Thema: Weer en klimaat2 hv123

Thema: Weer en klimaat2 hv123

Thema Weer en klimaat

Inleiding

Dit thema gaat over Weer en klimaat. De onderwerpen zijn:

  • Het weer
    Een weersverwachting wordt door weerkundigen gemaakt op basis van vijf kenmerken, die voortdurend veranderen. Die kenmerken worden weer beïnvloed door andere factoren, bepalend voor het weer wereldwijd.
  • Mens en weer
    Veel mensen worden in hun doen en laten beïnvloed door het weer en veel mensen beïnvloeden indirect (en niet altijd doelbewust) het weer. Denk aan smogvorming en versterkt broeikaseffect.
  • Klimaten
    Het gemiddelde weer, gemeten over een langere periode, is het klimaat. Er zijn verschillende klimaten op aarde, die onderling (sterk) kunnen verschillen. Köppen heeft van de vijf hoofdgroepen een klimaatclassificatie gemaakt.
  • Klimaatgrafieken
    Klimaatgrafieken zijn bedoeld om gegevens over weer en klimaat op een overzichtelijke manier weer te geven. Het weer en klimaat in een bepaald gebied kun je aan de hand van het systeem van Köppen aflezen.
  • Klimaatveranderingen
    De aarde heeft al verschillende klimaatveranderingen doorgemaakt, die door verschillende factoren, waaronder ook menselijke activiteiten, veroorzaakt worden.
  • Klimaatverdragen
    Om klimaatverandering tegen te gaan, moeten er wereldwijd maatregelen worden genomen. Deze reductiedoelstellingen moeten worden vastgelegd in een klimaatverdrag, waaraan alle deelnemende lidstaten zich moeten houden.
  • Extreme omstandigheden
    Mensen die leven onder extreem warme of koude omstandigheden, moeten hun lichaam en levenswijze aanpassen om te kunnen overleven. Ook mensen die hoog in de bergen leven krijgen te maken met ijle lucht, die ademen moeilijker maakt.
  • Klimaat en zeestromen
    Door de oceanen lopen zeestromen, die continu in beweging zijn. Zeestromen kunnen koud of warm zijn, onderstromen en bepaalde druk bevatten. Temperatuur en zoutgehalte zijn ook van invloed op de circulatie van de stromen.
  • Landschapsvormen
    Nederland kent verschillende soorten landschappen, met ieder zijn eigen kenmerken. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen natuurlandschap en cultuurlandschap.
  • Cultuurlandschappen
    Veel landschap in Nederland is door mensen aangelegd voor landbouw, industrie en bouw van steden. Het bodemgebruik in Nederland geeft ook het verschil tussen natuur- en cultuurlandschap weer. Er zijn diverse grote waterwerken ter bescherming tegen het wassende water. Polders zijn drooggelegd om land te winnen en nieuwe natuurgebieden moeten ons ruimte, vrijheid en rust geven.

 

Introductie - opdracht

Je gaat met het thema Weer en Klimaat2 aan de slag. Wat weet je al over dit onderwerp?

  • Wat versta jij onder klimaat?
  • Merk je zelf iets van klimaatveranderingen?
  • Wat is de Golfstroom en wat heeft deze met ons klimaat te maken?


Schrijf eerst een aantal  trefwoorden op. Die helpen je bij het zoeken van afbeeldingen.
Bespreek jouw trefwoorden met een klasgenoot.
Denkt jouw klasgenoot aan dezelfde dingen als hij of zij over weer en klimaat nadenkt?

Verzamel een aantal afbeeldingen bij de trefwoorden en maak een collage.
Kijk in de gereedschapskist hoe je dat kunt aanpakken.

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

Leerdoel Opdracht
vijf kenmerken noemen op basis waarvan de weersverwachting wordt gemaakt.
  • Het weer
omschrijven welke factoren mede van invloed zijn om het weer wereldwijd te kunnen meten.
  • Het weer
uitleggen hoe mensen beïnvloed worden door het weer, maar ook hoe mensen (onbewust) invloed op het weer kunnen hebben.
  • Mens en weer
opnoemen welke schadelijke gevolgen mens en dier kunnen ondervinden van hun invloed weer en klimaat.
  • Mens en weer
het verschil tussen weer en klimaat omschrijven.
  • Klimaten
de vijf hoofdgroepen van klimaatindeling van Köppen opnoemen.
  • Klimaten
omschrijven wat je in een klimaatgrafiek kunt aflezen.
  • Klimaatgrafieken
met behulp van de klimaatclassificatie van Köppen gegevens opzoeken over weer en klimaat in een bepaald gebied.
  • Klimaatgrafieken
uitleggen dat klimaatverandering natuurlijke oorzaken heeft maar dat ook menselijke activiteiten van invloed zijn.
  • Klimaatveranderingen
uitleggen dat studie naar klimaatverandering in het verleden belangrijk is voor voorspellingen van het klimaat in de toekomst.
  • Klimaatveranderingen
verklaren waarom het belangrijk is klimaatafspraken in klimaatverdragen vast te leggen.
  • Klimaatverdragen
uitleggen waarom reductiedoelstellingen voor deelnemende landen verschillend zijn.
  • Klimaatverdragen
gebieden opnoemen waar het extreem koud, warm, droog of zuurstofarm is.
  • Extreme omstandigheden
omschrijven hoe mensen kunnen leven en zich aanpassen in extreem koude, warme, zuurstofarme, gebieden.
  • Extreme omstandigheden
benoemen welke invloed temperatuur en zoutgehalte heeft op de zeestromen.
  • Klimaat en zeestromen
de werking van thermohaliene circulatie omschrijven.
  • Klimaat en zeestromen
enkele landschapsvormen in Nederland noemen en beschrijven hoe ze zijn ontstaan.
  • Landschapsvormen
van een aantal landschapsvormen in Nederland een of twee kenmerken noemen.
  • Landschapsvormen
omschrijven wat het verschil is tussen een natuurlandschap en een cultuurlandschap.
  • Cultuurlandschappen
omschrijven hoe polders zijn ontstaan en waarom ze zijn drooggelegd.
  • Cultuurlandschappen

Wat ga ik doen?

Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5 Collage
Opdracht: Het weer 2 Weersverwachting
Opdracht: Mens en weer 2 Fotodomino
Opdracht: Klimaten 2 Beschrijving klimaat
Opdracht: Klimaatgrafieken 2 Klimaatdiagram
Opdracht: Klimaatveranderingen 2 Toets
Opdracht: Klimaatverdragen 2 Klassikaal klimaatverdrag
Opdracht: Extreme omstandigheden 2 Kruiswoordpuzzel maken
Opdracht: Klimaat en zeestromen 2 Fictieve krant
Opdracht: Landschapsvormen 2 Foto-opdracht
Opdracht: Cultuurlandschappen 2 Taboe-opdracht
Afsluiting 2 Essay
Totaal 22  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Het weer

Het weer

Intro

Het is waarschijnlijk het meest besproken onderwerp van elke dag: Het weer.

Maar wat is dat eigenlijk, het weer? En waarom is het weer zo grillig en lastig te voorspellen? Hoe kun je zelf een weersverwachting maken?
Dat ga je in deze opdracht allemaal ontdekken.

Beantwoord de vragen om te kijken wat je al over het weer weet.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat wordt verstaan onder het begrip 'het weer'.
  • vijf kenmerken noemen op basis waarvan de weersverwachting wordt gemaakt.
  • in het kort uitleggen hoe en waarom deze kenmerken voortdurend veranderen.
  • aan de hand van deze kenmerken en de veranderingen die hierin kunnen optreden, zelf een weersverwachting opstellen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt benoemen welke vijf kenmerken bepalend zijn voor het maken van een weersverwachting.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest informatie over het begrip 'het weer' en over de vijf kenmerken die de weersverwachting bepalen. Je maakt een oefening over meetinstrumenten van het weer.
Stap 2 Je leest meer over de kenmerken van het weer en bekijkt er video's over. Je krijgt een voorbeeld van een weerbericht en maakt een oefening over de kenmerken.
Stap 3 Je bekijkt video's over waterkringloop en stralingsbalans van de aarde en de luchtstromen op aarde. Tussendoor beantwoord je vragen over de video's.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen Begrippen gaan over het weer.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets met gesloten vragen over het weer.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je in groepjes een weersverwachting voor Nederland. Je doet dat aan de hand van allerlei weerkaarten en tabellen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • een kaart van Nederland
  • (kleur)potloden


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wat is het weer?

Het weer, daar praten we allemaal over. Maar wat is het weer eigenlijk?
Het weer is de toestand van de dampkring van de aarde op een bepaald moment in een bepaald gebied.
Met een bepaald gebied wordt bedoeld je woonplaats of de streek waar je woont, of zelfs heel Nederland.

Bestudeer alle pagina's van de Kennisbank. Bekijk ook de video's in de Kennisbank.

Het weer

 

Weerkundigen bestuderen het weer. Ze doen metingen aan de hand van vijf kenmerken die vaak of zelfs voortdurend veranderen.
Bestudeer de vijf kenmerken. Maak daarna de oefening.

Bewolking
Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is, hoe de bewolking eruitziet en of de bewolking af- of toeneemt.
Als er geen verschijnselen als mist, neerslag, onweer of storm voorkomen, wordt een schatting gegeven van de hoeveelheid bewolking op het tijdstip van de waarneming. Dit wordt aangegeven door middel van de termen als: onbewolkt, licht bewolkt, half bewolkt of zwaar bewolkt.

Neerslag
Neerslag is er in verschillende soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.
Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt, wat voor neerslag er valt, of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen) en hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur). Dauw en rijp worden in een weerbericht nooit genoemd of meegenomen in de neerslagcijfers.
Neerslaghoeveelheden worden uitgedrukt in millimeters. 1 millimeter regen komt overeen met 1 liter water op een oppervlakte van 1 vierkante meter.

Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait, of de wind aanwakkert dan wel afzwakt, uit welke richting de wind waait en of de windrichting verandert of niet. De windkracht wordt aangegeven op de schaal van Beaufort.
Windkracht 2 is een zwakke wind. Windkracht 10 is zware storm.

Temperatuur
De temperatuur wordt meerdere malen per dag gemeten en uitgedrukt in graden Celsius (of in Fahrenheit zoals in de VS): °C of °F
Zo wordt duidelijk wanneer het warmer of kouder wordt.

Luchtdruk
De luchtdruk wordt meestal uitgedrukt in pascal (Pa) of hectopascal (hPa). De luchtdruk wordt meermalen per dag gemeten om stijging of daling vast te stellen.

 

Stap 2: Kenmerken nader bekeken

Het weer is te beschrijven aan de hand van de in stap 1 genoemde vijf kenmerken. Het zijn variabele kenmerken, die zorgen voor een voortdurend veranderend weerbeeld.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over zonnestralen.

Zonnestralen


De temperatuur geeft aan hoe warm of koud het is. De hoeveelheid warmte die de aarde bereikt, is afhankelijk van de tijd van de dag, van het seizoen, van de bewolking en van de wind. Overdag is het meestal warmer dan ’s nachts. Januari is in Nederland meestal de koudste maand van het jaar en juli meestal de warmste. De temperatuur verandert ook als de wind warme lucht aanvoert of juist koude lucht.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over het ontstaan van neerslag.

Het ontstaan van neerslag

 

Wolken zijn verzamelingen waterdruppeltjes en/of ijskristallen. Bewolking wordt aangegeven met termen als onbewolkt, licht bewolkt, half of zwaar bewolkt.
Als er geen wolkje aan de lucht is, heeft de zon vrij spel. Als er zware bewolking is, komt de zon er niet door. De ontwikkeling van het wolkendek heeft gevolgen voor de temperatuur en de mogelijkheid van neerslag. Een meteoroloog let vooral op de dikte en de soort wolk.
Zo zijn er wolkensoorten waaruit geen druppel valt en andere soorten die zware onweersbuien veroorzaken.

Bekijk onderstaande video's over neerslag, sneeuw en wind.

Video: Neerslag

 

Video: Sneeuw

 

Video: Wat is wind?


De wind waait op het noordelijk halfrond altijd met de wijzers van de klok mee rondom een gebied met hoge luchtdruk en tegen de wijzers van de klok in rondom een gebied met lage luchtdruk. Op het zuidelijk halfrond is het precies omgekeerd.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over stijgende en dalende lucht.

Stijgende en dalende lucht

 

Luchtdruk is de druk die de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent.
Plaatsen met dezelfde luchtdruk worden op weerkaarten met een lijn verbonden. Deze lijnen (isobaren) geven de gebieden aan waar de luchtdruk laag of hoog is. Een weerkaart is een momentopname. Die lijnen verschuiven voortdurend over de kaart.

Een verandering van luchtdruk geeft een idee wat voor weer het de komende dagen wordt. Daalt de luchtdruk snel, dan is er grote kans dat er neerslag gaat vallen en kan het bovendien ook nog hard gaan waaien.
Stijgt de luchtdruk snel, dan wordt het snel mooi weer, maar het mooie weer zal niet lang aanhouden. Stijgt de luchtdruk langzaam, dan mag je rekenen op meer dagen mooi weer.

Hier zie je een voorbeeld van een weerbericht:

Er zijn nog perioden met zon, maar in de loop van de middag komt er steeds meer bewolking en volgt er van het zuid(west)en uit een gebied met enkele buien. Met name in het oosten en zuidoosten kunnen later vanmiddag en vanavond weer enkele onweersbuien ontstaan, mogelijk met hagel en (zware) windstoten. Meer naar het westen toe is de kans op onweer kleiner. De maxima lopen uiteen van 19-22 graden op de Wadden tot 28 graden in het oosten. De wind draait overal naar westelijke richtingen en is meest matig.

Komende nacht valt er in het midden en oosten nog af en toe (buiige) regen, maar van het westen uit wordt het later op steeds meer plaatsen droog. In een opklaring kan weer een mistbank ontstaan en de minima komen uit rond 14 graden. De zwakke wind is overwegend westelijk.

Morgen overdag klaart het van het westen uit steeds meer op. In de middag ontstaan er landinwaarts enkele stapelwolken. Het blijft droog. De middagtemperaturen lopen uiteen van 16 graden op de Wadden tot 22 graden in het oosten. De zwakke tot matige wind is westelijk, in het zuiden noordwestelijk.

Bron: KNMI


Maak nu de volgende oefening.

Stap 3: Het weer wereldwijd

Het weer wordt door het KNMI omschreven als “het geheel van de meteorologische elementen die op een bepaalde plaats of tijd merkbaar zijn. Het is dus een momentopname van weerbepalende factoren zoals luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, wind, wolken en neerslag”. Die factoren worden op hun beurt weer beïnvloed door de seizoenen, de draaiing van de aarde rond haar as, de waterkringloop, het broeikaseffect en het feit dat de aarde door haar bolvorm niet overal even sterk verwarmd wordt door de zon.

Hoe de waterkringloop werkt, zie je in de video:

Video: De waterkringloop

 

De dampkring laat zonnestralen door en houdt een deel van de warmte vast. Net zoals in een broeikas. Daarom heet dat het broeikaseffect. Zonder het broeikaseffect zou het op aarde niet gemiddeld 15 graden boven nul zijn zoals nu, maar 18 graden onder nul. Het broeikaseffect zorgt er dus voor dat er op aarde goed te leven valt.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen over de video.

Video: De stralingsbalans van de aarde

 

Ten slotte is het voor het weer van belang dat de aarde niet overal even sterk wordt verwarmd door de zon. De zon en de draaiing van de aarde zijn verantwoordelijk voor de belangrijkste luchtstromen op aarde.

Bekijk de video en beantwoord de vraag.

Video: Luchtstromen op aarde

Afronding

Begrippen

Het weer

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° noorderbreedte en 30° zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk halfjaar van richting veranderen.
Temperatuur
Geeft aan hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes, waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Waait vanaf het land naar de zee.
Aflandige wind
Waait vanaf de zee naar het land.

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'het weer'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Het weer van vandaag en morgen

Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten een weersverwachting voor Nederland.
Je kunt daarbij kiezen uit een verwachting voor de rest van de dag, voor de volgende dag, voor over drie dagen en voor over vijf dagen.

Je kunt bij de weersverwachting een weerkaart van Nederland maken. Teken zelf een kaart of maak gebruik van een kaart van Nederland die je hier kunt downloaden (bestand - downloaden als).

 

Om een weerbericht te maken heb je nodig:

  • weerkaarten
  • satellietfoto’s
  • radarbeelden van de neerslag
  • actuele waarnemingen

Je kunt het (Google-)werkblad Weerbericht downloaden (Bestand - downloaden als).
Daarop vind je de weerkaarten van woensdag 11 juni 2014, donderdag 12 juni en vrijdag 13 juni. Verder zie je ook de waarnemingen op dezelfde woensdag, satellietbeelden en enkele radarbeelden.
Bekijk ook hiernaast de bewegende afbeelding.

Om de weerkaarten te analyseren heb je ook de volgende informatie nodig. Bestudeer deze goed.


