dan de steekrichting, locatie en diepte en bewaar het voorwerp voor de dierenarts.
Bij nageltred zal er altijd van uitgegaan worden dat delen in de hoef geïnfecteerd en beschadigd zijn. De dierenarts zal dan ook doormiddel van röntgenfoto’s moeten achterhalen wat de prognose is, en welke kansen een goede behandeling biedt.
Het hoorn rond het steekkanaal zal weggesneden moeten worden zodat ontstekingsvocht (pus) makkelijk weg kan lopen. Ook een hoefverband kan worden aangelegd.
Het paard wordt in de gaten gehouden op koorts en eventuele zwellingen.
Mocht er na enkele dagen geen verbetering plaats vinden, of als de symptomen zelfs verergeren dan zal operatief het geïnfecteerde en afgestorven weefsel verwijderd moeten worden. Indien nodig zal hoefgewricht, slijmbeurs of peesschede uitgebreid gespoeld worden.
Het is belangrijk om na te vragen of het paard gevaccineerd is tegen tetanus, omdat de kans op tetanus in zulke gevallen erg groot is. Het paard zal behandeld worden met antibiotica, pijnstillers en ontstekingsremmers.
De onderstaande link bevat extra uitleg over wat te doen met nageltred in de praktijk:
Nageltred in de praktijk
Opdracht 2:
Maak voor jezelf een stroomdiagram, wat je straks in je praktijk zou kunnen gebruiken. Zorg dat hieruit duidelijk wordt welke stappen je neemt, zodat je de juiste acties onderneemt in het geval van nageltred.
NB. Weet je niet wat een stroomdiagram is? Zoek het dan op:
Voorbeeld stroomdiagram
Wat is een stroomschema?
Voor wie zich wil verdiepen kan de volgende studie over een geval van diepe nageltred interessant zijn:
Straalkanker
Straalkanker
Straalkanker en rotstraal zijn twee heel verschillende aandoeningen, die in de praktijk toch veel op elkaar kunnen lijken. Het is dan ook belangrijk beide te kennen en ze in de praktijk te kunnen onderscheiden. Rotstraal is reeds behandeld, zoek eventueel je aantekeningen hierover terug (vraag evt. de voorlichtingsfolder van je klasgenoot digitaal op?).
Maak de volgende opdrachten met behulp van de onderstaande links over straalkanker:
Opdracht 1:
- Wat is straalkanker (ziekteproces)?
- Vul in:
Het micro-organisme wat ervoor zorgt dat het weefsel wat normaal gesproken gezond hoorn aanmaakt ‘hypertroof’ wordt, is een …………………………………. Hypertrofie betekent hier dat er …………………………………………… (keratine) aangemaakt wordt. Onder de zieke plekken van de hoef is de …………………………………………… niet langer beschermd door gezond hoorn, maar in plaats daarvan bedekt met een ……………………………………………………………………… laag die geen bescherming biedt. En dat is natuurlijk pijnlijk.
- Wat is de oorzaak van dit ziekteproces?
- Waar begint straalkanker?
- Welke onderdelen van de hoef kunnen door straalkanker worden aangetast?
- Geef een beschrijving van de symptomen van straalkanker
- Op welke manieren kan de diagnose gesteld worden?
- Hoe kan straalkanker het best behandeld worden?
- Als je in verschillende bronnen kijkt, is er heel verschillende informatie te vinden over de prevalentie (het vóórkomen) van straalkanker. Wat denk jij hier zelf over? Wat is je ervaring vanuit je stage(s)?
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Straalkanker DK Emmeloord
Straalkanker
Straalkanker (UK)
Verschillende stadia straalkanker
Opdracht 2:
Stel met behulp van het onderstaande document een tabel op met daarin de verschillen in de herkenbaarheid tussen straalkanker en rotstraal. Gebruik zowel korte stukjes tekst, als van beide een duidelijke foto. Zorg ervoor dat de tabel bruikbaar is in de praktijk (mocht je het even niet meer weten, een stagair hebben, uitleg aan een eigenaar willen geven etc.).
