Thema: Erfelijkheid - v456

Thema: Erfelijkheid - v456

Thema Erfelijkheid

Intro

Volendamse ziekte
Je zult het maar krijgen, een baby met de Volendamse ziekte.
Zo te merken niets aan de hand. Twee gezonde ouders met een kinderwens! Wat kan er misgaan? Toch is de geboorte van een gezond kind geen vanzelfsprekendheid. Het komt vaker voor dat een ogenschijnlijk gezond ouderpaar na de bevalling ontdekt dat hun baby zieker is dan verwacht en soms zelf vroegtijdig overlijdt. Kennis van genetica (erfelijkheidsleer) kan helpen om leed te voorkomen.

Lees het volgende artikel. Bespreek na het kijken met een groepje van 3 andere klasgenoten hoe het zou kunnen dat bepaalde ziektes in bepaalde gebieden vaker voorkomen.
Bespreek ook of jullie er voor zouden kiezen om mee te werken aan een wetenschappelijk onderzoek naar dit soort ziektes.

Speciaal spreekuur voor 'Volendamse ziekte'

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema kan ik:

  • uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen met betrekking tot meerdere eigenschappen tegelijk.
  • toelichten dat DNA drager is van (erfelijke) informatie bij alle organismen.
  • uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en milieufactoren en herkent epigenetische overerving.
  • uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen met betrekking tot meerdere eigenschappen tegelijk.
  • toelichten hoe de mens kan ingrijpen in de bevruchting van plant, dier en mens om kwaliteit/nuttig gebruik van nakomelingen te bevorderen en ziekte te voorkomen. Ik gebruik ethische en biologische argumenten om een mening daarover te vormen.

Deelconcepten
genoom, autosomen, X- en Y-chromosomen, genotype, fenotype, allel, gen, mono- en dihybride kruising, (onvolledig) dominant, recessief, multipele allelen, gekoppelde genen, stamboom, chromosoom, meiose, homologe chromosomen,  genetische code, intermediair, , lethale factor, mitochondriaal DNA, epigenetica, methylering,
genetische modificatie.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over ... ?
… erfelijkheid?
… DNA?
… chromosomen?
… celdeling?
… geslachtschromosomen?

Lees de volgende Kennisbanken uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Erfelijke eigenschappen - onderbouw

Chromosomen en celdeling - onderbouw


Test nu je kennis met de volgende oefening.

Wat ga ik doen?

Het thema Erfelijkheid bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal SLU

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Klinisch geneticus aan het werk

7

Module: Herman en Klazien 13

7

Module: De consument bepaalt

7

Afsluiting

 

Samenvattend

1

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal:

26 à 27

Modules

Klinisch geneticus aan het werk

Klinisch geneticus aan het werk

Intro

Op je spreekuur als klinisch geneticus komen mensen met vragen op het gebied van erfelijkheid.
Carolyn heeft twee verschillend gekleurde irissen.
Zij vraagt zich af of haar kinderen dat later ook zullen krijgen.
Bij biologie in de onderbouw had ze gehoord dat een bruine iriskleur dominant is over een blauwe iriskleur.
Wat is er dan aan de hand? Bespreek je vermoedens met een klasgenoot.

Deze module gaat over vragen en problemen op het gebied van de menselijke genetica.

Erfelijke eigenschappen zijn vaak interessant om te onderzoeken. Maar als jij niet weer wie jouw biologische ouders zijn, kan deze module ook heel confronterend zijn. Heb je hier problemen mee, bespreek deze dan met je docent.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de naam van de grondlegger van de erfelijkheidsleer noemen.
  • uitleggen hoe het fenotype ontstaat onder invloed van het genotype en milieufactoren.
  • de begrippen chromosoom, gen, allel en locus uitleggen en met elkaar in verband brengen.
  • de begrippen dominant en recessief met een voorbeeld uitleggen.
  • de afkortingen P, F1 en F2 uitleggen.
  • de begrippen monoybride (monogeen), dihybride, homozygoot, co-dominantie en multiple allelen uitleggen.
  • met een kruisingsschema werken en de uitkomst van een kruising voorspellen.
  • uitleggen hoe het geslacht van een individu wordt bepaald.
  • de uitkomst van een kruising met een X-chromosomale eigenschap voorspellen.
  • het verschil uitleggen tussen gekoppelde en niet-gekoppelde eigenschappen.

Deelconcepten
Genoom, autosomen, X- en Y-chromosomen, genotype, fenotype, allel, gen, mono- en dihybride kruising, (onvolledig) dominant, recessief, multipele allelen, gekoppelde genen, stamboom, chromosoom, meiose, homologe chromosomen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

De klinisch geneticus is een arts die gespecialiseerd is op het gebied van de erfelijkheidsleer bij mensen. Ik bekijk een video over dit beroep en beantwoord hier vragen over.