Als je alle variabelen in beeld hebt, dan is het weer op korte termijn redelijk te voorspellen.
Maak samen met je klasgenoten een redelijke weersvoorspelling voor de komende twee dagen:
voor donderdag 12 juni 2014 en vrijdag 13 juni 2014).

Klaar?
Overleg met je docent of jullie in groepjes de weersverwachting mogen presenteren, eventueel aan de hand van de getekende of ingevulde kaart. Hoe je een presentatie houdt, kun je nalezen in de gereedschapskist.

Beoordeling
De weersverwachting laten jullie beoordelen door jullie docent.
Hij/zij zal letten op:

  • inhoud: geeft de weersverwachting de kenmerken van het weer goed weer, hoe die in de loop van de tijd kunnen veranderen en wat je van die veranderingen merkt?
  • vorm: is de weersverwachting met zorg gemaakt en goed te volgen?
  • taalfouten: bevat de tekst van de weersverwachting niet teveel taalfouten?

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Waarom denk je dat mensen zo vaak over het weer praten?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de vijf kenmerken over het weer opnoemen en omschrijven in welke eenheid ze worden uitgedrukt?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over hoe het weer voorspeld wordt?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om samen met klasgenoten een weersvoorspelling te maken?
    Had je voldoende materiaal (tabellen, weerkaarten) om de opdracht uit te voeren?
    Verliep de samenwerking met je klasgenoten goed?

Mens en weer

Mens en weer

Intro

Menselijke activiteiten kunnen het weer beïnvloeden.
Soms gebeurt dat met opzet, zoals bij het kunstmatig opwekken van regen.
Meestal overkomt het ons indirect, zoals bij smogvorming en het versterkt broeikaseffect.
Het heeft ongewenste gevolgen voor planten, dieren en mensen zelf.

Kun je een of twee nadelige gevolgen noemen van smogvorming?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat veel mensen beïnvloed worden door het weer, maar dat op hun beurt mensen invloed op het weer (kunnen) hebben: op temperatuur, neerslag, smog en het versterkt broeikaseffect.
  • uitleggen dat mensen, net als planten en dieren, schadelijke gevolgen ondervinden van hun eigen invloed op weer en klimaat.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt uitleggen dat veel mensen beïnvloed worden door het weer, maar dat op hun beurt mensen invloed op het weer (kunnen) hebben.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Je leert over de functie van het KNMI en wanneer we middels codes gewaarschuwd kunnen worden voor verschillende vormen van extreem weer. Je bekijkt een video over code rood en bepaalt samen met een klasgenoot wat je in zo'n geval voor advies kunt geven. Je leert dat wij niet alleen invloed op het weer hebben, maar dat het weer ook van invloed is op mensen, dieren en planten.
Stap 2 Je leert dat er temperatuurverschil kan zijn tussen het platte land en de stad en wat daarvan de reden is. Je leert hoe ontbossing de lokale temperatuur overdag en 's nachts kan beïnvloeden. Je beantwoordt er een vraag over.
Stap 3 Je leert over mist en dat deze kan veranderen in smog en dat smog door verschillende omstandigheden kan ontstaan. Je beantwoordt er een vraag over.
Stap 4 Je leest dat achter het kunstmatig regen maken door de mens vaak een reden zit. Je bekijkt twee voorbeelden en leert ook dat het nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Je beantwoordt er een vraag over.
Stap 5 Je leert over de broeikasgassen in de dampkring en dat door de uitstoot van teveel broeikasgassen er een versterkt broeikaseffect ontstaat, wat van invloed is op de temperatuur op aarde. Je bekijkt een video en beantwoordt een vraag.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over mens en weer.
Eindopdracht Je maakt met klasgenoten een dominospel over de invloed van het weer op de mens en van de mens op het weer. Je speelt het spel en levert het daarna ter beoordeling in bij de docent.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Materiaal voor het maken van dominostenen.
Zie het werkblad Dominostenen maken.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Invloed van weer op mens en van mens op weer

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) laat ons op alle mogelijke manieren weten wat voor weer we kunnen verwachten. Het geeft aan hoe warm het zal zijn, hoeveel regen er wordt verwacht en hoe hard het gaat waaien.

Bij extreem weer, denk aan een zware storm, zwaar onweer, gladheid of dikke mist, kan het KNMI een weeralarm afgeven. Al deze weersomstandigheden kunnen de samenleving ontwrichten, veel (dodelijk) gewonde slachtoffers maken en grote schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan huizen en auto’s.

Het KNMI geeft waarschuwingen uit voor:

  • Regen
  • Gladheid & sneeuw
  • Onweersbuien
  • Windstoten
  • Temperatuur (hitte/koude)
  • Zicht
  • Hozen

Code groen: Geen bijzonderheden
Bijna iedere dag wordt code groen afgegeven. Dat is positief: er is dan geen sprake van bijzonder weer waarbij er kans is op gevaarlijke weersituaties.

Code geel: Wees alert
Deze waarschuwing verschijnt op zijn vroegst 48 uur voordat het weerverschijnsel met een zekerheid van minstens 60 procent kan optreden.

Code oranje: Wees voorbereid
Deze waarschuwing verschijnt op zijn vroegst 24 uur voordat het weerverschijnsel met een zekerheid van minstens 60 procent kan optreden.

Code rood (weeralarm): Onderneem actie
Het weeralarm wordt uitgegeven bij een mogelijk grote impact van het weer op de samenleving en verschijnt op zijn vroegst 12 uur voordat het weerfenomeen kan optreden. Code rood kan ook uitgegeven worden als er een kleine kans is op een extreme weersituatie, maar de veiligheidsrisico’s groot zijn.


 

Er gaat eigenlijk geen dag voorbij dat je niet aan het weer denkt en ermee te maken hebt. Waar je waarschijnlijk minder bij stilstaat, is dat het weer niet alleen invloed heeft op de mens, maar omgekeerd ook de mens invloed heeft op het weer.

Door menselijke activiteiten kan het op een plek warmer of juist kouder worden of kan het ergens minder of juist meer gaan regenen.
In stap 2 worden een aantal van deze menselijke activiteiten en hun gevolgen voor het weer besproken.

Stap 2: Warmer en kouder

Maak een (denkbeeldige) reis van het platteland of een buitenwijk naar het centrum in een grote stad. Ga met een auto met een ingebouwde thermometer of neem een losse thermometer mee.
Als je de temperatuur op het platteland of in de buitenwijk zou vergelijken met de temperatuur in het centrum van de stad zal je zien dat de thermometer in de stad een hogere waarde aangeeft.

Hoe dat komt? Gebouwen en asfaltwegen in de stad absorberen veel zonlicht en slaan de warmte op. Kantoren en fabrieken produceren zelf veel warmte. Ook die warmte blijft hangen.

Sommige wolkenkrabbers met veel glas kunnen ter plekke voor extreem hoge temperaturen zorgen. Iemand die rond het middaguur z'n auto in de buurt van een wolkenkrabber in Londen parkeerde, vond hem een uur later terug met beschadigingen: onderdelen van de auto waren gesmolten. De ramen van het gebouw werkten als een brandglas bij de weerkaatsing van het zonlicht.

Het verschil tussen een miljoenenstad met hoge wolkenkrabbers, veel asfalt en veel industrie en een heldere nacht op het platteland kan wel 10o Celsius zijn.

Ontbossing
Bomen zijn de longen van de wereld. Zij halen kooldioxide uit de lucht en zetten die om in zuurstof, waardoor wij kunnen blijven ademen.
Maar bomen en andere planten hebben nog een zeer nuttige eigenschap: ze bevatten veel water en pompen veel waterdamp de lucht in. Waterdamp zorgt voor afkoeling en draagt bij aan de vorming van wolken. En wolken op hun beurt houden zonlicht tegen.

Als we op grote schaal bomen kappen, zoals in de tropische regenwouden, heeft dat grote invloed op het lokale weer. Er komt minder waterdamp in de lucht en er worden minder wolken gevormd. Dat zorgt ter plaatse voor een hogere temperatuur overdag en een lagere temperatuur ’s nachts.

Stap 3: Mist en smog

Mist is een weersverschijnsel waarbij kleine waterdruppeltjes in de lucht zweven. Mist vermindert de zichtbaarheid. We spreken van mist als het zicht minder dan 1000 meter is en van dichte mist als dat minder dan 200 meter is. Bij zeer dichte mist is het zicht minder dan 50 meter.

Mist verdwijnt meestal binnen een aantal uren, maar mist kan ook veranderen in smog. Schadelijke gassen van auto's, fabrieken en dergelijke kunnen door mist niet stijgen en blijven dus laag hangen. De waterdruppels uit de mist vermengen zich onder invloed van zonlicht met stoffen uit de schadelijke gassen. Smog blijft veel langer hangen dan gewone mist, van een paar dagen tot zelfs enkele weken.

Fotochemische smog
In de zomer kan smog ontstaan als het gedurende enkele dagen warm en zonnig is, en er vrij weinig wind staat. Fotochemische smog ontstaat onder invloed van zonlicht. De steden waar deze (bruine smog) optreedt, zijn meestal gelegen op plekken met een warm, droog en zonnig klimaat.

Industriële smog
Deze (grijze) smog ontstaat op een andere wijze dan fotochemische smog.
Grijze steden zijn meestal gelegen in een koud en nat klimaat.
De belangrijkste vervuilers zijn zwaveloxiden en deeltjes van fabrieken.
Deze vervuilers mengen zich met atmosferisch water en vormen een grijze mist.
Veel van deze steden zijn sterk geïndustrialiseerd. De lucht is deze steden is vooral erg slecht tijdens de winters, wanneer zowel de vraag naar olie en elektriciteit van de huishoudens en de luchtvochtigheid hoog zijn.
Verder komt wintersmog voor in periodes van hoge luchtdruk, wanneer helder en mooi winterweer voorkomt.

Smog door (bos)brand
Smog kan ook ontstaan door grote bosbranden. Dergelijke branden kunnen ontstaan door bijvoorbeeld blikseminslag, maar in 95 procent van de gevallen is menselijke activiteit er de oorzaak van. Onvoorzichtigheid met vuur (barbecue of sigaret), lenswerking van een glazen fles die in de zon ligt, contact met hete delen van een uitlaat van een auto of van een motorkettingzaag of door een vonkenregen van wrijfcontact tussen treinwielen en spoorrails.
Of de bosbrand ontstaat, zoals heel vaak het geval is, door brandstichting voor zwerflandbouw.

In Indonesië worden branden grotendeels door mensen aangestoken. Zij proberen zo meer bouwland voor de palmolieplantages te creëren. Indonesië streeft ernaar, de grootste palmolieproducent van de wereld te worden. In het droge seizoen krijgen de branden, vanwege het uitblijven van regen, de kans om zeer lang te blijven woeden.
De bosbranden gaan gepaard met enorm veel rook, die zelfs in omringende landen voor overlast zorgt. Het zijn vooral Thailand, Maleisië, Brunei en Singapore die lijden onder de Indonesische bosbranden.

Stap 4: Regen maken

Diverse volkeren kennen rituele dansen om regen op te wekken. Het effect daarvan is twijfelachtig en in ieder geval nooit bewezen.
Toch zijn er manieren om regen te maken. De eerste die dat op een wetenschappelijk manier probeerde, was de Nederlander August Willem Veraart. In 1930 strooide hij vanuit vliegtuigen ijs en koolzuursneeuw op grote buienwolken. Erg succesvol waren zijn pogingen niet.

Ook tegenwoordig worden in sommige landen nog steeds wolken bezaaid of beschoten om het neerslagproces te beïnvloeden. Door enorme hoeveelheden kristallen zilverjodide aan wolken toe te voegen kan het opeens gaan regenen. De kleine waterdruppeltjes waaruit een wolk bestaat, zetten zich af op de kristallen en komen dan als neerslag omlaag. Door de wolken versneld te laten uitregenen, kan het droog blijven op plaatsen waar de wolken heendrijven.

Deze techniek wordt in Rusland ook toegepast om het bij belangrijke evenementen droog te houden.
Men zorgt ervoor dat de wolken op een andere plek op afstand van het evenement versneld uitregenen.
Ook bij de Olympische Spelen van 2008 in Peking is deze techniek toegepast.
Het is echter wel een vervuilende techniek. Zilver als metaal is geen gevaarlijke stof, echter als verbinding is het net zo giftig als een loodverbinding.

Er zijn verschillende redenen om regen op te wekken. Hier nog twee voorbeelden:

In 1986 werd Tsjernobyl door een kernramp getroffen. In allerijl strooiden de Russen zilverjodide-deeltjes over de wolken. De lucht hing vol radioactieve stofdeeltjes die richting het dichtbevolkte Moskou dreigden te waaien. Door op strategische plekken kunstmatig regen op te wekken vielen de meeste stofdeeltjes op de grond voordat ze Moskou bereikten.

Ook de bosbranden in Indonesië probeert men te bestrijden door kunstmatig regen te maken. De brandende hete gebieden veroorzaken opstijgende luchtstromingen waardoor er wolken ontstaan. Door zilverjodide-deeltjes boven de wolken te strooien gaat het inderdaad regenen. Maar deze kunstmatige regenbuien zijn letterlijk niet meer dan wat druppels op een enorme gloeiende plaat.

Stap 5: Broeikaseffect

Bestudeer de pagina's over het broeikaseffect in de Kennisbank. Bekijk ook de video in de Kennisbank.

Broeikaseffect


Er zitten ongeveer dertig broeikasgassen in de dampkring. Broeikasgassen zijn gassen die bijdragen aan de opwarming van de aarde. Broeikasgassen komen van nature in de dampkring voor, zoals: kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en ozon (O3).
Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s) komen niet van nature in de dampkring voor; deze werden gebruikt in spuitbussen, koelkasten en diepvriezers.

De broeikasgassen zorgen voor het broeikaseffect: het opwarmen van de aarde. Het is maar goed dat ze er zijn, want zonder broeikasgassen zou het op aarde gemiddeld -18 oC zijn en niet +15 oC. We spreken daarom ook wel van het natuurlijk broeikaseffect.

Door menselijke activiteiten wordt het sinds de Industriële Revolutie en met name sinds 1950 steeds warmer op aarde.
Onze energie halen we nog steeds vooral uit het verstoken van fossiele brandstoffen. Daarbij komt er veel CO2 in de dampkring en wordt het broeikaseffect versterkt. Het gevolg is de opwarming van de aarde.

Een kleine toename van de temperatuur op aarde kan al grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de omvang van gletsjers, voor de hoogte van de zeespiegel en voor planten, dieren en mensen. Sommige planten en bomen groeien beter of sneller. Andere worden bedreigd. De spar en de edelweiss kunnen alleen groeien in een koel klimaat.
Het verspreidingsgebied van de malariamug wordt groter door het opwarmen van de aarde.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vraag.

Video: De dampkring en het broeikaseffect

 

Afronding

Begrippen

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° noorderbreedte en 30° zuiderbreedte.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk halfjaar van richting veranderen.
Temperatuur
Geeft aan hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhooggestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Wind
Verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes, waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Aanlandige wind
Waait vanaf het land naar de zee.
Aflandige wind
Waait vanaf de zee naar het land.
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.

 

Eindopdracht: Fotodomino

Het eindproduct van deze opdracht is het maken en spelen van een fotodominospel.
De foto's en begrippen op de dominostenen gaan over de invloed van het weer op de mens en de invloed van de mens op het weer, zoals besproken in deze opdracht.

Vorm groepjes en maak een aantal setjes dominostenen. Hoe je een dominospel maakt, kun je lezen in de gereedschapskist.
Je kunt ook gebruikmaken van het werkblad Dominostenen maken.

Klaar?
Is het spel af, dan ga je met een groepje van vier klasgenoten het dominospel spelen.
De eerste keer dat er een begrip op tafel komt, leg je aan de anderen van de groep uit wat het begrip te maken heeft met het thema van de opdracht: ‘De invloed van de mens op het weer’. Dat geldt ook voor de beginsteen!
Als je aan het eind van het spel geen stenen meer hebt, ben je de winnaar.

Beoordeling
​Bekijk nog even de beoordelingscriteria in de gereedschapskist en lever het spel in bij de docent.
Deze zal bij de beoordeling letten op:

  • is de juiste combinatie gemaakt tussen begrip en afbeelding op de dominosteen?
  • hebben de afbeeldingen en begrippen betrekking op het onderwerp van dit thema?
  • zijn de dominostenen met zorg samengesteld en bevatten ze geen taalfouten?

Dominospel maken

Je kunt van (een deel van) de lesstof een dominospel maken. Daarbij verwerk je de informatie tot vragen en antwoorden en die schrijf je op de dominostenen.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een schadelijk gevolg noemen voor mens en dier, veroorzaakt door het weer of klimaat?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd voor de eindopdracht?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de invloed van de mens op het weer en andersom?
    Leg uit welke informatie nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een fotodomino te maken? 
    Als het spelen van het spel geslaagd was, kun je er vanuitgaan dat jullie de opdracht goed gedaan hebben!
     