Vergelijk vervolgens jouw tabel met die van een klasgenoot. Zijn er grote verschillen? Wat blijkt overzichtelijk en praktisch? Heb je een beter idee dan een dergelijk schema (bijvoorbeeld stroomdiagram e.d.)?
Voor wie zich wil verdiepen kan de volgende studie, over een paard met ernstige straalkanker, interessant zijn:
Holle wand
Zoals we eerder hebben kunnen zien is een losse wand een onderbreking van de witte lijn: de verbinding tussen de wandlederhuid en de hoornwand laat los.
Een holle wand is een onderbreking tussen de lagen van de hoornwand; de wandlederhuid blijft daarbij bedekt door een laagje hoorn.
Losse Wand:
Normaal Oppervlakkig Diep
Holle wand:
Oppervlakkig
Diep
Opdracht:
Geef antwoord op de volgende vragen:
- In het boek 'Hoefproblemen' van Rob van Nassau wordt duidelijk uitgelegd hoe het zit met de hoornpijpjes en holle wand. Kun je 1 tekening maken aan de hand waarvan je kort en concreet kunt uitleggen wat het verschil is tussen holle wand en losse wand, en de anatomie van de hoef?
- Is er een verschil de in ontstaanswijze van holle wand ten opzichte van losse wand?
- Is er een verschil in prevalentie (voorkomen) van holle wand ten opzichte van losse wand? Leg uit.
- Op welke manieren kan de aflijning (grootte/diepte) van de holte bij holle wand worden vastgesteld?
- Hoe kun je holle wand vaststellen wanneer een paard nog een ijzer onder heeft?
- Wat is het nadeel van holle wand t.o.v. een gezonde hoef?
- Leg uit hoe welke complicaties kunnen optreden bij holle wand en hoe deze ontstaan.
- Is er een verschil in behandeling tussen holle wand en losse wand?
- Beschrijf de behandeling van holle wand.
- Als je weet bij welk soort hoeven holle wand gezien wordt, welk advies kun je mensen dan geven?
Holle wand op een rontgenopname.
- Wat is de functie van een balkijzer? Bekijk hiertoe de onderstaande links:
Nederlands balkijzer
Belgisch balkijzer
Effect holle wand in bewegend beeld
Afwijkingen aan de verzenen
Opdracht
Je zult in de praktijk vast al afwijkingen aan de verzenen zijn tegengekomen. 3 Aandoeningen aan de verzenen zijn omgekrulde verzenen, ondergeschoven verzenen en verzenenontsteking.
Jullie worden in groepen van maximaal 3 leerlingen verdeeld. Iedere groep krijgt een 'placemat'; dit is een vel papier waarop iedere aandoening in een vak staat. Je gaat zo zitten, dat ieder van jullie een vak voor zich heeft. Probeer zoveel mogelijk informatie die in je opkomt in dit vak te zetten. Na 5 minuten wordt het papier doorgedraaid, waardoor je een ander vak voor je krijgt. Nu vul je de informatie die je klasgenoot heeft opgeschreven aan. Na 5 minuten wordt opnieuw het papier doorgedraaid en krijg je de laatste aandoening voor je, ook die vul je aan. Ten slotte bespreken jullie samen wat er bij iedere aandoening is opgeschreven; hiervoor heb je 5 minuten per aandoening, 15 minuten in totaal dus.
Vervolgens ga je de onderstaande vragen beantwoorden, waarbij je informatie mag opzoeken op internet of in de boeken.
Vragen:
1. Leg uit wat de voetas te maken kan hebben met het ontstaan van omgekrulde verzenen en wat de hoefsmid hiermee te maken heeft.
