Welkom bij de e-klas Afweer. Afweer gaat over hoe organismen (met name mensen) zich beschermen tegen indringers, zoals bacteriën, schimmels en virussen.
Maak kennis met pizzakoerier Stef:
Leren in contexten
Anders dan je misschien gewend bent, leer je biologische kennis in deze module in een context aan. Dat betekent dat je leert welke biologische kennis belangrijk is in de praktijk van van alledag of van een bepaald beroep of onderzoek.
De lesstof is anders gestructureerd dan in je biologieboek het geval is. Waar je misschien gewend bent om alles over cellen in het ene hoofdstuk te vinden en informatie over organen in een ander hoofdstuk, krijg je nu deze kennis meer door elkaar aangeboden. Het gevolg is dat niet alles wat je moet weten over een biologisch onderwerp netjes bij elkaar staat, maar op deze manier krijgt het leren meer betekenis en wordt het een stuk avontuurlijker. En je krijgt als het goed is meer inzicht in hoe alle onderdelen van de biologie met elkaar samenhangen.
Studiewijzer
Een e-klas
Voor je neus ligt, of in dit geval misschien beter staat, een zogenaamde e-klas of e-module. Zelfs als het niet de eerste keer is dat je een e-module voorgeschoteld krijgt, is het misschien goed om het onderstaande stukken tekst door te lezen, omdat ze je een idee geven waar je mee bezig gaat. Goed voorbereid heb je immers de grootste kans om te slagen...
In deze studiewijzer kun je terugvinden wat er van je wordt verwacht (leerdoelen), hoe je deze e-klas doorloopt (planning), wat de mogelijkheden zijn binnen de e-klas en hoe je wordt beoordeeld (beoordeling).
De e van e-klas
Je zult in deze module meer dan gemiddeld het geval is tijdens een biologieles achter een computer zitten. Toch hebben we geprobeerd in de module ook allerlei activiteiten op te nemen die juist niet achter een computer plaatsvinden. Biologie moet je ook kunnen (aan)raken!
De invloed van de computer is op verschillende manieren aanwezig:
vragen in de e-module zijn vaak gesloten en leveren je direct feedback op als het goede antwoord niet weet te geven;
er wordt gebruik gemaakt van animaties om bepaalde biologische processen inzichtelijker te maken;
de belangrijkste opdrachten maak je in een digitaal formulier, waarna je ze opstuurt naar een PAL (persoonlijk assistent van de leraar) die jou vervolgens verbetertips geeft;
de module wordt afgesloten met een digitale d-toets.
Persoonlijk Assistent van de Leraar
Tijdens de e-klas maak je kennis met een PAL, een student die je docent ondersteunt. Hij of zij zal helpen bij sommige opdrachten, het nakijken van opdrachten of misschien wel het geven van lessen. In de e-klas is er een mogelijkheid om gebruik te maken van een chat-functie. Dit kun je gebruiken als je vragen hebt aan je PAL of docent, maar ook als je wilt overleggen met medeleerlingen. Het voordeel van de chat is dat je "gesprekken" kunnen worden bewaard en dat je deze nog eens rustig kunt nalezen.
Doelstellingen
Je leert:
- tegen welke invloeden van buitenaf je lichaam zich beschermt;
- hoe de huid en slijmvliezen de eerste linie van afweer vormen;
- hoe de algemene afweer werkt;
- hoe het specifieke afweermechanisme van ons lichaam werkt en wanneer die in actie komt;
- welke methoden er zijn om "immuun" te worden;
- welke problemen er met het afweersysteem kunnen optreden;
- hoe je lichaam reageert op orgaantransplantaties en bloedtransfusies.
Om deze e-klas goed te kunnen doorwerken weet je al het volgende uit vorige biologielessen:
- welke verschillende typen bloedcellen er bestaan, en hoe die gevormd worden;
- sleutel-slot principe (zoals bij hormonen en specifieke receptoren);
- bouw van celmembraan;
- bouw bloedvatenstelsel en lymfevatenstelsel;
- replicatie van virussen.
Deze e-klas behandelt de volgende domeinen en concepten uit het nieuwe biologieprogramma (2013):
(niet behandelde delen en deelconcepten zijn weggelaten):
Subdomein B5: Afweer van het organisme
20. De kandidaat kan met behulp van het concept afweer ten minste in contexten op het gebied van gezondheidszorg en voedselproductie benoemen op welke wijze organismen zich te weer stellen tegen andere organismen, virussen en allergenen en beargumenteren welke problemen daarbij kunnen optreden en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.
De kandidaat kan in een context:
1. de bouw, werking en functie van cellen en organen betrokken bij de afweer van de mens toelichten en de onderlinge relatie uitleggen
2. de werking van en verschillen tussen specifieke en a-specifieke afweer beschrijven en de relatie leggen met de reactie op lichaamsvreemde en lichaamseigen stoffen en cellen
3. (...)