Klimaten

Klimaten

Intro

Niets zo veranderlijk als het weer. En toch, als je het weer maar lang genoeg volgt, meet en analyseert, dan zie je patronen en constante waarden.
Het gemiddelde weer, gemeten over een lange periode, is het klimaat.

Verschillen in klimaten worden veroorzaakt door een paar factoren: de plaats op aarde, de ligging ten opzichte van water, de hoogte, wind- en zeestromen en ten slotte reliëf en bergen.

Welke klimaten dat oplevert ga je in deze opdracht ontdekken.

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil tussen weer en klimaat benoemen.
  • herkennen dat er verschillende klimaten op aarde zijn.
  • de vijf hoofdgroepen van de klimaatindeling van Köppen opnoemen.
  • herkennen hoe de verschillende (groepen van) klimaten uit de indeling van Köppen over de aarde zijn onderverdeeld.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt het verschil tussen weer en klimaat benoemen en uitleggen hoe het klimaat wordt berekend.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de kennisbank over het weer. Je leert hoe alle gegevens over het weer (in een grafiek) worden vastgelegd en op welke wijze het klimaat wordt berekend. Je leert hoe weerdeskundigen het klimaat in Nederland hebben gemeten. Je bekijkt een video en beantwoordt een vraag over het weer en klimaat in Nederland.
Stap 2 Je leert dat er wereldwijd overeenkomsten in het klimaat zijn, maar ook verschillen. Je bekijkt een video over klimaatzones, leest een tekst en beantwoordt vragen over klimaten.
Stap 3 Je leest over de klimaatindeling van Köppen en beantwoordt vragen daarover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben te maken met weer en klimaten.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A; dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je beschrijvingen over het klimaat in groepjes.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • Bosatlas of internetverbinding

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaat is gemiddeld weer

Bestudeer alle pagina's in de Kennisbank. Bekijk ook de video's in de Kennisbank.

Het weer


Weerkundigen bestuderen voortdurend het weer, dat elke dag weer anders is.
Het wisselvallige karakter van het weer is geen nieuws. Weermetingen betreffen bewolking, neerslag, wind, temperatuur en luchtdruk en ze worden gedaan op de grond, vanaf schepen en vliegtuigen en vanaf kunstmanen die in een baan rond de aarde draaien.
Al die gegevens worden vastgelegd. Dat levert een grote hoeveelheid gegevens op over een aantal jaren. Deze gemiddelden van alle meetresultaten door de jaren heen geven een beeld van het klimaat van een gebied.
Dit wordt samengevat in een klimaatdiagram. Hier zie je een klimaatdiagram van Nederland.

In Nederland worden langjarige gemiddelden over een periode van 30 jaar gebruikt om het klimaat in Nederland te beschrijven. Die periode verschuift. In de jaren 70 van de vorige eeuw bijvoorbeeld werd hiervoor de periode tussen 1 januari 1931 en 31 december 1960 aangehouden. Vanaf 2011 houden weerkundigen de periode tussen 1 januari 1981 en 31 december 2010 aan.

Om het klimaat in Nederland te beschrijven, berekenen weerkundigen ook langjarige gemiddelden van meetgegevens uit de hele 18e, 19e en 20e eeuw en uit alle jaren vanaf 1706 samen.
Het gemiddelde weer in Nederland is weergegeven in de klimaatgrafiek en in de video “Weer en klimaat in Nederland”.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.

Video: Weer en klimaat in Nederland

Stap 2: Klimaten verschillen van elkaar

Niet alleen in Nederland is gekeken naar het langjarig gemiddelde weer.
Door dergelijk onderzoek zijn de klimaten wereldwijd in kaart gebracht. Er zijn nogal wat verschillen, maar ook overeenkomsten. Klimaten zijn min of meer in zones over de aarde verdeeld. Bekijk de video “Klimaatzones van de wereld”.

Video: Klimaatzones van de wereld


Bestudeer vervolgens de pagina's over weer en klimaat uit de Kennisbank.

Weer en klimaat


Lees onderstaande tekst en beantwoord daarna de vragen.

Invloed van water
Niet alleen de instraling van de zon bepaalt het klimaat. De ligging ten opzichte van water, vlakbij zee of niet, is ook belangrijk. De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. De nabijheid van zeewater heeft daarom een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

Bergen
Ook bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het hele jaar wind van zee waait. Die wind voert vochtige lucht aan die door de bergketen omhoog wordt gestuwd. Daardoor koelt de lucht af en regenen de wolken uit. De droge lucht daalt aan de andere (lij)zijde van de bergketen en zorgt daar voor een droog klimaat.
Je vindt een dergelijk gebied, groen aan één kant en droog aan de andere, in de Canadese Coast Mountains, een bergketen langs de Canadese westkust.

Zeestromen
Ten slotte wordt het klimaat op sommige plekken beïnvloed door zeestromen. Over zeestromen en hun invloed op het klimaat is een aparte opdracht gemaakt in dit thema.

 

Stap 3: De klimaatindeling van Köppen

Wladimir Köppen

Om de verschillende klimaten in kaart te brengen en voor iedere plek op aarde passend te beschrijven, heeft Köppen een klimaatclassificatie gemaakt. Wladimir Köppen was behalve klimatoloog ook botanicus. Zijn indeling is gebaseerd op plantengroei.

Er zijn vijf hoofdgroepen, elk met een eigen hoofdletter (A, B, C, D en E). Deze letters worden aangevuld met extra letters (kleine letters bij A, C en D, hoofdletters bij B en E) voor neerslag en temperatuur.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f → geen droge periode)
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s → droge zomer, w → droge winter)
  2. droge of aride klimaten
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter (S → steppe)
    2. BW Woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W →Woestijn)
  3. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s → droge zomer)
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w → droge winter)
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f → geen droge periode)
  4. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f → geen droge periode)
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter (w → droge winter)
  5. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T → Toendra)
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F → IJskap, H → Hooggebergte)
      Van hooggebergteklimaat wordt alleen gesproken in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden zuiderbreedte.

Beantwoord de vragen over de klimaatclassificatie van Köppen.

Afronding

Begrippen

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° NB en 30° ZB.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk halfjaar van richting veranderen.
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes, waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Aanlandige wind
Waait vanaf het land naar de zee.
Aflandige wind
Waait vanaf de zee naar het land.
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droogvalt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren (permafrost).
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Klimaatomschrijving

Jullie hebben gezien dat klimaat het gemiddelde weer is in een bepaalde streek over een langere periode. Je hebt gezien hoe klimaten van elkaar verschillen, hoe Köppen ze heeft ingedeeld en hoe ze over de aardbol zijn verdeeld. Met die kennis gaan jullie aan de slag.

Jullie gaan in groepjes een uitgebreide weer- en klimaatbeschrijving maken. Deze beschrijving kan worden gemaakt voor bijvoorbeeld emigranten of bedrijven, die een plek op aarde zoeken om zich te vestigen en meer over het klimaat willen weten.

  1. De klas wordt opgedeeld in 11 kleine groepjes.
  2. Elk groepje krijgt een regio/streek/land op aarde toebedeeld.
  3. Elke regio bevindt zich in een andere klimaatzone.
  4. Jullie beschrijven het weer en het klimaat van de toegewezen regio voor geïnteresseerden die werkelijk geen idee hebben van weer en klimaat.
  5. Beschrijf het (gemiddelde) weer op ter plaatse van begin januari tot eind december.
  6. Je kunt ook een klimaatgrafiek toevoegen en/of een afbeelding die jullie weer- en klimaatbeschrijving kan ondersteunen.

Tip: gebruik je kennis van weer en klimaat en de classificatie van Köppen en zoek met Google naar aanvullende informatie over weer en klimaat van de regio die jullie is toegewezen.

Klaar?
In overleg met de docent
kunnen jullie elkaars omschrijvingen lezen en eventueel nog aanvullen.
Laat de geïllustreerde tekst daarna beoordelen door jullie docent.
Hij/zij zal letten op:

  • Is per regio/zone uitgebreide informatie opgenomen over weer en klimaat (zoals temperatuur, neerslag, windkracht, etc.).
  • Is duidelijk om welke klimaatzone/regio het gaat.
  • Bevat de omschrijving een klimaatgrafiek en/of afbeeldingen.
  • Bevat de omschrijving weinig of geen taalfouten en is het origineel.


De klimaatomschrijving kan wellicht worden gebruikt in de eindopdracht van dit thema.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven welke factoren meespelen in het bepalen van het klimaat?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf een aantal klimaatsoorten noemen en aangeven waar ter wereld ze voorkomen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de manier waarop weer en klimaat berekend worden?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heeft elk groepje een uitgebreide klimaatbeschrijving gemaakt?
    Heb je nog kunnen overleggen met andere groepjes?

Klimaatgrafieken

Klimaatgrafieken

Intro

Al honderden jaren houden mensen het weer bij. Gegevens over temperatuur, neerslag, windkracht, enzovoort.

Als je dat over lange tijd doet, geeft dat inzicht in het klimaat ter plaatse en de ontwikkeling daarvan. Dergelijke gegevens worden weergegeven in klimaatdiagrammen. Je kunt aan de klimaatdiagrammen zien waar op aarde de metingen zijn gedaan.

Bekijk de video van Schooltv. Hier zie je waarom De Bilt graadmeter is voor de bepaling van het weer in Nederland.

Video: Waarom is De Bilt graadmeter voor het weer in Nederland?

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat ik in een klimaatgrafiek kan aflezen.
  • met behulp van het weersysteem van Köppen gegevens opzoeken over het weer en klimaat in een bepaald gebied.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt aan de hand van een klimaatgrafiek gegevens over het weer in een bepaald gebied aflezen.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert wat een klimaatgrafiek is en ziet als voorbeeld een grafiek van De Bilt. Je beantwoordt een vraag over een klimaatgrafiek.
Stap 2 en Je bekijkt nogmaals de klimaatclassificatie van Köppen, met voorbeeldkaarten en video's. In de opdracht ga je de gegevens over klimaatdiagrammen van Köppen in de juiste volgorde zetten.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben te maken met klimaatgrafieken.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor deze opdracht dan zoek je bij de klimaatgrafiekgegevens van de opdracht uit Stap 2 het juiste klimaat.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaatgrafieken

Al heel lang verzamelen mensen gegevens over het weer. In Nederland gebeurt dat al sinds 1706. Om de gegevens op een overzichtelijke manier weer te geven zijn er klimaatdiagrammen ontwikkeld, ook wel klimaatgrafieken genoemd.

Klimaatgrafieken zijn grafieken waarin je het gemiddelde weer in een jaar van een bepaalde plaats, land of werelddeel kan aflezen. Hier zie je zo’n grafiek. Het is een klimaatgrafiek van de plaats de Bilt in Nederland.

Klimaatgrafiek De Bilt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




Eigenlijk is zo'n klimaatgrafiek een mix van twee grafieken, een lijngrafiek en een staafgrafiek.
Op de x-as zie je de twaalf maanden van het jaar staan, I t/m XII.
Er zijn twee y-assen. Op de rechter y-as staat de neerslag in millimeters en op de linker y-as de temperatuur in graden Celsius °C.

De rode lijn geeft de temperatuur aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de linker y-as. De blauwe staafjes geven de neerslag per maand aan. Om die af te kunnen lezen, moet je dus kijken naar de rechter y-as.

In De Bilt valt het hele jaar door neerslag. De temperatuur is in de zomer niet zo heel erg hoog, de winters zijn niet erg koud.
Het zijn de kenmerken van een gematigd zeeklimaat: koele zomers, zachte winters en het hele jaar door neerslag.
Kortom: aan het klimaatdiagram herken je het klimaat.

Stap 2: Klimatenzoekplaatje

In de opdracht Klimaten heb je al kennisgemaakt met het klimaatsysteem Van Köppen.

Bekijk de volgende video.


Bekijk ook de klimaatclassificatie van Köppen op Wikipedia en bestudeer onderstaande informatie.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter

 

  1. droge of aride klimaten
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter
    2. BW Woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter

 

  1. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden







    4. De donkergroene kleur zijn Cf-klimaatzones.

 

  1. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter

 

  1. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar ligt de temperatuur tussen 0 en 10 0C

    2. EF of EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met de temperatuur het hele jaar door beneden 0 0C

 

Afronding

Begrippen

Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Lijngrafiek
Een lijndiagram of lijngrafiek is een diagram, waarin meestal de ontwikkeling van een variabele in de tijd wordt weergegeven. Dit diagram wordt vaak gebruikt om te laten zien hoe iets zich in de loop van de tijd ontwikkelt.
Staafgrafiek
Een staafgrafiek of histogram is een manier om waarden in een grafiek weer te geven, waarbij de lengte van een staaf overeenkomt met de waarde.
Klimaatgrafiek
Grafieken waarin je het gemiddelde weer in een jaar van een bepaalde plaats, land of werelddeel kan aflezen.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets over 'Klimaatgrafieken'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Klimaatdiagram

Jullie hebben in de opdracht van Stap 2 elf juiste combinaties op een rijtje gezet van klimaatdiagram, de bijbehorende Köppen-afkorting, de plaats en de juiste wereldkaart.

Op de Duitse website www.klimadiagramme.de kun je nogmaals nakijken of je de juiste combinaties hebt gemaakt. Deze website is Duitstalig, maar zodra je erop komt, verschijnt er een popupvenster dat vraagt of je de site wilt vertalen. Kies voor ‘vertalen’ en je kunt prima met de site werken.

In de menubalk is het tweede tabblad 'Landen/Steden' heel handig. Je klikt in de lijst op het continent waar de betreffende plaats op ligt en zoekt die plaats vervolgens op in de lijst.

Kijk of je bij de 11 plaatsen uit je werkblad het juiste klimaat kan opzoeken.
Kom je er niet uit raadpleeg dan je docent.

Heb je tijd over? Dan kun je van nog een aantal steden naar keuze het betreffende klimaatdiagram opzoeken en in je werkdocument opnemen.


Beoordeling
Je kunt deze opdracht zelf controleren met behulp van de website. Kom je er niet uit, roep dan de hulp in van je docent.

Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: jullie hebben elk klimaatdiagram gekoppeld aan het daarbij horende klimaat uit het systeem van Köppen, de juiste plaats en de juiste wereldkaart waarop die plaats is weergegeven.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je na het bekijken van de video uitleggen waarom De Bilt als graadmeter wordt gebruikt bij het meten van het weer?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je herkennen hoe het classificatiesysteem van Köppen werkt?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al van het bestaan van klimaatgrafieken en hoe je die kunt aflezen?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je met behulp de website de juiste klimaten kunnen opzoeken van de klimaatgrafieken van elf gebieden?

Klimaatveranderingen

Klimaatveranderingen

Intro

Klimaatverandering is van alle tijden.

Door onderzoek naar klimaatveranderingen in het verleden weten we ongeveer wat ons te wachten staat.

Deze opdracht gaat over de belangrijkste veroorzakers van de huidige klimaatverandering. En over de gevolgen ervan voor het leven op aarde.

Bekijk de video over klimaatverandering in Nederland.

Kun je een paar maatregelen noemen die Nederland neemt om de gevolgen van klimaatverandering te beperken?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat klimaatverandering geen nieuw verschijnsel is, maar dat de aarde al verschillende klimaatveranderingen heeft doorgemaakt in de afgelopen miljoenen jaren.
  • uitleggen dat de studie van klimaatveranderingen in het verleden leidt tot betere voorspellingen over de toekomst.
  • uitleggen dat klimaatverandering natuurlijke oorzaken heeft, maar dat ook menselijke activiteiten van invloed op klimaatverandering zijn.
  • enkele factoren opnoemen die klimaatverandering veroorzaken.
  • uitleggen dat de gevolgen van klimaatveranderingen tot massale uitsterving van dieren en planten kunnen leiden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt een aantal factoren noemen die klimaatverandering kunnen veroorzaken.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de Kennisbank en leert dat wetenschappers behalve de toekomst ook klimaatveranderingen uit het verleden onderzoeken om een beter beeld te krijgen. Je kijkt een video en geeft antwoord op een vraag over een 'klimaatpuzzel'.
Stap 2 Je leert over de totstandkoming van de huidige continenten en hoe die nog steeds verschuiven. Je leert dat oceanen warmtereservoirs zijn en dat zeestromen die warmte verdelen. Je beantwoordt een vraag over verschuivende continenten.
Stap 3 Je leert over de omwenteling van de aarde en de positie van de aarde tijdens de draaiing. Dit heeft effect op temperatuur en zonlicht op aarde en het verloop van seizoenen. Je bestudeert de Kennisbank, bekijkt een animatie en beantwoordt een vraag.
Stap 4 Andere oorzaken van klimaatverandering kunnen meteorietinslagen of vulkaanuitbarstingen zijn. Je bekijkt een video over een meteorietinslag en beantwoordt een vraag.
Stap 5 Je leert over de aanwezigheid van broeikasgassen en hoe die het klimaat kunnen beïnvloeden. Je noemt een argument tegen en eentje vóór de bewering van klimaatcritici dat klimaatverandering niet aan menselijke activiteiten ligt.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over klimaatverandering.
Eindopdracht Je maakt een toets over klimaatverandering.
Extra opdracht Deze opdracht gaat over Felix Finkbeiner. Je gebruikt de informatie om een eindproduct naar keuze te maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaatonderzoek

Klimaatverandering is veel in het nieuws. Het wordt langzaam maar zeker warmer op aarde. De warmte van de zon warmt de aarde op alsof we in een broeikas zitten. Maar er zijn tijden geweest dat de aarde meer op een koelkast leek: tijdens de ijstijden.