2. Leg uit waarom kunstofwiggen tot omgekrulde verzenen kunnen leiden.
3. Wat zijn mogelijke gevolgen van omgekrulde verzenen?
4. Beschrijf wat bedoeld wordt met 'ondergeschoven verzenen'.
5. Welke anatomische oorzaken (dus die te maken hebben met de bouw van het paard of de hoef) kunnen ondergeschoven verzenen hebben?
6. Hoe kunnen ondergeschoven verzenen door de mens (smid) veroorzaakt zijn?
7. Ken je nog andere oorzaken van ondergeschoven verzenen?
8. Leg uit wat de voetas te maken kan hebben met het ontstaan van ondergeschoven verzenen.
9. Hoe ontstaat een verzenenontsteking?
10. Welke symptomen vertoont een paard met verzenenontsteking?
11. De diagnose verzenenontsteking is meestal goed te stellen aan de hand van de stand en gang van het paard. Wat is de differentiaaldiagnose? (NB: Weet je niet meer wat differentiaaldiagnose is? Zoek dat dan eerst op!)
12. Verdeel de drie aandoeningen onder de groepsleden. Ieder groepslid zoekt voor zijn/haar aandoening op wat de behandeling door de hoefsmid inhoudt. Dit laatste ga je voor 'jouw' aandoening klassikaal bespreken.
Afwijkingen aan de kroonrand
Opdracht
Je zult in de praktijk vast al afwijkingen aan de kroonrand zijn tegengekomen. 3 Belangrijke aandoeningen zijn rap, de kroonrandbeschadiging en de kroonrandscheur.
Op de papieren die je gekregen hebt maak je voor elk van deze aandoeningen een 'Wordmap: schrijf alle associaties die je met deze aandoeningen hebt op (alles wat in je opkomt), en doe dit dus voor alle drie de aandoeningen. Je hebt hier 5 minuten per aandoening voor (in totaal dus 15 minuten). Je doet dit voor jezelf en overlegt nog niet met klasgenoten.
Na deze 15 minuten geeft de docent een seintje en ga je met je klasgenoten uitwisselen wat jullie hebben opgeschreven.
Vervolgens ga je de onderstaande vragen beantwoorden. Aan het eind van de les wijst de docent voor iedere aandoening een leerling aan, die klassikaal zoveel mogelijk informatie over deze aandoening geeft.
Vragen:
1. Wat is rap?
2. Waardoor ontstaat rap?
3. Op welke plekken kun je rap aantreffen?
4. Welke adviezen geef jij als hoefsmid aan je klanten, om rap te behandelen en/of voorkomen?
5. Welke behandeling pas jij als hoefsmid zelf toe bij rap?
6. Welke oorzaken kan een kroonrandbeschadiging hebben?
7. Is het noodzakelijk om een kroonrandbeschadiging te behandelen? Leg uit.
8. Waar bestaat de behandeling van een kroonrandbeschadiging door de hoefsmid uit?
9. Wat is een kroonrandscheur precies? Leg uit op het niveau van de anatomische onderdelen van de hoef.
10. Noem de verschillende oorzaken van een kroonrandscheur.
11. Wanneer is een kroonrandscheur ernstig tot zeer ernstig?
12. Wanneer je een paard met een kroonrandscheur treft, waar ga je dan op letten bij het onderzoeken van de aandoening?
13. Beschrijf een behandelingsmogelijkheid voor een kroonrandscheur.
Hoornzuil
Een hoornzuil is een cilindervormige groeistoornis van de kroonlederhuid in de lengterichting, aan de binnenzijde van de hoornschoen. De oorzaak is niet geheel bekend, maar waarschijnlijk komt het door het stoten van de kroonrand of een ontsteking. Een hoornzuil wordt alleen verwijderd wanneer het paard er kreupel aan is.
Opdracht:
- Bestudeer onderstaande ppt en links
- vraag uitleg over zaken die je niet begrijpt (aan klas genoten en aan docent)
- Maak vervolgens een aantal meerkeuzevragen (minimaal 5)
- een vraag over: wat is een hoornzuil
- een vraag over mogelijke oorzaken
- een vraag over de symptomen
- een vraag over behandeling
- een vraag over beslag
Stuur deze vragen via de mail door naar je docent.
