Thema: Biologie van de cellen - v456

Thema: Biologie van de cellen - v456

Thema Biologie van de cellen

Intro

We beginnen dit thema met de allerbelangrijkste cellen in je leven: de twee cellen waaruit jij bent ontstaan.
Eicel en zaadcel.
Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel zich delen. De cellen zijn in aanleg allemaal hetzelfde, al snel ontstaan verschillen.
Die ene bevruchte eicel groeit uit tot een mens met ruim 200 verschillende celtypen en een totaal van 1010 cellen. Kijk maar eens naar de volgende video. Wat gebeurt er met de cellen in de video?

Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel zich delen. De cellen zijn in aanleg allemaal hetzelfde, al snel ontstaan verschillen.
Die ene bevruchte eicel groeit uit tot een mens met ruim 200 verschillende celtypen en een totaal van 1010 cellen.

Als je de levensverschijnselen van organismen wilt begrijpen, moet je in ieder geval ook de cel en de onderdelen daarvan bestuderen.
In dit thema bestudeer je de bouw van planten, dieren, schimmels en bacteriën en je leert waarom virussen geen cellen zijn.

Bij celonderzoek is de microscoop onmisbaar. In de eerste module werk je zelf met de microscoop.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema:

  • beschrijf ik de kenmerken van bacteriën en virussen.
  • benoem ik delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven.
  • wijs ik de delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen.
  • benoem ik de functies van de delen van de cel.
  • beschrijf ik een aantal verschillende typen cellen.
  • beschrijf ik hoe cellen met hetzelfde DNA toch kunnen verschillen in vorm en functie.
  • beschrijf ik dat cellen zichzelf reguleren en daarbij een dynamisch evenwicht in stand houden.
  • herken ik de rol van het cytoskelet bij het transport binnen cellen.
  • beschrijf ik dat celdifferentiatie tot stand komt doordat alleen bepaalde genen tot expressie komen.
  • leg ik uit dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren.
  • licht ik toe dat de effecten van osmose verschillen bij plantaardige en dierlijke cellen.
  • beschrijf ik de relatie tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid van de cel en het organisme.
  • beschrijf ik hoe cellen zich op een gecontroleerde zich delen en daarbij verschillende fasen van doorlopen.
  • benoem ik dat cellen zich ongecontroleerd kunnen gaan delen, dat er fouten in het DNA tot stand komen en hoe dat tot tumoren kan leiden.
  • benoem ik dat cellen verouderen en afsterven en hoe dat gereguleerd is.
  • beschrijf ik de bouw van DNA en RNA.
  • beschrijf ik hoe de basenvolgerde van DNA bepaald kan worden.

Deelconcepten:
celkern, kernlichaampje, kernporie, chromosoom, vacuole, cytoplasma, grondplasma, cytoskelet, centriolen, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, ribosoom, lysosoom, chloroplast, chlorofyl,
diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, receptoreiwit, fosfolipiden, ionentransport, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose, celplasmastroming, prokaryoot, eukaryoot, virus, bacterie, celmembraan, celwand, plastiden, ciliën, flagellen, nucleotiden, dubbelstrengs, chromatiden, celcyclus,polymerase, leading strand, lagging strand, primer, Okazaki fragmenten, herstelmechanismen, telomeren, celspecialisatie, stamcel, ontregelde groei.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over Cellen?
Lees de volgende Kennisbanken uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Bouw van een cel - onderbouw

Cellen van bacteriën - onderbouw

Cellen van schimmels - onderbouw

Cellen en weefsels - onderbouw

Maak de oefening om je kennis te testen.

Wat ga ik doen?

Het thema Biologie van de cellen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal SLU

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Microscopisch onderzoek

8

Module: Eukaryoot of prokaryoot

10

Module: Hetzelfde, en toch verschillend

8

Module: Transportfunctie v.d. celmembraan

7

Afsluiting

 

Samenvattend

1

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal:

38 a 39

Modules

Microscopisch onderzoek

Microscopisch onderzoek

Intro

Dat microscopen gebruikt worden om bloed en weefsel te onderzoeken wist je natuurlijk wel.
Maar wist je dat medewerkers van Rijkswaterstaat de kwaliteit van beton ook onderzoeken met een microscoop?
Of dat er microscopen worden gebruikt bij het aantonen van asbest?

Ook bij de controle op ongewenste bestanddelen in voedsel worden microscopen gebruikt.
Kijk maar eens naar de volgende video. Zit er gemalen botjes in Chicken McNuggets?

In de onderbouw heb je waarschijnlijk geleerd te werken met een microscoop.
In deze eerste module herhalen we die vaardigheid.
Bovendien leer je zelfstandig een microscopisch onderzoek te doen.
Aan het eind van de module krijg je een onderzoeksvraag die je met behulp van de microscoop gaat beantwoorden.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen
Aan het eind van deze module kan ik:

  • werken met de maten micrometer en nanometer.
  • microscopische preparaten maken.
  • de verschillen tussen plantaardige cellen en dierlijke cellen noemen.
  • de opbouw van een plantaardige celwand beschrijven.
  • zelfstandig een microscopische onderzoek uitvoeren.
  • uitleggen waarvoor je een loep of een microscoop gebruikt.

Deelconcepten
Celkern, kernlichaampje, kernporie, chromosoom, vacuole, cytoplasma, grondplasma, cytoskelet, centriolen, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, ribosoom, lysosoom, chloroplast, chlorofyl.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Ik bekijk hoe het cellen zijn opgebouwd van cel tot stelsel.

Stap 2

Voor elk niveau van bestuderen is een aparte maataanduiding. Daarover leer ik in deze stap.

Stap 3

In de onderbouw heb ik al een aantal keer met een microscoop gewerkt. Maar wat weet ik nog van een microscoop?

Stap 4

Er zijn verschillende typen microscopen. In deze stap maak ik kennis met verschillende soorten en ga ik op zoek naar heel gedetailleerde afbeeldingen!

Stap 5

Ik voer met een microscoop onderzoek uit naar Pelargonium.

Stap 6

Ik voer met een microscoop onderzoek uit naar Waterpest.