Stap 2

Er is een aantal andere eigenschappen van mensen die makkelijk te onderzoeken zijn.
Een stamboom geeft het resultaat van dat onderzoek weer. Ik onderzoek een aantal erfelijke eigenschappen.

Stap 3

Ik leer wat het verschil is tussen genotype en fenotype en pas dit toe in een oefening.

Stap 4

De erfelijkheid van menselijke eigenschappen is niet gemakkelijk te onderzoeken. Daarom is het vaak beter om onderzoek naar erfelijke eigenschappen bij dieren te doen. Daarover gaat deze stap.

Stap 5

Als ik een bloedtransfusie moet, is het van belang dat ik de juiste bloedgroep krijg. Hoe dat zit leer ik in deze stap.

Stap 6

Hoe kan het dat sommige erfelijke ziektes vaker bij jongens voorkomen dan bij meisjes?

Stap 7

Mijn totale DNA omvat ongeveer 30000 genen. Maar werken deze genen ook samen bij de overdracht van bepaalde erfelijke eigenschappen?

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak een toets over de stof die ik in deze module heb geleerd.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klinisch geneticus

Klinisch geneticus aan het werk
In de introductie van deze module gaat het over een specialisme binnen de geneeskunde.
De klinisch geneticus is een arts die gespecialiseerd is op het gebied van de erfelijkheidsleer bij mensen.

Stap 2: Stamboom onderzoek

Er is een aantal andere eigenschappen van mensen die makkelijk te onderzoeken zijn.
Een stamboom geeft het resultaat van dat onderzoek weer.

Je gaat nu een onderzoekje doen binnen je eigen familie.
Noteer het voorkomen van de volgende eigenschappen bij zoveel mogelijk van je familieleden.
Probeer tenminste drie generaties te onderzoeken.
Deze opdracht is moeilijk uit te voeren als je niet bij je biologische familie woont. Overleg met je docent en bekijk samen hoe je deze stap toch kunt maken.


Verdeel de kenmerken in een groepje van vier leerlingen. Maak hiervan een stamboom.

Kijk eventueel in de Kennisbank:

Stambomen

Onderzoek de volgende eigenschappen:

  • Wel of niet kunnen tongrollen
  • Losse of aangegroeide oorlelletjes hebben
  • Bruine of blauwe ogen hebben (andere kleuren mag je ook noteren)
  • Wiskundeknobbel of talenknobbel hebben (je kunt ook wel/niet muzikaal nemen)

Neem de resultaten en stamboom op in je portfolio.

Stap 3: Genotype en fenotype

Begrippen leren
Bestudeer in de kennisbank:

Celdelingen

Genotype en fenotype

Stap 4: Monogene kruisingen

Monogene kruisingen
Bestudeer in de Kennisbank:

Typen genen en allelen

De erfelijkheid van menselijke eigenschappen is niet gemakkelijk te onderzoeken. Mensen krijgen pas laat nakomelingen en vaak ook nog weinig. Bacteriën, fruitvliegjes en sommige huisdieren (konijnen en muizen) zijn beter geschikt. Het allereerste onderzoek naar erfelijke eigenschappen gebeurde aan planten; erwten. De onderzoeker heet Gregor Mendel.
Maak nu de oefening "Homozygoot en heterozygoot".

Het schema die je in de vorige oefening met het tongrollen hebt gemaakt, kan met minder woorden.
We nemen een voorbeeld uit de kruisingen van Mendel.
Het gen voor de kleur van de erwten heeft twee allelen.
Mendel kruiste een homozygote plant met gele erwten met een homozygote plant met groene erwten.
Bekijk kruising 2 (op scherm 3) op Bioplek .
De nakomelingen (F1) krijgen peulen met gele erwten.
​Daarna kruiste hij twee planten uit de F1 met elkaar en kreeg zo de F2.

Stap 5: Meer dan twee allelen

Meer dan twee allelen
Tot nu toe ben je eigenschapen tegen gekomen die bepaald worden door één gen met twee allelen (een dominant en een recessief allel).
Vaak is de werkelijkheid ingewikkelder. De erfelijkheid van jouw bloedgroep is hiervan een goed voorbeeld. Het is van belang bij een bloedtransfusie, dat je bloed krijgt van de juiste bloedgroep.
Stel je voor, jij bent verpleegkundige op de afdeling spoedeisende hulp.
Bekijk de informatie over bloedgroepen volgende video. Lees daarna de Kennisbank.
Beide bronnen heb je nodig voor het beantwoorden van de vragen in deze stap.

Co-dominantie en multiple allelen

Bekijk nu ook nog de informatie op bloedtransfusies - www.bioplek.org
Maak daarna de oefeningen van deze stap.
 