Hoornzuil video
Verwijderen hoornzuil in beeld
Casus hoornzuil
Foto's van recovery hoornzuil
Casus hoornzuil recovery
Afwijkingen benige gedeelte ondervoet
Hoefkraakbeenderen (blauw) en straalkussen (geel)
Verbening hoefkraakbeenderen
Er zijn verschillende aandoeningen die onder de benige aandoeningen van de ondervoet vallen. Ten eerste de verbening van de hoefkraakbeenderen, die in het vak Algemene hoefkennis (leerjaar 1) al besproken is.
- Verbening van de hoefkraakbeenderen
Aan de hoefbeentakken bevinden zich aan beide zijden van het hoefbeen kraakbeenplaten. Deze kraakbeenplaten zijn ook met het kroonbeen verbonden door ligamenten (= bindweefselstroken). Ze kunnen door hun buigzaamheid en verbinding met zowel hoef-als kroonbeen zijdelings naar binnen en naar buiten bewegen. Ze steken gedeeltelijk boven de kroonrand uit.
Boven de kroonrand in de kootholte kun je de bovenste rand van de hoefkraakbeenderen voelen.
Opdracht:
Kraakbeen is soepel en buigbaar. Beantwoord met behulp van onderstaande link de volgende vragen. Alleen de vragen waarover onduidelijkheden zijn zullen in de les besproken worden:
1. Wat is verbening van het hoefkraakbeen?
2. Kun je dit aan de buitenkant voelen?
3. Welke paarden kunnen dit krijgen?
4. Kun je in je eigen woorden uitleggen wat er in de beweging gebeurt wanneer het hoefkraakbeen niet meer soepel is maar verbeend is?
Verbening van de hoefkraakbeenderen
Andere aandoeningen van het benige gedeelte van de ondervoet zijn:
- chipfractuur van het hoefbeen
- ingekapseld botstuk
- hoef- en straalbeenfractuur
- ostitis
- cyste
Opdracht:
Maak de onderstaande vragen voor jezelf. Gebruik voor het oplossen van de vragen het boek 'Hoefproblemen' van Rob van Nassau, het boek 'Hoefverzorging en hoefbeslag' (groene reeks) of goede internetbronnen (bijvoorbeeld www.hoofcare.nl of www.paardenarts.nl).
Kom je niet uit een vraag? Overleg dan met een klasgenoot. Alleen de vragen waar onduidelijkheden over blijven, zullen achteraf besproken worden in de les.
1. We hebben een aantal lessen geleden een andere aandoening gezien, waarbij een chipfractuur van het hoefbeen of (uiteindelijk) een ingekapseld botstuk kan ontstaan. Om welke oorzaak (aandoening) gaat het?
2. Hoe wordt de diagnose 'chipfractuur van het hoefbeen' gesteld?
3. Na het stellen van de diagnose wordt een paard behandeld. Bij de behandeling van een chipfractuur van het hoefbeen kan er sprake zijn van een samenwerking tussen hoefsmid en dierenarts. Leg uit hoe deze samenwerking eruit ziet.
4. Hoe lang duurt de nabehandeling van een chipfractuur van het hoefbeen (dus tot de wond beschermd is met een dikke laag hoorn), als het fragment geheel verwijderd is?
5. Wat is het verschil tussen een chipfractuur van het hoefbeen en een hoefbeenfractuur?
6. Wat is het verschil tussen een fractuur en een fissuur?
7. Bij het ontstaan van een fractuur of fissuur van hoef- of straalbeen is een paard direct 'fractuurkreupel'. Leg uit wat met deze term bedoeld wordt.