Bestudeer de pagina in de Kennisbank over klimaatverandering.

Klimaatverandering


Uit onderzoek weten we dat de aarde in vroegere tijden afwisselend warm en vochtig was, heet en droog of juist erg koud. Hoe weten we dat?
Door te kijken naar resten diep onder de grond, op land of onder de zeebodem.

Wetenschappelijke klimaatonderzoekers werken onder meer met modellen waarmee ze voorspellingen doen over de nabije toekomst, zo’n 50 jaar na nu. Die modellen worden verbeterd door te leren van de veranderingen in het verleden.
Samengevat: om meer te weten over de toekomst van het klimaat onderzoeken we het verleden van de klimaatveranderingen.

We weten al veel over klimaatveranderingen.
In de Stappen 2-5 zetten we de belangrijkste factoren die klimaatverandering veroorzaken, op een rij.

Maak eerst de volgende opdracht.

Stap 2: Positie van de continenten

De aarde is zo’n 4,5 miljard geleden gevormd. Zo’n 250 miljoen jaar geleden is het supercontinent Pangea ontstaan. Op aarde was er één aaneengesloten landmassa (Pangea) en één oceaan (Panthalassa Oceaan). Pangea is in delen uiteengevallen en die stukken, de huidige continenten, zijn door plaattektoniek steeds verder uit elkaar gedreven. Dat is echter een proces van miljoenen jaren geweest.

Oceanen zijn enorme reservoirs voor de opslag van warmte. Zeestromen zijn transporteurs van warmte.

De positie van de continenten heeft invloed op zeestromen. Als de continenten allemaal dicht bij elkaar liggen of één geheel vormen (zoals miljoenen jaren geleden bij Pangea), is de stroming van de zee anders dan wanneer de continenten verder van elkaar af liggen (zoals nu).

Stap 3: Afstand en omwentelingen

Het weer en het klimaat worden onder meer bepaald door de afstand tot de zon. De baan van de aarde om de zon is geen cirkel, maar een ellipsbaan. Het middelpunt van die ellips ligt ook niet in het midden, zoals je op de afbeelding kunt zien:

Het punt dat het dichtst bij de zon ligt, noemen we het perihelium. Het punt dat het verst van de zon af ligt, noemen we het aphelium. Tijdens het perihelium wordt het warmer, tijdens het aphelium kouder.

Maar de baan om de zon is niet de enige omwenteling die de aarde maakt. De aarde ligt wat schuin en de bewegingen van onze aarde zijn onder invloed van zon en maan lang niet altijd dezelfde. De aarde wiebelt dus een beetje. Het beste kun je de aarde vergelijken met een tol die niet precies rechtop staat.

De evenaar maakt op dit moment een hoek van 23,45 graden met het omloopvlak, de baan die de aarde beschrijft om de zon. Gedurende de geologische geschiedenis schommelt die hoek tussen 21,5 graden en 24,5 graden. Deze scheefstand van de aarde veroorzaakt de seizoenen.

Op ongeveer 21 juni staat ‘’s middags de zon loodrecht op de Kreeftskeerkring en op ongeveer 21 december ’s middags loodrecht op de Steenbokskeerkring: dat zijn de twee uitersten (daartussen beweegt ze van of naar de evenaar toe).
De volgende animatie maakt dat snel duidelijk:

Video: Dag en nacht


De hellingshoek bepaalt hoeveel zonnewarmte een plek bereikt. Een zonnebundel van dezelfde grootte nabij de Noordpool moet veel meer oppervlakte van de aarde verwarmen dan bij de evenaar.

Bij de polen is het daardoor dus beduidend kouder dan bij de evenaar. Met het veranderen van de hellingshoek verandert ook de temperatuur bij de polen. Hoe groter de hellingshoek, hoe groter de temperatuurverschillen tussen zomer en winter.

Bestudeer de pagina over Seizoenen in de Kennisbank.

Zon, aarde en maan

 

Beantwoord de vraag over de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring

Stap 4: Natuurrampen

Meteorietinslag
Een natuurramp is een gebeurtenis die catastrofale gevolgen heeft voor levende wezens. Een van de grootste natuurrampen vond 65 miljoen jaar geleden plaats in het huidige Mexico bij Chicxulub. Daar werd de aarde getroffen door een enorme meteoriet van 300 kilometer breed.

Zie onderstaande video die deze inslag en de gevolgen daarvan weergeeft.

Waarschijnlijk veroorzaakte de inslag een klimaatverandering. De gevolgen moeten enorm zijn geweest. Bij zo’n inslag komt er zoveel energie vrij, dat rotsblokken tot 100 kilometer hoog de lucht in worden geslingerd. Wereldwijd vinden er enorme meteorietenregens plaats met overal bosbranden tot gevolg. Over de hele wereld zullen er aardbevingen en tsunami’s hebben plaatsgevonden. En waarschijnlijk kwam er zo veel stof in de atmosfeer dat het zonlicht niet of moeilijk door de dampkring kon en het maanden- of zelfs jarenlang donker en koud zal zijn geweest. Dat op zijn beurt zal ervoor gezorgd hebben dat planten, die afhankelijk zijn van zonlicht voor het omzetten van lichtenergie in koolhydraten, afstierven. Dieren zullen geen voedsel meer hebben kunnen vinden.
Wetenschappers gaan ervan uit dat (mede) als gevolg van die meteorietinslag 65 miljoen jaren geleden de (meeste) dinosauriërs zijn uitgestorven.

Vulkaanuitbarstingen
Vulkanen kunnen door grote uitbarstingen het weer beïnvloeden. Als stof en zwaveldeeltjes in de stratosfeer, een van de lagen in de dampkring, terechtkomen, houden ze zonlicht tegen. Daardoor wordt het kouder (net als bij meteorietinslagen). Het effect van zo’n eruptie kan wel twee jaar te merken zijn.

We geven een voorbeeld uit het ‘recente’ verleden:

In 1783-1784 werd de bergketen Laki op IJsland getroffen door een reeks van tien vulkaanuitbarstingen in acht maanden tijd, gevolgd door drie jaar lang extreem weer en zeer strenge winters. Overal op het noordelijk halfrond ontstonden er misoogsten en hongersnoden.

 

Stap 5: Broeikasgassen

De atmosfeer bevat een aantal broeikasgassen, waaronder CO2. Zonder deze gassen zou de aarde een koude planeet zijn met een gemiddelde temperatuur van –18 °C. Nu ligt dat gemiddelde op +15 °C.

Uit onderzoek is een duidelijke relatie te vinden tussen het CO2-gehalte in de atmosfeer en de gemiddelde wereldtemperatuur. Als we kijken naar dat CO2-gehalte over de laatste 150.000 jaar, blijkt dat de koude periodes overeenkomen met lage CO2-concentraties, terwijl de warme periodes worden gekenmerkt door hoge CO2-cijfers.

Volgens sommige wetenschappers zou onder normale omstandigheden de aarde met een afkoeling van het klimaat te maken hebben. In plaats daarvan hebben we te maken met een opwarming van de aarde, niet van nature, maar door menselijke activiteiten. We brengen te veel CO2 de dampkring in, met name door de verbranding van fossiele brandstoffen (zoals kolen, aardgas en aardolie).

Afronding

Begrippen

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
IJstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
(Land)ijs
Een dikke laag ijs op het land.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.
Perihelium
Het punt van de ellipsvormige baan van de aarde, een andere planeet, planteoïde of komeet dat het dichtst bij de zon ligt.
Aphelium
Het punt van de ellipsvormige baan van de aarde, een andere planeet, planteoïde of komeet dat het verst van bij de zon ligt.

Eindopdracht: Toets

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het juiste antwoord te zien.

Extra: Felix Finkbeiner

In het boek 'Kinderen die wereld hebben veranderd' staan verhalen over kinderen van wie de rechten zijn geschonden. Ze hebben daardoor de aandacht gevestigd op een probleem in onze maatschappij.

Een van deze verhalen gaat over Felix Finkbeiner. Felix Finkbeiner (1998) uit Duitsland maakte zich op zijn negende grote zorgen over het voortbestaan van de aarde. De oplossing zag hij in het planten van bomen, véél bomen. Met zijn organisatie Plant-for-the-Planet is het hem sinds 2007 gelukt vele miljoenen bomen te planten om onder meer klimaatverandering tegen te gaan.

Bekijk de video over Felix Finkbeiner (in het Duits).
Kijk hoe Felix Finkbaumer de Verenigde Naties toespreekt in 2011.


Download en lees nu het verhaal uit het boek 'Kinderen die wereld hebben veranderd': Felix Finkbeiner

Kinderrechten
Mensenrechten zijn in diverse wetten en verdragen vastgelegd. Ze gelden in Nederland en in de rest van de wereld - voor iedereen en voor altijd. Dankzij deze rechten kunnen mensen een volwaardig bestaan opbouwen. Omdat kinderen speciale behoeften hebben, bestaan er ook kinderrechten. Helaas wordt er niet overal even netjes met deze rechten omgegaan.

Ga naar de klikplaat mensenrechten en bekijk welke mensenrechten er zijn. Klik op de verschillende afbeeldingen en lees de informatie.

Het verhaal van Felix Finkbeiner gaat over klimaatverandering. Bij dit verhaal spelen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging een rol.

Maar er is geen recht op een schoon milieu.

  • Waarom eigenlijk niet?
  • Zou het er moeten zijn?
  • Hoe kan dat recht dan gehandhaafd worden?

Bespreek deze vragen met een of enkele klasgenoten.

Schoon milieu als mensenrecht
Opkomen voor een schoon milieu dat is toch iets dat eigenlijk iedereen zou moeten doen, vind je ook niet? Maar daar denken sommige mensen toch anders over. Gemiddeld worden er iedere week twee mensen vermoord in verband met milieuactivisme.
Lees het verhaal van Sara maar eens.

Milieuactivisme is levensgevaarlijk
Sara, een jonge vrouw in Kameroen, werkt voor een relatief goed salaris voor een chemisch bedrijf. Net als de rest van de medewerkers woont ze vlak bij de fabriek. Op een dag moet ze met spoed naar het ziekenhuis met haar zoontje. Acute vergiftiging via vervuild drinkwater, blijkt al snel. Haar geval staat niet alleen. In de woonwijk blijken meer gevallen van vergiftiging. Het bedrijf blijkt verantwoordelijk. Sara besluit te stoppen bij het bedrijf en doet aangifte. Al snel begint een serie van intimidatie-acties door de politie. Ze wordt regelmatig opgepakt en tijdens de verhoren wordt ze beschuldigd als terrorist die de ontwikkeling van Kameroen wil tegengaan. Als ze op een dag vroeg in de avond thuiskomt wordt ze opgewacht en met de dood bedreigd. Sara wordt gedwongen op de grond te gaan liggen en wacht op een nekschot. Op het laatste moment wordt ze gered door de koplampen van een auto, die op haar schijnen. De bedreigers gaan ervandoor.
Sara gaat door. Ze organiseert een mars met buurtgenoten, maar wordt op de dag van de mars met een aantal anderen opgepakt. Gelukkig gaat de mars door, laat de pers zich niet door de politie tegenhouden en verschijnen er kritische stukken in diverse media.

Bron: www.oneworld.nl


Bedrijven die veelal uit zijn op korte-termijnwinst en geen of weinig oog hebben voor lokale gemeenschappen, het milieu en de belangen van toekomstige generaties, hebben een grote negatieve invloed op het milieu en de mensenrechten - vooral in landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika.

  • Waarom zijn er vooral in landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika bedrijven met negatieve invloed op het milieu en de mensenrechten?

Eindproduct

Gebruik de informatie uit de vorige stappen bij het maken van een eindproduct over Felix Finkbeiner. Je mag zelf kiezen wat voor soort eindproduct je maakt.
In je eindproduct maak je duidelijk:

  • welke kinderrechten een rol spelen in het verhaal van Felix Finkbeiner.
  • waarom het terecht is dat er een verhaal over Felix Finkbeiner in het boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd' staat.
  • wat jij vindt van het verhaal van Felix Finkbeiner.

Voor het maken van het eindproduct kun je gebruikmaken van de gereedschapskist van StudioVO.

In de gereedschapskist vind je voor veel verschillende eindproducten een plan van aanpak en kun je zien hoe de eindproducten beoordeeld worden.

Voor je begint met het maken van je eindproduct bespreek je plan van aanpak met je docent.

Succes.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een aantal factoren noemen die van invloed zijn op de klimaatverandering?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd om de extra opdracht over Felix Finkbeiner te maken?
  • Inhoud
    Wist je al veel over klimaatverandering en de mogelijke gevolgen voor Nederland en ook wereldwijd? Schrijf op wat nieuw voor je was.

Klimaatverdragen

Klimaatverdragen

Intro

Tussen landen worden afspraken gemaakt om gezamenlijk klimaatverandering, veroorzaakt door opwarming van de aarde, tegen te gaan.

Deze afspraken worden vastgelegd in klimaatverdragen. De landen die zo’n verdrag ondertekenen beloven zich te houden aan de gemaakte afspraken.

Deze opdracht gaat over de rol die klimaatverdragen spelen in de strijd tegen klimaatverandering.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat een klimaatverdrag is en wat erin wordt vastgelegd.
  • uitleggen waarom het belangrijk is dat er klimaatverdragen worden gesloten.
  • opnoemen welke klimaatverdragen er in het verleden zijn gesloten.
  • uitleggen waarom reductiedoelstellingen voor deelnemende landen verschillend zijn.
  • zelf beoordelen of klimaatverdragen nuttig zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven wat het nut van klimaatverdragen is.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Je leert hoe en waar CO2-uitstoot plaatsvindt en wat daar de gevolgen van zijn. Je bekijkt een schema van een versterkt broeikaseffect en je leert wat reductiedoelstellingen zijn. Je maakt een klassikale oefening waarin jullie reductiedoelstellingen bedenken.
Stap 2 Je leest een tekst over het Klimaatverdrag en Protocol van Kyoto. Deze tekst kan je helpen bij de eindopdracht.
Stap 3 Je leert dat doelstellingen voor ontwikkelingslanden anders zijn dan voor welvarende landen. Je leest een krantenartikel en beantwoordt vragen over CO₂-uitstoot.
Stap 4 Je leest over de verschillende klimaatconferenties en wat er afgesproken is.
Stap 5

en

Je schrijft op een half A4'tje je eigen mening over het tegengaan van klimaatverandering. Je vergelijkt je mening met die van klasgenoten.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over klimaatverdragen.
Eindopdracht Je stelt met een aantal klasgenoten een klimaatverdrag samen. Je discussieert over de reductiedoelstellingen en voegt alle meningen samen in één klassikaal klimaatverdrag.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


 


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Het tegengaan van klimaatverandering

Fabrieken, auto’s en vliegtuigen stoten het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) uit. Ook wanneer je thuis de verwarming aanzet wordt er CO2 uitgestoten. Bij de verbranding van hout, bijvoorbeeld in een houtkachel, vuurkorf of kampvuur, komt er ook CO2 vrij.

Door een groeiende wereldbevolking en een groeiende industrie stijgt de jaarlijkse CO2-uitstoot op aarde. Teveel CO2 in de lucht zorgt ervoor dat de aarde langzaam steeds warmer wordt: een te sterk broeikaseffect.

Een versterkt broeikaseffect veroorzaakt veranderingen in het klimaat op aarde. Dat heeft bijvoorbeeld een stijging van de zeespiegel tot gevolg. We willen niet dat de zeespiegel stijgt, want dan kunnen dorpen en steden overstromen.
In dit schema van Wikimedia Commons zie je het proces van het versterkte broeikaseffect:



Om klimaatveranderingen tegen te gaan moet het versterkte broeikaseffect worden verminderd. De uitstoot van broeikasgassen moet omlaag. De plannen die we daarvoor moeten bedenken noemen we reductiedoelstellingen.

De belangrijkste reductiedoelstelling is het verminderen van de uitstoot van CO2.
Een van de maatregelen is het stimuleren van het gebruik van de elektrische auto. Deze stoot geen CO2 uit en is dus beter voor het milieu.

Stap 2: Globale afspraken

Lees deze tekst over het VN-Klimaatverdrag en het Protocol van Kyoto.
Je kunt de informatie nodig hebben als je zelf een klimaatverdrag maakt in de eindopdracht.