Stap 7

Ik voer met een microscoop onderzoek uit naar Voedsel.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Mijn microscopische kennis wordt getest.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Van cel tot stelsel

Afbeelding 1
Afbeelding 2

Bekijk de video. Bespreek na het kijken de volgende vraag met een klasgenoot:

Neem als voorbeeld het ademhalingsstelsel.
Benoem:

  • een orgaan dat bij dat stelsel hoort
  • een weefseltype in dat orgaan
  • het celtype van dat weefsel.

Bespreek jullie antwoord met een ander tweetal.

Video: Van cel tot stelsel

Lees nu de volgende tekst: van cel tot stelsel.
Maak daarna de oefening.

Stap 2: Afmetingen

Watervlo

Werk in tweetallen. Bekijk samen de video. Lees eerst de vragen onder de video door. De vragen bespreek je samen na het kijken.

Wie was de beste waarnemer?
Bespreek de volgende vragen met elkaar.
Kijk eventueel het filmpje nog een keer om de winnaar aan te wijzen.

  • Maak een schatting van de grootte van de organismen die je zag.
    (De punt doorsnede van de punt van de naald is ongeveer 1 micrometer).
  • Heb je plantaardige en/of dierlijke organismen gezien? Waaraan zag je dat?
  • Waaruit bestaat het voedsel van de watervlo?

Bespreek jullie antwoorden met een ander tweetal. Vraag zo nodig jullie docent om hulp.

Klein, kleiner, kleinst
Bestudeer Kennisbank:

Bouw van cellen - Steeds kleiner


Maak de volgende oefening.

Stap 3: Een microscoop

Wat weet je al over de microscoop?
Beantwoord de onderstaande tien vragen.
Voor ieder goed antwoord krijg je twee punten.
Heb je 8 punten of meer?
Overleg met je docent of je opdracht 2 mag overslaan.

Leren werken met een microscoop
In een kort practicum herhaal je het werken met de microscoop.
Je gaat aan de slag met drie oefeningen:

  • Beeldvorming
  • Gezichtsveld
  • Diepte

Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.

Stap 4: Kleine en grote microscopen

Microscoop van
Antoni van Leeuwenhoek

Wil je weten hoe de allereerste microscoop werkte?
Bekijk de volgende video van SchoolTV over Antoni van Leeuwenhoek en zijn microscoop.


Het lensje van de microscoop van Van Leeuwenhoek zou je zelf kunnen maken.
Maar je kunt ook zelf met een elektronenmicroscoop werken.

Kijk naar de volgende twee video's over de elektronenmiscroscoop. De tweede video is in het Engels.



Ga naar de site van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Lees de tekst en kijk naar de voorbeelden. Klik nog wat rond op de site. Je komt veel informatie tegen.

Op internet zijn ontzettend veel verschillende afbeeldingen van objecten onder een elektronenmicroscoop te vinden.
Ga op zoek naar een afbeelding van een object onder de elektronenmicroscoop. Dit kan een mensenhaar zijn, een dier, een... aan jou de keus.
Maak schermafbeeldingen en verwerk in een kort verslag wat je ziet en wat je opvalt.
Benoem ook wat het verschil/voordeel is van een afbeelding van dit object onder een elektronenmicroscoop ten opzichte van een lichtmicroscoop.

Laat je verslag beoordelen door je docent/TOA.
Hij/zij let op:

  • er wordt duidelijk vermeld om welk object het gaat.
  • er is een duidelijke schermafbeelding in het verslag opgenomen.
  • het verschil en de voordelen ten opzichte van een lichtmicroscoop worden benoemd.
  • het geheel is netjes vormgegeven.

Stap 5: Pelargonium

Practicum Onderzoek van Pelargonium (geranium)
Benodigdheden:

Werkwijze: Maak een preparaat van:

  • de opperhuid van een blad van een geranium
  • een bloemblaadje van de geranium

Vergelijk de verschillende cellen.
Leg uit:

  • waardoor de typische geur van de geranium ontstaat
  • waardoor de kleur van de bloemen ontstaat

Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.
Bewaar het werkblad in je portfolio.

Stap 6: Waterpest

Onderzoek aan waterpest

Bouw van cellen - Celorganellen en kern

Onderzoeksvragen:

  1. Welke organellen veroorzaken de groene kleur van een blaadje waterpest?
  2. Hebben celorganellen een vaste plaats in de cel?
  3. Uit hoeveel cellagen bestaat een blaadje waterpest?

Benodigdheden:

  • Werkblad Een blaadje waterpest
  • Model van een plantencel (indien aanwezig op school)
  • Microscoop
  • Prepareermateriaal
  • Tekenmateriaal
  • Waterpest

Werkwijze:
Maak één of meerdere preparaten van waterpest en bekijk de cellen met de microscoop.
Maak aantekeningen en biologische tekeningen tijden het practicum.
Laat het werkblad aftekenen door de docent of TOA.

Stap 7: Voedsel onder de microscoop

In de vorige stappen heb je de basisvaardigheden microscopie geleerd of herhaald.
Nu ga je een eenvoudig onderzoek doen aan een voedingsmiddel.
Download hier het werkblad Voedsel onder de microscoop

Probeer de onderzoeksvraag te beantwoorden door gebruik te maken van je microscoop.
Maak een keuze uit de opdrachten.
Maak een verslag van je onderzoekje en lever dat in.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Werk hierbij in tweetallen.
Bekijk de video en ontdek de niveaus van 100 tot 10-10.
Zoek het niveau van:

  • organisme
  • orgaan
  • weefsel
  • cel

Noteer van elk niveau hoeveel maal het beeld vergroot is.
We begonnen deze module met genetische screening.

  1. Op welk organisatieniveau wordt dit onderzoek gedaan?
  2. Welke apparatuur moet men gebruiken voor dit onderzoek?
  3. Welke vaardigheden heb je nodig om dit onderzoek goed te kunnen doen?

