Thema: Bevolking en ruimte - hv123

Thema: Bevolking en ruimte - hv123

Thema Bevolking en ruimte

Inleiding

Dit thema gaat over Bevolking en ruimte. De onderwerpen zijn:

  • Demografische transitie
    Naarmate de welvaart toeneemt zie je geboorte- en sterftecijfers na verloop van tijd dalen. Die overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage heet demografische transitie.
  • Spreiding bevolking
    Om aan te geven of het aantal mensen dat in een gebied woont hoog of laag is, gebruik je de term bevolkingsdichtheid. Hoe verspreid de bevolking woont over de wereld, heeft te maken met natuurlijke en sociaaleconomische factoren.
  • Bevolkingsgroei
    Welke (economische) gevolgen de snelle groei van de wereldbevolking heeft op langere termijn is nog niet te overzien. Met de ecologische voetafdruk kun je consumptiegedrag of leefstijl van mensen en bevolkingsgroepen met elkaar vergelijken.
  • Emigratie
    Mensen emigreren om economische, politieke of persoonlijke reden.  Maar er verhuizen ook mensen terug naar Nederland om verschillende positieve of negatieve redenen. Deze (terug)verhuizing heet migratie.
  • Immigratie
    Mensen komen naar Nederland om te werken, om hun land te ontvluchten of om een beter bestaan op te bouwen. Het waren niet alleen inwoners uit voormalige koloniën, maar ook gastarbeiders, vluchtelingen en asielzoekers.
  • Urbanisatie
    Urbanisatie was een gevolg van mechanisatie in de landbouw. De werkgelegenheid op het platteland nam af dus mensen trokken naar de steden om te gaan werken. Er ontstonden steeds grotere steden, agglomeraties en megasteden. De tegenstelling tussen rijk en arm was groot in de steden, er ontstonden krottenwijken. In Nederland ontstaan ook agglomeraties en de ruimte is schaars (en duur). Mensen vluchten de stad uit (suburbanisatie). Er ontstaan Vinex-wijken en woonerven. Later werden oude stadskernen vernieuwd en volgde terugkeer naar gerenoveerde buurten (re-urbanisatie).
  • Ruimte om te wonen
    De Vijfde Nota/Nota Ruimte gaat over de ruimteverdeling in Nederland voor wonen, werken, recreëren, natuur, infrastructuur, water en landbouw. Oude stadscentra hebben karakteristieke kenmerken, tuindorpen hebben de bijnaam 'betondorp'. Door de bevolkingsgroei was na de oorlog behoefte aan veel hoogbouw (flats). Rond de jaren 90 ontstonden woonerven en Vinex-wijken, de mensen wilden weer kleiner en buiten de stad wonen. Er zijn woonwensen met betrekking tot wonen in de stad, die na grootscheepse renovatie weer in trek is om te wonen.
  • Vrije tijd en recreëren
    De besteding van vrije tijd is in de loop der jaren sterk veranderd. We hebben meer vrije tijd en meer geld te besteden om te recreëren. Dat doen we niet alleen dicht bij huis maar ook in het buitenland, dankzij de komst van goedkope vluchten naar het buitenland en goedkopere vakantiebestemmingen.

Introductie - opdracht

Ben je wel eens verhuisd? Binnen je eigen woonplaats of naar een andere woonplaats? Van een dorp naar een stad of andersom? Misschien wel naar een ander land?

Maak deze opdracht samen met een klasgenoot.
Bedenk samen zoveel mogelijk redenen waarom mensen zouden willen verhuizen naar het binnen- of buitenland.
Wat zou voor jullie een reden kunnen zijn om te verhuizen?

Verwerk de redenen om te verhuizen naar binnen- of buitenland in een overzichtelijk schema, bijvoorbeeld in een infographic. Je krijgt dan een duidelijk overzicht.
In de gereedschapskist zie je hoe je dat kan aanpakken.

Vergelijk en bespreek daarna jullie schema met klasgenoten.

Infographic maken

Een infographic is een tekening of foto (in combinatie met tekst) die informatie geeft over een bepaald onderwerp.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

Leerdoel Opdracht
de  fasen van de demografische transitie omschrijven.
  • Demografische transitie

het verschil in demografische transitie tussen een rijk land en een ontwikkelingsland beschrijven.

  • Demografische transitie
de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding uitleggen.
  • Spreiding bevolking
drie natuurlijke factoren noemen die de spreiding van de bevolking over de wereld kunnen verklaren.
  • Spreiding bevolking
de huidige groei van de wereldbevolking verklaren in verschillende gebieden.  
  • Bevolkingsgroei
voor de toekomstige groei de consequenties voor verschillende gebieden en voor de bevolking voorspellen.
  • Bevolkingsgroei
verschillende emigratiestromen tussen gebieden beschrijven.
  • Emigratie
drie soorten redenen omschrijven waarom mensen emigreren en een voorbeeld van elke reden geven.
  • Emigratie
drie groepen immigranten noemen die in de loop van de tijd naar Nederland zijn gekomen en hun redenen van immigratie.
  • Immigratie
het migratiesaldo van Nederland benoemen en het verschil tussen positief en negatief migratiesaldo uitleggen.
  • Immigratie
processen van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland beschrijven.
  • Urbanisatie
verklaren waarom de verstedelijking in Nederland nog steeds plaatsvindt.
  • Urbanisatie
de opbouw van verschillende wijken en woningtypen in een Nederlandse stad onderscheiden.
  • Ruimte om te wonen
uitleggen wat de invloed is van de Vijfde Nota RO en Nota Ruimte op de ruimtelijke ordening.
  • Ruimte om te wonen
omschrijven hoe de besteding van vrije tijd veranderd is door de jaren heen.
  • Vrije tijd en recreëren
opnoemen waar en hoe Nederlanders recreëren en welke factoren daarbij meespelen.
  • Vrije tijd en recreëren

Wat ga ik doen?

Het thema 'Bevolking en ruimte' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5 Infographic
Opdracht: Demografische transitie 2 Grafiek met toelichting
Opdracht: Spreiding bevolking 2 Wereldkaart
Opdracht: Bevolkingsgroei 2,5 Fictieve krant
Opdracht: Emigratie 2 Puzzel
Opdracht: Immigratie 2 Eigen keuze
Opdracht: Urbanisatie 2 Nieuwsitem
Opdracht: Ruimte om te wonen 2 Opstel
Vrije tijd en recreëren 3 Poster
Afsluiting 2,5 Artikel
Totaal 20,5  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Opdrachten

Demografische transitie

Demografische transitie

Intro

In 1800 leefden er ongeveer een miljard mensen op aarde.
In het begin van de 20e eeuw waren dat er twee miljard, in 1959 drie miljard, in 1999 zes miljard, in 2011 zeven en in 2023 acht miljard.

De wereldbevolking is in de 20e eeuw explosief gegroeid.
Het is nog maar de vraag of de groei ook in deze eeuw doorzet.

Bekijk de video, waarin je kunt volgen hoe de wereldbevolking in 2000 jaar tijd is gegroeid. Ook zie je de groeiverwachting tot het jaar 2100.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen waarom de groei van de wereldbevolking gedurende de afgelopen jaren is afgenomen;
  • uitleggen aan de hand van vier voorbeeldlanden dat de groei niet overal even groot is en wat daar de oorzaak van kan zijn;
  • herkennen dat de ontwikkeling in de Nederlandse bevolkingsgroei ook te zien is in andere landen;
  • mijn eigen mening over de groei van de wereldbevolking in deze eeuw weergeven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt de onevenredige groei van de bevolking van vier voorbeeldlanden vergelijken aan de hand van grafieken.

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert de Kennisbank over de groei van de Nederlandse bevolking en leest een tekst over hoe die groei tot stand is gekomen. Je beantwoordt vragen aan de hand van een bevolkingsgrafiek.

Stap 2

Je leest een tekst over hoe de kindersterfte in Marokko is afgenomen. Je beantwoordt een vraag aan de hand van een bevolkingspiramide.

Stap 3

Je leest een tekst over de eenkindpolitiek in China en wat daar de gevolgen van zijn geweest. Je bekijkt een video en beantwoordt twee vragen aan de hand van een grafiek.

Stap 4

Je leest over de maatregelen die India heeft genomen om enerzijds de bevolkingsgroei af te remmen en anderzijds kindersterftes terug te dringen. Je beantwoordt een vraag over een bevolkingsgrafiek.

Stap 5

Je leert dat demografische transitie in fases gaat. Je ziet vier grafieken en plaatst ze in de juiste volgorde van het faseproces.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

De begrippen hebben te maken met demografische transitie.

Eindproduct A

Kies je voor opdracht A: dan maak je een toets.

Eindproduct B

Kies je voor opdracht B: je maakt samen met een klasgenoot een grafiek met daarbij een toelichting om aan te geven of de wereldbevolking volgens jullie zal blijven groeien.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • Materiaal voor het tekenen van een grafiek.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Nederland

Bestudeer alle eerste drie pagina's van de Kennisbank over omvang van de bevolking.
Bekijk ook de video in de Kennisbank.

Omvang bevolking

Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.

De situatie in Nederland
Tot in de eerste helft van de 20e eeuw was er veel armoede in Nederland. Vanwege de armoede hadden mensen niet genoeg te eten en was er geen geld voor de dokter. Het gevolg was dat de sterfte hoog was, vooral onder kinderen. Omdat kinderen voor mensen ook een oudedagsvoorziening waren, had de hoge kindersterfte ook een hoog geboortecijfer tot gevolg. In die tijd had het Rijk nog niet de sociale voorzieningen geregeld zoals we dat nu kennen. Mensen kregen bijvoorbeeld nog geen uitkering als ze met pensioen gingen.

Vanaf 1950 verbeterden de leefomstandigheden, de gezondheidszorg en hygiëne, waardoor het sterftecijfer afnam. Het geboortecijfer bleef nog hoog zodat er een groot geboorteoverschot ontstond en dus ook een forse natuurlijke bevolkingsgroei.

Vanaf 1970 ging het geboortecijfer sterk omlaag. Waren eerst gezinnen van vier, vijf of meer kinderen heel normaal, na 1970 hadden veel gezinnen maar twee kinderen. Hierdoor werd het geboorteoverschot kleiner, waardoor de natuurlijke bevolkingsgroei afnam.
Nederland kreeg een algemeen ouderenpensioen (Algemene Ouderdomswet: AOW), waardoor een groot kindertal niet langer nodig was als voorziening voor de oude dag.
Heel belangrijk in deze ontwikkeling is de beschikbaarheid van anticonceptie geweest. Door de uitvinding van ‘de pil’ in 1965 werd het mogelijk zwangerschap te plannen en zelf te bepalen of en hoeveel kinderen je wilt.

 

Stap 2: Marokko

Lees de volgende tekst en beantwoord daarna de vraag.

Minder kindersterfte in Marokko
Voor 1983 waren in Marokko het geboortecijfer en het sterftecijfer hoog. In die periode leefde maar een kleine groep mensen in welvaart. Armoede kwam op grote schaal voor, vooral in krottenwijken bij grote steden en in plattelandsgebieden in het zuiden, waar de bodem niet zo vruchtbaar is.

Waar veel armoede is, is ook de sterfte hoog, vooral onder kinderen. Bij een hoge kindersterfte zie je doorgaans een hoog geboortecijfer. Ook in Marokko waren mensen op hun oude dag afhankelijk van de ondersteuning door hun kinderen.

Vanaf 1983 deelde het sterftecijfer, vooral onder kinderen. Dat kwam op de eerste plaats door de toenemende welvaart in het land. Daardoor kwam goede gezondheidszorg en goed eten beschikbaar voor meer mensen. Het was in de tweede plaats het gevolg van een betere aanpak door de Marokkaanse regering van de kindersterfte. Zo kregen steeds meer vrouwen tijdens een bevalling hulp van een goede verloskundige waardoor er minder kinderen en moeders stierven tijdens of kort na de bevalling. Ook werden na 1983 steeds meer Marokkaanse kinderen ingeënt tegen ziekten als difterie en kinderverlamming.
Na 1983 daalde ook het geboortecijfer. Toenemende welvaart doet de behoefte aan kinderen afnemen.

 

Stap 3: China

Lees de tekst.

Eenkindpolitiek China
Tot 1978 was China een land met een hoog sterftecijfer en een nog hoger geboortecijfer. De bevolking groeide in hoog tempo, vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen het sterftecijfer sterk terugliep.
Na 1979 nam de natuurlijke groei van de Chinese bevolking af vanwege afname van het geboortecijfer. In dat jaar startte China onder de toenmalige leider Deng Xiaoping met de roemruchte eenkindpolitiek. Het was een streng beleid om de groei van de Chinese bevolking af te remmen en zo laag mogelijk te houden.


Echtparen in stedelijke gebieden mochten van de regering maar één kind nemen. Wie nog een tweede kind wilde, kreeg een boete en moest flink betalen aan de overheid. Boeren op het platteland mochten een tweede kind nemen als het eerste kind een meisje is of een lichamelijke beperking had.

Door de toegenomen rijkdom in China daalde het vruchtbaarheidscijfer en kwam er vanuit de Chinese bevolking steeds meer verzet tegen de eenkindpolitiek. Op 29 oktober 2015 werd in het nieuwe vijfjarenplan van China aangekondigd dat de eenkindpolitiek volledig zou worden afgeschaft om verdere vergrijzing van het land te voorkomen en het tekort aan arbeidskrachten te verlichten.


Volgens de Chinese regering zou China na de eeuwwisseling 1,6 of misschien wel 1,7 miljard inwoners hebben gehad in plaats van 1,3 miljard als er geen eenkindpolitiek is geweest. Of dat waar is, valt moeilijk te zeggen, want de natuurlijke groei van de Chinese bevolking is na 1978 ook afgenomen door de toename van welvaart. Welvaart doet de natuurlijke bevolkingsgroei op dezelfde manier afnemen als in Nederland en Marokko. De toename van de welvaart in China is te danken aan hervormingen die de machthebbers doorvoerden in de Chinese economie.

Bekijk de video over de plannen voor het destijds afschaffen van de eenkindpolitiek.
China had er (in het geheim) al een experiment mee gedaan, om de mogelijke (positieve) gevolgen in te schatten.
In 2015 besloot de Chinese regering de eenkindpolitiek definitief los te laten.

 

 

Stap 4: India

Lees de tekst over de bevolkingspiramide van India.

India’s piramide
India heeft een hoog geboorte- en sterftecijfer. De bevolkingspiramide lijkt op een piramide.
In India leeft een kleine maar snel groeiende groep in welvaart, maar er is nog veel armoede, vooral in het noordoosten van het land. Waar veel armoede is, sterven veel mensen, met name kinderen. En dat heeft weer een hoog geboortecijfer tot gevolg.

Om de bevolkingsgroei in India af te remmen, voert de overheid campagne om mensen ertoe te brengen minder kinderen te nemen. Niet alleen krijgen mensen voorlichting over hoe ze zwangerschap kunnen voorkomen, ook krijgen ze toegang tot de pil en andere voorbehoedsmiddelen. Vanaf 1970 stimuleerde de regering mannen om zich te laten steriliseren (onvruchtbaar maken), maar dat stuitte op grote weerstand onder de bevolking, zodat er weinig van terechtkwam. De overheidscampagnes bereiken slechts een klein deel van de bevolking want er zijn veel analfabeten in India.

Naast de genoemde campagnes probeert de Indiase regering de kindersterfte aan te pakken. Grootschalige inentingscampagnes tegen polio en tuberculose hebben effect. Tussen 1990 en 2012 is het aantal kinderen dat sterft voor ze vijf jaar oud zijn gehalveerd. En sinds begin 2014 is het land officieel poliovrij.