Omdat klimaatverandering overal op de aarde plaatsvindt en dus een mondiaal probleem is, maken landen onderling afspraken om het versterkte broeikaseffect te verminderen.
In 1992 werden er door de Verenigde Naties (VN) voor het eerst reductiedoelstellingen opgeschreven in het Klimaatverdrag. Het Klimaatverdrag is dus een lijst met afspraken om klimaatverandering op aarde tegen te gaan. Met dit verdrag wil de VN de negatieve effecten van het versterkte broeikaseffect, zoals de stijging van de zeespiegel, verminderen of afremmen.

Omdat het VN-Klimaatverdrag nog geen duidelijke eisen bevatte, werd het Protocol van Kyoto (Kyoto is de Japanse stad waar het protocol werd opgeschreven) opgesteld. Dit protocol uit 1997 is een onderdeel van het Klimaatverdrag. Hierin werd duidelijk afgesproken hoeveel minder CO2-uitstoot elk land vanaf 2012 moet maken. Minder CO2-uitstoot betekent minder (versterkt) broeikaseffect. Het protocol werd ondertekend door veel landen.

Ook Nederland ondertekende het Protocol van Kyoto en is dus verplicht zich te houden aan de gemaakte afspraken. Op deze manier proberen alle landen de opwarming van de aarde tegen te gaan.

Stap 3: Doelstellingen verschillende landen

Elk land is verschillend qua oppervlakte, aantal inwoners en welvaart en daarmee verschilt ook de hoeveelheid CO2 die een land uitstoot. Daarom zijn er in het Protocol van Kyoto verschillende reductiedoelstellingen bepaald voor de deelnemende landen. Een rijk land als Nederland moet volgens het Protocol meer geld investeren in het verlagen van de CO2-uitstoot, dan een arm land als bijvoorbeeld Burundi. Burundi krijgt dus minder strenge reductiedoelstellingen.

Het welvarende Nederland wordt in het Protocol van Kyoto verplicht om de doelstelling te halen, ontwikkelingslanden zijn dat niet verplicht. China bijvoorbeeld werd in 1997, toen het Protocol werd geschreven, gezien als ontwikkelingsland. Daardoor is China niet verplicht zich te houden aan de doelstellingen.

In 2012 werd bekeken of de landen zich hadden gehouden aan de doelstellingen van het Protocol van Kyoto. Alle industrielanden voldeden aan de afgesproken reductiedoelstellingen van CO2-uitstoot. Dat is natuurlijk een mooi resultaat!

Maar helaas was de mondiale CO2-uitstoot in 2012 tóch groter dan in de jaren 90. Dat komt omdat er minder strenge eisen aan de ontwikkelingslanden zijn gesteld. Omdat onder andere de industrie, het aantal inwoners en het aantal auto’s in sommige van deze landen (zoals China) ontzettend gegroeid zijn, is de CO2-uitstoot de afgelopen jaren veel hoger geworden. De CO2-uitstoot van alle landen bij elkaar was daarom in 2012 alsnog hoger dan voorheen.

Lees het volgende krantenartikel over de stijging van de CO2-uitstoot in productielanden als China:

De uitstoot van broeikasgassen in China en andere ontwikkelingslanden is in het eerste decennium van de 21ste eeuw verdubbeld in vergelijking met de drie decennia ervoor. Dit komt volgens de Engelse krant The Guardian onder andere door de uitbesteding van de massaproductie van elektronica en goedkope kleding (door de rijke landen). Bij de productie hiervan is verbranding van steenkool nodig om fabrieken draaiende te houden.
Europese landen en de Verenigde Staten zijn bezig met het terugdringen van de uitstoot van schadelijke broeikasgassen. Dit zal weinig zin hebben als de uitstoot in landen als China groter wordt. Fabrieken in de productielanden zorgen nu voor meer CO2 dan industrieën in Europa en de Verenigde Staten.

Bron: De Volkskrant, 21 januari 2014

 

Stap 4: Onderhandelen

Sinds 2009 gaan de verschillende landen elk jaar opnieuw met elkaar in gesprek over het VN-Klimaatverdrag. Dit jaarlijkse gesprek tussen de landen wordt een klimaatconferentie genoemd.
De conferentie vindt steeds in een andere stad plaats. Tijdens de klimaatconferentie wordt besproken of de landen de gemaakte afspraken nakomen en welke nieuwe afspraken er gemaakt moeten worden. Dit zijn de klimaatonderhandelingen.
Het maken van deze nieuwe afspraken is moeilijk, omdat zoveel mogelijk landen het er mee eens moeten zijn.

Bekijk hier een aantal klimaatconferenties en de afspraken die er zijn gemaakt.

Klimaatconferentie 2009 - Kopenhagen
In 2009 waren de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen. Ditmaal moest er bepaald worden welke reductiedoelstellingen de landen zouden gaan krijgen voor de periode ná 2012. In 2012 liep het Protocol van Kyoto namelijk af. De klimaatonderhandelingen verliepen echter zeer moeizaam.

De belangrijkste punten in het akkoord waren:

  • Oprichting van een Green Climate Fund voor arme landen die getroffen zijn door de klimaatverandering. Bedoeling is om in 2020 een bedrag van 100 miljard dollar gespaard en beschikbaar te hebben in dit fonds, dat voorziet in klimaatsteun aan ontwikkelingslanden.
  • De opwarming van de aarde moet met twee graden Celsius worden beperkt.

Het akkoord was geen bindend klimaatverdrag. Geen van de oorspronkelijke doelstellingen werden behaald.
Er werd slechts een gedeeltelijk akkoord bereikt. Niet alle landen erkenden echter het gesloten akkoord.



Klimaatconferentie 2015 - Parijs
Op de klimaatconferentie in Parijs in december 2015 stemden 195 landen in met het allereerste actieplan ter wereld om de klimaatverandering aan te pakken door de opwarming van de aarde ‘ver onder de twee graden Celsius’ te houden. Het Klimaatakkoord van Parijs is een feit: bijna 200 landen zijn het eens geworden over een reeks klimaatmaatregelen. Dit kan gezien worden als een historische prestatie, maar het is slechts een begin: nu moet elk land de daad bij het woord voegen.

Wat is er afgesproken?

  • Opwarming
    Een beperking van de opwarming van de aarde tot ‘ruim onder de 2 graden’. Gestreefd moet worden naar 1,5 graad. Dat laatste was vooral een wens van een aantal eilandstaten; die vrezen dat ze letterlijk onder water komen te staan als de aarde te veel opwarmt.
  • Uitstoot
    Er moet snel een einde komen aan de stijging van de uitstoot van broeikasgassen. De partijen zijn zich ervan bewust dat het voor arme landen langer duurt dan voor rijkere om snel de piek in hun uitstoot te bereiken, omdat in een aantal landen de economie net op gang komt. Dat kan voor sommige landen betekenen dat ze later beginnen met de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Landen moeten doen wat in hun vermogen ligt. Maar halverwege deze eeuw moet de uitstoot van de broeikasgassen in balans zijn met wat de aarde kan opnemen aan deze gassen.
  • Evaluatie
    Het klimaatbeleid van alle landen die deelnemen aan de conferentie wordt elke vijf jaar geëvalueerd. Ieder land moet steeds beter worden. De ambities mogen niet meer naar beneden worden bijgesteld, ze moeten juist telkens worden aangescherpt. De eerste wereldwijde evaluatie vond plaats in 2023 in Dubai.
  • Emissie
    Landen kunnen hun reducties in andere landen realiseren en in emissies handelen.
  • Bijdrage
    Voor de klimaatconferentie van 2020 moeten de partijen het doel stellen elk jaar minstens 100 miljard dollar (91 miljard euro) ter beschikking te stellen voor armere landen, die moeite hebben om het streven van de klimaattop bij te benen. De bijdrage hieraan door ontwikkelingslanden is vrijwillig.

Geldigverklaring
Het verdrag treedt officieel in werking als 55 landen het geldig hebben verklaard. Die moeten samen ook verantwoordelijk zijn voor minimaal 55% van de mondiale uitstoot.

Bekijk de video over dit belangrijke Akkoord.

Klimaatconferentie 2016 - Quatar
Landen die in 2016 meededen aan de VN-klimaatconferentie in Qatar, hebben een minimaal akkoord bereikt.
Afgesproken is het Kyoto Protocol over CO2-uitstoot, dat dit jaar afloopt, tot 2020 te verlengen.
Nieuwe afspraken over de uitstoot en maatregelen tegen de opwarming van de aarde werden helaas niet gemaakt.

Lang niet alle geïndustrialiseerde landen conformeren zich aan het Kyoto II, zoals ook veel staten niet aan het eerste protocol deelnamen. Behalve de 27 staten van de EU zijn er nog ongeveer 10 landen die meedoen. Grote staten (en vervuilers) als Verenigde Staten, Rusland, Japan en Canada blijven buiten het protocol. De landen die zich wel conformeren zijn goed voor ongeveer 15% van de wereldwijde uitstoot.

Op 1 juni 2017 trokken de Verenigde Staten zich terug uit het klimaatakkoord van Parijs.

Klimaatconferentie 2018 - Polen
Bijna 200 landen hebben op de Poolse klimaattop een akkoord bereikt over de manier waarop ze de afspraken van de conferentie in Parijs (2015) gaan nakomen.
De deelnemende landen hebben een reeks maatregelen afgesproken waarmee ze hopen te voldoen aan de Parijs-doelen, zoals het beperken van de temperatuurstijging tot maximaal 2 graden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het streven is minder dan 1,5 graad.

De landen hebben geprobeerd te omschrijven hoe die afspraken kunnen worden uitgevoerd, onder meer door het terugdringen van de uitstoot van kooldioxide en het helpen van arme landen bij het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. De onderhandelingen verliepen niet al te soepel op deze conferentie, er werd met moeite tot een akkoord gekomen.



Klimaatconferentie 2019 - Chili
De volgende VN-klimaatconferentie vindt eind 2019 plaats in Chili.
Om deze en volgende klimaatconferenties te volgen, kun je het actuele nieuws volgen.
Je kunt ook regelmatig een kijkje nemen op de site van Europa.nu

Stap 5: Nuttig of nutteloos?

Wat is jouw persoonlijke mening over het Klimaatverdrag en het Protocol van Kyoto en het Klimaatakkoord van Parijs: zijn deze nuttig of nutteloos?

Geef op een half A4’tje jouw mening over de gemaakte afspraken tussen landen over het tegengaan van klimaatverandering.

Beargumenteer jouw mening met voordelen en/of nadelen van het Klimaatverdrag die je bent tegengekomen in de voorgaande stappen 1 tot en met 4 van deze opdracht.

Vergelijk je mening met die van een of meerdere klasgenoten. Hebben jullie dezelfde argumenten gebruikt?
Welke maatregelen zijn in jullie ogen heel belangrijk om klimaatverandering tegen te gaan?

Afronding

Begrippen

Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
IJstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
(Land)ijs
Een dikke laag ijs op het land.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.
Klimaatverdrag
Een verdrag (of akkoord) afgesloten tussen meerdere landen om de uitstoot van CO2 te verminderen en klimaatverandering tegen te gaan.
Protocol van Kyoto
Het Protocol of Verdrag van Kyoto werd in 1997 opgesteld in de Japanse stad Kyoto en regelt de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Het is een protocol onder het Klimaatverdrag.
Reductiedoelstelling
Algemene doelstelling van het Klimaatverdrag. Deze wordt door het Protocol van Kyoto vertaald in een verplichting voor de industrielanden om hun uitstoot van broeikasgassen te beperken of terug te schroeven.

Eindopdracht: Klimaatverdrag

Samen met twee of drie klasgenoten ga je een klimaatverdrag opstellen om het broeikaseffect dat jouw klas veroorzaakt tegen te gaan. Welke dingen die jij en je klasgenoten doen veroorzaken broeikaseffect? Welke oplossingen kun je bedenken om deze oorzaken van broeikaseffect te verminderen?
Het doel is dat zoveel mogelijk klasgenoten het met de afspraken in jouw verdrag eens zijn. De reductiedoelstellingen in jouw verdrag moeten dus haalbaar zijn. Zet de volgende stappen om tot het eindproduct te komen:

  1. Gebruik een vel A4 papier.
  2. Schrijf drie dingen op die jij en je klasgenoten thuis of op school doen die het broeikaseffect versterken (bijvoorbeeld: word je wel eens met de auto naar school of voetbalclub gebracht?).
  3. Schrijf zoveel mogelijk maatregelen op om de schadelijke gevolgen hiervan te verminderen.
  4. Houd er rekening mee dat het doel is dat zoveel mogelijk klasgenoten deze maatregelen (reductiedoelstellingen) kunnen en willen nakomen.

Gebruik voor deze opdracht het (Google-)werkblad Klimaatverdrag. Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)

Klaar?

  • Bespreek klassikaal de verschillende verdragen die zijn opgesteld. Discussieer over de reductiedoelstellingen die zijn opgeschreven in de verdragen.
  • Met welke haalbare doelstellingen is de hele klas het eens? Onderhandel in de klas, onder leiding van de docent, over de verschillende doelstellingen.
  • Maak klassikaal één klimaatverdrag dat alle klasgenoten willen ondertekenen.
  • Zorg dat iedereen het verdrag ondertekent. Laat zien dat jullie beter kunnen onderhandelen en tot gezamenlijke afspraken kunnen komen dan de wereldleiders op de Klimaatconferentie van 2009 in Kopenhagen!

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent. Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: laat het verdrag zien dat jullie de gevolgen van klimaatverandering kennen en dat jullie oplossingen kunnen bedenken om de oorzaken van klimaatverandering te verkleinen?
  • taalfouten: bevat jullie klimaatverdrag niet teveel taalfouten?
  • samenwerking: is er goed samengewerkt in jullie groepje? Heeft iedereen bijgedragen aan de opdracht? Heeft iedereen in de klas zijn of haar mening kunnen geven over oplossingen voor klimaatverandering en hebben jullie goed naar elkaars ideeën geluisterd?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven waarom klimaatverdragen wordt vastgelegd?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom er klimaatconferenties plaatsvinden?
     

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over klimaatverdragen?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Hebben jullie als klas uiteindelijk één klimaatverdrag opgesteld?
    Waren de doelstellingen in het verdrag realistisch en goed verwoord?
     

Extreme omstandigheden

Extreme omstandigheden

Intro

Wanneer noem je een klimaat extreem? Hoe leven mensen op plaatsen waar het enorm heet is, of heel erg koud? Met buitengewoon veel of weinig zonuren? Als er heel erg weinig neerslag valt of in situaties met extreem weinig zuurstof? Hoe passen mensen hun gedrag aan dergelijke omstandigheden aan? En waar op de wereld treffen we dergelijke levensomstandigheden?

De Inuit (eskimo's) leven in extreme kou in het noorden van Canada.
De Turkana-bevolking leeft in het zeer hete landschap in Kenia. Hoog in het Andesgebergte wonen mensen in de ijle lucht.

Hoe zij hun levenswijze en lichaam hebben aangepast, lees je in deze opdracht.

Kun je een gebied noemen waar het extreem droog en heet is?

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • gebieden opnoemen waar het extreem koud, warm, droog of zuurstofarm is.
  • omschrijven hoe mensen kunnen leven en zich aanpassen in extreem koude gebieden.
  • omschrijven hoe mensen kunnen leven en zich aanpassen met extreem veel of weinig zonuren.
  • omschrijven hoe mensen zich aanpassen aan extreem droge en warme omstandigheden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven hoe mensen kunnen leven in extreme omstandigheden en hoe hun lichaam zich daarop aanpast.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert dat mensen die leven in extreme omstandigheden extra beschermende kleding en hulpmiddelen nodig hebben en dat hun lichaam zich aanpast aan die extreme omstandigheden. Je bestudeert de Kennisbank. Daarna download je een wereldkaart, waar je aan de hand van tabellen en internet gebieden inkleurt.
Stap 2 Je leert over o.a. hoe Inuit leven in de extreme kou in Noord-Canada en hoe hun woongebied verschilt met andere gebieden in Canada. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen erover.
Stap 3 en
Je leert hoe het zomers is te leven in gebieden rond de polen, waar het bijna geen nacht is. Je leert dat dit te maken heeft met de (scheve) ligging van de aarde t.o.v. de zon en welke maatregelen mensen nemen om toch te kunnen slapen. In de winters is het voortdurend nacht, wat weer (negatieve) gevolgen heeft voor de mens. Je bekijkt een video over wat het poollicht is, hoe het ontstaat. Je overlegt met klasgenoten of je wel in zulke extreme omstandigheden zou willen/kunnen leven.
Stap 4 Je leert hoe zwaar het leven is voor mensen hoog in de ijle lucht in het Andesgebergte en met welke (voedings)middelen ze kunnen overleven. Je maakt een kruiswoordpuzzel met termen over leven met extreem weinig zuurstof.
Stap 5 Je leest hoe belangrijk water drinken is voor ons lichaam en welke gevolgen dat heeft als het ontbreekt in droge gebieden, waar bijvoorbeeld Turkana-nomaden leven. Bekijk een video en beantwoord een vraag daarover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over extreme klimaten en levensomstandigheden.
Eindopdracht Je gaat met een aantal klasgenoten kruiswoordpuzzels maken. Je gebruikt hiervoor begrippen uit deze opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Aanpassen aan de leefomgeving

Planten en dieren passen zich aan de omgeving aan waarin ze leven. Dit zie je vooral als de omstandigheden extremer worden. Als het leven zich afspeelt op de grens van biologische mogelijkheden hebben veel organismen van nature allerlei aanpassingen om te kunnen overleven.