Wissel in de klas de antwoorden uit of bespreek je antwoorden met de docent. Overleg met hem/haar wat de beoordelingseisen zijn.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen en practica helemaal kunnen uitvoeren?
  • Inhoud
    Gedrag bestudeer je het best door er naar te kijken.
    Wat vond je van de video's? Schrijf de titel van één video op die je heel goed vond.
    En schrijf ook de naam op van een video die je heel slecht vond.
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de verschillende niveaus in de video te vinden en hier de juiste maat van vergroting aan te koppelen? Zo niet, hoe hebben jullie dit opgelost?
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot? Konden jullie de taken eerlijk verdelen?

Eukaryoot of prokaryoot

Eukaryoot of prokaryoot

Intro

In je leven krijg je met heel wat ziekteverwekkers te maken.
Gelukkig is je lichaam meestal goed in staat deze aanvallen af te weren.
Maar zo nu en dan moet de medische wetenschap hulp bieden, zoals in de volgende video. 



Dankzij de medische microbiologie is de bron van veel infectieziekten bekend.
Door gebruik te maken van microscopen en vooral ook elektronenmicroscopen, kan men nauwkeurig vaststellen welk micro-organisme de oorzaak is van een bepaalde ziekte.
Om de ziekteverwekker te bestrijden, is het belangrijk zijn bouw en stofwisseling goed te kennen.
Daarna kan gezocht worden naar een medicijn, dat wel de cellen van de ziekteverwekker aantast en niet jouw eigen cellen!

In deze module kijk je naar de algemene bouw van cellen en naar de verschillen ertussen.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module
Kan ik:

  • verschillen noemen tussen prokaryoten en eukaryoten.
  • verschillen tussen plantaardige cellen en dierlijke cellen noemen.
  • cellen en delen van cellen herkennen in licht- en elektronenmicroscopische foto’s.
  • de bouw en functie beschrijven van celmembraan, celkern, mitochondriën, e.r., Golgi-systeem, lysosomen, ribosomen, cytoskelet, celwand, vacuoles en plastiden, ciliën, flagellen.

Deelconcepten
Prokaryoot, eukaryoot, virus, bacterie, celmembraan, celkern, mitochondriën, e.r., Golgi-systeem, lysosomen, ribosomen, cytoskelet, celwand, vacuoles, plastiden, ciliën, flagellen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

De opkomst van de elektronenmicroscoop veranderde veel. Ik bestudeer twee soorten elektronenmiscroscopen.

Stap 2

Ik beantwoord, na het bestuderen van de Kennisbank, vragen over organellen en hun functie.

Stap 3

Ik bekijk het verschil tussen eurkaryoten en prokaryoten.

Stap 4

Samen met een klasgenoot bestudeer ik de voortplanting van bacteriën

Stap 5

Ik maak een Venn diagram over de overeenkomsten en verschillen tussen bacteriën en virussen.

Stap 6

Als ik een geneesmiddel zoek, is het van belang een stof te vinden of te ontwikkelen die alleen werkt tegen de cellen die ik wil bestrijden en niet tegen de cellen van de patiënt. Daarover gaat deze stap.

Stap 7

Ik maak in tweetallen een korte presentatie over zoönose.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Op een poster breng ik een micro-organisme in kaart.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 10 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: De elektronenmiscorcoop

Bron: secundair.deboeck.com
Ingekleurd EM-beeld van
vulweefselcellen in dwarsdoorsnede;
de buurcellen liggen met hun

celwanden tegen elkaar aan tussen
de cellen zijn er intercellulaire ruimten;
in de cellen zie je zetmeelkorrels.

Met het blote oog kun je twee punten die 0,2 mm van elkaar liggen nog net gescheiden waarnemen.
Stel je voor dat in een preparaat twee punten 200 nm van elkaar liggen. Je ziet dan één punt.
Als je 1000x vergroot wordt de afstand 0.2 mm en dan zie je wel twee punten!
De golflengte van het gebruikte licht bepaalt het scheidend vermogen van een microscoop.
Raadpleeg evt een natuurkunde docent voor verdere uitleg.

Tot ca. 1965 waren enkele celonderdelen beschreven, maar de mogelijkheden reikten niet verder.
De opkomst van de elektronenmicroscoop veranderde veel.
Zo’n microscoop werkt met sterk versnelde elektronen.
Daarmee wordt het oplossend vermogen 0,2 nm, dus 1000 maal zo groot.

Er zijn twee soorten elektronenmicroscopen:

  • De transmissie-elektronenmicroscoop (TEM) maakt beelden van heel dunne coupes van cellen.
    Zo kun je alle celonderdelen in doorsnede zien.
  • De rasterelektronenmicroscoop (ook wel scanning elektronenmicroscoop genoemd, SEM) laat het oppervlak van structuren zien. Om cellen aan de binnenkant te bekijken, moet je ze openbreken.
Bron: secundair.deboeck.com
Ingekleurd EM-beeld van
verschillende soorten bacteriën.

Bekijk deze microscopen in de volgende video's:

Soorten microscopen
Werk in tweetallen.
Zoek foto’s van cellen en celonderdelen gemaakt met verschillende soorten microscopen (licht, TEM en SEM).
Waaraan kun je zien welke microscoop gebruikt is? Bespreek dit met een klasgenoot.

Stap 2: De organellen

Lees uit de Kennisbank biologie het volgende onderwerp:

Bouw van cellen

- Celorganellen en kern

Cellen
Controleer of je alle organellen nu kent met behulp van dit filmpje:

 

Stap 3: Bacteriën

De cellen die we tot nu toe hebben besproken heten eukaryoten.
Bij deze cellen zijn de celtaken over verschillende organellen verdeeld. Alle meercelligen zijn eukaryoten.
Er zijn ook eencellige eukaryoten, zoals pantoffeldiertjes, amoeben en veel soorten algen.

Met de komst van de elektronenmicroscoop werd duidelijk dat er ook een groep eencelligen is zonder celorganellen. Het DNA is in deze cellen ook niet opgesloten binnen een kernmembraan, maar ligt los in het cytoplasma.

Omdat deze eencelligen een kern missen, werden ze prokaryoten genoemd (karyon betekent kern).
De bacteriën en de oerbacteriën (archaea) zijn prokaryoten.