Klik hier voor de laatste cijfers van India op het gebied van zuigelingensterfte.

Net als China heeft India een scheve geslachtsverhouding. Op elke 1070 jongens worden 1000 meisjes geboren: 1.07: 1. Dat is iets meer dan in Europa, waar op 1050 jongens 1000 meisjes geboren worden. Voor een deel is de geslachtsverhouding toe te schrijven aan het feit dat veel mensen liever zoons dan dochters hebben. Zoons krijgen vaak betere zorg dan dochters. Daardoor heb je als pasgeboren jongetje in India meer kans om ten minste vijf jaar te worden dan als pasgeboren meisje.

Stap 5: Demografische transitie

Een overgang in fasen
De natuurlijke groei van de bevolking vertoont in steeds meer landen dezelfde ontwikkeling als in Nederland.
Naarmate de welvaart toeneemt zie je de geboorte- en sterftecijfers na verloop van tijd dalen.
Die overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage heet demografische transitie.

Zo’n transitie gaat niet ineens, maar kent een aantal fasen.


Fase 1
Sterftecijfer en geboortecijfer zijn ongeveer even hoog. Hierdoor groeit de bevolking nauwelijks.
Veel kinderen werden geboren, die nodig waren om later mee te helpen geld te verdienen.
Er was nog geen geboorteplanning in die tijd. Het sterftecijfer was hoog, door veel ziekten, hongersnoden, slechte hygiëne, etc.

Fase 2
Sterftecijfer neemt af, maar het geboortecijfer blijft hoog. De bevolking groeit harder.
Hygiëne, zorg en medische kennis verbeterden sterk. Dit zorgde ervoor dat er minder mensen stierven.

Fase 3
Het geboortecijfer neemt af, het sterftecijfer blijft laag.
De bevolkingsgroei neemt af. Er waren minder kinderen nodig om aan het werk te gaan.

Fase 4
Sterftecijfer daalt niet meer. Geboortecijfer gaat in de richting van het sterftecijfer.
Er is nauwelijks sprake van bevolkingsgroei door betere geboortebeperking, de verbeterde positie van de vrouw (werk, carrière).
Bovendien trouwen mensen op latere leeftijd.

Fase 5
In deze (toekomstige) fase is het aantal geboorten lager dan het aantal sterfgevallen. De bevolking neemt in omvang af.
In deze fase wordt voor het eerst een sterfteoverschot verwacht. Door vergrijzing stijgt de gemiddelde leeftijd en het aandeel wat ouderen in de bevolking hebben.

Met de demografische transitie kun je beschrijven waarom de wereldbevolking in de toekomst mogelijk gaat afnemen.
In het begin van de zestiger jaren groeide de wereldbevolking met 2,2%, in 2009 nog maar met 1,1%. In 2050 met ....

Afronding

Begrippen

Omvang bevolking

Natuurlijke bevolkingsgroei
Het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen, oftewel het saldo van het aantal geboorten en sterfgevallen.
Geboortecijfer
Het aantal geboorten per 1.000 inwoners.
Sterftecijfer
Het aantal sterfgevallen per 1.000 inwoners.
Geboorteoverschot
Wanneer er meer mensen worden geboren dan er sterven. Berekend over een jaar.
Sterfteoverschot
Wanneer er meer mensen sterven dan er worden geboren. Berekend over een jaar.
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Immigratie
Iemand komt een land of gebied binnen om er zich te vestigen.
Emigratie
Iemand vertrekt uit een land of een gebied om zich elders te vestigen.
Gezinshereniging
Hiervan is sprake wanneer een persoon zijn of haar partner (en/of kinderen) laat overkomen naar het vestigingsland.
Demografische transitie
Veranderingen in het aantal geboortes en het aantal sterfgevallen over een langere periode.
Vestigingsfactor (pullfactor)
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pull factor genoemd).
Vertrekfactor (pushfactor)
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel push factor genoemd).
Leeftijdsopbouw
De verdeling van de bevolking in cohorten (leeftijdsgroepen van meestal 5 jaren).
Bevolkingspiramide
Een overzicht van de leeftijdsopbouw van de bevolking verdeeld in mannen en vrouwen.
Vergrijzing
Vergrijzing houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt, waardoor de gemiddelde leeftijd van de bevolking toeneemt.

Eindopdracht A: Toets

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Demografische transitie'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Grafiek maken

In de vorige stappen heb je gezien waarom de bevolking van sommige landen snel groeit en in andere landen langzaam. Je hebt ook gezien waarom tot nu toe in steeds meer landen de groei van de bevolking afneemt. Aan de hand van deze kennis stellen jullie een verwachting op voor de omvang van de wereldbevolking tussen nu en 2100.

In de grafiek geven jullie die verwachting weer. Bij die grafiek schrijven jullie een toelichting om aan te geven hoe je tot je voorspelling bent gekomen. Houd daarbij geen rekening met wereldrampen zoals een atoomoorlog of een wereldwijde epidemie.

​Een hulpmiddel dat jullie kunnen gebruiken is www.google.com/publicdata, een website met statistieken. Zoek drie verschillende soorten cijfers op: klik in het bovenste menu op 'Gezondheid' en selecteer het 'Geboortecijfer ongeclassificeerd', het 'Sterftecijfer' of de 'Levensverwachting'.
Selecteer dan in het onderste menu het land dat je wilt hebben.
Gebruik deze informatie om jullie verwachting te maken:

  • Hoe hoog waren de sterfte- en geboortecijfers vanaf 1965 in de vier landen die in deze opdracht behandeld zijn en wereldwijd?
  • Hoe lang leefden de mensen gemiddeld vanaf 1965 in de vier landen die in deze opdracht zijn behandeld en wereldwijd?

Hoe je de grafiek in beeld brengt, kun je lezen in de gereedschapskist.
Daarna bespreken jullie met jullie docent en klas jullie verwachting van de groei.

Beoordeling

De docent zal uiteindelijk jullie grafiek beoordelen.
Hij/zij let daarbij op:

  • inhoud: Is de grafiek duidelijk? Is de toelichting bij de grafiek helder en bondig en bevat die geen onjuistheden?
  • vorm: zijn de grafiek en de toelichting bij de grafiek met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat de toelichting bij de grafiek niet te veel taalfouten?

Grafiek maken

In een grafiek kun je heel overzichtelijk informatie aflezen over één specifiek onderwerp. Je maakt naar aanleiding van een onderzoek of opdracht een grafiek waarin je de opgedane kennis of resultaten weergeeft.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Heeft de video je duidelijk gemaakt hoe snel de wereldbevolking is gegroeid?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom de bevolking in één land sneller groeit dan in een ander land?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je voldoende tijd, ook voor het maken van een van de eindopdrachten?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al het een en ander over demografische transitie?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Heb je gekozen voor eindopdracht B? Vond je het leuk om de gegevens voor de grafiek uit te zoeken en daarna met je klasgenoot zelf een grafiek te maken, waarin die gegevens zichtbaar werden?

Spreiding bevolking

Spreiding bevolking

Intro

Waarom wonen er in het Turkana-district in Kenia minder mensen dan in Duitsland? Waarom is de Himalaya zo dunbevolkt?

Dat heeft te maken met de natuurlijke omstandigheden van het gebied. Voorbeelen van natuurlijke factoren zijn het klimaat, het landschap en de bodemvruchtbaarheid. Die hebben invloed op de omvang van een populatie (inwoners) in een bepaald gebied.

Bekijk de video over bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding.
Kun je nog twee gebieden ter wereld noemen die dunbevolkt zijn vanwege de fysische factor?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de fysische factoren benoemen, die bevolkingsspreiding en -dichtheid beïnvloeden.
  • omschrijven wat push- en pullfactoren zijn van een emigratieproces.
  • van beide factoren een voorbeeld noemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt uitleggen welke invloed fysische factoren hebben op de spreiding van de bevolking.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de kennisbank over bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid. Je leert dat gebieden met een vruchtbare bodem dichter bevolkt zijn. Je bekijkt een video en gaat op een wereldkaart dicht en dun bevolkte gebieden inkleuren.
Stap 2 Je bestudeert de natuurlijke factoren die de spreiding en dichtheid van de bevolking verklaren. Je leest een tekst over de bevolkingsdichtheid in Kenia en beantwoordt een vraag erover.
Stap 3 Je leert wat milieuvluchtelingen zijn en legt uit wat push en pullfactoren zijn. Je kunt van ieder een voorbeeld geven.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over spreiding en dichtheid van de bevolking.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan ga je met een klasgenoot een wereldkaart bewerken met foto's, illustraties, etc. Jullie geven dicht en dun bevolkte gebieden aan en plaatst er de fysische omstandigheid bij.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • een fotobewerkingsprogramma (Picasa, Photoshop, etc.)
  • een pen
  • een papier

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Spreiding en dichtheid

Bestudeer de hele Kennisbank over het onderwerp:

Bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid


In grote delen van Afrika is de bodem niet of niet erg vruchtbaar. Dergelijke gebieden kunnen maar aan een beperkte hoeveelheid mensen een bestaan bieden. Het gevolg is dat er weinig mensen wonen. De bevolkingsdichtheid is er laag.

Op plekken met een vruchtbare bodem kan het gebied voldoende voedsel voor mensen en hun veestapels leveren. Hier wonen veel meer mensen. Deze gebieden zijn dichtbevolkt.

Zo heb je binnen landen verschillen in dichtheid van de bevolking. Dat wordt uitgedrukt in het begrip bevolkingsspreiding.

Als je het verschil tussen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding begrijpt kun je het tweede fragment van het filmpje bekijken en de vraag beantwoorden.

Stap 2: Fysische factoren

De spreiding en dichtheid van de bevolking wordt verklaard met behulp van natuurlijke en sociaaleconomische factoren.
In deze opdracht richten we ons op de fysische factoren ofwel de natuurlijke omstandigheden.
We zetten ze hieronder op een rij:

Klimaat
Het klimaat is een belangrijke vestigingsfactor. Mensen wonen niet graag op te hete of te koude plekken. Op de Noordpool woont alleen een kleine groep Inuit. Het extreme klimaat is niet alleen onaangenaam voor veel mensen, het biedt ook geen mogelijkheden tot bestaan voor meer dan een paar mensen. Te warme en te droge gebieden, zoals de Sahara, zijn ook onaantrekkelijk. De Toeareg houden er stand met hun kuddes kamelen. Voor meer mensen is er niets om van te leven. De draagkracht van dergelijke gebieden is laag. De draagkracht van bijvoorbeeld West-Europa is veel groter door een gematigd klimaat dat uitstekend geschikt is voor landbouw en veeteelt.

Reliëf
Hoe extremer het reliëf, hoe moeilijker het is om je er te vestigen. Hooggebergte is moeilijk begaanbaar en het bruikbare oppervlak voor landbouw en veeteelt is kleiner. De bevolkingsdichtheid in dergelijke gebieden is altijd laag. De mensen die er wonen, verblijven in de dalen. Een plat land zoals Nederland is veel beter begaanbaar. Het reliëf oftewel de aanwezigheid van hoge bergen is dus een belangrijke factor voor de bevolkingsdichtheid binnen een gebied.

Vruchtbare bodem
Bodemvruchtbaarheid is het vermogen van de bodem om een plant van voedingsstoffen te voorzien. Een bodem heeft chemische, fysische en biologische eigenschappen. Chemische eigenschappen betreffen de aanwezigheid van mineralen. Als de bodem daar te weinig van heeft, is dat met kunstmest aan te vullen. Biologische eigenschappen hebben betrekking op het bodemleven. Denk aan wormen en dergelijke. De fysische eigenschappen zeggen wat over de bodemgesteldheid. Kunnen wortels er bijvoorbeeld goed in doordringen? Houdt de bodem voldoende water vast?

Een onvruchtbaar gebied is onaantrekkelijk voor veel mensen om zich er te vestigen. Maar op veel vulkaanhellingen waar de bodem vruchtbaar is, gaan mensen er wonen, ondanks de risico’s.

Water
Water is een absolute voorwaarde voor mensen, dieren en gewassen. Zonder water is er geen leven mogelijk.

Stap 3: Vertrekken of vestigen?

Er zijn veel redenen mogelijk waarom mensen besluiten uit een gebied weg te gaan en zich elders te vestigen.
Als de fysische kenmerken van een gebied veranderen, kan dat reden zijn om te vertrekken.
Mensen die verhuizen omdat het te droog wordt of juist te nat, zijn milieuvluchtelingen of ecologische migranten.
Een gebied verlaten is één ding, je moet ook nog weten waar je naar toe wilt.
Dat emigratieproces kan worden weergegeven in een push-en-pullmodel.

Pushfactoren

Dit zijn redenen om uit een gebied te vertrekken. Denk hierbij aan natuur- of milieurampen. In de Sahel was er bijvoorbeeld in 2012 een hongersnood vanwege lang aanhoudende droogte. De gevolgen van de droogte in de Sahel waren de pushfactoren om weg te trekken.

Pullfactoren

Dit zijn redenen om je in een gebied te vestigen. In het geval van de hongersnood in de Sahel is de beschikbaarheid van voedsel in een ander gebied een pullfactor.

Hindernissen

Het deel in het midden bevat alle factoren die de migratie remmen, zoals grenscontroles en moeilijk begaanbare wegen.

 

Afronding

Begrippen

Bevolkingsdichtheid
Het aantal inwoners per vierkante kilometer in een land of gebied.
Bevolkingsspreiding
De verdeling van de bevolking over een gebied of land.
Ontwikkelingspeil
De mate van armoede of rijkdom in een land op een bepaald moment.
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over een periode van dertig jaar.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Fysische factoren
De spreiding en dichtheid van de bevolking wordt verklaard met behulp van natuurlijke omstandigheden.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Spreiding bevolking'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Kaart tekenen

Het eindproduct van deze opdracht is een bewerkte wereldkaart. Samen met een klasgenoot ga je aan de slag met een fotobewerkingsprogramma (Photoshop, Canva, o.i.d.) en bewerk je de kaart met foto’s, illustraties en tekst.
Je laat zien waar op de wereld veel/weinig mensen wonen en welke fysische factoren daarop van invloed zijn.
Download hier de wereldkaart (bestand - downloaden als). Sla deze op in je eigen omgeving om te bewerken.

De foto’s en/of illustraties mag je van internet halen of mogen van jezelf zijn (bijvoorbeeld van een vakantie). Denk eraan dat je de begrippen (waar mogelijk) visualiseert. Verwerk in ieder geval:

  • De dichtst bevolkte en dunst bevolkte gebieden wereldwijd (dit kan bijvoorbeeld door de gebieden een kleur te geven).
  • Per gebied één fysische omstandigheid (dat kan d.m.v. foto’s, illustraties of headlines).

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • inhoud: laat het eindproduct zien welke fysische factoren van invloed zijn op de bevolkingsspreiding?
  • inhoud: is op de kaart duidelijk aangegeven waar wereldwijd dun- en dichtbevolkte gebieden zich bevinden?
  • vorm en creatie: is het eindproduct met zorg gemaakt, zijn passende illustraties bij de gebieden gevoegd en is de fysische factor vermeld?
  • taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten?

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat wordt bedoeld met de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je meerdere fysische factoren noemen die van invloed zijn op de dichtheid van de bevolking in een bepaald gebied?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al waar ter wereld dunbevolkte gebieden zich bevinden? En wat de bijbehorende fysische factor is?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het leuk de wereldkaart te bewerken?
    Verliep jullie samenwerking goed?