Stap 6: De jongens zijn de klos

De jongens zijn de klos

Lees voor je verder gaat even (opnieuw) de volgende Kennisbanken:

Genotype en fenotype

Kruisingen

Eigenschappen die X-chromosomaal zijn geven we in een kruisingsschema op een speciale manier aan.
Daarmee ga je nu oefenen.

Maak per persoon (hele klas) de kleurenblindtest op: www.hansanders.nl
Maak een overzichtje van de resultaten uitgesplitst naar sekse.
Hoe is het gesteld met kleurenblindheid in de klas?
Komen er kleurenblinde meisjes in de klas voor?

Het gen voor kleurenzien ligt op het X-chromosoom.
Het allel voor kleurenzien (XK) is dominant.
Maak de oefening "Genotype" hieronder.

Stap 7: Erfelijkheid van meerdere genen

Erfelijkheid van meerdere genen
In 2000 is het totale menselijk genoom (het geheel van genen die in het DNA opgeslagen liggen), in kaart gebracht. Het totale DNA omvat ongeveer 30.000 genen.


Bestudeer de kennisbank:

Dihybride kruising

- pagina 7 tot en met 9

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht: toets

Erfelijkheidsvoorlichting
In de praktijk van de klinisch geneticus komen mensen om informatie te krijgen over de kans op een erfelijke ziekte bij hun kinderen. 
Hoe groot is de kans op een baby met de ziekte van Duchenne?
Om een betrouwbaar advies te geven beantwoord je een aantal vragen in de toets. Als laatste vraag geef je het advies. 

Bekijk om te beginnen de volgende video:

Het onderzoek:
In jouw laboratorium is onderzoek gedaan met behulp van merkers (genen die op een chromosoom zichtbaar te maken zijn).
Daarbij is gebruik gemaakt van een aantal merkers die wel of niet gekoppeld zijn met het allel voor Duchenne.

Het resultaat zie je in het volgende schema:


Maak nu de volgende toets. Laat je eindresultaat zien aan je docent.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Misschien zijn een aantal mensen in jouw familie wel drager van een erfelijke aandoening. Heb je hier eerder bij stilgestaan of heb je misschien dingen ontdekt in deze stap?
    Wat was het meest leerzaam in deze stap en wat niet? Beargumenteer je antwoord.
  • Eindopdracht
    Deze keer een toets als eindopdracht. Vond je het lastig om zelf te kijken of jouw antwoorden aansloten bij de juiste antwoorden? Is het gelukt een eindadvies te formuleren?

Herman en Klazien 13

Herman en Klazien 13

Intro

Productiedieren
In 2012 leefden er ongeveer 7 miljard mensen op aarde.
Volgens de voorspellingen zijn er 9 miljard wereldburgers in 2050.
Al die mensen moeten worden gevoed.
Dat betekent een enorme stijging van de wereldvoedselproductie.

Producenten van dierlijk voedsel zoeken samen met dierenartsen en ingenieurs (bijvoorbeeld van Wageningen University) naar een balans tussen opbrengst en welzijn van productiedieren.
Kennis van klassieke genetica is daarbij onontbeerlijk.
Die kennis speelt een grote rol bij het fokken van onze huisdieren en daarmee krijg je in de afronding van deze module te maken.

Mensen eten naast dierlijk ook plantaardig voedsel.
In Module De consument bepaalt gaan we in de rol van planten bij de voedselproductie.

Deze module rond je af met het maken van een informatieve folder of je voert een discussie in de klas over de problemen bij het fokken van dieren.

Wat ga ik leren?

Zie leerdoelen uit Module Klinisch geneticus aan het werk

Verder kan ik:

  • de uitkomst voorspellen van een:
    • kruising tussen twee individuen met een intermediair fenotype.
    • kruising waarin multiple allelen een rol spelen.
    • kruising waarin een letale factor een rol speelt.
  • een uitspraak doen over:
    • de kans dat een bepaald individu een bepaald kenmerk heeft aan de hand van stamboomgegevens.
    • het genotype van bepaalde individuen.
  • uitleggen wat de begrippen epigenetica, methylering en mitochondriaal DNA inhouden.
  • de veranderingen in fenotype verklaren met gebruikmaking van de begrippen epigenetica, methylering en DNA.
  • een gemotiveerde eigen mening vormen rond een aantal problemen op het gebied van menselijk ingrijpen in de erfelijkheid bij dieren.

Deelconcepten
Chromosomen, genetische code, genoom, autosomen, X- en Y-chromosoom, genotype, fenotype, allel, gen, mono- en dihybride kruisingen, (onvolledig)dominant, recessief, intermediair, multiple allelen, lethale factor, gekoppelde genen, stamboom, mitochondriaal DNA, epigenetica, methylering.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

In hoeverre kan ik rassen beïnvloeden?

Stap 2

Ik bestudeer hoe het kan dat een zwart witte poes jongen krijgt met andere kleuren.

