Er zijn verschillende aandoeningen die onder de benige aandoeningen van de ondervoet vallen. Ten eerste de verbening van de hoefkraakbeenderen, die in het vak Algemene hoefkennis (leerjaar 1) al besproken is.
- Verbening van de hoefkraakbeenderen
Aan de hoefbeentakken bevinden zich aan beide zijden van het hoefbeen kraakbeenplaten. Deze kraakbeenplaten zijn ook met het kroonbeen verbonden door ligamenten (= bindweefselstroken). Ze kunnen door hun buigzaamheid en verbinding met zowel hoef-als kroonbeen zijdelings naar binnen en naar buiten bewegen. Ze steken gedeeltelijk boven de kroonrand uit.
Boven de kroonrand in de kootholte kun je de bovenste rand van de hoefkraakbeenderen voelen.
Opdracht:
Kraakbeen is soepel en buigbaar. Beantwoord met behulp van onderstaande link de volgende vragen. Alleen de vragen waarover onduidelijkheden zijn zullen in de les besproken worden:
1. Wat is verbening van het hoefkraakbeen?
2. Kun je dit aan de buitenkant voelen?
3. Welke paarden kunnen dit krijgen?
4. Kun je in je eigen woorden uitleggen wat er in de beweging gebeurt wanneer het hoefkraakbeen niet meer soepel is maar verbeend is?
Verbening van de hoefkraakbeenderen
Andere aandoeningen van het benige gedeelte van de ondervoet zijn:
- chipfractuur van het hoefbeen
- ingekapseld botstuk
- hoef- en straalbeenfractuur
- ostitis
- cyste
Opdracht:
Maak de onderstaande vragen voor jezelf. Gebruik voor het oplossen van de vragen het boek 'Hoefproblemen' van Rob van Nassau, het boek 'Hoefverzorging en hoefbeslag' (groene reeks) of goede internetbronnen (bijvoorbeeld www.hoofcare.nl of www.paardenarts.nl).
Kom je niet uit een vraag? Overleg dan met een klasgenoot. Alleen de vragen waar onduidelijkheden over blijven, zullen achteraf besproken worden in de les.
1. We hebben een aantal lessen geleden een andere aandoening gezien, waarbij een chipfractuur van het hoefbeen of (uiteindelijk) een ingekapseld botstuk kan ontstaan. Om welke oorzaak (aandoening) gaat het?
2. Hoe wordt de diagnose 'chipfractuur van het hoefbeen' gesteld?
3. Na het stellen van de diagnose wordt een paard behandeld. Bij de behandeling van een chipfractuur van het hoefbeen kan er sprake zijn van een samenwerking tussen hoefsmid en dierenarts. Leg uit hoe deze samenwerking eruit ziet.
4. Hoe lang duurt de nabehandeling van een chipfractuur van het hoefbeen (dus tot de wond beschermd is met een dikke laag hoorn), als het fragment geheel verwijderd is?
5. Wat is het verschil tussen een chipfractuur van het hoefbeen en een hoefbeenfractuur?
6. Wat is het verschil tussen een fractuur en een fissuur?
7. Bij het ontstaan van een fractuur of fissuur van hoef- of straalbeen is een paard direct 'fractuurkreupel'. Leg uit wat met deze term bedoeld wordt.
8. Een chipfractuur van het hoefbeen wordt anders behandeld dan een fractuur of fissuur. Leg dit uit.
9. Leg uit hoe een ingekapseld botstuk ontstaat en waarom er wel/geen sprake is van een ontsteking.
10. Leg uit hoe je een ingekapseld botstuk kunt herkennen en behandelen.
11. Cysten kunnen in verschillende (vooral kleinere) botten worden aangetroffen. We komen ze bijvoorbeeld regelmatig tegen in het straalbeen, maar ze kunnen ook voorkomen in hoefbeen, kootbeen, kroonbeen of de sesambeenderen. Wat is een cyste?
12. Wat is de letterlijke betekenis van ostitis (NB. ost - itis)?
13. Benoem oorzaak en gevolg van ostitis.
14. Zoek van ieder van deze aandoeningen een duidelijke afbeelding op, waarop voor jou in een oogopslag duidelijk is om welke aandoening het gaat.
Ook hoefbevangenheid, een sinker en hoefkatrolontsteking zijn afwijkingen aan het benige gedeelte van de ondervoet. Deze aandoeningen worden in de volgende hoofdstukken besproken.