Bevolkingsgroei

Bevolkingsgroei

Intro

De wereldbevolking groeit sneller dan ooit. Wat zijn de gevolgen daarvan?
Welke gevolgen de groei van de wereldbevolking heeft en hoe dat uitpakt in 2050, dat weet natuurlijk nog niemand. En deskundigen die proberen een goede voorspelling te maken, zijn verdeeld in hun mening.

Bekijk de video over de wereld in 2050 voor een sfeerimpressie. 
Kun je je voorstellen dat we ons zo kunnen verplaatsen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen welke trend de groei van de wereldbevolking vermoedelijk volgt;
  • uitleggen dat de groei van de bevolking niet overal gelijk is, maar dat er grote regionale verschillen zijn;
  • de samenhang tussen bevolkingsgroei en welvaart verklaren.
  • uitleggen wat de ecologische voetafdruk betekent en hoe die wordt bepaald.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven wat de gevolgen kunnen zijn van een verwachte groei van de wereldbevolking.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest over de snelle groei van de wereldbevolking. Je gaat deze infomatie in een grafiek zetten.
Stap 2 Je leest over de verwachtingen voor het jaar 2050 qua bevolkingsomvang en welvaart. Je leert ook dat de meningen daarover nog verdeeld zijn. Je bekijkt een video en beantwoordt een vraag daarover.
Stap 3 Je leert wat de ecologische voetafdruk inhoudt en dat die voor iedereen verschillend is. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over bevolkingsgroei en ecologische voetafdruk.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maken jullie een fictieve krant, geschreven in het jaar 2050.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • Materiaal voor het maken van een grafiek en/of een fictieve krant.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Groeiende wereldbevolking

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over de omvang van de bevolking.

Omvang bevolking


De wereldbevolking groeit al sinds het begin van de mensheid, maar het tempo waarin gaat al tweehonderd jaar snel omhoog. In het jaar 1810 woonden er 1 miljard mensen op aarde. De Industriële Revolutie zorgde voor meer welvaart met als gevolg een enorme babyboom. In 1930, was het aantal mensen verdubbeld tot 2 miljard. Het derde miljard kwam erbij in 35 jaar. In 1999 telde de wereldbevolking 6 miljard mensen. Nog geen 12 jaar later, eind oktober 2011, verwelkomde de wereld de 7 miljardste inwoner. In 2023 telde de wereldbevolking zo'n 8 miljard mensen.

De Verenigde Naties hebben berekend dat, als de bevolking in hetzelfde tempo blijft groeien, de aarde in 2050 meer dan 9 miljard bewoners heeft.
Ruim voor het jaar 2100 (vermoedelijk 2083) wordt een getal van 11 miljard inwoners verwacht!

 

Stap 2: De wereld in 2050

Welke gevolgen de groei van de wereldbevolking heeft en hoe dat uitpakt in 2050, dat weet natuurlijk nog niemand. En deskundigen die proberen een goede voorspelling te maken, zijn verdeeld in hun mening. Er zijn wetenschappers die denken dat veel mensen zullen sterven ten gevolge van honger, ziekte en oorlog. Anderen zijn optimistischer over de ontwikkelingen en denken dat het mee kan vallen.

Economische gevolgen
Het bevolkingscijfer in Europa daalt. De verwachting is dat de bevolking op het Afrikaanse continent de komende 40 jaar verdubbelt. In 2050 zullen er rond de 2 miljard Afrikanen zijn. Er zijn economen die voorspellen dat Afrika deze groei economisch gezien niet aankan. De kans bestaat dat de inwoners van de armste landen in Afrika nog armer worden en dat deze landen - ook met steun van het rijke westen - de problemen niet kunnen opvangen.
Maar niet alleen Afrika gaat economisch zware tijden tegemoet, ook India en China zullen steeds meer economische problemen ondervinden.

​Andere wetenschappers zijn minder pessimistisch. Al groeien de minst ontwikkelde landen het hardst, op het Afrikaanse continent stijgt ook de welvaart. Welvaartstijging heeft gevolgen voor o.a. de gezondheidszorg, onderwijs en voeding. De zuigelingensterfte neemt af en daarmee de noodzaak veel kinderen te hebben. De invloed van religie neemt af en dat heeft weer gevolgen voor abortus en anticonceptie.
Kortom, het gevolg van welvaartsstijging is altijd een daling van het geboortecijfer.

Stap 3: Ecologische voetafdruk

Ecologische voetafdruk of mondiale voetafdruk geeft het totale oppervlak aan grond en water weer dat ieder van ons nodig heeft voor zijn totale consumptie. De ecologische voetafdruk berekent alles wat je gebruikt (eet, draagt, aanschaft, vervoert, enzovoort) naar de oppervlakte die nodig is om al die producten te maken.

Mondiale hectares
In de ecologische voetafdruk is bijvoorbeeld:

  • de katoenconsumptie omgerekend naar het totale oppervlak landbouwgrond;
  • de papierconsumptie omgerekend naar het daarvoor benodigde oppervlak bosgrond;
  • de consumptie van vlees, zuivel, wol en leer omgerekend naar weidegrond;
  • de visconsumptie omgerekend naar het oppervlak viswater;
  • de bebouwde grond omgerekend naar oppervlakte (niet alleen het eigen huis, maar ook infrastructuur, kantoorpanden, scholen, winkels, publieke voorzieningen, enzovoort)
  • de CO2-uitstoot (door elektriciteitsopwekking, verwarming en vervoer) omgerekend naar de hoeveelheid bos die nodig is om die CO2 weer uit de lucht te halen.

De eenheid is een getal dat de mondiale hectares weergeeft dat een persoon, gezin, bevolkingsgroep of bedrijf gebruikt.

Niet voor iedereen gelijk
Met de voetafdruk kun je consumptiegedrag of leefstijl van mensen en bevolkingsgroepen met elkaar vergelijken. Zo gebruikt een zelfvoorzienende boer in een ontwikkelingsland vaak niet meer dan een stukje weidegrond voor een paar schapen en een moestuin, terwijl hij voor drinkwater en wassen waarschijnlijk genoeg heeft aan een beek of pomp.
Jij en jouw klasgenoten hebben een veel grotere ecologische voetafdruk. Het consumptiepatroon van de gemiddelde West-Europeaan ligt veel hoger dan dat van de gemiddelde Aziaat of Afrikaan. Omdat onze consumptie veel hoger ligt, leggen wij individueel een veel groter beslag op de beschikbare ruimte.

Als we de beschikbare ruimte eerlijk zouden verdelen én de aarde de gelegenheid zouden geven zichzelf te herstellen, dan is er voor iedereen 1,8 hectare beschikbaar. We gebruiken nu per aardbewoner 2,7 hectare. Een gemiddelde Nederlander gebruikt zelfs iets meer dan 6 hectare. Op dit moment hebben we anderhalve aarde nodig om te produceren wat we in een jaar gebruiken. Dat betekent dat we de voorraden aan het uitputten zijn. We vragen meer van de aarde dan ze op termijn kan bieden. Dat heeft gevolgen voor volgende generaties, onze kinderen en kleinkinderen. Zij erven een aarde die hen minder goed kan voorzien van wat ze nodig hebben.​

Afronding

Begrippen

Natuurlijke bevolkingsgroei
Het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen, oftewel het saldo van het aantal geboorten en sterftegevallen.
Geboortecijfer
Het aantal geboorten per 1000 inwoners.
Sterftecijfer
Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners.
Geboorteoverschot
Wanneer er meer mensen worden geboren dan er sterven. Berekend over een jaar.
Sterfteoverschot
Wanneer er meer mensen sterven dan er worden geboren. Berekend over een jaar.
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Immigratie
Mensen komen binnen in een land of gebied om zich daar te vestigen.
Emigratie
Mensen verlaten hun land om zich in een ander land of gebied te vestigen.
Gezinshereniging
Hiervan is sprake wanneer een persoon zijn of haar partner (en/of kinderen) laat overkomen naar het vestigingsland.
Demografische transitie
Veranderingen in het aantal geboortes en het aantal sterfgevallen over een langere periode.
Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pullfactor genoemd).
Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel pushfactor genoemd).
Leeftijdsopbouw
De verdeling van de bevolking in cohorten (leeftijdsgroepen van meestal 5 jaren).
Bevolkingspiramide
Een overzicht van de leeftijdsopbouw van de bevolking verdeeld in mannen en vrouwen.
Vergrijzing
Vergrijzing houdt in dat het aandeel ouderen in de totale bevolking toeneemt, waardoor de gemiddelde leeftijd van de bevolking toeneemt.
Urbanisatie
De groei van stedelijke gebieden als gevolg van een trek van het platteland naar de stad. Ook wel verstedelijking genoemd.
Urbanisatiegraad
De urbanisatiegraad is een getal dat de verhouding aangeeft tussen het aantal mensen dat in stedelijke nederzettingen woont en het aantal mensen dat daarbuiten woont, in meer landelijke gebieden.
Ecologische of mondiale voetafdruk
Ook wel mondiale voetafdruk genoemd. Geeft het totale oppervlak aan grond en water weer dat ieder van ons nodig heeft voor zijn totale consumptie.
Primate City
Een stad die qua inwoneraantal groter is en economisch, politiek en cultureel gezien van groter belang is dan alle andere steden in het land of de regio.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Bevolkingsgroei'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Krant maken

Jullie maken een krant alsof je in het jaar 2050 leeft. Met de artikelen en afbeeldingen in deze krant laat je zien hoe jij denkt dat de wereld er dan uit zal zien:

  • Je laat zien of de bevolkingsgroei mee of tegenviel.
  • Kon de aarde de bevolkingsgroei aan of niet?
  • Hoe is het energievraagstuk opgelost?
  • Hoe wonen mensen?
  • Waar wonen (de meeste) mensen?
  • Is er voldoende eten? Is dat van voldoende kwaliteit?
  • Blijft er nog voldoende aarde over voor de volgende generaties"?


Jullie krant voldoet in ieder geval aan de volgende punten:

  • De krant bestaat uit minimaal twee A4'tjes.
  • Er staan minimaal zes artikelen van minstens tien regels in (lettergrootte 10 of 11).
  • Je besteedt in ieder geval aandacht aan de onderwerpen: voedsel, energie, ontwikkelingslanden, Primate Cities, krottenwijken, fossiele brandstoffen, economie en ecologische voetafdruk.
  • Jullie zorgen voor illustraties.

​Hoe je een krant samenstelt kun je lezen in de gereedschapskist.

Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: laat de krant zien dat er meer visies zijn op het verloop van de bevolkingsgroei?
  • vorm: is de krant met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat de krant niet te veel taalfouten?
  • creativiteit: ziet jullie krant er origineel uit?

Krant maken

Een krant kun je natuurlijk hartstikke goed zelf maken! Je verzamelt foto’s, tekeningen, schema’s, tekststukjes en quotes over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Geeft de video over het jaar 2050 een realistisch beeld?
    Leg uit waarom wel/niet.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen hoe consumptiegedrag en leefstijl van mensen weergegeven wordt in een ecologische voetafdruk?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Waarom kunnen armere landen (in Afrika) nog armer worden in de toekomst? Kun je dat uitleggen?
  • Eindopdracht B
    Heb je gekozen voor eindopdracht B? Vond je het lastig of juist leuk een fictieve krant te maken over het jaar 2050? Hadden je klasgenoot en jij dezelfde ideeën?

Emigratie

Emigratie

Intro

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn elk jaar tienduizenden Nederlanders naar het buitenland verhuisd. Ze hebben daar verschillende redenen voor, maar hopen allemaal op een beter bestaan.
Vaak lukt het wel om in een nieuw land een bestaan op te bouwen, maar ongeveer een kwart van de emigranten keert teleurgesteld weer terug.

Waarom denk je dat sommige emigranten weer terugkeren naar Nederland?
Noem een of twee redenen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende redenen opnoemen waarom mensen naar het buitenland emigreren.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met push- en pullfactoren.
  • omschrijven waarom na de Tweede Wereldoorlog een emigratiegolf ontstond.
  • uitleggen waarom een deel van de emigranten na verloop van tijd weer naar Nederland terugkeert.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt een aantal redenen opnoemen waarom mensen besluiten naar het buitenland te emigreren.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de Kennisbank, bekijkt een paar grafieken en bemerkt dat programma's en tijdschriften in Nederland goed bekeken worden. Je krijgt een top-10 van populaire emigratielanden. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen erover.
Stap 2 Je leert om welke redenen mensen emigreren. Je leert wat push- en pullfactoren zijn en bekijkt een grafiek over deze factoren. In de oefening bekijk je een video over een geëmigreerde jongen en beantwoordt vragen erover.
Stap 3 Je leert dat mensen om positieve en negatieve redenen remigreren. In de oefening bekijk je een grafiek over immigratie- en emigratiecijfers en beantwoordt een vraag daarover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over emigratie.
Eindopdracht Je maakt een puzzel met woorden over emigratie uit deze opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Emigratie

Er zijn verschillende redenen waarom mensen willen emigreren.
Bestudeer de pagina's van de Kennisbank.  

Migratie


In 2016 verhuisden ruim 151.000 mensen uit Nederland naar een ander land. Ruim twee derde van deze emigranten waren mensen met een migratieachtergrond: mensen die zelf niet in Nederland geboren zijn of waarvan de ouders niet uit Nederland komen. Zij verhuizen dus twee keer: een keer naar Nederland en een keer uit Nederland.
De overige emigranten zijn mensen die in Nederland geboren zijn.

Bekijk de volgende grafiek over het aantal emigranten tot aan 2015. Voor actuele cijfers, raadpleeg de site van het Centraal Bureau voor de Statistiek.



Emigratie is van alle tijden, maar na de Tweede Wereldoorlog kwam het in een stroomversnelling. In 1952 emigreerden er ruim 82.000 mensen. Omdat er zoveel mensen tegelijk wilden vertrekken, sprak men over een ‘emigratiegolf’.

De meeste landverhuizers (75%) kwamen in vijf verschillende landen terecht. Het waren de landen die afspraken hadden gemaakt met de Nederlandse regering: Amerika, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika.

Het roer om

Cijfers emigratie uit Nederland
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek

Elk jaar bezoeken in februari meer dan tienduizend Nederlanders de Emigratiebeurs in Houten bij Utrecht. Er zijn verschillende goedlopende glossy’s voor aankomende emigranten, zoals ‘VertrekNL’ en ‘Grenzeloos Magazine’.
Op televisie zijn er verschillende programma’s over emigreren te zien, waaronder: ‘Ik vertrek’, ‘Droomhuis gezocht’ en ‘Het roer om’. Het aantal websites over emigreren is niet meer te tellen. Kortom: het lijkt wel of er steeds meer mensen weg willen uit Nederland.

Maar is dat wel zo? Is emigratie iets van de laatste tijd of zijn er altijd veel mensen geweest die naar het buitenland verhuisden? Cijfers over emigratie wereldwijd zijn moeilijk te vinden. In 2000 kwamen onderzoekers uit op 175 miljoen emigranten, mensen die in een ander land wonen dan waar ze geboren zijn. Cijfers over emigratie uit Nederland zijn wel te vinden (CBS).

Tegenwoordig gaan emigranten naar hele andere landen dan in de jaren vijftig.
Naar welke landen emigreren de meeste Nederlanders?

  1. Duitsland
  2. België
  3. voormalige Ned. Antillen en Aruba
  4. Spanje
  5. Verenigde Staten
  6. Verenigd Koninkrijk
  7. Frankrijk
  8. Australië
  9. Zwitserland
  10. Canada
Bron: CBS

Stap 2: Waarom vertrekken?