Stap 3

Ik onderzoek de kruisingen van verschillende huisdieren.

Stap 4

Wat kan ik met fruitvliegjes? Hiervoor ga ik aan de slag met een practicum.

Stap 5

Dieren (en planten) hebben meer genen dan chromosomen per cel. Hierover beantwoord ik vragen.

Stap 6

Lang niet altijd zal een kruising verlopen volgens de regels van Gregor Mendel. Hoe dat zit leer ik in deze stap.

Stap 7

Ik bespreek met klasgenoten of ik vind dat dieren maakbaar moeten zijn.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik kan kiezen tussen het maken van een folder of het voeren van een discussie.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Eigenschappen

Schotse hooglander

Op de hoorns genomen
Naast oerhonden en oerkatten, zijn er ook koeien die er uitzien als oerrunderen.
Deze Schotse hooglanders kun je in Nederland tegenkomen.

 

Stap 2: Lapjeskatten

Er is geen poes zo bont of ....
Op een beetje een boerderij loopt tenminste één kat rond.
In de tijd dat er veel boeren een gemengd bedrijf hadden, zorgde de aanwezigheid van granen ook altijd wel voor voldoende kattenvoer in de vorm van verse muizen.
Met lapjeskatten is iets vreemds aan de hand, het zijn altijd lapjespoezen (vrouwtjes) en er zijn geen lapjeskaters!
 

Stap 3: Muizenissen

Naast het houden van een hond of kat, krijgen de meeste kinderen eerst een kleiner dier om het verzorgen te leren.
Konijnen, cavia’s, hamsters en muizen zijn favoriet.
En kies jij dan voor het kleine konijn met hangoren of een Vlaamse reus?
En kies je voor de ruw- of gladharige cavia?
Je werkt deze stap in tweetallen.

Gebruik een kruisingsschema om te laten zien welke nakomelingen er kunnen ontstaan bij de kruising van een willekeurige Agouti muis met een ‘black and tan’ muis. Download hier het werkblad kruisingsschema en vervolgens de uitwerkbijlage.

Stap 4: Fruitvliegjes

De fruitvliegjes doen het werk
Tot nu toe ben je met de theorie bezig geweest.
Biologen gebruiken vaak fruitvliegjes of bacteriën om onderzoek naar het overerven van eigenschappen te doen.
Tijdens het fruitvliegjes practicum leer je een aantal vaardigheden:

  • opzetten van een experiment
  • verdoven van de vliegjes
  • bepalen van het geslacht
  • tellen van fenotypes

Je maakt een verslag van het experiment waarbij je ook conclusies trekt over het overerven van eigenschappen.

Download hier de Practicumhandleiding.

Stap 5: Kruisingen

Bananen/fruitvlieg

Kruisingen met twee of meer genen
Dieren (en planten) hebben meer genen dan chromosomen per cel.
Dat betekent dat de genen verdeeld zijn over een aantal chromosomen en dat er meerdere genen op een chromosoom liggen. Wanneer er meerdere genen op een chromosoom liggen zijn die genen gekoppeld.
Ze erven ‘samen over’. Door crossing-over (overkruising) kunnen genen ook ontkoppeld raken.

Lees in de Kennisbank:

Gekoppelde genen

Samen op een chromosoom
In stap 1 ben je er vanuit gegaan dat de genen voor hoorn dragen en vachtkleur op aparte chromosomen liggen.
Dat zal in de praktijk eerder uitzondering dan regel zijn. Maak de vragen die staan op het werkblad.
Laat je werkblad controleren door je docent.

Bananenvliegjes
Bananenvliegjes hebben 8 chromosomen (n=4) in hun cellen. Alle genen liggen op die chromosomen.
De uitkomst van een kruising kun je gebruiken om uit te zoeken of twee genen wel of niet gekoppeld zijn.
Normaal heeft een fruitvliegje een lichtbruin lichaam en vleugels die twee keer zo lang zijn als het achterlijfje.

Bij de vliegjes komen de recessieve kenmerken vestigial (gereduceerde vleugeltjes) en black (zwart lichaampje) voor.
Uit een kruising van een heterozygote vrouwtje met een zwart mannetje met vestigial vleugeltjes komen de volgende resultaten:

fenotype normaal vestigial black vestigial/black
proef 1 153     147
proef 2 94     86


Bespreek met een klasgenoot, met behulp van het kruisingsschema de eigenschappen vestigial en black gekoppeld zijn.
 

Stap 6: Anders dan Mendel

Anders dan Mendel
Lang niet altijd zal een kruising verlopen volgens de regels van Gregor Mendel.
Veel van wat we nu weten was hem onbekend. Pas na de dood van Mendel ontdekten biologen dat de chromosomen de dragers van de genen zijn. De mitose en de meiose zijn twee manieren waarop cellen die genen door een bepaalde verdeling overdragen aan hun nakomelingen. Erfelijke veranderingen in de genen (door mutaties) worden naar een volgende generatie overgedragen. Er zijn ook veranderingen die kunnen worden doorgegeven zonder dat de structuur van het DNA verandert.