8. Een chipfractuur van het hoefbeen wordt anders behandeld dan een fractuur of fissuur. Leg dit uit.
9. Leg uit hoe een ingekapseld botstuk ontstaat en waarom er wel/geen sprake is van een ontsteking.
10. Leg uit hoe je een ingekapseld botstuk kunt herkennen en behandelen.
11. Cysten kunnen in verschillende (vooral kleinere) botten worden aangetroffen. We komen ze bijvoorbeeld regelmatig tegen in het straalbeen, maar ze kunnen ook voorkomen in hoefbeen, kootbeen, kroonbeen of de sesambeenderen. Wat is een cyste?
12. Wat is de letterlijke betekenis van ostitis (NB. ost - itis)?
13. Benoem oorzaak en gevolg van ostitis.
14. Zoek van ieder van deze aandoeningen een duidelijke afbeelding op, waarop voor jou in een oogopslag duidelijk is om welke aandoening het gaat.
Ook hoefbevangenheid, een sinker en hoefkatrolontsteking zijn afwijkingen aan het benige gedeelte van de ondervoet. Deze aandoeningen worden in de volgende hoofdstukken besproken.
Hoefkatrolontsteking
Een koper heeft een paard gevonden en laat een aankoopkeuring van het dier doen. Klinisch wordt het paard goed bevonden, maar bij de röntgenfoto's staat een bemerking: een 2 en een 3 voor de hoefkatrollen.
De koper is erg gecharmeerd van het betreffende paard en is zelf recreatief ruiter. De keurend dierenarts heeft hem gezegd dat het paard met een goed management best een geschikt paard zou kunnen zijn.
Nu is deze koper is al jaren een van jouw klanten en vraagt ook jou om advies.
Opdracht:
Verzamel informatie over podothrochleose (ontstaan, voorkomen, symptomen, therapie, prognose)
Ga vervolgens met een van je klasgenoten bespreken wat je hebt gevonden en vergelijk jullie adviezen richting deze koper.
Wanneer jullie advies verschilt van elkaar, leg dit dan voor aan andere klasgenoten en bespreek.
Ontstaan hoefkatrolproblemen
Hoefkatrolontsteking
Hoefkatrol van het begin tot het einde
Hoefbevangenheid
Hoefbevangenheid/Laminitis is een ernstige en pijnlijke aandoening. Het is een aandoening die optreedt als gevolg van een onderliggende oorzaak.
Opdracht:
Aan de hand van onderstaande links gaan jullie kennis vergaren over hoefbevangenheid.
In tweetallen gaan jullie een kort verslag maken over hoefbevangenheid. In het verslag moeten tenminste de volgende zaken aan bod komen:
- waardoor kan hoefbevangenheid ontstaan?
- wat is verschil tussen acute en chronische hoefbevangenheid?
- wat is hoefbevangenheid in principe (NB. wat is de letterlijke betekenis van laminitis)?
- hoe ontwikkelt hoefbevangenheid?
- wat is de behandeling van de acute vorm?
- wat is de behandeling van de chronische vorm?
- welke gevolgen kan hoefbevangenheid hebben?
- leg uit wat het verschil is tussen roteren en een 'sinker'.
- wat is de prognose?
Aan de hand van jullie verslag maken jullie 5 goede meerkeuzevragen. Deze vragen (inclusief het juiste antwoord) mail je naar je docent.
Hoefbevangenheid
Infoportaal hoefbevangenheid
Video 5 oorzaken hoefbevangenheid
Video hoefbevangenheid
Hoefbevangenheid
Digitale pols
Een stukje verdieping
Geen toetsstof, maar voor wie het interessant vindt een stukje ontwikkeling. In een van de nieuwste onderzoeken om bij hoefbevangen paarden de kanteling van het hoefbeen te voorkomen, wordt gebruik gemaakt van botox:
Nieuw onderzoek
Spat
Bekijk de onderstaande links over spat (wat is spat, symptomen, behandeling etc.). Wat heeft spat met artrose te maken? Wat is verschillend van artrose in het algemeen?