Kennisbank
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel:

Cellen van drie domeinen

- Bacteriën

Stap 4: Voortplanting van bacteriën

bacteriën

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel:

Schimmels en bacteriën

- Bacteriën

Vorm tweetallen:

  • Bestudeer de vermenigvuldiging van bacteriën.
  • Stel een hypothese op over de mate waarin de voortplantingssnelheid van bacteriën afhankelijk is van de temperatuur.
  • Toets deze hypothese door middel van de video in de Kennisbank.
  • Maak een tabel van je resultaten.
  • Vergelijk je gegevens met waarde uit de literatuur (internet).
  • Maak een verslag van je activiteit en vergelijk dit verslag met een ander tweetal.
  • Verbeter zo nodig je werk en stop het verslag in je portfolio.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 5: Virussen

Virussen

Bestudeer uit de Kennisbank alle informatie over virussen:

Cellen van drie domeinen

- Virussen

Stap 6: Geneesmiddelen

Met welke medicijnen zou je iemand met griep, blaasontsteking of een schimmelinfectie kunnen genezen?

Als je een geneesmiddel zoekt is het van belang een stof te vinden of te ontwikkelen die alleen werkt tegen de cellen die je wilt bestrijden en niet tegen de cellen van de patiënt.

Tussen prokaryote en eukaryote cellen zijn verschillen: de aanwezigheid/ afwezigheid van een celwand, de bouw van de ribosomen, en details in de stofwisseling.

Maar wat te doen als de ziekteverwekker een eukaryoot is: schimmels, een eencellig diertje of een worm.
Zij lijken door hun eukaryote cel zo veel op de cellen van de te behandelen gastheer, dat er veel minder aangrijpingspunten voor remmende of dodende stoffen zijn. Er zijn dan ook minder van dergelijke geneesmiddelen.
 

 

Lees www.dekennisvannu.nl en maak een korte samenvatting van wat je in stap 6 geleerd hebt over het maken van medicijnen tegen ziekteverwekkende micro-organismen. Bewaar deze samenvatting in je portfolio. 

Samenvatting schrijven

Als je veel theorie moet leren of er vragen over moet maken, is het handig om een samenvatting van de tekst te maken. Een samenvatting geeft antwoord op de vraag: ‘Wat staat er eigenlijk?!’ Je vertelt zo kort mogelijk waar de tekst over gaat.

 

Stap 7: Ziek door een dier

Zoönose
Werk in tweetallen.
Als je in aanraking komt met dieren, loop je altijd de kans dat je in aanraking komt met ziekteverwekkende micro-organismen die op of in het dier leven.
Een klein deel van deze ziekteverwekkers is besmettelijk voor een mens.
Ziekten die zich op deze manier verspreiden naar de mens heten zoönosen.
Zoek op www.rivm.nl één voorbeeld van een zoönose.

Zoek van de gekozen zoönose in ieder geval informatie over:

  • de eigenschappen en levenscyclus van de ziekteverwekker
  • de manier waarop deze zich verspreidt
  • de rol die een mogelijke tussengastheer speelt
  • de gevolgen van een infectie voor de mens
  • de mogelijkheden die de mens heeft zich te beschermen
  • een advies om de door jou gekozen ziekte te voorkomen.

Maak van de gevonden gegevens een presentatie. Gebruik hiervoor maximaal zes sheets.
Elke sheet moet zo gemaakt zijn dat deze in 10 seconden door het publiek kan worden gelezen en begrepen.
Lever je sheets digitaal in bij je docent.
De sheets worden op een afgesproken tijdstip gepresenteerd.
Elk tweetal krijgt dus 1 minuut.

Bespreek met je docent of deze presentatie ook beoordeeld wordt en zo ja, wat dan de beoordelingseisen zijn.

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Je gaat beginnen aan de eindopdracht. Deze maak je samen met een andere klasgenoot.

Kies een micro-organisme dat je allebei interessant vindt.
Bespreek je keuze met je docent.
Maak een poster over dat micro-organisme.
Besteed aandacht aan:

  • de groep waartoe het micro-organismen hoort en de kenmerken van die groep,
  • het belang van het micro-organisme voor de mens,
  • evt de manier waarop dit micro-organisme wordt bestreden.

Bekijk de beoordelingscriteria voor een poster in de Gereedschapskist.

Kijk eerst zelf of je eindproduct hieraan voldoet.
Laat het eindproduct daarna beoordelen door je docent.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 10 SLU met deze module bezig geweest.
    Zowel stap 7 als de eindopdracht kostten je waarschijnlijk veel tijd. Had je dan nog genoeg tijd over voor de andere opdrachten?
  • Inhoud
    In de onderbouw had je al kennisgemaakt met de verschillende celonderdelen. Heb je deze voorkennis goed kunnen gebruiken in deze stap? Wat heb je nieuw geleerd?
  • Eindopdracht
    Bij de eindopdracht moest je een poster maken. Is het gelukt om alle nodige informatie kort en bondig op de poster te noteren? Wat kon beter? Waar was je juist erg tevreden over?

Hetzelfde en toch verschillend

Hetzelfde, en toch verschillend

Intro

Zaadcel en eicel

Je begon dit thema met een filmpje over de eerste fase van je leven:
de ontwikkeling van eicel tot embryo.
Na de bevruchting bevat een jong embryo cellen die nog geen celspecifieke eigenschappen hebben, zoals een spiercel of een zenuwcel dat wel hebben.
Een achtcellig embryo bestaat uit acht zogenaamde totipotente cellen.
Zij kunnen zich ontwikkelen tot alle celtypen in een menselijk lichaam.

Bekijk hier eventueel nog een keer de video:


Bij IVF (ook wel reageerbuisbevruchting genoemd) ontstaan embryo’s buiten het lichaam van de moeder.
Voor prenatale diagnostiek verwijdert de arts uit zo’n embryo zelfs een cel.
De overige zeven cellen ontwikkelen zich daarna samen verder tot een volledig embryo.
Na het plaatsen van het embryo in de baarmoeder groeit het uit tot een baby.

Paren die niet op een natuurlijke manier zwanger worden, zijn soms geholpen door IVF.
Zo’n techniek biedt veel oplossingen, maar roept ook weer vragen op.
Wat doe je bijvoorbeeld met de embryo’s die niet worden ingeplant?