Wij mensen hebben in dat geval extra bescherming en hulpmiddelen nodig. Om deze reden ziet het leven van Inuit (eskimo's) in Noord-Canada er totaal anders uit dan het leven van de Turkana-nomaden in Kenia.
Mensen die 24 uur per dag zonlicht hebben of 24 uur per dag in het donker leven, hebben geen natuurlijke verdeling en gedragen zich anders.

In ijle lucht is het leven anders dan in een zuurstofrijk bebost gebied.
De lucht die we inademen bestaat voor 21% uit zuurstof. Op zeeniveau heeft de zuurstof dus een druk van een vijfde atmosfeer.
Op de hoogste bergtop is nog slechts een derde van die zuurstofdruk over vanwege het ijler worden van de lucht.

Bestudeer de pagina's in de Kennisbank en bekijk ook de video in de Kennisbank. Maak daarna de opdracht.

Weer en klimaat

Stap 2: Leven in extreme kou

Vooral de mensen die in de poolgebieden wonen, leven in extreme kou. De Inuit en de Saami hebben zich van oudsher een levensstijl eigengemaakt, waarmee ze de koude winters in deze streken wisten te overleven. Kleren, handschoenen en laarzen werden gemaakt uit dierenhuiden en bont zoals op de foto uit 1917 te zien is. Ze beschermden tegen temperaturen van -60 °C.

Tenten waren gemaakt van rendier- en kariboehuid en iglo’s boden beschutting en gaven een veilige temperatuur tijdens de winternachten, met behulp van slechts een klein vuurtje. Maar het waren wel harde omstandigheden en tegenwoordig zijn er nog maar enkele Canadese Inuit die nog zo leven. De meeste Inuit wonen in huizen en velen hebben nooit zo’n tent of iglo gezien.

Ook in de kou van Noord-Canada gaan mensen naar school of naar hun werk. Ze hebben hun hobby’s, beschikken over tv’s, telefoons en computers met internet.
Maar de omstandigheden leveren ook verschillen op met bijvoorbeeld ons leven hier. De meeste Inuit zorgen voor hun eigen voedsel. Kinderen leren al jong om te jagen en te vissen op bijvoorbeeld beren, rendieren, zeehonden, (trek)zalm en walvis.

Het is belangrijk om te weten dat Inuit in Canada in verschillende gebieden leven, variërend van dichte dennenbossen tot een zandkust aan de zee. Sommige kleine steden als Yellowknife en Whitehorse lijken op de steden in het zuiden van Canada.
De meeste steden en dorpen in het noorden zijn velen malen kleiner. De steden zijn in de winter over ijs en sneeuw veel beter bereikbaar dan in de zomer. Met sneeuwscooters kan men zich snel door de sneeuw verplaatsen. Voor vrachtwagens worden er ijswegen gemaakt.
In de zomer is er geen sneeuw en ijs en zijn de bewoners aangewezen op de boot. Grote afstanden reist men per vliegtuig.
Verder is het in de winter heel normaal dat het enkele dagen, weken of maanden kouder is dan -30 °C. Behalve de jagers zitten veel mensen dan binnen.

Bekijk twee stukje uit de volgende video:
3 op reis: King William Island, Canada (3:13 tot 4:29 en van 6:03 tot 10:06)

Beantwoord daarna de vragen over de videofragmenten.

Stap 3: Leven met extreem veel/weinig zonuren

Midzomernachtzon
Hoe dichter bij de polen, hoe langer het zomers licht blijft. Echt 24 uur per dag licht blijft het alleen boven de poolcirkels. Alle gebieden die daar verder vandaan liggen, krijgen wel iets van een nacht. Het wordt veroorzaakt door de hoek die de evenaar maakt met de omloopcirkel rond de zon. De aarde staat als het ware een beetje scheef ten opzichte van de zon.
Je ziet dat in onze zomermaanden het gebied boven de poolcirkel elk moment van het etmaal door de zon beschenen wordt. Dat duurt een kleine twee maanden lang. Op de zuidpool blijft het in dezelfde periode donker. Op het zuidelijk halfrond is het in december zomer, dan heeft men daar de middernachtzon. De volgende video laat dit duidelijk zien:

Video: Dag en nacht


Leven zonder nachten verstoort ons ritme. De mensen die hiermee te maken hebben, nemen dan ook hun maatregelen: hotels zonder ramen, dikke verduisteringsgordijnen, slaappillen. Het levert een heleboel mensen slaaptekort op.

Poolnacht
In de winters rond de polen gebeurt het tegenovergestelde. Boven de poolcirkels blijft het maandenlang donker. Dit wordt de poolnacht genoemd. Hoe dichter bij de polen hoe langer de poolnacht. Op Spitsbergen bijvoorbeeld duurt de poolnacht meer dan twee maanden. De afwezigheid van zonlicht doet veel bewoners geen goed, het heeft geregeld een negatief effect op mensen. Ze zijn door kou en duisternis aan huis gebonden. Winterdepressie en verveling zijn maar al te vaak het gevolg. Net als bovenmatig alcoholgebruik en relatief hoge zelfmoordcijfers.

Toch heeft het ook voordelen. Mensen kunnen de dag indelen op de manier hoe zij dat prettig vinden. Zo wordt het geaccepteerd dat men overdag ook een paar uur slaapt en ’s nachts verder werkt. Slapen kan immers altijd en overal. Een ander voordeel is dat het bijzondere mooie luchten oplevert: het noorderlicht.
Een verschijnsel in de koude poolnacht is het noorder- of zuiderlicht of aurora borealis en aurora australis. Dit verschijnsel dat verband houdt met activiteiten op de zon kan zich in verschillende vormen openbaren.

Zie bijgaande video over dit verschijnsel.

Video: Wat is poollicht

 

Stap 4: Leven met extreem weinig zuurstof

De lucht die we inademen, bestaat voor ongeveer een vijfde uit zuurstof. Dat is op grote hoogte nauwelijks anders, maar de lucht is er wel veel ijler. Er is eenvoudigweg minder lucht om in te ademen, en dus ook minder zuurstof. De zuurstofdruk is er lager. Op de hoogste bergtop ter wereld, Mount Everest in de Himalaya (8850 meter), is de zuurstofdruk ongeveer een derde van de zuurstofdruk op zeeniveau.

De hoogste menselijke bewoning vinden we op 5340 meter in de Andes, op de berg Aucanquilcha. Nog hoger is de hoeveelheid zuurstof in de lucht te gering om voldoende binnen te krijgen. Zodra de lucht te ijl is hebben mensen extra zuurstof nodig. Bergbeklimmers nemen bijvoorbeeld flessen met zuurstof mee om de hoogste toppen te kunnen bereiken.
Mensen die permanent in het hooggebergte leven zijn aangepast aan het lage zuurstofgehalte in de atmosfeer. Ze hebben een groter longvolume en meer rode bloedcellen om zuurstof door het lichaam te vervoeren. Het bloed is hierdoor dikker en om dit rond te pompen hebben ze een groter en sterker hart.

Desondanks is het ook voor deze mensen zwaar om in de ijle lucht te leven. Met minder zuurstof ben je sneller moe en heb je meer kans op hartproblemen en flauwte. Ze weren zich met hun voedsel. De zaden van de quinoaplant spelen daarin een grote rol. De plant groeit het beste in bergachtige gebieden, 10.000 voet of meer boven de zeespiegel, en gedijt in arme grond, ijle lucht en extreme weersomstandigheden. Quinoa is een compleet eiwit, wat betekent dat het alle aminozuren bevat die nodig zijn voor onze voedingsbehoeften. Volwaardige eiwitten zijn zeldzaam in de plantenwereld. Hoewel quinoa geen graan is worden de zaden op ongeveer dezelfde manier bereid. En bergbewoners kauwen veel op cocablaadjes. De cocaïnestoffen in de blaadjes dempen honger-, dorst-, koude-, en vermoeidheidsignalen van het lichaam. Het verbetert de ademhaling en de zuurstofwisseling, vergroot het uithoudingsvermogen en is een middel tegen hoogteziekte.

In Tibet, dat ook op grote hoogte ligt, is het de boterthee, die de bewoners aan voldoende energie moet helpen. Boterthee of po cha verwarmt en bevat veel calorieën. Het is gemaakt van jakboter, theebladeren en zout. De jak is een rundersoort die goed tegen de extreme omstandigheden van het hooggebergte bestand is. De jak (of bromrund) wordt ingezet als rij-, last- en ploegdier en Tibetanen gebruiken zowel het vlees als de melk van de runderen. Van de wol en de huid maken ze kleding en tenten.

Stap 5: Leven in extreme droogte/warmte

Ons lichaam bestaat voor de helft uit water en we hebben minimaal 1,5 liter vocht per dag nodig, in ons zeeklimaat, om niet uit te drogen. In warme gebieden heb je meer nodig, tot wel het dubbele. Ook dieren en planten hebben water nodig. Als er een tekort aan of helemaal geen water is, veroorzaakt dit grote problemen in de voedselketen. Waar weinig neerslag valt en waar het ook nog eens extreem warm is kan water moeilijker worden opgespaard vanwege de verdamping.

In de Hoorn van Afrika was er in 2013 de ergste droogte in 30 jaar. Door de droogte zijn oogsten mislukt en stierf een groot deel van het vee. Veel mensen leden honger.

Er zijn volken, zoals de Turkana in het noordwesten van Kenia, die van oudsher hebben leren leven met de extreme droogte en warmte. De streek is naar hen vernoemd, een onherbergzame streek. Zelfs de website van het Keniaans Toeristenbureau omschrijft Turkana als waarschijnlijk het meest ongastvrije deel van het land, gekenmerkt door droogte en gestolde lava. En met krokodillen in het Turkanameer. De hitte kan er oplopen tot 50 graden in de schaduw.
De druk op de Turkana om hun trekkend bestaan op te geven wordt groot.
De aanhoudende droogte maakt dat het bijna niet is vol te houden.

Afronding

Begrippen

Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer in een bepaald gebied gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
Moeras
Een drassig gebied, vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Eindopdracht: Kruiswoordpuzzel

Als eindopdracht ga je zelf een kruiswoordpuzzel maken.
Het is de bedoeling dat een of meerdere klasgenoten je puzzel oplossen.
Die klasgenoten maken op hun beurt ook een puzzel, die jij dan weer moet oplossen.
Gebruik hiervoor de site woordzoekers.org. Je kunt voor tips en beoordelingscriteria terecht in de gereedschapskist.

Jij en je klasgenoten gaan als volgt te werk:

  • Kies tien begrippen uit de stappen die je net hebt doorlopen. Zorg ervoor dat je met de geselecteerde begrippen de rode draad van deze opdracht weergeeft.
  • Open de site en geef de kruiswoordpuzzel een naam. Klik op de button 'nieuwe puzzel'. Voer de woorden en de omschrijvingen in zoals in het voorbeeld aangegeven. Klik vervolgens op 'puzzel maken' en je krijgt de puzzel te zien.
  • Print de puzzel tweemaal uit: één keer zonder antwoorden en één keer met antwoorden. Voor deze laatste versie klik eerst op de knop 'oplossing tonen'.

Klaar?
Laat je puzzel invullen door drie klasgenoten. Jij kunt intussen de kruiswoordpuzzel van je andere klasgenoten invullen.
Vergelijk na afloop de ingevulde kruiswoordpuzzels. Je kunt deze controleren aan de hand van de uitgeprinte versie met antwoorden. Hebben jullie verschillende begrippen gebruikt?

Beoordeling
Laat de puzzel beoordelen door je docent. Hij/zij zal letten op:

  • zijn er begrippen gebruikt die in deze opdracht voorkomen?
  • vormen de begrippen en omschrijvingen een duidelijke combinatie?
  • is de puzzel met zorg samengesteld en bevat deze geen taal- of spelfouten?

 

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wat wordt bedoeld met leven in extreme omstandigheden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven hoe de lichamen zijn ingesteld van mensen die in extreme kou of warmte moeten leven?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over leven in extreme omstandigheden?
    Kun je uitleggen waarom mensen die continu in zonlicht of in het donker leven zich anders gedragen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Hebben jullie kruiswoordpuzzels gemaakt met begrippen uit deze opdracht? Was het lastig om een kruiswoordpuzzel in elkaar te zetten of juist leuk?

Klimaat en zeestromen

Klimaat en zeestromen

Intro

New York ligt op dezelfde breedtegraad als Madrid en zuidelijker dan Amsterdam.
Toch is het in New York gemiddeld kouder dan in Madrid en Amsterdam. Ook komen strenge vorst en sneeuwval vaker voor in New York dan in Amsterdam en Madrid.
Dat heeft alles te maken met zeestromen in de oceanen op aarde.

In het volgende NASA-filmpje zie je het water bijna stromen in de oceanen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat warme en koude zeestromen zijn en welk effect ze hebben op het klimaat;
  • benoemen door welke twee factoren boven- en onderstromen worden beïnvloed;
  • de werking van thermohaliene circulatie omschrijven;
  • aan de hand van de werking van dit transportsysteem verklaren hoe en waarom het klimaat in West-Europa verschilt van dat van de oostkust van de Verenigde Staten en Canada.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt de werking van thermohaliene circulatie omschrijven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over warme en koude zeestromen en welk effect ze hebben op het klimaat. Je bestudeert de Kennisbank over klimaatverschillen en maakt een oefening over klimaatgebieden en zeestromen.
Stap 2 Je bekijkt een video over oceanische circulatie. Je leert over de invloed van temperatuur en zoutgehalte op de Golfstroom. Je krijgt uitleg over thermohaliene circulatie. Je beantwoordt vragen over het stromingssysteem.
Stap 3 Je bekijkt video's over de invloed van Golfstroom op het klimaat in Oost-Amerika en West-Europa. Je bekijkt een filmtrailer en maakt een oefening over de thermohaliene circulatie en het klimaat.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over klimaat en zeestromen.
Eindopdracht Je maakt samen met klasgenoten een fictieve krant over de situatie van de Golfstroom in januari volgend jaar en in het jaar 2100.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je de online tool www.nieuwstool.nl nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Zeestromen in soorten

Door de oceanen op aarde lopen zeestromen. Dat zijn continue bewegingen van oceaanwater waarbij grote hoeveelheden water worden verplaatst. Ze worden vooral veroorzaakt door de energie van de zon. Je kunt ze vergelijken met rivieren op het vasteland.

Bestudeer in de Kennisbank de informatie over oceaanstromingen.

Klimaatverschillen

Zeestromen zijn in te delen in warme en koude zeestromen:

Warme zeestromen zijn zeestromen die warm oceaanwater van lage naar hoge breedten voeren waar de lucht kouder is dan het oceaanwater in de stroom. Daar geeft het water warmte af aan de lucht erboven (warme zeestroom > vochtig weer/meer neerslag).
Koude zeestromen zijn zeestromen die koud oceaanwater van hoge naar lage breedten voeren waar de lucht warmer is dan het oceaanwater in de stroom. Daar neemt het water warmte op uit de lucht en koelt de lucht af (koude zeestroom > voornamelijk droog vanwege minder verdamping en condensatie).
Het wereldwijde systeem van de zeestromen met warme en koude stromen, oppervlakte- en onderstromen en opwellingen en neerdalingen.

 

Er zijn zeestromen die je niet warm of koud kunt noemen, want die lopen min of meer van oost naar west of van west naar oost.
Hierdoor heeft en houdt het oceaanwater in deze zeestromen ongeveer dezelfde temperatuur als de lucht erboven.
Het water neemt weinig of geen warmte op uit de lucht en geeft evenmin warmte af.

Stap 2: Transportsysteem van zeewater wereldwijd

Ruim twee derde van het aardoppervlak bestaat uit water. Al dat water beslaat een enorm en dynamisch oppervlak. Het water in de oceanen is eeuwig in beweging: de oceanische circulatie.

Video: De oceanische circulatie

 

De boven- en onderstromen worden beïnvloed door twee factoren: temperatuur en zoutgehalte.

Temperatuur
De zee wordt opgewarmd door de verhitting van de zon. De bovenste laag water (tot 100 meter diep) is veel warmer dan de diepere lagen. Door de uitzetting van de verwarmde bovenlaag wordt het water minder dicht. Hoe warmer het water hoe minder dicht. En hoe kouder het zeewater, hoe dichter en zwaarder het wordt. Koud en zwaar water zinkt naar beneden.

Zoutgehalte
Ook het zoutgehalte heeft invloed op de dichtheid van het water. Hoe hoger het zoutgehalte, hoe groter de dichtheid en hoe hoger het gewicht van het water.