Spat
Behandeling spat
Patellafixatie (Knie op slot) vs patellaluxatie (losse knie)
Een paard heeft in het achterbeen een ingewikkeld bandensysteem waardoor als de knie op slot staat, de sprong ook geblokkeerd is (spanzaagmechanisme). Dit heeft het volgende voordeel: Een paard slaapt of doezelt vaak staande. Dit kan omdat hij in staat is zelf zijn kniegewricht op slot te zetten. Dit doet hij door het mediale patella ligament over een uitsteeksel op het bovenbeen te haken met behulp van bepaalde spieren in het achterbeen. Het volledige been staat dan geblokkeerd en op deze manier hoeft het paard maar weinig spierkracht te gebruiken om te blijven staan. Het paard gaat dan met het andere been op rust staan en meestal brengt hij de voorbenen wat naar voren zodat hij "in de pezen kan gaan hangen". Ook in het voorbeen heeft het paard speciale pezige structuren die ervoor zorgen dat het paard kan staan met zo min mogelijk gebruik van de spieren. Het paard kan normaliter zelf de knie met behulp van spieren weer van "het slot" afhalen. Wanneer dit niet lukt spreekt men van patellafixatie.
De patella of knieschijf bevindt zich normaal in de groeve tussen de kammen van het bovenbeen. Bij een patella luxatie
(losse knie) bevindt de knieschijf zich niet meer in de groeve, maar ligt ze erlangs, zodat de knie niet meer
gefixeerd kan worden. Bij luxatie van de patella, zal dit passieve sta-apparaat niet meer goed functioneren.
Opdracht 1:
Maak voor jezelf een schematische tekening van het kniegewricht, waarbij de volgende structuren zichtbaar zijn:
- bovenbeen, knieschijf, scheenbeen, menisci
- banden waarmee knieschijf vastzit aan scheenbeen
- bovenbeenspier
- mediale en laterale kam met groeve/sleuf waarin knieschijf glijdt
Opdracht 2:
Geef de verschillende oorzaken weer waardoor de knie op slot blijft
Opdracht 3:
Wat zou je als hoefsmid kunnen doen bij een jong paard met deze aandoening?
Gebruik voor het vinden van de antwoorden onderstaande links en powerpoint.
Patella fixatie
Video Patella luxatie paard
3D animatie video patella dislocatie (Engels)
Leerjaar 2: Powerpoints uit de les
Via de volgende link vindt je de powerpoint-presentaties die in de lessen gebruikt zijn:
Link naar intranet
Voorbeeld stroomdiagram
LEERJAAR 3: HOEFKENNIS VERDIEPING
Anatomie ondervoet ter voorbereiding snijpracticum ondervoet
Jullie hebben binnenkort het snijpracticum van de ondervoet. Ter voorbereiding is het goed om de verschillende structuren nog eens goed door te nemen, zodat je deze in het preparaat kunt herkennen.
Van je docent krijg je een aantal werkbladen. Vul deze individueel in; mocht je een onderdeel niet kennen laat dan de regel open. Daarna gaan we de onderdelen klassikaal bespreken.
Beenstanden
In de leerjaar 1 en 2 hebben jullie de verschillende voetassen en beenstanden gezien. In leerjaar 3 gaan we er nog wat dieper op in: welke stand heeft dit paard en wat kun jij als hoefsmid hiermee.
Opdracht:
Jullie gaan een verslag maken over beenstanden ACHTERBENEN. Bij de verschillende beenstanden zoek je relevant beeldmateriaal, zodat je bij iedere stand een foto hebt. Aan de hand van deze foto beschrijf je kort de stand en wat jij als hoefsmid hiermee kunt doen.
Je krijgt hier 2 lesuren de tijd voor.
Het verslag lever je digitaal in via de mail bij je docent. Van het materiaal wordt een presentatie gemaakt, zodat iedereen zijn/haar standen kan toelichten aan de rest van de klas.
Nageltred
Op onderstaande foto is het onderaanzicht van een hoef te zien met op 7 verschillende plaatsen een nagel die de zool perforeert.