Er zijn verschillende redenen waarom mensen emigreren.
Je kunt deze in drie groepen verdelen:

  • Economische redenen
    Mensen die emigreren om economische redenen, vertrekken omdat ze verwachten in een ander land meer kans op werk of een beter betaalde baan te hebben.
  • Politieke redenen
    Mensen die emigreren om politieke redenen, vertrekken omdat ze het niet eens zijn met de politiek in hun land. En vooral omdat die politiek voor henzelf vervelende gevolgen heeft, bijvoorbeeld omdat ze veel last van discriminatie hebben. Of omdat ze zich niet veilig voelen.
  • Persoonlijke redenen
    Mensen die emigreren om persoonlijke redenen, vertrekken bijvoorbeeld omdat ze een partner in het buitenland hebben gevonden of omdat ze een nieuw leven willen opbouwen. Maar het kan ook zijn dat ze verhuizen vanwege het weer (denk maar eens aan veel gepensioneerden die naar warmere landen verhuizen) of vanwege de natuur en de rust.

Push- of pullfactoren

Welke reden mensen ook hebben om te emigreren, in het land van keuze - het land waarnaar ze emigreren - is het beter: meer werk, ze verdienen er beter, hun toekomstige partner woont er, het weer is er aangenamer, en ga zo maar door. Deze positieve redenen om te vertrekken zijn de pullfactoren, ook wel aantrekkings- of vestigingsfactoren genoemd.

Mensen hebben ook redenen om hier weg te gaan, om te vertrekken. Dat zijn de pushfactoren ofwel afstotings- of vertrekfactoren. In de grafiek hieronder zijn een heleboel factoren op een rij gezet. Aan zowel thuisblijvers als aan emigranten is gevraagd of ze deze factoren positief of negatief waarderen. Alle factoren, behalve inkomen, worden door de emigranten negatiever beoordeeld dan door thuisblijvers.

Stap 3: Remigratie

We spreken van remigratie als mensen die uit Nederland vertrokken waren na een tijd weer naar Nederland terugverhuizen. Mensen komen om allerlei redenen terug naar Nederland, ze doen dat met positieve of negatieve redenen.

Positieve redenen kunnen zijn dat de mensen bijvoorbeeld voldoende geld in het buitenland hebben verdiend zodat ze terug kunnen keren. Of - en dat komt minder voor - mensen zijn vertrokken om politieke redenen en de situatie is veranderd.

Negatieve redenen kunnen zijn dat de emigratieplannen niet zo succesvol verlopen als de emigranten gehoopt hadden. De baan viel tegen of ze werden werkloos. De mentaliteit van hun nieuwe vaderlanders viel tegen. Hun liefdesrelatie liep stuk. Of mensen hadden last van heimwee. Deze groep remigranten is verreweg de grootste groep.

​Voor mensen die remigreren naar Nederland is niets geregeld. Er zijn geen speciale regels of wetten die deze mensen helpen. Remigreren is een beetje een vergeten stukje. Mensen moeten weer een nieuwe woning en een nieuwe baan zien te vinden. Veel mensen hebben hun spaargeld gebruikt om te kunnen verhuizen uit Nederland en komen een stuk armer terug.

Helaas zijn er geen exacte remigratiecijfers bekend. Deze cijfers worden gebaseerd op de hoeveelheid mensen die zich opnieuw inschrijft in het bevolkingsregister, terwijl veel Nederlanders zich om verschillende redenen niet uitschrijven bij vertrek.
Naar schatting gaat het om een kwart van alle emigranten.

Afronding

Begrippen

Migratie

Emigratie
Mensen verlaten hun land om zich in een ander land of gebied te vestigen.
Remigratie
Terugverhuizen naar het geboorteland door iemand die een tijd in het buitenland heeft gewoond.
Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pullfactor genoemd).
Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel pushfactor genoemd).

Eindopdracht: Puzzelen

Als eindopdracht ga je een puzzel maken, die te maken heeft met emigratie.
De woorden die we zoeken komen allemaal ergens in de opdracht aan bod.
Als je de woorden goed hebt ingevuld, krijg je van boven naar beneden een woord te zien in de donkergekleurde kolom.

Klik hier om de Emigratiepuzzel te downloaden (downloaden - als).
Je kunt de puzzel uitprinten of digitaal invullen in je eigen omgeving (bestand - een kopie maken).

Klaar?
De oplossing van de puzzel laten jullie beoordelen door jullie docent.
De docent kan een antwoordmodel van de puzzel downloaden.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je twee redenen noemen waarom mensen gaan emigreren?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom een kwart van de emigranten weer terugkeert naar Nederland?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over emigratie en remigratie? Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je de oplossing van de puzzel over emigratie zonder nalezen gevonden?
    Dan heb je de lesstof goed begrepen!

Immigratie

Immigratie

Intro

Elk jaar komen er duizenden immigranten naar Nederland. De term 'immigrant' is een verzamelnaam voor allerlei verschillende groepen mensen, die zich in Nederland vestigen.

Mensen hebben verschillende redenen om naar Nederland te komen: om hier te werken, om hun eigen land te ontvluchten of om een beter bestaan op te bouwen.

Om een indruk te krijgen van de hoeveelheid mensen die zich in Nederland vestigden kun je het migratiesaldo bekijken: het verschil tussen het aantal immigranten en emigranten over een bepaalde periode.

Welke herkomstlanden zijn populair als het gaat om immigratie in Nederland? Noem er minstens twee.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende groepen immigranten in Nederland noemen;
  • verschillende redenen noemen waarom mensen naar Nederland komen;
  • enkele veelvoorkomende herkomstlanden noemen;
  • uitleggen waarom en wanneer er grote groepen mensen uit de voormalige koloniën naar Nederland kwamen;
  • uitleggen waarom er zoveel gastarbeiders naar Nederland kwamen en waarom ze – tegen de verwachtingen in – in Nederland bleven;
  • uitleggen waarom en hoeveel vluchtelingen en asielzoekers er naar Nederland komen;
  • uitleggen wat het migratiesaldo is en wat het verschil tussen een positief en een negatief migratiesaldo is;
  • uitleggen of Nederland momenteel een immigratieland of een emigratieland is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt omschrijven om welke redenen mensen zich in Nederland vestigen en met welke status ze in Nederland verblijven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de Kennisbank en leest over immigratie en hoe deze in de loop der jaren verschuift. Je bekijkt de top10 van immigratielanden en een grafiek met immigratiecijfers. In de oefening bekijk je een video over redenen om te emigreren en beantwoordt er vragen over.
Stap 2 Je leest de verhalen over inwoners van voormalig Nederlandse koloniën en van Suriname die naar Nederland emigreerden. Je beantwoordt een vraag hierover.
Stap 3 Je leert over de komst van gastarbeiders in de jaren vijftig van vorige eeuw en over het feit dat velen gebleven zijn. De groeiende komst van veel Polen is het gevolg van toetreding van Polen tot de EU. Je bekijkt een video over de nieuwkomers en beantwoordt vragen.
Stap 4 Je leert over de komst van vluchtelingen en asielzoekers en wat het verschil is tussen deze twee groepen. Je bekijkt een grafiek en beantwoordt vragen.
Stap 5 Je leert over een positief en negatief migratiesaldo. In de oefening bekijk je een grafiek en beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over immigratie.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maken jullie een eindproduct naar keuze.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wij komen!

Elk jaar komen er vele duizenden ‘vreemdelingen’ naar Nederland. De meesten zijn toeristen. Er zijn ook duizenden buitenlanders die komen om hier te blijven. Zij worden immigranten genoemd.
Bestudeer uit de Kennisbank de twee pagina's over Migratie en gezinshereniging.

Immigratie


In 2022 kwamen er ruim 403.108 personen naar Nederland. Dat waren er 150.580 meer dan in 2021. Onder deze immigranten waren er enkele tienduizenden Nederlanders die eerder geëmigreerd waren en om een of andere reden terugkeerden naar Nederland, de zogenaamde remigranten. Ook kwamen er enkele tienduizenden vluchtelingen waarvan de meeste Oekraïne ontvluchtten. Hiervan zal een deel blijven terwijl anderen teruggaan naar het land van herkomst zodra dat veilig is.

Daarnaast emigreerden 179.310 personen uit Nederland, 33.980 meer dan een jaar eerder. In totaal migreerden er in 2022 meer personen naar Nederland dan dat er vertrokken. Het migratiesaldo (de immigratie minus de emigratie) bedroeg 223.798 personen. Van 2003 tot en met 2007 was het migratiesaldo juist negatief: er waren minder immigranten dan emigranten.

Verschuivende migratie

De herkomst van immigranten is de afgelopen vijftig jaar sterk veranderd, constateert het CBS. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was de immigratie uit Zuid-Europa en Marokko het belangrijkst. Nu is dat Oost-Europa. Van de klassieke immigratielanden Turkije, Marokko, Suriname en Nederlanden Antillen kwamen alleen Turkije en de Antillen nog bij de eerste tien.

Stap 2: Komst uit voormalige koloniën

In de vorige eeuw maakten twee Nederlandse koloniën zich van Nederland los en werden onafhankelijk: Nederlands-Indië en Suriname. Beide keren ging die onafhankelijkheid gepaard met een grote volksverhuizing naar Nederland.
Lees de volgende teksten.

Indische Nederlanders
Na de Tweede Wereldoorlog gingen tussen 1945 en 1949 honderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland om bij te komen van de ontberingen in de Jappenkampen. Ze gingen voor enkele weken of maanden, maar de meesten bleven voorgoed.

Toen Nederlands-Indië onder de naam Indonesië zelfstandig werd, vertrokken tussen 1950 en 1968 nog eens tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar Nederland. Ze kwamen vaak tegen hun zin, maar hun leven in Indonesië werd steeds moeilijker. Ze zijn de afstammelingen van mensen uit Nederland en ze werden niet gezien als immigranten, maar als ‘repatrianten’ (re = terug, patria = vaderland).

Wie in Nederland niet over familie, werk of huisvesting beschikte, viel in de categorie ‘Oosterse Nederlanders’. Echt welkom waren ze niet, maar de overheid kon niet om hen heen: elke Europese onderdaan van de voormalige kolonie had nu eenmaal recht op een Nederlandse verblijfstitel. Als politieke vluchtelingen konden zij bovendien een beroep doen op allerlei voorzieningen in het vaderland overzee. Bij de opvang werd gebruikgemaakt van hotels, pensions en aparte kampen. De repatrianten kregen verder voorrang bij het toekennen van een zelfstandige woning. Ook kwam er extra begeleiding bij het vinden van een baan en was er apart onderwijs voor jongeren.

 

Surinamers
In 1975 werd Suriname zelfstandig. Veel Surinamers waren onzeker over de toekomst van hun land. Ze moesten kiezen tussen een Surinaams of Nederlands paspoort en dat vonden veel mensen moeilijk. Nederland was welvarender en had betere onderwijsvoorzieningen. Tussen 1975 en 1980 vertrokken dan ook meer dan 130.000 Surinamers naar Nederland. In 1980 werd het een stuk moeilijker om naar Nederland te verhuizen.

Alle gemeenten met meer dan 25.000 inwoners werden verplicht huisvesting ter beschikking te stellen aan Surinaamse migranten. Dat beleid mislukte. Van Surinaamse zijde kwam veel protest: veel Surinamers wilden bij elkaar in de buurt wonen.
Zo ontstonden toch concentraties van Surinamers. Creoolse Surinamers trokken veelal naar de Amsterdamse Bijlmer en naar Rotterdam en Utrecht. Hindoestaanse Surinamers vestigden zich in Noord-Nederland, Noord-Brabant en in de Randstad.

 

Stap 3: Komst van gastarbeiders

De welvaart steeg in de jaren vijftig en zestig in Nederland en er kwamen steeds meer fabrieken. Het werk aan de lopende band was niet erg populair en er ontstonden personeelstekorten. In het buitenland waren er arbeiders genoeg die in Nederlandse fabrieken wilden werken. Deze gastarbeiders, officieel arbeidsmigranten geheten, kwamen eerst zelf op zoek naar werk. De eerste gastarbeiders waren Italianen en Spanjaarden.

Wat later, in de jaren zestig kwamen veel gastarbeiders naar Nederland op uitnodiging van de Nederlandse regering. Nederland wierf vooral in Marokko en Turkije arbeiders. Men dacht in het begin dat de buitenlandse arbeiders hier voor een beperkte periode zouden werken en dan met het verdiende geld weer terug zouden gaan. Uiteindelijk zijn velen van hen hier gebleven.

Door een toenemende automatisering in de jaren zeventig en door een economische crisis was er steeds minder behoefte aan laaggeschoolde arbeid. In 1973 stopte Nederland met het uitnodigen van gastarbeiders. De toelating tot Nederland werd veel strenger.

De gastarbeiders die bleven hebben in veel gevallen hun familie over laten komen.
Deze immigranten uit Marokko en Turkije en hun afstammelingen vormen nu de twee grootste groepen niet-westerse migranten in Nederland.

Marokkaanse herkomst 385.755
Turkse herkomst 396.555

Cijfers van CBS september 2017

In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie (EU). Sindsdien is het aantal Poolse immigranten sterk toegenomen. In Polen was er veel werkloosheid. Reden voor veel Polen om werk te zoeken buiten hun land. Een groep van deze arbeidsmigranten besloot te blijven.
Inwoners uit de verschillende lidstaten van de Europese Unie mogen zich vrij mogen vestigen binnen de EU.

Stap 4: Vluchtelingen en asielzoekers

Vluchtelingen zijn mensen die hun eigen land hebben verlaten omdat het er niet meer veilig was. Het kan gaan om een natuurramp (aardbeving, overstroming, hongernood) of oorlog, maar veel vluchtelingen vluchten om politieke redenen. Ze zijn bang voor vervolging, onderdrukking of marteling.

Een vluchteling kan zich niet zomaar in Nederland vestigen. Nederland nodigt elk jaar ongeveer vijfhonderd vluchtelingen uit om naar ons land te komen, vooral inwoners van vluchtelingenkampen. Anderen komen op eigen gelegenheid naar Nederland en vragen asiel  (=bescherming). Zij mogen alleen blijven als ze goede redenen hebben. Mensen krijgen asiel wanneer ze risico lopen op marteling, onmenselijke of vernederende straf.
Ook als de situatie in een land niet voldoende veilig is, kan een persoon asiel krijgen, bijvoorbeeld als er oorlog is. Deze vluchtelingen noemen we asielzoekers. Het aantal asielzoekers schommelt sterk door de jaren heen.
Bekijk de grafiek.



In de media is er altijd veel aandacht voor de asielzoekersproblematiek, maar op het geheel van het aantal immigranten dat elk jaar Nederland binnenkomt, vormen de asielzoekers een kleine minderheid.

Stap 5: Migratiesaldo

In deze opdracht over immigratie hebben we gekeken naar allerlei immigranten en hun redenen om naar Nederland te komen. In de opdracht ‘Emigratie’ hebben we gekeken naar mensen die Nederland hebben verlaten en naar hun redenen.

Als je immigratie- en emigratiecijfers met elkaar vergelijkt, weet je of Nederland een immigratieland is of een emigratieland.

In 2022
immigreerden
403.108 mensen

In 2022
emigreerden

179.310 mensen
Migratiesaldo: 223.798 mensen


Als er meer mensen naar Nederland komen dan er vertrekken, spreken we van een positief migratiesaldo of een vestigingsoverschot.
Als er meer mensen uit Nederland vertrekken dan er binnenkomen, spreken we van een negatief migratiesaldo of een vertrekoverschot.