Beide verschijnselen versterken elkaar. We spreken dan ook van een thermohaliene circulatie (thermo = temperatuur, halien = zoutgehalte). We kennen meer dan veertig verschillende zeestromen die allemaal met elkaar in verbinding staan; vandaar dat we ook spreken van een ‘circulatie’.

De plek waar oceaanwater uit de Golfstroom naar de zeebodem zakt is een pomp die het systeem aan de gang houdt. Dat doet de pomp door water aan te zuigen aan het oceaanoppervlak en af te voeren naar de zeebodem waar het in zuidelijke richting wegstroomt.


Hier zie je een sterk versimpelde weergave van de thermohaliene circulatie:

 

Stap 3: Thermohaliene circulatie en klimaat

In Stap 2 heb je al gelezen over de invloed van de Golfstroom op het klimaat in West-Europa en op de oostkust van Noord-Amerika. Bekijk de video over de invloed van wind op zeestromen.


Video: Zeestromen en wind


De volgende video is met Engelse ondertiteling.
Hier wordt de rol uitgelegd van de oceaanstromingen en de wind in de opwarming van de aarde.

Sommige klimaatonderzoekers menen dat de Golfstroom zal afzwakken en misschien zelfs op den duur zal stilvallen als gevolg van de opwarming van de aarde.
Als de Golfstroom werkelijk stilvalt, zou er een ijstijd kunnen ontstaan.

De film ‘The Day After Tomorrow’ uit 2004 is min of meer op dit scenario gebaseerd.
Bekijk hier de officiële trailer:



Lees de volgende tekst over De Golfstroom. Maak daarna de oefening.

Klimaatonderzoekers moeten Groenland beter in de gaten houden want er stroomt steeds meer zoet water van dit eiland de Noord-Atlantische Oceaan in. Tussen 1961 en 1990 was dat gemiddeld per jaar 880 kubieke kilometer. In 2010 is dat al gestegen tot 1200 kubieke kilometer.

Niet alleen stijgt hierdoor de zeespiegel. Ook bestaat de kans dat de Golfstroom door al dat zoete water wordt afgeremd. Daardoor zou het een stuk kouder worden in Europa. Iets dergelijks is al eerder gebeurd. Ongeveer 12,000 jaar geleden en ook pakweg 8,200 jaar geleden koelde het eveneens sterk af op aarde. Wetenschappers veronderstellen dat de oorzaak van deze koude perioden dezelfde was: enorme hoeveelheid smeltwater afkomstig van smeltende ijslagen op het vasteland, die in korte tijd de Atlantische Oceaan in stroomde.

Zo’n vaart zal het nu niet lopen. De hoeveelheid die nu vanaf Groenland komt valt in het niet bij de hoeveelheden die 8,200 jaar geleden de Atlantische Oceaan in stroomde, ongeveer 100 keer zoveel.

Wel denkt men dat de ijskappen op aarde smelten en kleiner worden, ook die van Groenland, zodat de toevoer van zoet water blijft toenemen. Met het kleiner worden van de ijskappen slinkt ook de toevoer van zoet water. Het is te vroeg om te zeggen hoe dat gaat uitpakken en wat daarvan de gevolgen zijn. In 2005 is vastgesteld dat de Golfstroom in de vijftig jaar daarvoor met 30% is afgenomen. Als de Golfstroom stilvalt, zou vooral het zeewater bij IJsland, Spitsbergen, Noorwegen, Engeland en Ierland hierdoor afkoelen. Daardoor zou het in onze streken 3 of 4 graden kouder worden dan het nu is.

Bron: artikel in de Volkskrant van 14 oktober 2010

 

Afronding

Begrippen

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.

Aanlandige wind
Waait vanaf het land naar de zee.

Aflandige wind
Waait vanaf de zee naar het land.

Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.

Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.

Thermohaliene circulatie
(thermo = temperatuur, halien = zoutgehalte). De thermohaliene circulatie (THC) is het wereldwijde systeem van de zeestromen.

Golfstroom
De Golfstroom of Noord-Atlantische Drift is een snelle, krachtige warme stroming in de oceaan. De Golfstroom vindt zijn oorsprong in de Golf van Mexico.

 

Eindopdracht: Krant

Fictieve krant
Jullie hebben gezien wat zeestromen zijn en dat de Golfstroom deel uitmaakt van een wereldomvattend transportsysteem van warme en koude zeestromen, de thermohaliene circulatie.
Jullie weten nu ook dat de Golfstroom het verschil maakt tussen het klimaat in West-Europa en dat van de oostkust van Canada en de Verenigde Staten en wat dit verschil is.
Ten slotte hebben jullie een indruk gekregen van wat er met het klimaat in West-Europa en ook in de rest van de wereld zou gebeuren als de Golfstroom stilvalt.

Om te laten zien dat jullie deze kennis nu in huis hebben, maken jullie een krantenpagina. Je werkt in tweetallen.

  • De helft van de klas werkt aan een krantenpagina die op een dag in januari van komend jaar verschijnt. Hierbij ga je er van uit dat moeilijk is te voorspellen welke gevolgen de opwarming van de aarde op termijn zal hebben voor oceaanstromen in het algemeen en de Golfstroom in het bijzonder.
    Je mag zelf bepalen of je alarmerende stukken plaatst of relativerende. Of misschien heb je ene voorkeur voor een uitgebalanceerde mix?
  • De andere helft van de klas maakt een pagina voor een januaridag in het jaar 2100. Hierbij ga je ervan uit dat als gevolg van de opwarming van de aarde de Golfstroom in de loop van de 21ste eeuw steeds zwakker is geworden en ten slotte helemaal stil is gevallen. Beschrijf oorzaken en gevolgen.

In deze verschillende krantenpagina's schrijven jullie individueel of samen met een klasgenoot artikelen over het weer in Nederland en aan de oostkust van Canada en de Verenigde Staten.
Laat daarin zien dat het weer prettige en onprettige gevolgen heeft voor het dagelijks leven. Zoek en plaats afbeeldingen bij die artikelen waarin je laat zien hoe deze gebieden er uitzien komend jaar of hoe ze er volgens jou uit zullen zien in 2100.

Maak de krant op volgens de tool op www.nieuwstool.nl. De krant moet minimaal één volledige krantenpagina beslaan en artikelen bevatten over het weer in Nederland en aan de oostkust van Canada en de Verenigde Staten. Ook moet er een artikel bij zitten waarin wordt uitgelegd dat de Golfstroom deel uitmaakt van de thermohaliene circulatie en hoe deze circulatie (nu) werkt of waarom hij niet meer werkt (in 2100). Spreek met elkaar af wie dit artikel schrijft.

Kijk voor tips over het maken van een krantenartikel ook in de gereedschapskist. Vergeet de krantenpagina niet op te slaan in je eigen omgeving! Je kunt de pagina uitprinten of digitaal inleveren.


Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent. Er zal bij de beoordeling gelet worden op:

  • Is tussen beide krantenpagina's duidelijk het verschil in tijd merkbaar en zichtbaar (januari volgend jaar - 2100)?
  • Wordt op de juiste wijze beschreven over de Golfstroom en opwarming van de aarde?
  • Zijn bovengenoemde punten beschreven: leefbaarheid, klimaat en weer Canada, VS en Nederland, invloed op het dagelijkse leven?
  • Is de (werking van) thermohaliene circulatie besproken?
  • Zijn de krantenpagina's zorgvuldig en zonder al te veel taalfouten opgesteld?
  • Bevat de krantenpagina video's en/of afbeeldingen die op de situatie betrekking hebben?

Krant maken

Een krant kun je natuurlijk hartstikke goed zelf maken! Je verzamelt foto’s, tekeningen, schema’s, tekststukjes en quotes over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heb je na het bekijken van de animatie een indruk gekregen hoe zeestromen zich over de aarde bewegen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat wordt bedoeld met de term thermohaliene circulatie?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al wat over zeestromen en de invloed van zout en temperatuur op dit wereldwijd transportsysteem van zeestromen?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om samen met klasgenoten een fictieve krant te maken over dit onderwerp?
    Hebben jullie duidelijk een verschil laten zien over de situatie rond de Golfstroom in januari van komend jaar en in het jaar 2100?
    Waren de taken goed verdeeld tussen de klasgenoten?

Landschapsvormen

Landschapsvormen

Intro

Als je het over Nederland hebt, denk je vaak aan een vlak en groen landschap. Typisch Nederland zegt men.

Maar dat valt mee, als je wat beter kijkt. Er zijn heel wat verschillende landschappen te vinden in Nederland.

Kun je een of twee landschapsvormen noemen die in Nederland voorkomen?
Weet je welke landschapsvorm het gebied heeft waar jij woont?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil benoemen tussen natuurlandschap en cultuurlandschap.
  • enkele landschapsvormen in Nederland noemen.
  • kort beschrijven hoe ze zijn ontstaan.
  • een of twee kenmerken van elk landschap noemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt beschrijvingen geven van landschappen die in Nederland voorkomen en hoe ze zijn ontstaan.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de Kennisbank over natuur- en cultuurlandschappen. Je bekijkt video's over het duinlandschap en beantwoordt er vragen over.
Stap 2 Je bekijkt een video over rivierlandschap en leert wat een kwelderwal is. Je beantwoordt vragen over het rivierlandschap.
Stap 3 Je leert wat hoogveen en laagveen is en waar het voorkomt in Nederland. Je bekijkt er video's over en beantwoordt er vragen over.
Stap 4 Je bekijkt video's over de overige landschappen en beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over landschapsvormen.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je een foto-opdracht en combineert omschrijving met foto over landschapsvormen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Bosatlas.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Nederlandse landschappen

Bestudeer alle pagina's in de Kennisbank over Nederlandse landschappen.
Bekijk ook de video in de Kennisbank. Je leert dan het verschil tussen een natuur- en een cultuurlandschap en welke landschappen er in Nederland allemaal voorkomen.

Landschappen


Bekijk de video over het Nederlandse landschap, van boven gezien.
Video: Nederland gemaakt door de Nederlanders


Duinlandschap
Een van de natuurlandschappen is het duinlandschap. Duinen ontstaan bij zee, maar ook bij rivieren.
Bekijk de volgende twee video's over duinlandschap en beantwoord de vragen.

Video: Ontstaan van duinen


Video: Een kwelder

 

Stap 2: Rivierlandschappen

Het rivierkleilandschap of rivierenlandschap is een van de Nederlandse landschappen die vooral in het midden van Nederland voorkomt.

Kijk naar de volgende video.
Waar kan de rivierklei die voorkomt langs de oevers voor worden gebruikt?

Video: Het rivierkleilandschap


Er zijn ook rivieroevers in Nederland die kwelderwallen worden genoemd. Een kwelderwal is de oever van een rivier die door een kwelder loopt. Een kwelderwal steekt boven de omgeving uit. De bodem van een kwelderwal bestaat uit zand dat tijdens overstromingen van de kwelder is afgezet. Kwelderwallen zijn bijvoorbeeld te vinden in Groningen en Friesland.

Beantwoord de volgende vragen.

 

Stap 3: Veenlandschappen

In Noord- en West-Nederland worden uitgestrekte veengebieden al honderden jaren vooral als weidegrond voor koeien gebruikt.
Gebaseerd op de ligging ten opzichte van het grondwater tijdens de veenvorming is de veengrond onder te verdelen in hoogveen en laagveen.

Bekijk de volgende twee video's en beantwoord de vragen.

Video: Landschap laagveen


Video: Kenmerken van hoogveen

 

Stap 4: Overige landschappen

Andere landschapsvormen die in Nederland voorkomen en in de vorige stappen nog niet zijn besproken: zandlandschap, heuvellandschap (löss), droogmakerijen/polders en zeekleilandschap.

Bekijk de video's over deze landschapsvormen en beantwoord de bijbehorende vragen.

Video: Stuifzand

Video: Het ontstaan van stuwwallen
Bekijk tot 0:56

Video: Polders in Zeeland


Video: De Beemster

 

Afronding

Begrippen

Zandlandschap
Landschap ontstaan door afzettingen van (dek)zand.
Dekzand
Door de wind afgezet zand.
Rivierkleilandschap
Landschap ontstaan door overstromingen van rivieren die rivierklei achterlieten.
Zeekleilandschap
Een land dat is ontstaan door overstromingen van de zee die zeeklei achterlieten.
Duinlandschap
Gebied aan de kust met duinen.
Veenlandschap
Gebied met veen.
Lösslandschap
Gebied met de vruchtbare grondsoort löss.
Rivierbedding
Het gebied dat een rivier heeft uitgesleten.
Uiterwaarde
Het gebied tussen de zomerdijk en winterdijk.
Rivierdijk
Dijken aan weerszijden van een rivier bedoeld om overstromingen van het binnendijkse gebied te voorkomen.
Duin
Heuvel van zand dat de wind heeft opgeblazen.
Veen
Grondsoort bestaande uit organisch materiaal.
Löss
Zeer vruchtbare grondsoort met een kleine korrelgrootte.
Heuvel
Reliëf met hoogteverschillen tussen de 150 en 500 meter.
Rivier
Een natuurlijke waterloop die water afvoert van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied.
Sedimentatie
Het afzetten, op de bodem terechtkomen, van sedimenten zoals zand, grind en klei in een ander gebied dan de plek van herkomst.
Erosie
Het uitschuren en afvoeren van los materiaal van de aardkorst naar een andere plek door wind, water en ijs.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Landschapsvormen'.
De toets bestaat uit gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het juiste antwoord te zien.

Eindopdracht B: Landschapsvormen


Je hebt kennisgemaakt met diverse landschapsvormen in Nederland en je hebt gezien hoe ze zijn ontstaan.

Als eindopdracht maak je een foto-opdracht. Je krijgt de namen en foto's van dertien landschapsvormen.
Maak de goede combinatie van omschrijving en foto.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een aantal landschapsvormen opnoemen die in Nederland voorkomen? 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het verschil herkennen tussen een natuurlandschap en een cultuurlandschap?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over de verschillende landschapsvormen? Wist je ook al in welke gedeeltes van Nederland deze landschapsvormen voorkwamen? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Heb je in de foto-opdracht alle landschapsvormen kunnen herkennen aan de hand van foto en omschrijving?
     

Cultuurlandschappen

Cultuurlandschappen

Intro

We kunnen Nederland indelen naar grondsoort, maar veel interessanter is ons bodemgebruik. Er is vrijwel geen stukje te vinden waar mensen niet hebben ingegrepen.

Mensen hebben van alles ‘gemaakt’, van grote waterwerken tot nieuwe natuur.

Bekijk de video over ons landschap dat onder druk staat.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met een ‘cultuurlandschap’.
  • uitleggen waarom en ten behoeve waarvan Nederland in percelen is verdeeld.
  • een voorbeeld noemen van een groot waterwerk dat Nederland tegen het water moet beschermen.
  • uitleggen wat de afkorting NAP is en waarom de waterstand met dit waterpeil wordt gemeten.
  • uitleggen hoe plassen en meertjes in de middeleeuwen zijn ontstaan en waarom ze later werden drooggelegd.
  • beargumenteren waarom de nieuwe wildernisgebieden wel/niet onder cultuurgebieden vallen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven hoe de bodem van Nederland in gebruik is en welke gebieden vallen onder cultuurlandschap.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over het bodemgebruik en de indeling van Nederland in cultuurlandschappen. Je bestudeert de Kennisbank en maakt er een oefening over.
Stap 2 Je leert over de ligging van Nederland t.o.v. de zeespiegel en bekijkt een site van Rijkswaterstaat over NAP-waterstanden. Je leert wat waterwerken zijn en waarom ze zijn aangelegd. Je bekijkt video's over Flevoland en beantwoordt er vragen over.
Stap 3 Je leert over droogmakerij van land en bekijkt er een video over. Je leert ook over hoe in de Middeleeuwen meren en plassen ontstonden en hoe en waarom ze later werden drooggelegd. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen over droogmakerijen en polders.
Stap 4 Je leest over nieuwe wildernisgebieden van Staatsbosbeheer en kijkt er een video over. Je leest over de situatie rond de Oostvaardersplassen en bekijkt er een video over. Daarna beantwoordt je vragen en geeft je mening over dit gebied.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over bodemgebruik en cultuurlandschappen.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan ga je in groepjes een taboe-opdracht maken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Bosatlas.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Nederland in percelen verdeeld

Je kunt de Nederlandse landschappen op verschillende manieren onderscheiden. Je kunt kijken naar de grondsoorten (zie Bosatlas of Alcarta, kaart over landschappen), maar interessanter is wellicht de manier waarop Nederland de bodem gebruikt (zie Bosatlas of Alcarta, kaart over bodem- of grondgebruik).

Zo’n beetje iedere vierkante meter van het Nederlandse landschap is door mensen aangelegd. We spreken daarom over cultuurlandschap: landschap dat onder invloed van de mens is gevormd.
Het grootste deel daarvan is agrarisch cultuurlandschap. Het is ten behoeve van landbouw ontwaterd, in percelen verdeeld en toegankelijk gemaakt. Verder wordt het cultuurlandschap ook gebruikt voor stedenbouw en voor industrie (vaak ook aangeduid als stedelijke of industriële landschappen).