Lees in de kennisbank:

KB: Anders dan Mendel

Mitochondriale overerving
In cellen is het grootste gedeelte van het erfelijk materiaal opgeborgen in de celkern.
Mitochondriën, bij planten ook plastiden, hebben hun eigen erfelijk materiaal.
Wanneer mitochondriën niet goed werken kunnen stofwisselingsziekten ontstaan.

Energiestofwisselingsziekte
Lees meer over het ziektebeeld van stofwisselingsziekten. Beantwoord na het lezen de onderstaande vragen.

Stap 7: Ze fokken wat af

Wie zou er niet blij mee zijn?
Een jong hondje in een mand. We noemen haar Woef.

Een pup met prachtige ogen en een wollige vacht. Het kost soms een paar centen, maar dan heb je ook wat! Maar zonder het te weten kom je terecht in een beestenboel.
Kijk maar eens naar de volgende video!

Variaties op een thema
Welke variaties zijn er op het thema hond of kat?
Je onderzoekt welke keuzes de fokker heeft gemaakt bij het bepalen van de kenmerken van honden of katten.

In groepjes van vier of vijf:

  • Kies voor hond of kat
  • Overleg met je docent hoeveel dieren jullie gaan onderzoeken.
    Het aantal leerlingen in de groep komt overeen met het aantal dieren.
  • Zet midden in een poster de ‘oerhond’ (wolf) of ‘oerkat’ (tijger/panter).
  • Plak er plaatjes van de gekozen honden of katten omheen.
    Gebruik internet, folders en tijdschriften.
  • Vermeld per gekozen dier op de poster op welke kenmerken is gefokt.
  • Presenteer het geheel aan de klas.


Ze fokken wat af
Steeds meer mensen willen een hond of kat in huis.
Dat betekent ook steeds meer wensen voor een bepaalde hond of kat.
Giant George was een 111 kilo zware Duitse dog uit Arizona.
Dit dier was met zijn hoogte van 109 cm en zijn lengte van 220 cm officieel de grootste hond ter wereld.
Stel je voor dat je deze hond op je kamer zou moeten houden.
Kijk de video en praat met een klasgenoot over de volgende stelling:
'Mensen hebben het recht om dieren te perfectioneren'



In dezelfde groep van de presentatie hond/kat:
Neem één van de honden of katten uit de presentatie en maak een ‘post-it’ met problemen die door het fokken voor het dier zijn ontstaan.

Je kunt gebruik maken van de volgende bron:
dier-en-natuur.infonu.nl

Overleg met jullie docent of deze stap beoordeeld wordt en zo ja, wat dan de beoordelingseisen zijn.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Ja gaat beginnen aan de afronding.
Je kiest uit een van de twee mogelijkheden.

  • Maak een informatieve folder (maximaal 1 A4) waarmee je mensen wijst op de uitwassen bij het fokken van het dier dat ze willen gaan kopen. Je kunt in de klas per tweetal een verschillend dier kiezen.
  • Organiseer een discussie in de klas met een fokker of dierenarts over de problemen in de dierfokkerij. Maak van die discussie een verslag.

Overleg met je docent over aanvullende beoordelingscriteria.
Ben je klaar?
Bekijk of je eindproduct aan de beoordelingscriteria voldoet en lever het in.

Folder maken

Met maken van een folder presenteer je kennis die je hebt opgedaan aan anderen.

 

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die alle stappen kunnen doorlopen? Zo niet, waardoor was je meer tijd kwijt?
  • Inhoud
    Misschien heb je thuis ook wel een huisdier. Hebben jullie bij de aanschaf bewust gekozen voor een bepaald ras? Misschien wel vanwege de uiterlijke kenmerken van dit ras? Hoe kijk je hier nu tegenaan?
  • Eindopdracht
    Bij de eindopdracht had je de keuze tussen twee eindopdrachten. Heb je de keuze zelf mogen maken of heeft jullie docent die voor jullie gemaakt. Wat vond je van de uiteindelijke keuze? Is het gelukt om het eindproduct zo te maken dat je kennis over de leerdoelen van deze module duidelijk werd?

De consument bepaalt

De consument bepaalt

Intro

Rozen
Er is een overweldigende variatie aan levende wezens op aarde.
Zelfs binnen een soort is de variatie aan vormen en kleuren enorm, zoals bij rozen en orchideeën.
Kwekers maken dankbaar gebruik van die variatie om voedingsgewassen en sierplanten te telen die voldoen aan onze eisen.
Kennis van de klassieke erfelijkheidsleer en moderne kweektechnieken zorgen voor planten voor elke smaak.