Afronding

Begrippen

Emigratie
Mensen verlaten hun land om zich in een ander land of gebied te vestigen.
Immigratie
Mensen komen binnen in een land of gebied om zich daar te vestigen.
Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pullfactor genoemd).
Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel pushfactor genoemd).
Migratie(stroom)
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Migratie(saldo)
Het verschil tussen immigratie en emigratie.
Bij een positief migratiesaldo is er sprake van een vestigingsoverschot.
Bij een negatief migratiesaldo is er sprake van een vertrekoverschot.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Immigratie'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Mauro Manuel

In het boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd' staan verhalen over kinderen van wie de rechten zijn geschonden. Ze hebben daardoor de aandacht gevestigd op een probleem in onze maatschappij.

Een van deze verhalen gaat over Mauro Manuel (Angola, 1992). Mauro is uitgegroeid tot symbool van asielkinderen die extra zorg behoeven. Hij belandde als negenjarige in Nederland nadat zijn moeder hem alleen op het vliegtuig had gezet. Hij kwam in een pleeggezin, dat voor hem een verblijfsvergunning aanvroeg. Die kreeg hij maar niet. Op zijn achttiende dreigde Mauro het land uit te worden gezet. Een storm van protesten stak op. Veel mensen in Nederland waren verontwaardigd. Uiteindelijk mocht hij blijven, en veel andere kinderen met hem, dankzij het zogeheten Kinderpardon.

In februari 2012 dienden twee Kamerleden de 'Kinderasielwet' in.
De wet regelde het verblijfsrecht voor jonge asielzoekers die net als Mauro al jaren in Nederland verblijven en er 'geworteld' zijn.

Bekijk een deel van de uitzending over Mauro bij Pauw & Witteman:


Download en lees nu het verhaal uit boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd': Mauro.

Kinderrechten

Mensenrechten zijn in diverse wetten en verdragen vastgelegd. Ze gelden in Nederland en in de rest van de wereld - voor iedereen en voor altijd. Dankzij deze rechten kunnen mensen een volwaardig bestaan opbouwen. Omdat kinderen speciale behoeften hebben, bestaan er ook kinderrechten. Helaas wordt er niet overal even netjes met deze rechten omgegaan.

Kinderpardon

Mauro is niet de enige vluchteling die op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en die dreigde te worden teruggestuurd. Lees ook het verhaal over Marcia en Glaucio Ventura Tiago.
In Nederland geldt het zogenaamde Kinderpardon: een overgangsregeling voor vreemdelingenkinderen die door lange procedures al jaren in Nederland zijn en die inmiddels geworteld zijn in de samenleving, maar die nog geen verblijfsstatus hebben. Niet alle kinderen kunnen een beroep doen op het Kinderpardon.

Ga naar de website van de Kinderombudsman en lees de criteria waaraan kinderen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het Kinderpardon.

Op de website van de Kinderombudsman kun je lezen dat de Kinderombudsman na de invoering van het Kinderpardon nog herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij er niet gerust op is dat de oorspronkelijke gedachte leidend was bij de beoordeling van de aanvragen. Na het verschijnen van de definitieve cijfers ontving de Kinderombudsman weer vele meldingen van gezinnen, advocaten en organisaties, over kinderen die naar hun mening onterecht buiten de regeling vielen.

Eindproduct

Gebruik de informatie uit deze stap bij het maken van een eindproduct over Mauro.
Je kunt de eindopdracht samen met een klasgenoot doen. Jullie mogen zelf kiezen in welke vorm je het doet.
Raadpleeg voor tips en ideeën de gereedschapskist.

In je eindproduct maak je duidelijk:

  • Welke kinderrechten een rol spelen in het verhaal van Mauro.
  • Waarom het verhaal van Mauro in het boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd' thuishoort.
  • Wat jullie mening is over het verhaal van Mauro.​

Klaar?

Bekijk in de gereedschapskist of jullie eindproduct voldoet aan de beoordelingscriteria. Lever het daarna in bij de docent.
In overleg met de docent kunnen jullie je eindproduct presenteren of met andere klasgenoten vergelijken.

Hij/zij zal bij de beoordeling letten op:

  • inhoud: zijn bovengenoemd punten in het eindproduct vermeld en is jullie mening over het verhaal van Mauro goed onderbouwd?
  • inhoud: hebben jullie gebruikgemaakt van de informatie van de opdrachten, van de website over het Kinderpardon en van de klikplaat?
  • vorm: is jullie eindproduct origineel en creatief vormgegeven en bevat het niet teveel taalfouten?

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kreeg je al een indruk over het begrip 'immigrant'?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Wist je al het een en ander over Nederland als immigratieland?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Herkende je wel een aantal redenen waarom mensen willen immigreren?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht over Mauro?
    Heb je door het maken van de opdracht meer inzicht gekregen in Kinderrechten en het Kinderpardon?

Urbanisatie

Urbanisatie

Intro

Er zijn meerdere periodes geweest waarin mensen massaal van het platteland naar de steden trokken. Dit urbanisatieproces gaat nog steeds door.
Meer en meer mensen wonen in miljoenensteden. In ontwikkelingslanden is dat maar al te vaak een woning in een krottenwijk aan de rand van zo’n stad. Hoe lang en hoever zal dat urbanisatieproces nog doorgaan?

In Nederland is het aantal inwoners de afgelopen 50 jaar bijna verdrievoudigd. Waar wonen al deze mensen? Bijna de helft woont in de Randstad bijvoorbeeld in Vinex-wijken of in oude stadswijken die na renovatie weer leefbaarder zijn geworden.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat urbanisatie is en waardoor urbanisatie op gang is gebracht;
  • verschil herkennen tussen grote steden, agglomeraties en megasteden;
  • enkele problemen noemen die het leven in een grote stad met zich meebrengt;
  • uitleggen waarom veel mensen in ontwikkelingslanden in krottenwijken terechtkomen en daar maar moeilijk uitkomen;
  • omschrijven wat segregatie is.
  • uitleggen dat er een golfbeweging is geweest van de dorpen naar de steden; van de steden weer terug naar de dorpen en weer terug naar de steden; nu naar nieuwe of gerenoveerde stadswijken en –centra;
  • uitleggen dat wonen en werken op verschillende plaatsen forensenverkeer versterkt;
  • aangeven hoe de stadsvernieuwing heeft bijgedragen aan het vergroten van de leefbaarheid van de steden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt uitleggen dat er een golfbeweging is geweest van de dorpen naar de steden; van de steden weer terug naar de dorpen en weer terug naar de steden; nu naar nieuwe of gerenoveerde stadswijken en –centra;

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert iets over de urbanisatiegraad in ontwikkelingslanden. Je maakt een infographic.
Stap 2 Je leert over mechanisatie van de landbouw en wat de gevolgen zijn. Je leert ook dat mechanisatie gelijk opgaat met industrialisatie. Je kunt uitleggen wat urbanisatie is. Je beantwoordt een vraag erover.
Stap 3 Je leert over grote steden, agglomeraties, mega- en gigasteden en bekijkt een wereldwijde top 10 van deze steden. Je leert dat wonen in zulke steden problemen met zich meebrengt. Je beantwoordt een vraag over grote steden.
Stap 4 Je leert hoe krottenwijken zijn ontstaan en hoe de leefsituatie daar is. Je beantwoordt een vraag over segregatie.
Stap 5 Je leert over de gevolgen van het ruimtegebrek in Nederland, met name in de Randstad. Je leert wat suburbanisatie is, hoe Vinex-wijken zijn ontstaan en waarom werd overgegaan tot stadsvernieuwing. Je beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over urbanisatie.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets over urbanisatie.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je een journaal-item over urbanisatie en presenteert het aan de klas.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Stad of platteland?

In de steden is er meer werkgelegenheid en welvaart. Wereldwijd gaan dan ook steeds meer mensen in steden wonen.

In ontwikkelingslanden is de urbanisatiegraad (het percentage van de bevolking dat in de steden woont) het laagst. Maar het urbanisatietempo (de snelheid waarmee de stedelijke bevolking groeit) ligt er veel hoger dan in de welvarende landen.
Hierdoor stijgt de urbanisatiegraad in ontwikkelingslanden snel.

Infographic maken

Een infographic is een tekening of foto (in combinatie met tekst) die informatie geeft over een bepaald onderwerp.

 

Stap 2: Industrialisatie

We kunnen ons het werk in de landbouw niet voorstellen zonder het gebruik van tractoren en andere machines. De eerste tractor kwam pas aan het eind van de 19e eeuw in Nederland.
Pas na de Tweede Wereldoorlog gingen boeren massaal die nieuwe machines gebruiken voor het zaaien, planten, poten, wieden en oogsten. Tot die tijd hadden de boeren hulp van landarbeiders, boerenknechten en trekdieren.
Het proces waarbij machines landarbeiders en trekdieren in de landbouw vervangen noemen we mechanisatie.

Bestudeer de pagina over industrialisatie en mechanisatie in de Kennisbank.

Industrialisatie, mechanisatie en urbanisatie


Bekijk de video om een indruk te krijgen van de oude land- en tuinbouwmachines uit die tijd.



Door de mechanisatie verloren veel landarbeiders en boerenknechten hun werk. Ze vertrokken naar de steden om daar werk te zoeken in de fabrieken. De mechanisering in de landbouw gaat gelijk op met de industrialisatie, de overgang van ambachtelijk werken naar machinaal werken in fabrieken in de steden.

Het zwaartepunt van het werk verschoof daarmee van het platteland naar de stad. Steeds meer mensen trokken daarom naar de steden. Een proces dat je aanduidt met de term urbanisatie of verstedelijking.
Dat proces ging door en in 2007 was, voor het eerst in de geschiedenis, het aantal stadsbewoners wereldwijd groter dan het aantal mensen op het platteland.

Zoals je in de grafiek kan zien behoort Nederland tot de landen die sterk verstedelijken.

 

Stap 3: Grote, mega- en gigasteden

Grote steden en primate cities
In de meeste ontwikkelingslanden zijn, net als in westerse landen, door de snelle groei nu al primate cities ontstaan. Een primate city is een stad die qua inwonertal veel groter is en economisch, politiek en cultureel van groter belang is dan de andere steden in het land of de regio. De meest vooraanstaande steden zijn megasteden.

Meestal is zo’n stad de hoofdstad van het land, met een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en mensen. Denk hierbij aan Bangkok, Caïro, Jakarta, Mumbai, Shanghai, Rio de Janeiro of Mexico City.
Bedrijven geven vaak de voorkeur aan deze grote steden en daardoor trekken steeds meer mensen er naar toe. Dat zet de leefbaarheid in deze steden onder druk.

Agglomeraties en megasteden
In Nederland is de stad met de meeste inwoners Amsterdam (ruim 860.000 inwoners). Het stedelijk gebied houdt zich niet aan de gemeentegrenzen van Amsterdam. Amsterdam gaat naadloos over in Amstelveen en ook Hoofddorp, Haarlem, IJmuiden en Zaandam zijn naar Amsterdam toegegroeid. Zo’n stedelijk gebied met aan elkaar geschakelde steden noemen we een agglomeratie.

Bestudeer in de Kennisbank de pagina over agglomeratie en wereldsteden.

Agglomeratie en wereldstad


Er zijn in de wereld tussen de 25 en 30 agglomeraties met meer dan 10 miljoen inwoners. Een andere naam voor zo’n (aaneengeschakelde) stad met meer dan 10 miljoen inwoners is metropool of megastad (mega = groot in het Grieks). De agglomeratie Tokio telt 38,2 miljoen inwoners, dat zijn meer inwoners dan alle inwoners van Nederland, België, Luxemburg en Denemarken samen!
Andere bekende megasteden zijn Londen, Moskou, Los Angeles, Istanbul, Buenos Aires, Caïro en de stadstaat Singapore.

Alle grote, miljoenen- en megasteden hebben te maken met problemen. Denk aan:

  • vervoer van voedsel naar de steden. Elke dag moeten er duizenden tonnen voedsel naar de stad worden gebracht.
  • verkeer in zo’n omgeving: lawaai, fijnstof en luchtvervuiling geven heel wat meer problemen dan op het platteland.
  • huisvesting: de huizen in de steden zijn kleiner én duurder dan op het platteland.
  • criminaliteit: met zoveel meer mensen bij elkaar is dit een groter probleem dan op het platteland.
  • ziektes en psychische problemen zijn groter in de steden dan op het platteland.

Gigasteden
Per dag trekken 170.000 mensen van het platteland naar de stad. Die groei, de urbanisatie, zal in snel tempo doorzetten. Veel megasteden groeien door tot gigasteden. Men verwacht dat Beijing tegen de havenstad Tianjin zal aangroeien. Nu liggen ze meer dan honderd kilometer uit elkaar. Men verwacht ook dat de steden Hongkong, Shenzen en Zhuhai op termijn zullen samensmelten tot één monsterstad. Er komen vier van zulke gigasteden in China die samen meer inwoners zullen hebben dan alle mensen in de Verenigde Staten bij elkaar.

Er zijn zelfs deskundigen die denken dat de megasteden Rio de Janeiro en Sao Paulo naar elkaar toe zullen groeien tot een gigastad van meer dan 40 miljoen inwoners. Nu liggen beide Braziliaanse steden nog 400 kilometer van elkaar vandaan.

Zal de aardbol straks overdekt zijn met mega- en gigasteden van 20 tot 40 miljoen mensen of meer?

In 2010 had de wereld al een miljard auto’s, het merendeel in de steden.
In Tokio, Beijing en Jakarta lopen voetgangers nu al rond met mondkapjes tegen de smog.
Negentig procent van het gebruikte water en rioolwater in steden in ontwikkelingslanden wordt ongezuiverd geloosd.

Stap 4: Krottenwijken

Megasteden worden te vol en de smog is vaak ondraaglijk. Bovendien wordt de grond om huizen te bouwen steeds schaarser en de grondprijs steeds hoger. De overheid in ontwikkelingslanden faalt in haar beleid om voor voldoende en gedegen huisvesting te zorgen. Hierdoor komen migranten van het platteland vaak in krottenwijken terecht.

Een krottenwijk is een wijk die (voor het overgrote deel) bestaat uit krotten (oude of vervallen huizen). Een krot in een ontwikkelingsland is vaak een kleine woning, gemaakt van niet-stevig, goedkoop bouw- of afvalmateriaal, karton of golfplaten.
Het bijzondere van een krot is dat er geen architect of bouwbedrijf aan te pas komt. Mensen bouwen hun huis zelf of met hulp van vrienden en familieleden, meestal zonder bouwvergunning. Huizen staan kriskras door elkaar of zijn gescheiden door smalle steegjes. Vandaar de andere naam die je vaak tegenkomt: sloppenwijken. Een slop is een smalle steeg: een nauwe doorgang tussen huizen.

Een op de zeven à acht mensen op de wereld woont in een krottenwijk. Belangrijke voorzieningen als stromend water, riolering, elektriciteit, (goed) onderwijs, (goede) zorg ontbreken en mensen leven in vaak erbarmelijke omstandigheden.
De meeste mensen in deze wijken hebben geen werk of slecht betaalde ongeschoolde arbeid: onder hen vind je onder meer schoenenpoetsers, straatventers, straatmuzikanten, bedelaars, dieven en prostituees (ook kinderen). Sanitaire voorzieningen (zoals een waterleiding en riolering) ontbreken veelal. Krottenwijken met hun open riolen zijn broedplaatsen voor ziektes.

Wie kan, probeert weg te komen uit de krottenwijk naar een betere wijk elders in de stad. Maar de kans om eruit te komen, is klein. De wat rijkeren verdelen de baantjes onder hun vrienden en familieleden, de armen zijn gedoemd arm te blijven.
Zodoende ontstaat er een scheiding tussen de (rijkere) en (armere) bevolking, ook wel segregatie genoemd.

Bestudeer de pagina hierover in de Kennisbank.