In deze module leer je waardoor allerlei verschillende celtypen ontstaan in het lichaam, terwijl ze in het begin allemaal hetzelfde zijn. En mogen restembryo’s worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek?

Je rondt de module af met het schrijven van een column, waarin je uitlegt welke dilemma’s er zijn rond embryodonatie voor wetenschappelijk onderzoek.
De informatie uit de stappen 1 t/m 7 heb je daarvoor nodig.
Maak dus aantekeningen bij elke stap!

 

Wat ga ik leren?

Ik kan uitleggen:

  • wat er gebeurt in de fasen van de celcyclus
  • waardoor elk DNA-molecuul uniek is
  • waarom het belangrijk is dat deze verdubbeling zonder fouten gebeurt
  • op welke manier de celcyclus geregeld kan worden
  • wat het belang is van de mitose voor een organisme.

Ik kan:

  • de bouw en functie van nucleïnezuren beschrijven
  • tekenen hoe een DNA-molecuul wordt verdubbeld
  • aangeven op welke momenten in de celdeling verdubbeling en verdeling van het erfelijk materiaal (DNA) plaatsvinden
  • aangeven wanneer de plasmagroei plaatsvindt
  • aangeven wat de gevolgen kunnen zijn wanneer de groei niet goed wordt geregeld
  • enkele factoren uit mijn omgeving noemen die de kans op ontregelde celgroei vergroten.

Deelconcepten
Nucleotiden, dubbelstrengs, chromatiden, celcyclus,polymerase, leading strand, lagging strand, primer, Okazaki fragmenten, herstelmechanismen, telomeren, celspecialisatie, stamcel, ontregelde groei.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Ik onderzoek wat de meest voorkomende oorzaken zijn van onvruchtbaarheid bij mannen en vrouwen.

Stap 2

Elke cel ontstaat door celdeling van een voorlopercel. Ik bestudeer de verschillende fases van de deling.

Stap 3

Een belangrijk onderdeel in de celcyclus is de verdubbeling van DNA.
Hoe is DNA opgebouwd?

Stap 4

Ik vergelijk de informatie die ik heb geleerd over replicatie van DNA met de informatie in Binas.

Stap 5

De cellen in een lichaam zijn onderdeel van het geheel.
Samen maken ze groei en ontwikkeling mogelijk. Maar wat moet een cel doen om zelf te overleven?

Stap 6

Hebben cellen ook een eigen specialiteit? Ik onderzoek dit in deze stap.

Stap 7

Celdelingen gaan niet altijd goed. Soms ontstaat een fout. Een mutatie. In deze stap leer ik hoe dit komt en of hier een behandelmogelijkheid voor is.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik schrijf een column over het verschil tussen embryocellen en andere cellen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Ongewenst kinderloos

IVF behandeling

Lees uit de Kennisbank biologie de pagina's over het volgende onderwerp:

Onvruchtbaarheid

 

 

Stap 2: Groei en celdifferentiatie

Elke cel ontstaat door celdeling van een voorlopercel.
Lees in de kennisbank de twee pagina's over celcyclus en replicatie.

Replicatie en celcyclus


Celcyclus
Vergelijk de figuur van de celcyclus met de figuur in Binas/Biodata.
Bespreek met een klasgenoot de verschillen.

 

 

 

Verschillende functies
Cellen met verschillende functies gaan van elkaar verschillen, differentiatie.
Ze specialiseren zich in een bepaalde functie en gaan in uiterlijk van elkaar verschillen.

Bekijk: De geschiedenis van een darmepitheelcel. Zet na het kijken de verschillende fasen uit het leven van de darmepitheelcel in de juiste volgorde.

Bij syndactylie komen de tenen
niet helemaal los van elkaar tijdens
de ontwikkeling. De cellen tussen
de twee tenen zijn blijkbaar niet
allemaal in apoptose gegaan.

Zones van celdood gedurende de
ontwikkeling van vingers en tenen
in een embryo van de mens.

 

Specialisatie

Lees uit de Kennisbank eventueel nogmaals de volgende pagina.

Replicatie en celcyclus

 

 

Stap 3: DNA

Een belangrijk onderdeel in de celcyclus is de verdubbeling van DNA.
Hoe is DNA opgebouwd? Dat zie je in de volgende video.

Video: DNA - Het zit in al je cellen


De A van DNA staat voor Acid, wat zuur betekent. In het Latijn heet de kern nucleus.
De N staat dan ook voor Nucleïne (= tot de kern behorend).
De D verwijst naar een belangrijke bouwsteen van het DNA, namelijk Desoxyribose, een suikermolecuul.

Bestudeer uit de kennisbank de volgende twee onderdelen:

Algemene bouw van nucleotiden

Replicatie en celcyclus

- Nucleïnezuren, polymeren en nucleotiden

Stap 4: DNA replicatie

DNA is het belangrijkste bestanddeel van chromosomen. Het is onderverdeeld in kleinere eenheden, de genen.

Replicatie van DNA

Lees uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Replicatie en celcyclus

- Replicatie van DNA

Bespreek na het lezen de volgende punten met een klasgenoot.

  • Zoek de informatie die je in de Kennisbank hebt gelezen ook in Binas en vergelijk de gegevens met elkaar.
  • Zoek uit waar 5’ en 3’ voor staan.
  • Er zijn meerdere enzymen nodig voor de synthese van een nieuw DNA molecuul.
    Enzymen herken je aan hun naam. Deze eindigt namelijk op –ase.
    Bestudeer de enzymen en hun functie. Wat valt je op aan de richting waarin de replicatie plaats vindt?

De punten worden klassikaal nabesproken.

 

Stap 5: Bouw en functie

De cellen in een lichaam zijn onderdeel van het geheel.
Samen maken ze groei en ontwikkeling mogelijk. Ook zorgen ze ervoor dat het individu leeft.

Maar elke cel zorgt ook ervoor dat hij zélf overleeft.
Daarvoor moet de cel:

  • voedsel opnemen en verteren;
  • afvalstoffen verwijderen;
  • stoffen en organellen maken voor vervanging en groei;
  • reageren op de omgeving;
  • energie vrijmaken voor al deze processen.