In de volgende video zie je het kweken van rozen. Vind jij dat rozen alle kleuren mogen hebben? Dus ook zwart, blauw etc. Bespreek het met een klasgenoot.

 

Eindproduct
In viertallen maak je een ontwerp voor de ideale plant voor een speciale toepassing, denk aan bouwmateriaal of een medicijn.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de correcte notatie voor het uitwerken van een kruising met een intermediair fenotype gebruiken.
  • verschillende vormen van modificaties (niet erfelijke verschillen in fenotype) –noemen.
  • uitleggen wanneer er sprake is van selectie op fenotype of op genotype.
  • uitleggen wat het verschil is tussen modificatie onder invloed van het milieu en genetische modificatie.
  • uitleggen welke rol klonen kan spelen bij de veredeling van planten.
  • een gemotiveerde eigen mening vormen rond een aantal problemen op het gebied van menselijk ingrijpen in de erfelijkheid bij planten.

Deelconcepten
Genotype, fenotype, allel, gen, mono- en dihybride kruising, (onvolledig) dominant, recessief, intermediair, epigenetica, genetische modificatie.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Wat is genfood en hoe gezond is het voor mensen?

Stap 2

Welke technieken worden gebruikt om planten te kweken en te veredelen?

Stap 3

Er zijn veel verschillende soorten tomaten. In een practicum ga ik tomaten vergelijken.

Stap 4

Wat zijn voorbeelden van genotypische variatie en is dit te beïnvloeden?

Stap 5

Wat zijn de invloeden van het milieu op een organisme en wat zegt dit over het fenotype? Om de eigenschappen van mijn gekozen variëteit constant te houden is ongeslachtelijke voortplanting een mogelijkheid. We noemen dat klonen.

Stap 6

Welke technieken worden gebruikt om planten te kweken en te veredelen?

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik ontwerp een droomplant.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Genfood

Sinds enige jaren bestaat er een rijstvariant met een gen voor de aanmaak van bèta caroteen.
Een oranje kleurstof die in het lichaam wordt omgezet in vitamine A. Dit gen is oorspronkelijk geïsoleerd uit een krokusplant en ingebouwd in het genoom van de rijstplant. De genetisch veranderde rijst met de naam Golden rice (gouden rijst) kan daardoor in theorie meer vitamine A produceren dan gewone rijst.

De genetisch gemodificeerde rijst is bedoeld om blindheid als gevolg van een gebrek aan vitamine A terug te dringen, een probleem dat in ontwikkelingslanden (vooral in Azië) voorkomt.
Vitamine A gebrek kan ontstaan door een eenzijdig voedingspatroon, bijvoorbeeld doordat arme mensen geen geld hebben om gevarieerd voedsel te kopen.

Het probleem
Gentech ofwel genetische modificatie vindt op steeds grotere schaal plaats in de voedingsindustrie. Plantenveredelingsbedrijven hebben een reeks van gemodificeerde plantengewassen (maïs, katoen, soja e.a.) gekweekt, die bijvoorbeeld ongevoelig zijn voor bepaalde bestrijdingsmiddelen of
plaagdieren, of die een hogere opbrengst genereren.
Ook met consumptiedieren wordt geëxperimenteerd. Zo bezit de AquAdvantage-zalm een gen voor een groeihormoon van twee andere vissen (aal en Atlantische zalm), waardoor hij twee keer sneller groeit dan normaal. Lang niet iedereen staat echter achter deze ontwikkelingen.
De tegenstanders van genetische modificatie wijzen o.a. op de mogelijke risico’s van het sleutelen aan erfelijk materiaal. Ook zijn ze vaak niet overtuigd van de noodzaak en menen ze dat economische motieven een grote rol spelen. Een milieuorganisatie als Greenpeace keert zich tegen genetische modificatie van voedsel. Het gebruik van genetische modificatie in landbouw en voedselproductie is dus zeker niet onomstreden.
Overheden en bijvoorbeeld de Europese Unie staan intussen voor de taak om hiervoor regelgeving te maken.

Debat
Houd in de klas een debat over dit onderwerp volgens de regels van het Lagerhuisdebat, waarin je een van de onderstaande stellingen verdedigt.
Spreek vooraf duidelijke regels af over spreektijd, volgorde van sprekers, debatleiding etc.

Stellingen

  1. Genetische modificatie van voedingsproducten moet worden toegestaan, omdat het veel voordelen voor de mens biedt.
  2. Genetische modificatie van voedingsproducten moet worden verboden, omdat de risico’s onvoldoende bekend zijn en/of de voordelen twijfelachtig.

Beoordelingscriteria
Je argumenten vóór of tegen moeten aan de hand van voorbeelden zijn onderbouwd.

Werkwijze:
Voordat je aan de het Lagerhuisdebat gaat deelnemen verzamel je informatie.
Daarna volgt het debat in de klas.