Deelconcepten
huid en slijmvliezen, bloed, lymfe, humorale en cellulaire respons, macrofagen, T en B cellen, antigenen en antistoffen, lichaamseigen, lichaamsvreemd, MHCI en MHCII receptoren, AB0 systeem, rhesusfactor, actieve en passieve immuniteit, natuurlijke en kunstmatige immuniteit, vaccinatie, transplantatie, bloedtransfusie, donor, acceptor
(CE) Subdomein D2: Cellulaire interactie
28. De kandidaat kan met behulp van de concepten celcommunicatie en interactie met (a-)biotische factoren ten minste in contexten op het gebied van gezondheid de wijze waarop cellulaire interactie verloopt benoemen.
D2.1 Celcommunicatie en interactie met (a-)biotische factoren
De kandidaat kan in een context:
1. beschrijven hoe cellen signalen ontvangen en verwerken, hoe cellen op signalen reageren, en deze processen aan elkaar relateren;
2. (...)
3. (...)
4. afleiden welke effecten celcommunicatie op andere organisatieniveaus teweeg brengt.
Deelconcepten receptor, respons
Planning
Deze e-klas bedraagt 20 studielasturen (slu), verdeeld over tien contacturen en tien uren zelfstudie. In onderstaand schema staat de planning van deze e-klas. Na ieder hoofdstuk lever je het werkdocument in bij je docent/PAL (of op andere momenten aangegeven door de docent).
Les
Hoofdstuk
Activiteiten
Activiteit na de les
1
1
Introductie e-klas door docent/PAL
Inleiding in context
Kennismaken met patiëntstatus en invullen
Tekening huid zoeken
Vragen huid beantwoorden
Digitale opdracht huid maken
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
2
2
Patiëntstatus aanvullen
Lezen en vragen maken over bouw bacteriën
Applet bacteriegroei
Informatie van internet verwerken over antibiotica
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
3
3
Patiëntstatus aanvullen
Lezen en vragen maken
Informatie uit BINAS of Biodata halen
Tabel maken virus, symptomen, behandeling
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
4
4
Verwerken audiovisuele info tot samenvatting
Screencast maken (in tweetallen)
Screencast afmaken
5
4
Screencast van ander beoordelen
Tabel invullen over verschillende vormen van immunisatie
Examenopgave maken
NIET vergeten: aanvullen patiëntstatus
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
6
5
Informatie lezen en vragen beantwoorden
Patiëntstatus aanvullen
Eventueel: D-toets maken (inclusief film ca. 26 minuten)
Huiswerk: D-toets maken (inclusief film ca. 26 minuten)
7
6
Lezen en vragen beantwoorden
Patiëntstatus aanvullen
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
8
7
Nabespreken opdrachten HLA
Lezen
Filmpje kijken (interactief, met vraag)
Patiëntstatus aanvullen
Huiswerk: maak de opdrachten af die niet in de les afgekomen zijn.
9
8
Inhoudelijke reflectie door controle patiënt status
Reflectie op leerproces via opdracht
Eventuele vragen over de inhoud van de module kunnen nu nog worden gesteld, laatste kans voor de toets.
Toets voorbereiden
10
alle
Toets
Toets en meer
Je sluit het hoofdstuk af met een theoretische toets waarvoor je een cijfer krijgt.
Je hoort van je docent of je daarnaast nog aanvullende opdrachten moet inleveren, en of die beoordeeld worden.
Inleiding: jij als co-assistent
Aan het werk in het ziekenhuis
Deze e-klas is opgebouwd rond de behandeling van een verkeersslachtoffer die in het ziekenhuis een aantal aandoeningen doormaakt. Jij bent de co-assistent die de patiënt behandelt. Je leert tijdens deze behandeling over ontstekingen, virusinfecties, allergieën en bloedgroepen.
Aan het eind van elk hoofdstuk schrijf je een kort overdrachtsverslag over de toestand van de patiënt aan de supervising specialist (jullie baas, deze rol wordt vervuld door de docent of PAL). Hij of zij zal beoordelen of je door mag naar het volgende hoofdstuk.
Status
Gedurende deze module zul je een patiëntstatus maken en steeds aanvullen. Ieder hoofdstuk bevat informatie en opdrachten, zodat je voldoende nieuwe kennis krijgt om de nieuwe situatie te beschrijven en een passende behandeling te bedenken. Je vindt hieronder het format voor de patiëntstatus.
Je schrijft steeds een anamnese van deze patient, dat wil zeggen, je beschrijft de toestand (het ziektebeeld) en stelt, indien mogelijk, een diagnose.
Informatie die je nodig hebt voor het opstellen van het behandelplan vind je steeds in de bijbehorende paragraaf of paragrafen met informatie.
Daarna schrijf je een voorstel voor een behandeling.
Je laat de status steeds beoordelen door de docent of PAL.
Patient
Zojuist is Stef Aureus op de eerste hulp van het ziekenhuis binnengebracht. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft nu een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer. Zijn huid is op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden, waaruit veel bloed komt.
Aan jou de taak om patiënt S. Aureus te onderzoeken en de nodige kennis te vergaren om hem te behandelen. Deze kennis verkrijg je door de verschillende hoofdstukken te doorlopen en de bijbehorende opdrachten uit te voeren.