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Vorm en functie van cellen

Afhankelijk van zijn functie zijn bepaalde organellen ontwikkeld. Beantwoord hierover vragen in de oefening hieronder.

Stap 6: Specialisatie

© Dick Belgers
Fruitvlieg

Hoe ontstaat specialisatie?
Bekijk een groeiende larve van een fruitvlieg. Je ziet dat op een bepaald moment, langs de lichaamsas verschillen tussen de cellen gaan ontstaan.
Er ontstaan o.a. segmenten. Hoe ontstaan deze verschillen? Bespreek dit met een klasgenoot. Raadpleeg eventueel de Kennisbank onder de video.

Replicatie en celcyclus

 - celspecialisatie


Hox-genen
Lees het artikel Vissengen laat poten groeien op www.dekennisvannu.nl
Welke conclusie kun je uit het artikel trekken over hox-genen bij verschillende diersoorten? Bespreek het met een klasgenoot.

8-cellig stadium
Ga even terug naar het 8-cellig stadium in de intro van deze module.
Na de volgende celdeling zijn de cellen niet meer totipotent.
Vertel nu in eigen woorden aan een klasgenoot hoe dat komt.

Stap 7: Fouten bij de celdeling

Bij het verdubbelen van het DNA ontstaan regelmatig fouten.
Zo’n fout heet een mutatie.
Of zo’n mutatie gevolgen heeft, hangt af van een aantal factoren:

  • de cel heeft een reparatiemechanisme, waardoor een deel van de fouten kan worden hersteld.
  • een deel van het DNA heeft geen duidelijke functie.
    Mutaties in dit DNA hebben meestal weinig gevolgen.
  • mutaties in delen van het DNA dat codeert voor eiwitten kunnen grotere gevolgen hebben.
    Hoe groot, dat leer je in thema Enzymen en Eiwitsynthese.

Bij elke celdeling raakt een stukje DNA kwijt.
Lees het volgende artikel: Maakt telomerase onsterfelijk?

Bekijk een fragment uit:

 

Stamcel
Stamcelonderzoek kan ook belangrijk zijn voor mensen met kanker.
Lees allebei één van de onderstaande bronnen en bespreek samen waardoor ook onderzoekers naar kanker geïnteresseerd zijn in stamcellen.

Bron 1: Stamcel: 'Sleutel tot genezing kanker'
Bron 2: De kankercel die alles kan


IVF
Ouderparen die een IVF behandeling ondergaan wordt gevraagd om overtallige embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek af te staan. Waarom is juist deze bron van stamcellen zo aantrekkelijk, vergeleken met de andere bronnen van stamcellen?
Beantwoord deze vraag met behulp van onderstaande bron.
Bron: www.erfelijkheid.nl

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

De column voor het tijdschrift
Je hebt nu alle informatie die je nodig hebt om de module af te ronden.
Schrijf een column van maximaal 400 woorden, waarin je uitlegt:

  • wat het verschil is tussen embryocellen en andere cellen;
  • waarom wetenschappers van alle stamcellen juist graag embryonale stamcellen willen onderzoeken;
  • wat dit onderzoek zou kunnen opleveren;
  • waardoor dit onderzoek ook kan bijdragen aan het onderzoek naar kanker;
  • welke ethische bezwaren er zijn rond embryodonatie voor wetenschappelijk onderzoek;
  • welke zeggenschap de ouders volgens jou in deze beslissing moeten hebben.

Gebruik in ieder geval de volgende woorden:
celcyclus, DNA, specialisatie, mutatie, stamcel, kanker.

Gebruik evt de volgende bronnen:

Lever de column ter beoordeling in bij je docent.

Beoordeling
De docent let bij het beoordelen van de column op het volgende: maximaal 400 woorden.
In de column wordt duidelijk:

  • wat het verschil is tussen embryocellen en andere cellen;
  • waarom wetenschappers van alle stamcellen juist graag embryonale stamcellen willen onderzoeken;
  • wat dit onderzoek zou kunnen opleveren;
  • waardoor dit onderzoek ook kan bijdragen aan het onderzoek naar kanker;
  • welke ethische bezwaren er zijn rond embryodonatie voor wetenschappelijk onderzoek;
  • welke zeggenschap de ouders volgens jou in deze beslissing moeten hebben.

Column schrijven

Een column is een kort stukje tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft op een grappige of uitdagende manier.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Had je na het maken van de stappen nog voldoende tijd voor de Column? Hoeveel van de tijd was je bezig met thuisstudie en hoeveel tijd in de klas? Had je dit ook anders in kunnen delen? Waarom wel of waarom niet?
  • Inhoud
    Het gebruiken van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek kan bij sommige mensen gewetensbezwaren oproepen. Hoe sta jij hier in? Vind jij dat deze embryo's gebruikt mogen worden voor wetenschappelijk onderzoek?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de verplichte onderdelen in de column te verwerken? Welk onderdeel vond je het lastigste om (biologisch) te onderbouwen? Kun je uitleggen waarom?

Transportfunctie v.d. celmembraan

Transportfunctie v.d. celmembraan

Intro

Groei proces

De groei van een organisme is het gevolg is van celdeling, gevolgd door celgroei.
Bij vochtig weer kunnen paddenstoelen opeens kunnen uit de grond schieten met een snelheid die niet alleen door celdeling veroorzaakt kan zijn.
Bekijk de video over de vliegenzwam:

Welk proces is verantwoordelijk voor deze snelle groei? Bespreek het met een klasgenoot.


Kijk dan de video over het kiemen van tomaat. Welk effect heeft water op kiemplantjes? Bespreek ook dit weer na het kijken met een klasgenoot.