Bestudeer uit de Kennisbank de pagina's over bodemgebruik.

Bodemgebruik Nederland

In de volgende stappen bekijken we de belangrijkste ingrepen van de Nederlanders in het landschap: de waterwerken, het ontstaan van Flevoland, (andere) droogmakerijen en nieuwe natuur.

Maak eerst deze oefening.

Stap 2: Waterwerken

Reliëfkaart Nederland

Met waterwerken bedoelen we door mensen gemaakte gebouwen en constructies die ons moeten beschermen tegen water. Een synoniem is waterkering: een dam, dijk, sluis e.d.

Zonder onze waterwerken zou de helft van Nederland onder water staan. In plaats van het strand bij Scheveningen zouden we dan spreken over het strand bij Amersfoort!

Op een reliëfkaart (zoek deze ook op in je Bosatlas!) kun je goed zien waar de grens tussen land boven en onder zeeniveau ligt. Dat zeeniveau noemen we NAP (Normaal Amsterdams Peil). Het gemiddelde zeeniveau is gelijk aan het NAP. In werkelijkheid ligt dat zeeniveau iets hoger vanwege de stijging van de zeespiegel sinds 1888.

Op verschillende plaatsen in Nederland kun je, meestal in de buurt van een rivier, beek of kanaal, zien hoe hoog je zit ten opzichte van het NAP: boven of beneden zeeniveau.

Het laagste punt van Nederland bevindt zich in een weiland in de Zuidplaspolder ten noordoosten van Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen op een hoogte van 6,76 meter onder NAP. Een groot deel van Nederland is dus op het water veroverd.

Flevoland
Het grootste waterwerk ter wereld is Flevoland. In 1932 is de Zuiderzee afgesloten met de Afsluitdijk. De Zuiderzee werd omgedoopt in IJsselmeer. In 1938 is het eerste deel van het IJsselmeer drooggelegd. In dat jaar begon men met de aanleg van de Noordoostpolder.
Enige jaren later was de beurt aan de Flevopolder. Het oostelijk deel daarvan werd tussen 1950-1957 drooggemalen, het zuidelijk deel tussen 1957-1968. De Nederlandse waterbouw heeft zich in de loop der jaren enorm ontwikkeld en de Nederlandse deskundigheid wordt wereldwijd ingezet.

Video: Flevoland


De video ‘Hoe maak je nieuw land?’ laat zien hoe Flevoland ontgonnen werd.

Stap 3: Droogmakerijen

De Flevopolder is de grootste, maar zeker niet de eerste droogmakerij. Een droogmakerij is drooggemaakt land, een gebied dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of moerasland was. Een andere, bekendere naam voor droogmakerij is polder.

In de eerste helft van de 16e eeuw begon men in Noord-Holland te experimenteren om kleine meertjes droog te leggen met behulp van windmolens. De eerst bekende droogmakerij is die van het Achtermeer bij Alkmaar uit 1533.

De video ‘Polders in laag Nederland’ laat zien hoe dat in zijn werk ging:

Video: Polders in laag Nederland


Veel van de Nederlandse meren en plassen zijn ontstaan door het turfsteken tijdens de middeleeuwen. Een groot deel van het noorden en westen van Nederland bestond uit veen, vaak met een klei- of zandlaag afgedekt. Veen is erg vochtig en de grond is drassig, alleen geschikt voor de veeteelt en niet voor de landbouw. Maar de belangrijkste reden om veen af te steken was een andere: als veen wordt gedroogd (gedroogd veen noemen we turf) is het een uitstekende brandstof.

Om turf te kunnen steken, werd eerst de zand- en kleilaag weggeschept. Het veen kwam daarbij in contact met de buitenlucht, werd droog en ging daardoor inklinken. Gevolg van het inklinken is een daling van de bodem. Het grondwaterpeil kwam steeds dichter bij de oppervlakte te liggen of zelfs erboven.

En zo ontstonden er door de grootschalige turfwinning enorme plassengebieden. Die plassen probeerde men enkele eeuwen later weer droog te malen. Eerst met windmolens, later met gemalen.


Een polder is altijd omringd door een ingewikkeld stelsel van vaarten en sloten, nodig voor het wegvoeren van het overtollig water en het verlagen van het grondwaterpeil. Alleen door het water voortdurend op peil te houden konden de veenplassen worden drooggelegd en geschikt gemaakt om in te wonen en te werken. De veenpolders lagen diep ten opzichte van de zeespiegel, sommige meer dan 6 meter lager dan NAP. Ze vormen het nu nog steeds deels aanwezige West-Nederlandse weidelandschap.

Video: Droogmaken veengrond

 

Stap 4: Nieuwe natuur

Met deze video maakt Staatsbosbeheer reclame voor tien wildernisgebieden.

“Een schitterend stuk ongerepte natuur” met “on-Nederlands wild”, zo zegt Staatsbosbeheer.
“Wildernis bestaat in Nederland”, vindt Staatsbosbeheer.
“Gebieden waar we de natuur haar gang laten gaan. Het is de natuur op haar natuurlijkst.

“Wildernis bestaat in Nederland”, vindt Staatsbosbeheer. “Plekken waar je kunt dwalen en zelfs verdwalen.
Waar je het gevoel krijgt helemaal weg te zijn van de bewoonde wereld. Gebieden die ruig wild zijn of juist geheimzinnig en besloten. Gebieden waar we de natuur zoveel mogelijk haar gang laten gaan.”

Een van de wildernisgebieden zijn de Oostvaardersplassen. Deze zijn onlangs veel in het nieuws geweest: al dan niet gedoogde bijvoedering in de winter en overbevolking onder de dieren in het natuurgebied met alle gevolgen van dien. Een groot aantal herten is noodgedwongen afgeschoten en een groot aantal paarden werd naar Rusland en Spanje verhuisd.

Bekijk de video en beantwoord de vragen.


 

Afronding

Begrippenlijst

Polder
Een omdijkt gebied waarin de mens de waterstand kunstmatig beheerst.
Grondsoort
Materiaal dat op de aardkorst ligt.
Akkerbouwgebied
Gebied waar gewassen worden verbouwd.
(Glas)tuinbouwgebied
Gebied waar veel gewassen, zoals bloemen, fruit en groente, in kassen worden verbouwd.
Veeteeltgebied
Gebied waar veel vee wordt gehouden voor de consumptie van vlees en het verkrijgen van melk, eieren, wol, leer, enz.
Industriegebied
Gebied met veel fabrieken, magazijnen, loodsen, enz. bij elkaar.
Recreatiegebied
Gebied dat is bedoeld om zich in de vrije tijd te vermaken.
Bodem
Het bovenste deel van de aardkorst.
Bodemvruchtbaarheid
In hoeverre een bodem voedingsstoffen bevat voor de vegetatie.
Natuurgebied
Beschermd gebied met veel natuur.
Bosgebied
Met bos begroeid gebied.
Droogmakerij
Drooggemaakt land, een gebied dat van oorsprong een meer, een ander groot open water of moerasland was. Een andere, bekendere naam voor droogmakerij is polder.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Cultuurlandschappen'.
De toets bestaat uit gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.
 

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Taboe-opdracht

Ter afsluiting van deze opdracht ga je met een groepje leerlingen een taboe-opdracht doen.
Voor deze opdracht verdeelt de docent de klas in kleine groepjes. Elke groep krijgt één taboewoord. Dit taboewoord gaan jullie zo eenvoudig mogelijk omschrijven zonder het taboewoord (of delen van dat woord) zelf te gebruiken.
Voor het taboewoord ‘watermuseum’ bijvoorbeeld mag je de woorden watermuseum, water, museum, wat of mus niet gebruiken.

Met jullie omschrijving moeten de andere groepen proberen te raden welk taboewoord jullie hebben omschreven. Het moet te doen zijn, want elk taboewoord is in deze opdracht aan de orde geweest. De docent kan er eventueel nog een tijdslimiet aanhangen, waarbinnen het woord geraden moet worden.


Beoordeling
De docent zal beoordelen of jullie het woord/de woorden goed omschreven hebben.

Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: laat jullie omschrijving van het taboewoord zien dat jullie de lesstof goed hebben begrepen?
  • vorm: is de omschrijving van het taboewoord met zorg gemaakt en origineel?
  • taalfouten: bevat de omschrijving geen taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat wordt verstaan onder 'mensen grijpen in in de natuur'?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven met welke reden(en) Nederland steeds meer wordt ingedeeld in cultuurlandschappen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over hoe een land wordt ingepolderd, waartoe waterwerken dienen en wat wordt verstaan onder een cultuurlandschap?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was de taboe-opdracht een succes? Had je geen moeite met het bedenken van omschrijvingen? Dan heb je de lesstof goed begrepen!
     

Afsluiting thema

Kennisbanken

Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende Kennisbankitems.

Eindopdracht

Dat het warmer wordt op aarde is voor een deel te wijten aan ons eigen gedrag. Voor zover we er invloed op hebben, kunnen we ook tegenmaatregelen treffen of proberen de gevolgen van de opwarming op te vangen, zo goed en zo kwaad als dat gaat. Vooral daarmee gaan jullie aan de slag.

Verzamel maatregelen en ideeën om de opwarming van de aarde tegen te gaan enerzijds en om de gevolgen van de opwarming op te vangen anderzijds. De maatregelen en ideeën worden in groepjes van 5 uitgewerkt en daarna klassikaal besproken. Voor deze eindopdracht krijgen jullie ongeveer 2 uur de tijd.

Voor jullie aan de slag gaan, lees eerst de samenvatting over de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering.
Let op: deze samenvatting bevat ook onderwerpen die al besproken zijn in de thema's Weer en Klimaat1, Krachten der aarde en Duurzaamheid.

Klik hier om het bestand te downloaden (bestand - downloaden als). Je kunt de samenvatting opslaan in je eigen omgeving.

De klas gaat uit elkaar in vijf groepen. Elke groep neemt één onderwerp uit de vorige stap.

  • Bedenk zoveel mogelijk maatregelen en oplossingen voor dat probleem. Begin bij het begin: ons eigen handelen dat de problemen heeft veroorzaakt. Wat is daar nog aan te doen?
  • Dan komt de vraag hoe je de gevolgen van de opwarming kunt beperken.
    Wat moet er gebeuren, als opwarming niet is tegen te houden, om de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken?


Klaar?
Overleg met jullie docent of jullie de punten groepsgewijs uitwerken in een verslag en/of jullie de resultaten klassikaal presenteren. Voor ideeën en beoordelingscriteria raadpleeg de gereedschapskist.

De docent zal de uitkomsten beoordelen. Daarbij wordt gelet op:

  • zijn er realistische oplossingen aangedragen die kunnen bijdragen aan terugdringing van klimaatverandering?
  • zijn er meerdere maatregelen genoemd en besproken om de gevolgen van de opwarming van de aarde zoveel mogelijk beperkt te houden?
  • is voldoende gebruikgemaakt van onderwerpen uit de stappen van de lesstof?
  • is de presentatie of de verslaggeving van maatregelen en oplossingen goed onderbouwd?
  • zijn de besproken punten goed geformuleerd en bevatten ze niet teveel fouten?

 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Kreeg je bij het lezen een goede indruk over de onderwerpen van dit thema?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je omschrijven op welke wijze mensen invloed kunnen hebben op het weer en klimaat?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 22 uur gepland.
    Had je aan het eind van het thema voldoende tijd voor de groepsopdracht? Hebben jullie voldoende maatregelen en oplossingen aangedragen voor het terugdringen en/of het beperken van de klimaatverandering?
  • Inhoud
    In dit thema kwamen verschillende aspecten van weer en klimaat uitgebreid ter sprake.
    Kun je aangeven waardoor de opwarming van de aarde wordt veroorzaakt en welke gevolgen dat kan hebben?
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om deze groepsopdracht te doen?
    Hebben jullie uiteindelijk voldoende maatregelen en/of oplossingen kunnen bedenken tegen de klimaatverandering?
    Omschrijf wat jouw rol was in het groepje.
  • Het arrangement Thema: Weer en klimaat2 hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 12:15:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO em VWO leerjaar 3. In het thema "Weer en klimaat 2" worden tien verschillende onderwerpen besproken. Het eerste onderwerp, genaamd "Het weer", beschrijft wat het weer is en hoe het afhangt van vijf factoren: bewolking, neerslag, wind, temperatuur en luchtdruk. Hierna wordt er gekeken naar de waterkringloop, luchtstromen op aarde en de dampkring. Het tweede onderwerp, genaamd "Mens en weer", beschrijft hoe de mens het weer kan beïnvloeden en hoe wij als mensen het weer kunnen meten. Doordat wij als mensen de opwarming van de aarde veroorzaken, wordt het op sommige plekken kouder en op de meeste plekken warmer. Ook zorgen we met de uitstoot van broeikasgassen voor verschijnselen zoals smog. Als laatste wordt het broeikaseffect uitgelegd. Het onderwerp "Klimaten" legt uit wat klimaat is en wat het verschil is met het weer. Er wordt uitgelegd dat het klimaat van een regio afhangt van de temperatuur en de hoeveelheid neerslag, die worden bepaald door factoren zoals breedteligging, hoogteligging, aanwezigheid van bergen, nabijheid van grote waterlichamen en zeestromen. Er is een officiële klimaatindeling gemaakt genaamd het Köppen-klimaat. Het volgende onderwerp, genaamd "Klimaatgrafieken", legt uit wat klimaatgrafieken zijn en hoe je aan een klimaatgrafiek kunt aflezen uit welk gebied deze afkomstig is. Het onderwerp "Klimaatverandering" vertelt over het onderzoek naar het klimaat en dat daarvoor naar zeer oude gegevens van de aarde gekeken moet worden om het vroegere klimaat met het huidige klimaat te kunnen vergelijken. Vervolgens wordt er verteld over natuurrampen zoals de meteorietinslag die ervoor zorgde dat de dinosauriërs uitstierven, en vulkaanuitbarstingen die een einde kunnen maken aan een geologisch tijdperk. Hierna wordt uitgelegd hoe broeikasgassen de opwarming van de aarde veroorzaken. Het onderwerp "Klimaatverdragen" vertelt hoe we met klimaatverdragen proberen de opwarming van de aarde te vertragen. Er worden afspraken gemaakt tussen landen over hoeveel CO2-uitstoot elk land mag hebben, maar deze waarden verschillen per land. Dit komt door verschillende factoren, zoals de grootte van het land, het aantal inwoners en de financiële middelen om de CO2-uitstoot te verminderen. Op klimaatconferenties wordt er onderhandeld over deze klimaatdoelen. Het onderwerp "Extreme omstandigheden" bespreekt extreme weersituaties waarin mensen kunnen leven. De eerste extreme situatie is extreme kou. Hierna wordt ingegaan op leven met extreem veel of juist extreem weinig zonuren, wat voorkomt op plaatsen dichtbij de polen. Hier zijn er in de zomer nauwelijks uren waarop het donker is, genaamd midzomernachtzon, en in de winter nauwelijks uren waarop het licht is, genaamd poolnacht. In hoge gebergtes moeten mensen overleven met extreem weinig zuurstof, wat het moeilijk maakt om te ademen. Als laatste worden extreme droogte en extreme hitte besproken, evenals de waterproblematiek die daarmee gepaard gaat. Het onderwerp "Klimaat en zeestromen" beschrijft dat er warme en koude zeestromen zijn, de patronen waarop ze zich over de zee verspreiden en hoe deze patronen ontstaan. Hierbij komen begrippen zoals gradientstromen, driftstromen, ringstromen en thermohaline circulatie aan bod. Daarna wordt er dieper ingegaan op de thermohaline circulatie, hoe dit systeem werkt en waarom het zo belangrijk is om klimaatopwarming tegen te gaan. Het onderwerp "Landschapsvormen" beschrijft de verschillende landschappen die voorkomen in Nederland, zoals duinlandschap, rivierenlandschap en veenlandschap. Het laatste onderwerp, genaamd "Cultuurlandschap", beschrijft de landschappen die door menselijke activiteiten zijn gecreëerd. Het voorbeeld dat wordt genoemd, is hoe in Nederland waterwerken zoals droogmakerijen nieuwe natuur hebben doen ontstaan.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Verschillen tussen klimaten op aarde; Systeem aarde; Klimaatverandering in het heden; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, hv123, klimaatverandering, klimaatverdragen, landschapsvormen, stercollecties, vwo123, weer en klimaat, zeestromen

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Cultuurlandschappen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63749/Cultuurlandschappen__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Extreme omstandigheden hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63746/Extreme_omstandigheden__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Het weer hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63740/Het_weer__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaat en zeestromen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63747/Klimaat_en_zeestromen__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaatgrafieken hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63743/Klimaatgrafieken_hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaatveranderingen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63744/Klimaatveranderingen__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaatverdragen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63745/Klimaatverdragen__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Klimaten-2 hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63742/Klimaten_2__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Landschapsvormen hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63748/Landschapsvormen__hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Mens en weer hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63741/Mens_en_weer__hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.