  • Je kunt zo nodig voorkennis over genetische modificatie en erfelijkheid ophalen via Studiobiologie.

Voor genetische modificatie:

Erfelijkheidstechnieken

Landbouw en bio-industrie

  • Lees je in m.b.v. de bronnen en verzamel de argumenten voor en/of tegen genetische modificatie van voedingsmiddelen.
    Verdiep je ook in de mogelijke argumenten van je opponenten en bedenk hoe je deze kunt pareren.

Bronnen:
www.kennislink.nl
wp.digischool.nl
Greenpeace over gentech: www.greenpeace.nl
Maak met je docent afspraken over het debat.

Debat voeren

Bij een debat hebben twee of meer mensen een verschillende mening over een onderwerp. Deze standpunten worden helder in beeld gebracht door argumenten voor het eigen standpunt te geven, of door de argumenten van de ander met tegenargumenten te bestrijden.

 

Stap 2: De natuur een handje helpen

Om planten te kweken en te veredelen, gebruiken telers de genotypische variatie en verschillen in fenotype.
Kruisen en klonen zijn de meest gebruikte technieken.
Planten kweken in de volle grond betekent ook dat je last krijgt van onkruid.

Stap 3: De wereld van de tomaat

In ons land wordt jaarlijks een oppervlak van 3000 voetbalvelden (1545 ha) gebruikt voor de teelt van tomaten. Tomaten in allerlei vormen en kleuren speciaal voor de wensen van de consument.

Bekijk de video over de tomaat. Beantwoord daarna de drie vragen in de oefening. Je kunt de informatie uit de video gebruiken voor het beantwoorden van de vragen. 

 

Practicum Tomatenrassen
De laatste jaren zijn er steeds meer verschillende tomaten in de winkel te koop.
Ze verschillen niet alleen in grootte, maar ook in smaak en kleur.
Je gaat een onderzoek doen naar de verschillen tussen tomatenrassen.
Verdeel de klas in zoveel groepen als er tomatenrassen zijn gekozen (in overleg met je docent).
Maak per groep de onderstaande opdrachten.
Zet de resultaten in het practicumblad.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Zelf kweken

Ga in overleg met je docent op zoek naar zaden van verschillende tomaten rassen.
Kweek op school of thuis de verschillende tomatenrassen en organiseer een proeverij met de klas.
Je kunt de verschillende tomaten ook gebruiken voor de volgende opdracht.

Gebruik deze video voor kweekinformatie:

Stap 4: Een intermediair fenotype

Wanneer het genotype van planten en dieren verandert, kunnen ook fenotypische verschillen ontstaan.
Dat is niet altijd zo. Homozygoot dominante en heterozygote organismen zijn genotypisch verschillend en meestal fenotypisch gelijk!
Bij de geurende nachtschone (zie de foto) komen witte, rode en roze bloemen voor.
Uit de kruising van een plant met homozygoot rode bloemen en één met homozygoot witte bloemen ontstaat een F1 met alleen maar roze bloemen.
Over bovenstaande informatie beantwoord je de vragen in de volgende oefening. 
 

Stap 5: Modificaties

Waterranonkel

Fenotypische verschillen kunnen ontstaan door milieu-invloeden terwijl het genotype niet verandert.
Je noemt niet overerfbare verschillen in fenotype een modificatie.
De epigenetica, een nieuwe onderzoeksrichting binnen de genetica, bestudeert de manier waarop veranderingen in fenotype wel worden doorgegeven aan volgende generaties zonder dat het genoom verandert.
 

Stap 6: Klonen

Wanneer een kweker een bepaalde variëteit van een plant door kruisen heeft gemaakt dan lukt het niet altijd om daar een zuivere lijn van te maken.
Om de eigenschappen van je gekozen variëteit constant te houden is ongeslachtelijke voortplanting een mogelijkheid. Je noemt dat klonen.
Nieuwe eigenschappen kun je inkruisen.

Maak met je klasgenoot een keuze uit één van volgende twee opdrachten.

Opdracht A - Stekken
Veel mensen vermeerderen zelf kamerplanten. Dit heet stekken.
Stekken is een vorm van klonen waarbij een gedeelte van een plant wordt gebruikt om meer planten te maken.
Maak per twee personen een overzicht van de verschillende plantendelen die je kunt stekken.
Zet daarin de namen van de onderdelen die bij het stekken worden gebruikt en geef ook twee voorbeelden van planten.
Gebruik deze link als informatiebron.

Verdeel het aantal methodes om planten te stekken over je klas.
Probeer per tweetal of viertal een methode uit.
Verdeel de stekjes over de liefhebbers in de klas.