Segregatie

Stap 5: Urbanisatie in Nederland

Het aantal inwoners in Nederland is de afgelopen eeuw enorm gestegen. In 1900 telde Nederland meer dan vijf miljoen inwoners. In 2023 heeft Nederland bijna achttien miljoen inwoners. Hoe biedt Nederland woonruimte aan al die mensen?

Randstad en het Groene Hart

De Grote Vier (een aanduiding voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) kennen we beter als de Randstad. De steden zijn bijna aan elkaar gegroeid om een groot groengebied heen: het Groene Hart. Dit is een belangrijk landbouw-, natuur- en recreatiegebied. Om het Groene Hart in de Randstad groen te houden, is afgesproken dat het niet ongecontroleerd volgebouwd mag worden.

​Bijna de helft van alle Nederlanders woont in de Randstad. Voor uitbreiding is niet veel plek meer. Dat heeft twee grote gevolgen:

  1. De beschikbare ruimte is schaars. De grondprijzen en de prijzen van de huizen zijn veel hoger dan elders in Nederland.
  2. Als er niet veel ruimte is om huizen te bouwen, kun je altijd nog de lucht in. Vanaf 1960 ontstonden aan de randen van steden buurten met galerijflats. Hoogbouw laat meer ruimte over voor groen in de wijk.

Dorpen lopen leeg en lopen weer vol ...

Na de eerste groei van de steden als gevolg van industrialisatie volgde de suburbanisatie. De mensen vluchten de stad uit vanwege het lawaai, gebrek aan ruimte, luchtvervuiling etc.

Bestudeer de pagina's in de Kennisbank en bekijk ook de video over verstedelijking in de Kennisbank.

Suburbanisatie


Bekijk de video van Het dorp van Schooltv.

Een van de redenen waarom de dorpen leegliepen, was dat mensen in de buurt van hun werk in de steden gingen wonen.
Toen de welvaart toenam en iedereen zich een auto kon veroorloven, gingen veel mensen weer op het platteland wonen. Zij zochten de ruimte en de rust in de dorpen, vooral als ze kinderen kregen.
De vraag naar betaalbare huizen in de dorpen nam weer toe. Omdat er niet zo veel uitbreidingsmogelijkheden waren, zijn veel gemeenten nieuwe wijken in de dorpen gaan bouwen.
De mensen in de dorpen werden forens: iemand die heen en weer reist tussen zijn huis en zijn werk. Forensisme is een van de grote oorzaken voor het ontstaan van files, vooral in de spits.

Vinex-wijken

In 1991 besefte de regering dat doorgaan met het bouwen van nieuwe wijken in de dorpen zou leiden tot een leegloop in de steden. Bovendien dreigden de open gebieden in Nederland te worden opgeslokt door al die nieuwe wijken.

Het toenmalige ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) kwam met een nota: de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). Hierin stond dat de nieuwe woonwijken vanaf dat moment dicht bij de bestaande stadscentra moesten worden gepland.
De uitgangspunten van de nota waren:

  • De dreigende leegloop van de steden wordt beperkt.
  • De open gebieden worden beschermd door de verstedelijking te concentreren rond bestaande steden.
  • Bestaande winkelcentra worden versterkt.
  • Automobiliteit wordt beperkt.

De nieuwe grootschalige woonwijken bij de steden noemen we Vinex-wijken. In veel van die Vinex-wijken wordt nog steeds gebouwd, maar in 2005 ging het ministerie toch een andere kant op. De nadruk lag niet meer alleen bij de nieuwe wijken.

Stadsvernieuwing

Je hebt gelezen dat Nederlanders van het platteland naar de steden trokken. Daarna zag je hoe ze van de stad terug naar de dorpen gingen of naar de nieuwe wijken rondom de bestaande steden verhuisden. Deze beweging is nog steeds gaande.

Bestudeer in de kennisbank de pagina's

Segregatie en re-urbanisatie

Er is echter ook een tegenbeweging op gang gekomen. Het gevolg van de verhuizing naar de dorpen en nieuwe wijken was dat veel mensen uit de bestaande stadswijken wegtrokken. In Utrecht bijvoorbeeld werd het hele stadscentrum gesloopt en vervangen door het winkelgebied Hoog Catharijne. Veel stadscentra bestonden uit vooroorlogse, verpauperde wijken die werden vervangen door kantoren en winkels. Overdag was het daar best nog wel levendig, maar ’s avonds vaak uitgestorven. Er kwamen steeds meer klachten over de leefbaarheid in de steden.

​In plaats van te slopen, werden de nog bestaande oude wijken gerenoveerd en weer aantrekkelijk gemaakt voor bewoners. Inmiddels is er een overschot aan kantoren en hebben veel winkels in de binnensteden het moeilijk, zodat ook dergelijke panden worden verbouwd tot woningen. Het heeft een hernieuwde trek naar de stad opgeleverd.

Afronding

Begrippen

Urbanisatie
De trek van het platteland naar stedelijk gebied.
Industrialisatie
De omschakeling van het produceren van goederen met de hand naar de productie met machines.
Mechanisatie
Wanneer machines het werk van arbeiders steeds meer overnemen.
Platteland
Gebieden met een lage bebouwingsdichtheid en veel open ruimte.
Stad
Een concentratie van mensen, gebouwen, voorzieningen en activiteiten (wonen, werken en recreëren).
Suburbanisatie
De trek van stedelijk gebied naar het direct omliggende platteland.
Groeikernen
Kleinere gemeenten die de suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.
Forensisme/Forens
Hiervan is sprake wanneer iemand woont in de ene en werkt in een andere plaats / stad.
Slaapsteden
(Voor)steden die overdag nagenoeg uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen grotere stad werkt.
Stedelijk gebied
Gebied met daarin diverse agglomeraties en stadsgewesten dat functioneel een eenheid vormt.
Agglomeratievorming
Een stad met daaraan vastgegroeide omliggende dorpen en steden.
Megastad
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Re-urbanisatie
Wanneer na een lange periode van bevolkingsafname het aantal stadsbewoners weer stijgt.
Stadsdelen/Stadswijken (bijv. centrum)
Onderdelen waaruit een stad is opgebouwd.
Grondprijs
De prijs van een vierkante meter grond.
Segregatie
Het apart wonen van bevolkingsgroepen van elkaar (ruimtelijke segregatie). Deze bevolkingsgroepen hebben weinig contact met elkaar (maatschappelijke segregatie).
Stadsvernieuwing
Het verbeteren van oude woonwijken door renovatie (het opknappen van woningen) en sanering (sloop en nieuwbouw van woningen) in Nederland. Tot eind jaren tachtig heette het vanuit de regeling die toen bestond 'stadsvernieuwing'. Daarna is het met een nieuwe wet 'stedelijke vernieuwing' gaan heten, maar in de volksmond wordt nog soms stadsvernieuwing gebruikt.
Leefbaarheid
Hoe prettig iemand in zijn of haar leefomgeving woont.

Krottenwijk
Een wijk die niet alleen bestaat uit krotten (oude of vervallen huizen), maar vaak ook uit zelfgebouwde huizen van afvalhout, plastic en golfplaten, met niet of nauwelijks sanitaire voorzieningen en elektriciteit.

Eindopdracht A: Toets

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Urbanisatie'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Journaal-item

Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met twee klasgenoten een nieuwsitem over urbanisatie voor het Journaal.

In een kort verslag schets je het verschil tussen het leven op het platteland en dat in een megastad. Ook noem je de problemen waar mensen in megasteden tegenaan lopen.
Je benoemt voor- en nadelen en vertelt wat over het ontstaan van megasteden.
Ook leg je uit waarom mensen vanuit de stad weer naar het platteland (willen) terugkeren.
Je kunt bij voorbeeld twee verschillende jongeren interviewen over hun leefsituatie. Je kunt de informatie uit deze opdracht gebruiken en informatie zoeken op internet.

Het journaalitem is tussen de 2 en 5 minuten lang.
Oefen samen voordat jullie je nieuwsitem voor de klas presenteren.

Klaar?
Je laat de tekst van het nieuwsitem beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling wordt gelet op:

  • Inhoud: laat het journaalitem de belangrijkste aspecten van urbanisatie zien?
  • Presentatie: hebben jullie het goed voorbereid en komt de presentatie duidelijk en helder over?
  • Vorm: is het verslag met zorg gemaakt? Is het interessant, pakkend, origineel of grappig?
  • Taalfouten: bevat het niet te veel taalfouten?

 

 

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat urbanisatie is?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom stadsvernieuwing bijdraagt aan een beter leefmilieu?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over urbanisatie? Kun je ook uitleggen welke fase tussen urbanisatie en re-urbanisatie zit?
  • Eindopdracht B
    Wat vond je van de eindopdracht? Hebben jullie een informatief en interessant journaal-item samengesteld? Gaf het voldoende informatie over dit onderwerp? Dan heb je de lesstof goed begrepen!

Ruimte om te wonen

Ruimte om te wonen

Intro

In Nederland moeten we de schaarse ruimte zó zien te gebruiken dat iedereen overal prettig kan leven. De Vijfde Nota en Nota van Ruimte dragen oplossingen aan om aan de vraag naar meer ruimte voor wonen, werken, recreëren, natuur, infrastructuur, water en landbouw te voldoen. Rijksoverheid, provincie en gemeenten moeten daar met het verdelen van ruimte in Nederland rekening mee houden.

In een stad vind je veel verschillende typen woningen. Hoewel elke stad uniek is, zijn er tussen steden veel overeenkomsten in de opbouw van deze verschillende woningtypen.

Bekijk de video van Schooltv over wonen in de stad op een veilig plekje.

Video: Wonen in een veilig nest

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat er in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is vastgelegd;
  • uitleggen wat in deze nota wordt bedoeld met ‘groene contouren’ en ‘rode contouren’;
  • uitleggen hoe gebieden, die als rood of groen gemarkeerd zijn, worden gebruikt;
  • uitleggen dat een stad is opgebouwd uit verschillende woningtypen die aansluiten bij de verschillende woonwensen van mensen;
  • voorbeelden geven van typen woningen die je in een stad tegenkomt.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt verschillende woonwensen en woonniveaus in de stad onderscheiden.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert over de Vijfde Nota RO en de Nota van Ruimte en wat daarin wordt bepaald. Je beantwoordt vragen met behulp van een kaart over ruimtelijke ordening uit de atlas.
Stap 2 Je leest over woningtypes in een historisch stadscentrum. Je bekijkt een video over het oude centrum van Utrecht en beantwoordt er een vraag over.
Stap 3 Je leert met welke reden vroeger de tuindorpen zijn gebouwd en welke kenmerken ze hebben. Je bekijkt een video over Betondorp en beantwoordt er een vraag over.
Stap 4 Je leert over de grootschalige bouw van huizen. Je leert over het ontstaan van woonerven en Vinex-wijken. Je bekijkt video's en gaat op zoek naar een afbeelding van een 'bloemkoolwijk'.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over ruimtelijke ordening en woningtypen in stadswijken.
Eindopdracht Je maakt als eindopdracht een opstel/verslag over jouw ideale woontoekomst in een stad.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Nota Ruimtelijke Ordening

Ruimte in Nederland is schaars. Rijksoverheid, provincies en gemeenten willen de ruimte voor verschillende doeleinden gebruiken.
De regels voor een goede verdeling van de ruimte zijn vastgelegd in de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Het doel is om de ruimte in Nederland, volgens plan te gebruiken en in te richten.

De vraag is voortdurend ‘Wat waar en waarom daar?’ Waar komt de woonwijk, waar de weg en waar de spoorlijn? Komt er een extra start- en landingsbaan bij het vliegveld en zo ja, wie mag daar dan last van hebben? Waar mogen de bedrijven zich vestigen en welk gebied reserveren we voor de land- en tuinbouw? Of welke voor recreatie? Waar laten we ons afval?

Vijfde Nota RO - Nota Ruimte
In 2001 is een plan opgesteld, de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Dat plan bevat de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland en was bedoeld voor een periode van 20 jaar (tot 2020). De Vijfde Nota moest oplossingen aandragen om aan de vraag naar meer ruimte voor wonen, werken, recreëren, natuur, infrastructuur, water en landbouw te voldoen.
Tegelijkertijd wilde het ministerie voorkomen dat Nederland dichtslibt en dat het landschap versnippert en verrommelt.

Het was de bedoeling om rond dorpen en steden rode contouren te trekken. Buiten de rode contouren mocht geen bebouwing plaatsvinden. Binnen de groene contouren (bijvoorbeeld rond het Groene Hart) werd dat al helemaal niet toegestaan. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is nooit definitief geworden en werd vervangen in 2004 door de Nota Ruimte.

Dat je toch over het bestaan van beide nota's leert, komt omdat gemeenten en provincies vooruitliepen op de invoering. Zij namen de rode en groene contouren alvast op in hun streekplannen. Die contouren hebben vanwege de eigen bevoegdheid van de provincies wel een verbindende status. Gemeenten moeten er wel rekening mee houden bij het opstellen van hun bestemmingsplannen.

De rode en groene contouren beslaan ongeveer de helft van Nederland. De rest is ‘balansgebied’ waar steeds gezocht wordt naar een evenwicht tussen behoud van natuur en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Daar hoort ook ruimte om te wonen bij.
Zo heeft een niet aangenomen nota toch veel invloed!

Stap 2: Wonen in het centrum

Het centrum van veel Nederlandse steden is vaak al heel oud. Steden met een karakteristieke historische binnenstad zijn bijvoorbeeld Utrecht, Amsterdam of Leiden. Je vindt daar nog gebouwen die uit de middeleeuwen stammen zoals kerken.

Een stad werd vroeger meestal omringd door een stadswal en een gracht. Zo kon de vijand op afstand worden gehouden. Sporen van dit verleden tref je in oude steden nog aan. Soms zijn delen van een stadsmuur of gracht nog te zien of soms vertellen straatnamen als Walstraat of Molenpoort iets over hoe de situatie vroeger was.

De woningen in het historisch centrum van een oude stad zijn doorgaans klein en staan dicht op elkaar. Dit zie je terug in een stad als Utrecht. Het aantal personen per huishouden is meestal klein. Verder is het aandeel van woningen in de particuliere huursector en het aantal eigen woningen in de oude binnenstad hoog.

Stap 3: Tuindorpen

Rond de jaren 30 van de vorige eeuw komt er meer aandacht voor de woonomstandigheden waarin mensen leven. Veel arbeiderswoningen in de grote steden verpauperen. De tuindorpen moeten daaraan tegenwicht bieden. Sociaal voelende ondernemers, woningcorporaties of gemeenten bouwden deze wijken.

De tuindorpen kenmerken zich door lage eengezinswoningen met voor- en achtertuin en een omgeving met veel groen. Er is niet veel te doen. Je vindt er geen kroegen of bioscopen. De gezinswoningen vormen de kern van de wijk. Zo wordt geprobeerd om de wijk een fatsoenlijk en burgerlijk karakter te geven.

Een voorbeeld is het tuindorp Watergraafsmeer in het oosten van Amsterdam. Doordat voor het eerst veel beton werd toegepast bij de bouw, ging dit tuindorp in de volksmond ‘Betondorp’ heten.

Stap 4: Van grootschalig naar intiem wonen

Een portiekflat in Kanaleneiland
Flat in de Bijlmer

Na de Tweede Wereldoorlog neemt de bevolkingsgroei in Nederland snel toe. De behoefte aan nieuwe woningen is dan ook groot. Ook een stad als Utrecht heeft in die jaren te maken met woningnood. Om die op te lossen wordt een aantal grote nieuwe wijken gebouwd. Een voorbeeld van zo'n wijk is Kanaleneiland. Het is een ruim opgezette wijk met veel groenvoorzieningen en hoogbouw. Kenmerkend voor Kanaleneiland zijn de portiekflats met vier woonlagen.