Aan het einde van de module kunnen jullie de antwoorden die jij en je klasgenoot hebben gegeven zelf controleren.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de verschillen tussen diffusie, passief en actief transport uitleggen en deze in verband brengen met de eigenschappen van stoffen en de eigenschappen van membranen.
  • toelichten waardoor de effecten van osmotische werking bij plantaardige en dierlijke cellen verschillen.
  • het belang van osmose bij het transport van water in organismen uitleggen.
  • de begrippen hypotoon, isotoon en hypertoon toepassen.
  • de verschillen tussen endocytose en exocytose uitleggen.
  • uitleggen dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren.
  • uitleggen dat door de aanwezigheid van een selectief doorlaatbaar celmembraan de celinhoud permanent verschilt van de celomgeving.
  • de rol van het cytoskelet bij transportprocessen herkennen.
  • een relatie beschrijven tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid.

Deelconcepten
Diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, receptoreiwit, fosfolipiden, ionentransport, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose, celplasmastroming.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Hoe komt het dat planten onder bepaalde omstandigheden veel water opnemen? Daarover gaat deze stap.

Stap 2

Met behulp van video's en de kennisbank leer ik over diffusie en osmose.

Stap 3

Samen met een klasgenoot voer je één of twee practica uit. Wij bespreken onze resultaten en waarnemingen met de klas.

Stap 4

en

Turgor en plasmolyse zeggen onder andere iets over de stevigheid van de cel.

Stap 5

Wat is de rol van passieve en actieve transport? Dat ontdek ik hier.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak een toelichting voor een organisatie.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Watertransport

Watertransport via celwand en membranen

Uit het feit dat kiemplantjes veel water nodig hebben en paddenstoelen juist bij vochtig weer verschijnen, kun je afleiden dat bij celgroei het transport van water belangrijk is.
Hoe komt het dat planten onder bepaalde omstandigheden veel water opnemen?

Om een plantencel in of uit te komen moet het water een celwand en een celmembraan passeren. Wat zijn de eigenschappen van deze twee laagjes?

Lees de volgende onderdelen in de kennisbank:

Bouw van cellen

Bouw van cellen

Cellen van drie domeinen

Het celmembraan heeft veel invloed op de snelheid waarmee een molecuul wordt uitgewisseld tussen de cel en zijn omgeving.
Daarbij spelen een twee soorten moleculen een rol:

  • Fosfolipiden
  • Eiwitten

Bekijk de volgende video met uitleg over deze uitwisseling. 

Fosfolipiden in het membraan.
Bekijk de video (in het Engels) over het celmembraan:

Fosfolipiden en water
In het volgende filmpje zie je een watermolecuul op z’n weg via de membraan. Het watermolecuul is vergroot.
Bekijk de beweging van een watermolecuul:

Stap 2: Diffusie en osmose

Lees de volgende Kennisbank.

Transportstromen bij planten

Deeltjes

Een celmembraan is goed doorlaatbaar voor water, maar slecht doorlaatbaar voor allerlei andere moleculen, zoals opgeloste suikers of zouten. Een celmembraan is namelijk semipermeabel (of ook wel selectief permeabel). Wat gebeurt er als je twee oplossingen scheidt door een membraan?

Bekijk de volgende video

Osmose
Het verschijnsel dat je in de vorige video hebt gezien, heet dus osmose. Lees de informatie in de Kennisbank over osmose.

Transportstromen bij planten

Het aantal opgeloste deeltjes in een vloeistof bepaalt de osmotische waarde.
Sportdranken bevatten suiker.
Afhankelijk van de hoeveelheid suikers, hebben ze meestal een andere osmotische waarde dan de cellen van je lichaam.

Bloedcellen
In de vorige video heb je gezien hoe bloedcellen reageren op een hypotone situatie.
Bekijk de volgende afbeelding en daarna de video. Maak dan de oefening.

Stap 3: Practicum Osmose

Practicum Osmose
In tweetallen
In overleg met je docent voer je thuis of op school één of twee van de volgende proeven uit. De meeste experimenten zijn in het Engels.

De experimenten

  1. Knappe aardappel De lesbrief over sneeuw, inclusief proefplus! Bron: www.dsm.com
  2. Eitjes pellen Bron: www.technopolis.be
  3. Muzikale erwten Bron: web.archive.org
  4. Ei osmometer (enige handigheid vereist!), of osmometer uit het kabinet biologie.
    Bron: www.accessexcellence.org
  5. Dialyse slang experiment 3. Bron: intranet.landmark.edu
  6. Wortelschijfjes Bron: www.biotopics.co.uk
  7. Bloed exp IIA. Bron: www.personal.psu.edu

Bespreek de resultaten in de klas en verklaar de waarnemingen.

Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • is het benodigde materiaal verzamelt?
  • zijn er maakt afspraken gemaakt met de TOA en docent over de uitvoering van het experiment?
  • is het experiment op tijd ingezet?
  • is de proef, waar mogelijk, gedemonstreerd in de klas?
  • weet ieder lid van de groep wat er gedemonstreerd gaat worden, wat de voorwaarden zijn om dat te kunnen doen, wat het verwachte resultaat van de proef is?
  • worden er na afloop tenminste drie relevante vragen aan de klas gesteld over de waargenomen verschijnselen?

Stap 4: Turgor en plasmolyse

Lees de volgende pagina van de Kennisbank:

Cellen van drie domeinen

Plasmolyse
Maak de opdrachten bij biodoen en noteer je score.
Bespreek de opdracht in de klas.

Groei
In de inleiding heb je paddenstoelen en kiemplantjes uit de grond zien “schieten”.
Bekijk deze animaties van de groei van planten:
Primaire groei - www.vcbio.science.ru.nl
Mitose - www.bioplek.org
Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 5: Passief en actief transport

Osmose (transport van water) kost de cel geen energie. Het heet daarom passief transport.
Ook gassen kunnen de celmembraan zonder dat het energie kost passeren. Maar een cel heeft ook zuurstof, glucose, mineralen enz. nodig. Het transport van die stoffen verloopt via transporteiwitten in de membraan. Wanneer transport energie kost heet het actief transport.

Lees de Kennisbank. Maak daarna de oefening.

Transportstromen bij planten

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Omgekeerde osmose

In veel ontwikkelingslanden is een zoetwatertekort.
Voor landen die aan zee liggen, is er voldoende zout water.
Maar hoe maak je daar drinkwater van?