Opdracht B - Aardappelen
Bollen en knollen worden in de tuinbouw veel gebruikt om te klonen.
Een aantal Nederlandse aardappelrassen is ontstaan door kruising gevolgd door klonen van de planten.
Bij aardappels worden de knollen gebruikt.
Men kweekt meer dan 200 verschillende aardappelrassen.
Er worden heel veel eisen aan de aardappel gesteld.
De top 7 van Nederlandse aardappelen is:

  1. Bintje
  2. Bildtstar
  3. Nicola
  4. Redstar
  5. Frieslander
  6. Eigenheimer
  7. Doré.

Verdeel de aardappelrassen over het deel van de klas dat opdracht B kiest.

Probeer een voorbeeld van je ‘keuze aardappel te vinden in de winkel.

  • maak een tekening/foto van de aardappel
  • omschrijf de vorm en kleur
  • zoek op waar de aardappel het meest geschikt voor is
  • Welke virussen en schimmels zijn een vijand van het ras?

Gebruik de link

  • Zoek uit wat de aardappel telers doen om er voor te zorgen dat hun rassen steeds beter tegen virussen en ziektes kunnen?

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Je gaat beginnen aan de afronding van deze module. In viertallen maak je een ontwerp voor de ideale plant voor een speciale toepassing, denk aan bouwmateriaal of een medicijn.

  • Bedenk een toepassing waar je plant speciaal geschikt voor wordt.
  • Maak een lijst met gewenste eigenschappen van je plant.
  • Gebruik een eigen tekening of bestaand illustratiemateriaal om een collage van je plant te maken.
    Je kunt ook en 3D modelplant gaan bouwen.
  • Onderzoek via welke stappen je de ideale of ‘droomplant’ zou kunnen kweken.
    Beschrijf het proces dat je wilt volgen.

    Je docent beoordeelt het ontwerp op de volgende punten:
  • Toepassing is duidelijk.
  • Gewenste eigenschappen zijn duidelijk.
  • Illustraties zijn duidelijk.
  • De kweekmogelijkheden worden beschreven.

Laat het eindproduct beoordelen door je docent.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Hoe denk jij na het maken van deze module over de invloed van de mens op de groei van verschillende organismen? Ben jij juist van 'puur natuur' of geloof jij dat alles in de wereld maakbaar is. Handel je hier ook naar in je dagelijks leven.
  • Eindopdracht
    Denk je dat jouw ontworpen plant daadwerkelijk zou kunnen bestaan? Waarom wel of waarom niet? Beargumenteer je antwoord. 
    Wat zou de meerwaarde van jouw plant voor de natuur en/of de wetenschap zijn?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die aan bod zijn gekomen in de verschillende modules.

De kern van de zaak

Mendeliaanse genetica

Erfelijkheidstechnieken

Landbouw en bio-industrie

 

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

VWO 2021-TV1

VWO 2021-TV1 Vraag 11
VWO 2021-TV1 Vraag 12
VWO 2021-TV1 Vraag 14

VWO 2021-TV2

VWO 2021-TV2 Vraag 23

VWO 2021-TV3

VWO 2021-TV3 Vraag 8
VWO 2021-TV3 Vraag 10
VWO 2021-TV3 Vraag 12
VWO 2021-TV3 Vraag 14
VWO 2021-TV3 Vraag 17

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Als ik dat had geweten
De meeste aandoeningen die in dit thema aan de orde kwamen, zijn veroorzaakt door een recessief allel.
In een aantal gevallen is dat allel geslachtsgebonden.
Maak de extra opdracht op het werkblad.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 27 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit drie modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze module niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Erfelijkheid - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:22:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Erfelijkheid is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit thema heet erfelijkheid. Aan het eind van dit thema kun je: uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen met betrekking tot meerdere eigenschappen tegelijk. toelichten dat DNA drager is van (erfelijke) informatie bij alle organismen. uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en milieufactoren en herkent epigenetische overerving. uit stambomen of kruisingsschema's afleiden hoe groot de kans is op het voorkomen van genotypes en fenotypes van nakomelingen met betrekking tot meerdere eigenschappen tegelijk. toelichten hoe de mens kan ingrijpen in de bevruchting van plant, dier en mens om kwaliteit/nuttig gebruik van nakomelingen te bevorderen en ziekte te voorkomen. Je gebruikt ethische en biologische argumenten om een mening daarover te vormen.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Erfelijke informatie; Reproductie; Menselijk ingrijpen in de erfelijkheid; Erfelijkheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    15 uur 20 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, eigenschappen, erfelijkheid, ethisch, kruisingsschema, nakomelingen, stamboom, stercollectie, vwo4/5/6

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: De consument bepaalt - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63295/Module__De_consument_bepaalt___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Herman en Klazien 13 - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63294/Module__Herman_en_Klazien_13___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Klinisch geneticus aan het werk - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63293/Module__Klinisch_geneticus_aan_het_werk___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Erfelijkheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.