Flats

Ook in Amsterdam worden in die jaren veel flats gebouwd. De bekendste zijn de galerijflats in de Bijlmer. Deze flats hebben tien verdiepingen. Bekijk deze video van schooltv over de Bijlmer.

Video: Hoe is de Bijlmer ontstaan?


In die tijd hebben de architecten vooruitstrevende ideeën over de inrichting van een stad. Ze werken volgens een idee dat ‘Het Nieuwe Bouwen’ wordt genoemd. Daarbij wordt gestreefd naar een strikte scheiding tussen wonen, werken en recreëren.

Mensen oordelen verschillend over de wijken die gebouwd zijn volgens het concept van het Nieuwe Bouwen. Aan de ene kant zijn de wijken geliefd vanwege de fantastische speelruimte voor jonge kinderen. Ook het vele mooie groen en de rangschikking van de woonblokken oogst bewondering. Aan de andere kant vinden mensen dat de wijken ver van het stadscentrum liggen. Bewoners ervaren de wijken als saaie 'slaapsteden' waar niets te doen is. Je vrienden komen er niet voor hun plezier naar toe.

Woonerven

Vanaf 1970  kwam er een omslag in de massale en grootschalige woningbouw. Mensen wilden een gevarieerdere woonomgeving en ze wilden daarover ook meepraten. Stedenbouwkundigen zochten naar nieuwe woonvormen die geen massaal en grootschalig karakter hadden. Intimiteit, gezelligheid en de menselijke maat moesten centraal staan in het ontwerp. Ontmoeting en communicatie tussen de bewoners moest worden bevorderd. Kronkelige straten en kleinschalige bouwvormen moesten het gevoel van veiligheid, overzichtelijkheid en saamhorigheid verder versterken.

Zo ontstonden de woonerfwijken. Ze worden ook wel 'bloemkoolwijken' genoemd. Die naam verwijst naar de stedenbouwkundige structuur van deze wijken. De woonwijken zijn als bloemkoolroosjes aan een hoofdstructuur ofwel de bloemkoolstronk gehaakt.
De woningen in woonerfwijken waren geliefd bij jonge gezinnen en mensen die graag een woning met een tuin wilden.

Vinex-wijken

Om de verdere bevolkingsgroei van Nederland in goede banen te leiden ontwikkelt de overheid nieuw beleid.
Tussen 1995 en 2005 ontstaan de Vinex-locaties.
In het filmpje van Schooltv wordt nog eens kort uitgelegd wat dat zijn.

Video: Wat is een Vinex-wijk

 

Stap 5: Woonwensen en woonmilieus

Mensen hebben verschillende woonwensen. Voor een alleenstaande zijn die anders dan voor een gezin. Een bejaarde wil wat anders dan een student. Wil je huren of kopen, een appartement, een vrijstaand huis of een rijtjeshuis? Wil je dicht bij het centrum wonen of liever in een rustige buurt waar niet veel gebeurt?
De overheid werkt bij het maken van haar beleid vaak met woonmilieus.

In het Woningbehoefte Onderzoek uit 1999 maakte het toenmalige ministerie van VROM een onderscheid tussen vijf typen woonmilieus. Drie daarvan hebben betrekking op wonen in de stad:

Centrum stedelijk

  • woonmilieu: (historische) binnensteden, nieuwe stedelijke centra, centra van nieuwe steden
  • kenmerken: grootschalig en afwisselend bouwstijl, huizen dicht op elkaar gebouwd, veel voorzieningen en werkgelegenheid
  • voorbeelden: Nieuwmarkt Amsterdam, Kop van Zuid Rotterdam, Almere Centrum

Stedelijk buiten centrum

  • woonmilieu: vooroorlogse etage, vooroorlogs grondgebonden, vooroorlogse herenhuizen, vooroorlogse tuindorpen, naoorlogse etage, naoorlogs grondgebonden
  • kenmerken: de stadswijk, afwisselende bouwstijl, hoog- en laagbouw, voorzieningen zoals winkelcentra, buurthuis e.d.
  • voorbeelden: Berlagebuurt Amsterdam, Wittevrouwensingel Utrecht, Statenkwartier Den Haag, Betondorp Amsterdam, Nieuwedam Noord, Tongelre Eindhoven

Groen stedelijk

  • woonmilieu: uitbreiding aan de stad, groeikernen, actuele uitleg
  • kenmerken: huis met een tuin, veel aandacht voor groen, ruimschoots voorzieningen.
  • voorbeelden: Rijnsweert Utrecht, Nieuwegein, Prinsenland Rotterdam


De andere twee woonmilieus zijn: Landelijk wonen en Centrum-dorps. De vijf woonmilieus zijn weer onderverdeeld in 13 verschillende types.

Een woonbehoefteonderzoek is een onderzoek dat de Nederlandse overheid eens in de vier jaar uitvoert naar de woonbehoeften onder de bevolking.
Er wordt met name gekeken naar woningtekorten, de betaalbaarheid van woningen en de beleving van de woonomgeving.
De uitkomsten worden onder andere gebruikt om het volkshuisvestingbeleid voor de komende jaren te onderbouwen en eventueel bij te stellen.

Afronding

Begrippen

Stadsvernieuwing
Het proces van renovatie en/of nieuwbouw van stedelijke gebieden om de leefbaarheid van het gebied te verbeteren.
Galerijflat
Flatgebouw waarbij langs de afzonderlijke woningen op de bovenverdiepingen een toegangsgalerij loopt.
Portiekflat
Een portiekflat is een flatwoning waarbij de voordeur uitkomt op een gemeenschappelijk afsluitbaar trappenhuis, een centrale hal of een gesloten portiek.
Tuindorpen
Wijken met eengezinswoningen met tuin en openbaar groen, zonder café, bioscoop, o.i.d. Dit is om deze wijken fatsoenlijk en burgerlijk te houden.
Woonerf
Een straat of plein(tje) waarbij de nadruk zeer sterk ligt op de verblijfsfunctie: wonen, spelen, wandelen, enzovoort.
Doorgaande wegen zijn er niet. De nadruk ligt op bestemmingsverkeer.
Slaapsteden
Een slaapstad of forensenstad is een stad waarvan het grootste deel van de in deze stad woonachtige bewoners, niet in deze stad werkt en waar het aantal arbeidsplaatsen lager ligt dan het aantal beroepsgeschikten.
Vinex-wijken
Grootschalige nieuwbouwwijken dicht bij de stad. Dit om het woon-werkverkeer te bekorten en wat natuur over te houden.

Eindopdracht: Woontoekomst

Als afsluiting van deze opdracht schrijf je een kort opstel of verslag over het wonen in een stad. Hoe zie je dat voor je? En in wat voor huis zou je willen wonen:

  • Zou je later in een karakteristiek pand in het centrum van de stad willen wonen of met meer ruimte en groen aan de rand van de stad?
  • Ga je eerst als student op kamers in een oude arbeiderswijk wonen en later in een appartement in een woontoren dicht bij het station?
  • Op welk moment zou je binnen een stad willen verhuizen en waarom?


Je hebt er vast al wel eens je gedachten over laten gaan!
Geef in je opstel of verslag duidelijk aan waarom je een bepaalde voorkeur hebt voor een woningtype of woonsituatie. 
Verwerk zoveel mogelijk begrippen uit deze opdracht. De tekst moet ongeveer een half A4 vel lang zijn.

Beoordeling
Laat je opstel beoordelen door je docent.

Bij de beoordeling let hij/zij op:

  • inhoud: het opstel laat zien dat je inzicht hebt in verschillende woningtypen en woonsituaties in een stad.
  • vorm: je hebt het opstel met zorg geschreven.
  • taalfouten: het bevat niet teveel taalfouten.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom er doorgaans geen grote gezinnen in een stadscentrum wonen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen met welk doel de Vijfde Nota RO en later de Nota Ruimte is opgesteld?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook echt nodig?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Vond je het leuk een opstel te schrijven over jouw woonwensen van de toekomst? Heb je voldoende begrippen gebruikt uit de opdracht?

Vrije tijd en recreëren

Vrije tijd en recreëren

Intro

In deze opdracht onderzoek je wat we in onze vrije tijd doen, in welke omgeving we dit het liefst doen en leer je dat vrije tijd niet altijd vanzelfsprekend is.

  • Heb je naast je studie veel vrije tijd?
  • Wat doe jij in je vrije tijd?
  • Op welke plek breng je je vrije tijd het liefst door?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen hoe de besteding van vrije tijd door de jaren heen is veranderd;
  • uitleggen hoe, wanneer en waar Nederlanders het liefst hun vrije tijd doorbrengen en welke factoren hierbij van invloed zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt benoemen welke factoren van invloed zijn bij de vrijetijdsbesteding van de gemiddelde Nederlander.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert dat vrije tijd door de jaren heen niet vanzelfsprekend is geweest. Je bekijkt een video over recht op vrije tijd en bekijkt met een klasgenoot de vrijetijdsbesteding van zo'n dertig jaar terug.
Stap 2 Je leest over vrijetijdsbesteding heden ten dage en bekijkt een video. Samen met klasgenoten ga je in discussie over de impact van meer of minder vrije tijd in de toekomst.
Stap 3 Je leest over hoe we recreëren als Nederlanders en dat we daar steeds meer tijd voor hebben door flexibelere werktijden. Je bekijkt een video over drijvende woonwijken en beantwoordt een vraag hierover.
Stap 4 en  Je leest dat recreatie en overwintering in het buitenland steeds populairder wordt door goedkopere vakantiebestemmingen en goedkope vluchten. Je onderzoekt hoe je  een vakantiebestemming bij jou in de buurt nog aantrekkelijker kunt maken voor toeristen. Je vergelijkt je uitkomsten met die van een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht Je maakt een poster van een ideale recreatie- of vakantieplek.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • een pen
  • een potlood
  • een liniaal
  • een A3-papier

Tijd
Voor de opdrachten bij dit onderwerp heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Geschiedenis van vrije tijd

Veel van onze overgrootouders hebben voor het recht op vrije tijd gestreden. Voor de meeste Nederlanders bestond het leven alleen uit werken. Niet werken betekende geen inkomen. Mannen, vrouwen en kinderen werkten daarom lange dagen. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw, tijdens de industrialisatie veranderde dat langzaam.

Als eerste verbood de regering in 1874 het werken van kinderen in fabrieken. Regering en werkgevers investeerden in industrialisatie, mechanisering en automatisering. Er ontstond ruimte om de werkweek te bekorten.
In 1919 zorgde de regering met de nieuwe Arbeidswet voor een 8-urige werkdag, een vrije zaterdagmiddag en een hele vrije zondag.

Na de Tweede Wereldoorlog bloeide de economie op. Mensen hadden meer geld, ook om de vrije tijd te vullen met hobby’s en recreatie. Door arbeidstijdverkorting en deeltijdbanen werd de werkweek voor veel mensen nog korter. Door vervroegd met pensioen te gaan, kregen veel werknemers er meer vrije tijd bij.

In de jaren 80 kwam er vooral door een ernstige economische crisis een einde aan de krimpende werkweek. Door bedrijfssluitingen en massaontslagen verdween de aandacht voor kortere werkweken naar de achtergrond. Na de economische opleving in de jaren 90 steeg het aantal uren vrije tijd wel weer.

Tot voor kort. Een economische crisis gooide roet in het eten.
Door de vergrijzing worden Nederlanders gemiddeld steeds ouder en het aandeel gepensioneerden neemt almaar toe. Dat betekent dat minder werkenden het overheidspensioen voor meer ouderen moeten bekostigen.
Vervroegd met pensioen is er in veel gevallen niet meer bij. De pensioenleeftijd wordt verhoogd en iedere werknemer zal langer moeten doorwerken voor hij of zij met pensioen kan.

We hebben nog wel steeds meer vrije tijd dan in het begin van de 20e eeuw. Bovendien hebben we meer geld voor leuke uitstapjes, hobby’s en spullen die bijdrage aan onze ontspanning.

 

Stap 2: Vrijetijdsbesteding

Vrijdag, het weekend begint! Twee dagen om te doen waar je zin in hebt.
Hoeveel vrije tijd heb jij naast school, studie of werk? En hoe besteed je die vrije tijd?

Favoriete bestemmingen in het weekend zijn pretparken, het bos, feestjes en het strand. Wat doen Nederlanders daar precies? En wat is er voor nodig om het weekend in goede banen te leiden?

Bekijk de video van Schooltv over vrije tijd.

Stap 3: Recreëren in NL

Recreatie is al lang niet alleen bestemd voor rijkelui. Bijna iedere Nederlander onderneemt vrijetijdsactiviteiten binnenshuis en vooral daarbuiten. We maken daarbij intensief gebruik van de omgeving en de daarin aanwezige voorzieningen.

Oudere Nederlanders wandelen en fietsen veel en graag in de natuur. Omdat ouderen steeds langer vitaal blijven, zal de groep wandelaars en fietsers in de toekomst nog wel groeien.
De meeste jongeren bezoeken het liefst sportvoorzieningen, culturele instellingen, cafés en snackbars, bioscopen en discotheken.

We brengen lang niet altijd onze vrije tijd door dicht bij huis. We trekken erop uit met de fiets, het openbaar vervoer en pakken ook heel vaak de auto.
De automobiliteit, het gebruik van de auto, ten behoeve van onze vrijetijdsbesteding is hoog: 38% van alle autoritten en 44% van de verreden kilometers hebben met vrijetijdsbesteding te maken.

Sinds meer bedrijven en organisaties het nieuwe werken, ook wel flexibel werken genoemd, hebben ingevoerd, hebben hun werknemers grotere vrijheid hun werktijd in te delen. Dat geeft hen ook meer vrijheid om de vrije tijd anders in te richten. Het gevolg is dat mensen niet alleen recreëren in het weekend en in de vakanties, maar ook door de week.

Dat stelt ook andere eisen aan de manier waarop we wonen. De ideale woonwijk van de toekomst moet steeds meer lijken op een vakantiepark. En zo komt de natuur terug in de stad, en het water.

Stap 4: Recreatie in het buitenland

We gaan niet alleen in Nederland op vakantie, het buitenland is ook populair. In een gemiddeld jaar wordt er door Nederlanders bijna 16 miljard euro uitgegeven aan vakanties. Daarvan gaat 12,6 miljard euro naar buitenlandse vakanties.

Grote groepen oudere Noordwest-Europeanen, waaronder flink wat Nederlanders, bevolken de Spaanse Costa’s. Er wonen naar schatting ruim 50.000 Nederlanders aan de Costa Blanca: overwinteraars en gepensioneerden. Sommigen kiezen niet alleen uit luxe, maar ook uit noodzaak voor het warme land; zij hebben gezondheidsklachten waarop het warme klimaat een gunstige uitwerking heeft.

De komst van prijsvechters in de luchtvaart, zoals Ryanair of EasyJet, maakt een vliegvakantie naar de zon voor grote groepen betaalbaar. En niet alleen door de budgetairlines kunnen veel mensen naar de buitenlandse zon vliegen, er zijn ook veel goedkope vakantiebestemmingen bijgekomen. In de jaren 60 van de vorige eeuw kwam het massatoerisme op, vooral naar de Spaanse kusten. Daar zijn bestemmingen in Griekenland, Oost-Europa en Turkije bijgekomen.
De all-inclusive reizen die veel reisbureaus aanbieden zijn goedkoop en voorkomen financiële tegenvallers. Je weet van tevoren wat je kwijt bent.