Een organisatie wil in een ontwikkelingsland een drinkwatervoorziening realiseren. Men wil twee methoden gebruiken:  

  1. Omgekeerde osmose in combinatie met een windmolen en
  2. ontzouten met nanokanaaltjes met behulp van restwarmte.

Om fondsen te werven wil men het publiek informeren over de opzet van het project. Jij schrijft voor de ontwikkelingsorganisatie in maximaal 300 woorden een toelichting. Je legt daarin de achterliggende principes uit van deze twee bruikbare methoden en je licht toe in welke situaties welke methode het best bruikbaar is.

Je mag daarbij gebruik maken van de volgende twee bronnen. Natuurlijk mag je zelf ook andere bronnen raadplegen. Let altijd wel op de betrouwbaarheid van de bron!

www.wikipedia.nl
www.kennislink.nl

Je levert het resultaat in bij de docent. Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • Sluit de inhoud van de toelichting aan bij de leerstof uit deze module?
  • Laat je met de toelichting zien dat je de leerdoelen van deze module beheerst?
  • Is de toelichting maximaal 300 woorden?
  • Is de toelichting geschreven in een taal die aansluit bij de doelgroep?
  • Bevat de toelichting geen taalfouten?

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd deze module kunnen doorlopen? Zo niet, waar liep je op vast?
  • Inhoud
    De transportfunctie van celmembraan geeft je een goed beeld van de werking van cellen. Welke nieuwe stof vond je het meest interessant? Welke het minst? Leg uit waarom.
  • Eindopdracht
    Denk je, dat als je jouw toelichting daadwerkelijk op zou sturen naar de organisatie, deze een doorslaggevende rol zou kunnen hebben? Waarom wel of waarom niet.
    Wat zou je achteraf gezien anders hebben gedaan bij het schrijven van je toelichting?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Extra opdracht

Hieronder vind je meerdere extra opdrachten die passen bij dit thema.

 

Extra opdracht 2
Plaatjes kijken (in viertallen)
Elke lid van de groep zoekt enkele plaatjes (bijvoorbeeld op internet) van één van de vier onderwerpen uit dit thema:

  1. bouw van de eukaryote en prokaryote cel
  2. DNA en DNA replicatie
  3. levenscyclus van de cel en celspecialisatie
  4. transport de cel in en ui

Maak prints of kopieën en knip ze eventueel in (nog herkenbare) stukjes. Pak om de beurt een plaatje en vraag de andere leden van de groep een toelichting op het plaatje. Vul elkaar zo nodig aan.

Controleer de lijst met deelconcepten. Ken je de deelconcepten nog niet?
Bestudeer de onderdelen uit de Kennisbank die zijn genoemd in de modules.


Extra opdracht 3
Modellen maken.
Cellen zijn ruimtelijke vormen (3D). In leerboeken zie je meestal tekeningen (2D) van doorsneden van cellen of van de organellen die er in zitten.
Bouw een model van een plantaardige of een dierlijke cel.
Bedenk zelf hoe je de verschillende organellen wilt aangeven.
Kies zelf de materialen die je gebruikt.
Overleg met je docent of het model ook resultaten van elektronen- microscopisch onderzoek moet laten zien.
Overleg met de klas en de docent aan welke eisen ‘de cel’ moet voldoen.
Geef de verschillende onderdelen duidelijk aan.
Bewaar je model omdat het nog wel weer van pas zal komen.

Ga er even van uit dat het een eencellige is.
Zijn alle noodzakelijke structuren aanwezig?
Stel dat deze eencellige voorkomt in de Waddenzee.
Heb je alles ingebouwd om het organisme daar te laten overleven?

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 38 à 39 uur.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Je hebt in dit thema veel met anderen samengewerkt.
    Noteer voor jezelf een goede ervaring daarin en een minder goede.
    Probeer te achterhalen waardoor het de ene keer wel en de andere keer niet goed liep.
    Wat kun je de volgende keer doen om een minder goede ervaring te voorkomen?
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Biologie van de cellen - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:18:21
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Biologie van de cellen is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.
    Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit thema heet biologie van de cellen. Aan het eind van dit thema: beschrijf je de kenmerken van bacteriën en virussen. benoem je delen waaruit een cel is opgebouwd en delen waardoor een cel kan zijn omgeven. wijs je de delen van een cel of de omgeving van de cel aan in afbeeldingen of in modellen. benoem je de functies van de delen van de cel. beschrijf je een aantal verschillende typen cellen. beschrijf je hoe cellen met hetzelfde DNA toch kunnen verschillen in vorm en functie. beschrijf je dat cellen zichzelf reguleren en daarbij een dynamisch evenwicht in stand houden. herken je de rol van het cytoskelet bij het transport binnen cellen. beschrijf je dat celdifferentiatie tot stand komt doordat alleen bepaalde genen tot expressie komen. leg je uit dat bepaalde stoffen door passief transport en andere door actief transport membranen kunnen passeren. licht je toe dat de effecten van osmose verschillen bij plantaardige en dierlijke cellen. beschrijf je de relatie tussen de osmotische waarde binnen en buiten een cel en de invloed daarvan op de stevigheid van de cel en het organisme. beschrijf je hoe cellen zich op een gecontroleerde zich delen en daarbij verschillende fasen van doorlopen. benoem je dat cellen zich ongecontroleerd kunnen gaan delen, dat er fouten in het DNA tot stand komen en hoe dat tot tumoren kan leiden. benoem je dat cellen verouderen en afsterven en hoe dat gereguleerd is. beschrijf je de bouw van DNA en RNA. beschrijf je hoe de basenvolgerde van DNA bepaald kan worden.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Cel;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    38 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, basenvolgorde, biologie, cellen, cytoskelet, dna, passief transport, rna, stercollectie, vwo4/5/6

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Eukaryoot of prokaryoot - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63281/Module__Eukaryoot_of_prokaryoot___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Hetzelfde, en toch verschillend - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63282/Module__Hetzelfde__en_toch_verschillend___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Microscopisch onderzoek - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63280/Module__Microscopisch_onderzoek___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Transportfunctie v.d. celmembraan - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63283/Module__Transportfunctie_v_d__celmembraan___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Biologie van de cellen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.