Opdracht 1: Beschrijf van alle 7 nagels welke stucturen geraakt/beschadigd zouden kunnen zijn.
Opdracht 2: De docent laat vervolgens via de beamer een foto van het zij aanzicht zien van dezelfde hoef.
Bespreek met een klasgenoot jouw bevindingen van opdracht 1 naar aanleiding van beide foto's.
Opdracht 3: Check je bevindingen door middel van de rontgenfoto op de beamer
Opdracht 4: Bespreek met een klasgenoot welke behandeling toegepast zou moeten worden bij de 7 nagels
Aan het einde van de les worden de resultaten klassikaal besproken.
Podotrochleose (hoefkatrol)
In het hoefkatrolgebied liggen verschillende belangrijke structuren. Benoem deze structuren aan de hand van deze afbeelding:
Opdracht:
Wanneer je een paard hebt met een aandoening in het hoefkatrolgebied. Welke mogelijkheden heb jij dan als hoefsmid om dit gebied zoveel mogelijk te ontlasten?
Bespreek jouw oplossingen met je buurman/-vrouw. Daarna bespreken we klassikaal de door jullie gevonden mogelijkheden.
Preventie meest voorkomende hoefaandoeningen
Landelijk onderzoek geeft leidraad voor preventie van hoefaandoeningen bij paarden
2-3-2017: De Gezondheidsdienst voor Dieren, de faculteit Diergeneeskunde en de Nederlandse Vereniging van Hoefsmeden hebben gezamenlijk een voor paardenbegrippen grootschalig onderzoek uitgevoerd naar hoefaandoeningen van paarden.
In 2015 werd met behulp van 21 hoefsmeden beoordeeld welke van 12 te voren goed omschreven hoefaandoeningen werden gevonden bij de reguliere hoefverzorging van 942 paarden. Per bedrijf deed maar één paard mee aan het onderzoek en de bedrijven waren mooi verspreid over Nederland. De paarden waren van allerlei rassen en werden gebruikt in verschillende takken van sport. Ruim 50% van de deelnemende paarden werd op stro gehouden, 17,5% op zaagsel, 16,1% op vlas, 4,4% in de wei en 11,9% op een andere bodembedekking.
Rotstraal, vaak slechts in een geringe vorm, was verreweg het meest voorkomende probleem en werd vooral gezien bij paarden die op een vochtige bodem werden gehouden en kwam minder vaak voor bij paarden met weidegang. Oppervlakkige hoefwandscheuren en zichtbare hoefringen werden ook veel gezien. Ernstige problemen zoals hoefkanker kwamen gelukkig maar zelden voor. Paarden die werden beslagen hadden significant minder oppervlakkige en diepe hoefscheuren. Er werd geen verschil gevonden in percentage hoefaandoeningen tussen paarden die ‘warm’ en paarden die ‘koud’ werden beslagen.
Al met al werd duidelijk dat bepaalde hoefproblemen vaak samenhangen met een bepaalde manier van huisvesting en management en dat de hoefsmid per paard c.q. per aandoening, mede op basis van dit onderzoek, een gericht advies aan de eigenaar van het paard kan geven.
Opdracht:
Als professioneel hoefsmid heb je in de praktijk ook een belangrijke rol als gaat om voorlichting geven aan de paardeneigenaar.
Hieronder staat een link naar de hoefscorekaart met de meest voorkomende aandoeningen. Deze aandoeningen zijn in leerjaar 2 behandeld.
Ga in tweetallen voor iedere aandoening een advies formuleren richting een eigenaar voor wat betreft de preventie van deze aandoening: welke maatregelen kan een paardeneigenaar treffen om de kans op deze aandoening zo klein mogelijk te maken.
Wanneer je klaar bent zoek je een ander tweetal op en ga je jullie voorlichtingen vergelijken. Zijn ze gelijk, zoniet waar zitten de verschillen.