Door de goedkope vluchten en bestemmingen hebben de vakantieparken en hotels in Nederland de laatste jaren erg veel concurrentie gekregen. Mensen shoppen steeds meer op het internet en wachten net zo lang tot ze een ideale vakantiebestemming hebben gevonden voor een erg goede prijs.
De Nederlandse vakantieverblijven moeten hierop inspelen. En daarom bieden reisbureaus ook 'spetterende zomeraanbiedingen' en 'spectaculaire last minutes' in Nederland aan.

Afronding

Eindopdracht: Plattegrond

Maak op een A3-vel een plattegrond van het ideale vakantie- en recreatieverblijf.
De doelgroep is 'de gemiddelde Nederlander'.

Houd er rekening dat je de plattegrond maakt voor meerdere doelgroepen: spelende kinderen, jongeren, sportieve of relaxende volwassenen, gehandicapte mensen die speciale voorzieningen nodig hebben, oudere mensen, die rust en comfort willen en mensen van verschillende culturen, die zich thuis moeten voelen.
Hoe je zo'n plattegrond kunt maken, lees je in de gereedschapskist.

  • Hoe brengt de gemiddelde Nederlander zijn korte vakantie in eigen land het liefst door?
  • Welke wensen/eisen stelt de gemiddelde Nederlander aan een vakantieverblijf?
  • Hoe zorg je ervoor dat zoveel mogelijk doelgroepen tevreden zijn?
  • Bedenk zoveel mogelijk faciliteiten waarvan verschillende doelgroepen gebruik kunnen maken.
  • Laat zien in welke natuurlijk omgeving de gemiddelde Nederlander het liefst verblijft (bos, strand, zee, heuvels, etc.).
  • Maak je idee zo aantrekkelijk mogelijk.
  • Leg in een legenda uit welke voorzieningen er op het terrein zelf of in de directe omgeving zijn.
  • Schrijf ter aanvulling van je plattegrond een beknopte wervende tekst om klanten te trekken.
  • Beschrijf ook op welke manier je gunstig afsteekt bij de concurrentie.

Plattegrond maken

Een plattegrond is een op schaal gemaakte tekening van een ruimtelijk gebied of een gebouw.

 

Klaar?
Jullie laten de plattegrond beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • inhoud: komt in de plattegrond naar voren dat dit (mogelijk) een favoriete vakantieplek is voor de gemiddelde Nederlander?
    Heb je een wervende tekst toegevoegd?
  • inhoud: heb je bovengenoemde punten in je plattegrond verwerkt?
  • vorm: is de plattegrond creatief en met zorg gemaakt?
  • taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je toelichten hoe en waar jij het liefst je vrije tijd doorbrengt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom mensen tegenwoordig steeds meer vrije tijd hebben?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je voldoende tijd om een plattegrond te maken van de ideale recreatieplek?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over hoe mensen hun vrije tijd het liefst besteden?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.

Afsluiting thema

Kennisbanken

Het thema 'Bevolking en ruimte' bestaat uit de volgende Kennisbankitems:

Eindopdracht

Ter afsluiting van dit thema schrijf je een artikel. Je beschrijft de ontwikkeling van de wereldbevolking in de 21e eeuw en laat zien welke vraagstukken dat met zich meebrengt.

  • De groei van de bevolking wereldwijd zal gevolgen hebben. Maar kunnen we dat aan of niet?
  • Als we het aankunnen, hoe lossen we de verschillende problemen dan op?
  • Als we het niet aankunnen, welke gevolgen heeft dat dan?

Verwerk in je artikel ook de relatie tussen bevolking en ruimte.

  • De wereld is groot en mensen leven op een kluitje. Wordt dat anders of wordt dat erger?
  • Hoe richten we de ruimte zo in, wereldwijd, dat iedereen een dak boven zijn hoofd heeft en in de buurt van zijn werk of van zijn school woont?

Als basis voor je artikel gebruik je een van deze drie scenario's. Lees ze aandachtig door en maak een keuze.
In jouw artikel werk je toe naar een conclusie: de staat van de wereld in het jaar 2100.
Hoe je het schrijven van een artikel aanpakt ,kun je lezen in de gereedschapskist.
Je hebt voor deze opdracht ongeveer 2 uur de tijd.

Scenario 1

Stopt de groei?
De Verenigde Naties voorspellen dat de wereldbevolking tegen het eind van deze eeuw – als er zo’n 10 miljard mensen zijn – stopt met groeien. Enkele biologen van de Amerikaanse Stanford Universiteit verwachten dat tachtig procent van de mensen in de toekomst in ontwikkelingslanden zal wonen, maar dat de bevolking in de rijkere landen nog steeds het milieu het meest belast. Het mondiale energiegebruik beperken zal moeilijk worden vanwege de groeiende wereldbevolking.

Onderwijs
Een belangrijk instrument om de bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden in toom te houden is onderwijs. Uit de statistiek blijkt dat onderwijs voor meisjes leidt tot het krijgen van minder kinderen. Zeer intensieve educatieprogramma’s kunnen zelfs leiden tot een miljard minder zielen op de planeet in 2050.

Consumeren
De gemiddelde gezinsgrootte in veel ontwikkelingslanden neemt – mede door de toename van de welvaart – af. In landen waar het gemiddelde inkomen stijgt, nemen mensen het westers consumptiepatroon vaak over. Het positieve milieueffect veroorzaakt door het afnemen van de bevolkingsdruk wordt hierdoor teniet gedaan.  Alles bij elkaar leidt een kleinere bevolkingsgroei dus niet per se tot een ‘duurzamer’ leefpatroon.

Draagkracht
Hoewel het voor wetenschappers moeilijk is om het ‘draagvermogen’ van de aarde te meten, staat wel vast dat de mondiale bevolkingsdruk de draagkracht van de aarde te boven gaat, volgens de Stanford-onderzoekers. Als datgene wat de aarde te bieden heeft in 7 miljard gelijke delen zou worden verdeeld, gebruiken rijke landen 2 tot 5 maal meer van deze ‘delen’.

Ecosysteem
Een ecosysteem bestaat uit alle natuurlijke rijkdommen die we nodig hebben om te kunnen leven. Het is een interactief systeem van levende groepen (zoals planten, dieren, schimmels en bacteriën) en de omgeving waarin ze leven. Als er meer mensen gebruik maken van een ecosysteem raakt het eerder uitgeput. Tweederde van de ecosystemen op aarde gaat achteruit. Vaak zijn het de armste landen die gevoelig zijn voor ecologische rampspoed. Wel kunnen mensen de uitgeputte ecosystemen herstellen door biomassa, organische materie en biodiversiteit weer terug te brengen.

Scenario 2

Zet de groei door?
De Verenigde Naties voorspellen dat de wereldbevolking tegen het eind van deze eeuw – als er zo’n 10 miljard mensen zijn – stopt met groeien. Maar nieuw onderzoek wijst erop dat dat niet het geval is. Misschien dat de groei even stopt, maar het is aannemelijk dat deze daarna weer doorzet. De onderzoekers baseren hun conclusie op een verband tussen de groei van de populatie en het energieverbruik per hoofd van de bevolking.

Energie
Als er meer energie voorhanden is, zet de economische ontwikkeling door en dalen de geboortecijfers. Als de geboortecijfers wereldwijd voldoende dalen, kan dat ervoor zorgen dat de wereldbevolking stopt met groeien. Maar als de wereldbevolking sneller groeit dan de hoeveelheid beschikbare energie, dan remt dat de economische ontwikkeling en groeit de populatie juist wel.

Statistisch onderzoek
Een statistische analyse laat zien dat de wereldbevolking tegen het jaar 2100 wel eens bijna de elf miljard mensen aan kan tikken. Dat zou betekenen dat onze planeet dan zo’n acht procent meer inwoners telt dan wetenschappers eerder verwachtten. Dat de nieuwe voorspelling zoveel hoger uitpakt, komt voornamelijk doordat de geboortecijfers in Afrika minder hard afnemen dan verwacht. Op dit moment telt het continent nog zo’n 1,1 miljard inwoners. Tegen het jaar 2100 is dat naar verwachting bijna vier keer zoveel: 4,2 miljard mensen. Zoals gezegd komt uit de cijfers naar voren dat Afrika een grotere bevolkingsgroei door gaat maken.

Maar hoe zit dat in andere delen van de wereld? Leveren de nieuwe voorspellingen ook daar verrassingen op? In elk geval niet zulke grote verrassingen als in Afrika. Onderzoekers verwachten dat de bevolkingsgroei in Europa afneemt doordat er meer mensen sterven dan er geboren worden. In andere werelddelen verwachten ze lichte stijgingen omdat de gemiddelde levensverwachting stijgt.

Onderwijs
Overbevolking blijft voorlopig nog een probleem. Door in te zetten op beter onderwijs voor meisjes en een betere verspreiding van voorbehoedsmiddelen is het mogelijk om de snelle bevolkingsgroei in Afrika af te remmen.

Scenario 3

Gaan we af op een omslagpunt?
Onderzoekers waarschuwen in het blad Nature dat binnen enkele generaties het leven op aarde er wel eens heel anders zou kunnen uitzien. De groei van de bevolking, de vernietiging van ecosystemen, de verandering van het klimaat: het zijn allemaal factoren die bijdragen aan die heel andere wereld.

Onomkeerbaar
De onderzoekers denken dat de biodiversiteit beperkt wordt en dat het grote gevolgen heeft voor alles wat we nodig hebben om onze kwaliteit van leven te handhaven. Denk aan de visserij, de landbouw, producten die we uit het bos halen en schoon water. Volgens de onderzoekers gaan we hard af op het omslagpunt: dat is het punt waarop de veranderingen onomkeerbaar zijn. Wanneer we dat omslagpunt precies bereiken, is onduidelijk. Sommige delen van de wereld zijn misschien al voorbij dat omslagpunt. Een van de onderzoekers verhaalt over een reis naar de Himalaya in Nepal waar ze zag hoe families elkaar met kapmessen te lijf gaan voor hout: hout dat ze in een avond helemaal opmaken om hun voedsel te bereiden.

Geen bewijs voor omslagpunt
Nieuw onderzoek wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat de aarde afstevent op een wereldwijd omslagpunt: een moment in de geschiedenis waarop de gehele aarde en het leven op de planeet snel en onomkeerbaar verandert. Verschillende wetenschappers stelden in het verleden dat we onder meer door klimaatverandering op zo’n globaal omslagpunt afstevenen. De hele aarde en het leven op de planeet zou in dit doemscenario snel en onomkeerbaar veranderen. Maar in nieuw onderzoek stellen wetenschappers dat een wereldwijd omslagpunt zeer onwaarschijnlijk is. Ze wijzen erop dat ecologische veranderingen in grote gebieden geleidelijker en langzamer verlopen. Goed nieuws, want dan kunnen we het doemscenario van abrupte en onomkeerbare veranderingen vermijden.

Klaar?

Bekijk de beoordelingscriteria voor het schrijven van een artikel in de gereedschapskist.
Lever je artikel in bij je docent. Deze zal het artikel beoordelen.
Bij de beoordeling let je docent verder op:

  • inhoud: heb je gebruikgemaakt van de informatie uit alle losse opdrachten? (infographic, verslag, grafiek, getekende kaart etc.)? Heb je je artikel geschreven vanuit een van de scenario's? Heb je aan het eind je eigen visie gegeven over de staat van de wereldbevolking in het jaar 2100?
  • vorm: is het een leesbaar en overzichtelijk artikel?
  • taalfouten: heb je voldoende gelet op zinsbouw, grammatica en spelling?

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de Inleiding van dit thema nog eens door.
    Er komen veel onderwerpen in Bevolking en Ruimte ter sprake. Welke vond jij het meest interessant?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je een omschrijving geven van de migratiestromen tussen verschillende gebieden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 20 uur gepland.
    Had je aan het eind van het thema voldoende tijd voor het schrijven van een artikel over de toekomstige groei van de bevolking?
  • Inhoud
    In dit thema kwamen verschillende aspecten van emigratie en immigratie ter sprake.
    Kun je aangeven om welke redenen mensen remigreren naar Nederland?
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een artikel te schrijven over de consequenties van de groei van de bevolking in de toekomst?
    Heb je voldoende onderwerpen en begrippen uit dit thema gebruikt?
    Vond je het leuk of juist lastig om aan het eind van het artikel toe te werken naar een conclusie met je eigen visie?
  • Het arrangement Thema: Bevolking en ruimte - hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 11:53:28
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Bevolking en ruimte' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor HAVO en VWO leerjaar 3. In het thema "Bevolking en ruimte" worden acht verschillende onderwerpen besproken. Het eerste onderwerp heet "Demografische transitie" en er worden vier landen besproken: Nederland, Marokko, China en India. We kijken naar de opbouw van hun bevolkingspiramides en daarmee naar de kindersterfte en de geschatte leeftijd van de bevolking. Ten slotte wordt het demografische transitie model besproken, met de kenmerken van alle vijf de fases en de bijbehorende bevolkingspiramides. Het tweede onderwerp, genaamd "Spreiding bevolking", bespreekt het verschil tussen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding. We kijken naar fysische factoren die ervoor zorgen dat mensen op bepaalde plekken willen wonen en op andere juist niet. Daarna behandelen we push- en pullfactoren als redenen om ergens wel of niet te willen wonen. Het derde onderwerp, "Bevolkingsgroei", bespreekt de toenemende wereldbevolking en de verwachtingen voor 2050. We leggen de ecologische voetafdruk uit en hoe een te grote ecologische voetafdruk problemen kan veroorzaken. Het onderwerp "Emigratie" behandelt verschillende redenen waarom mensen willen emigreren, zoals economische, politieke en persoonlijke redenen. We bespreken ook remigratie, wanneer mensen na emigratie terugkeren. In het onderwerp "Immigratie" leggen we uit wat dit begrip inhoudt en hoe het koloniale verleden vaak van invloed is op de herkomst van immigranten. Deze mensen worden vaak gastarbeiders genoemd, maar er zijn ook andere soorten immigranten, zoals vluchtelingen en asielzoekers. Het onderwerp "Urbanisatie" bespreekt redenen waarom mensen naar de stad trekken, waarbij ook industrialisatie wordt behandeld. Door deze hoge urbanisatie ontstaan megasteden, waarbij ook problemen zoals krottenwijken ontstaan. Tot slot bespreken we urbanisatie in Nederland. Het onderwerp "Ruimte om te wonen" beschrijft de opbouw van Nederlandse steden en verschillende wijken. Waar mensen kunnen en willen wonen hangt af van verschillende persoonlijke kenmerken. Het laatste onderwerp, genaamd "Vrije tijd en recreëren", beschrijft eerst de geschiedenis van vrije tijd en de verschillende vormen van vrijetijdsbesteding. Daarna geven we voorbeelden van recreatie in Nederland en in het buitenland.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Bevolkingskenmerken; Migratie; Aardrijkskunde; Bevolking en ruimte; Ruimtelijke ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    20 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, bevolking en ruimte, bevolkingsgroei, demografische transitie, hv123, immigratie, spreiding bevolking, stercollectie, vwo123

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (2019).

    D-toetsen Aardrijkskunde hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/151567/D_toetsen_Aardrijkskunde_hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Bevolkingsgroei - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63720/Bevolkingsgroei___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Demografische transitie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63718/Demografische_transitie___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Emigratie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63721/Emigratie___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Immigratie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63722/Immigratie___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Ruimte om te wonen - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63726/Ruimte_om_te_wonen___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Spreiding bevolking - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63719/Spreiding_bevolking___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Urbanisatie - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63723/Urbanisatie___hv123

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Vrije tijd en recreëren - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/63727/Vrije_tijd_en_recre_ren___hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Bevolking en ruimte

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.