Veel succes!
H1 Schaafwonden
1.1 Toestand van de patiënt
Het is rood en het bloedt
Zojuist is Stef Aureus op de eerste hulp van het ziekenhuis binnengebracht. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft nu een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer. Zijn huid is op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden, waaruit veel bloed komt. Aan jou de taak om patiënt S. Aureus te onderzoeken en de nodige kennis te vergaren om hem te behandelen. Je begint met het beschrijven van de schaafwonden van patiënt S. Aureus.
Beschrijf wat er precies aan de hand is (plaats, omvang, ernst).
Beschrijf eventuele aanvullende informatie over de heer Aureus die van belang kan zijn voor de behandeling (bijv. bloedgroep, allergieën).
Je mag hier dingen zelf invullen (bedenken) maar dat moet wel realistisch zijn.
Gebruik de patiëntstatus en lever die digitaal in bij PAL of docent.
De huid is de eerste barrière om indringers buiten te houden. De huid heeft meerdere functies, zoals het helpen reguleren van de lichaamstemperatuur. In dit hoofdstuk staan we stil bij de rol van de huid als onderdeel van het immuunsysteem.
Zoek op internet een goede schematische tekening van de lagen van de huid.
Beantwoord daarna de vragen hieronder.
Basiskennis huid
Kruis aan of de volgende beweringen waar of niet waar zijn. Soms wordt er een hint en/of feedback gegeven.
Maak een samenvatting van de benodigde kennis voor het behandelen van de schaafwonden en schrijf die in je patiëntstatus.
1.3 Behandelplan
De behandeling
Bedenk op basis van de gevonden informatie over de huid wat een goede behandeling van de schaafwonden zou zijn.
Gebruik de Patiëntstatus en lever die digitaal in bij PAL of docent.
H2 Bacteriën in de wond
2.1 Toestand van de patiënt
Invullen (voorkennis)
Status
De schaafwonden van Stef Aureus zijn in eerste instantie netjes behandeld en verbonden. Nu lijkt er toch meer aan de hand te zijn. Vul de status van de patiënt in. Gebruik de Patiëntstatus en lever die digitaal in bij PAL of docent.
Een ontsteking wordt meestal veroorzaakt door bacteriën. Daar moet je dus een en ander over te weten komen.
In de volgende paragrafen leer je achtereenvolgens meer over de bouw en voortplanting van bacteriën en over mogelijke bestrijding ervan.
Schrijf de belangrijkste informatie in de Patiëntstatus.
2.2.1 Bouw van bacteriën
Voorbeelden
Bacteriën
Veel bacteriën zijn normaal op en in het lichaam aanwezig, zonder dat ze kwaad doen. Sommige bacteriën kunnen ziekten veroorzaken, zoals bijvoorbeeld salmonella bij de mens: ze veroorzaken dan een voedselvergiftiging. Je wordt ziek omdat de bacteriën gifstoffen produceren. De ziekte "de pest" is een voorbeeld uit vroegere tijden, waarbij een bacterie (Yersinia pestis) verantwoordelijk is. Deze bacterie wordt overgebracht door vlooien die eerst een besmette rat hebben gebeten. Als dezelfde vlo daarna een mens bijt wordt de bacterie via het bloed van de vlo overgedragen aan de mens. Op deze manier ontstond een hele epidemie, want ratten (en vlooien) waren er in overvloed in die tijd van slechte hygiëne.
Daarnaast kunnen bacteriën ook heel nuttig zijn; ze worden gebruikt bij het maken van voedsel bijvoorbeeld, maar helpen ook in je darmen het voedsel te verteren.
Als je de informatie niet meteen kunt vinden mag je ook op andere websites kijken.
1. Welke bacteriesoort leeft normaal op de huid en zou verantwoordelijk kunnen zijn voor de problemen van de schaafwond van onze patiënt?
2. Zoek twee bacteriesoorten op die ziektes kunnen veroorzaken.
a. Noteer de naam van de bacterie, beschrijf welke ziekte ze veroorzaken en de symptomen ervan.
b. Hoe raak je ermee besmet?
c. Hoe voorkom je besmetting?
3. Zoek vervolgens twee voor mensen nuttige bacteriesoorten op.
a. Noteer de naam.
b. Beschrijf wat voor nuttigs ze doen.
2.2.2 Groei van bacteriën
Rekenopdracht bacteriën
Bacteriën groeien door zich te vermenigvuldigen: 1 wordt 2, 2 wordt 4, 4 wordt 8, enzovoort. Dat gaat zo door tot de benodigde voedingsstoffen op zijn.
1. Reken uit hoeveel oppervlakte (in mm2) van je tafel bedekt zal zijn met één laag bacteriën na 8 uur. Ga uit van één bacterie ter grootte van 1 µm3, een laagdikte van 1 µm en verder optimale groeiomstandigheden.
2. Na hoeveel tijd zal je tafel geheel bedekt zijn met een stapel van duizend bacteriën (1mm dikke laag)? Ga uit van één bacterie ter grootte van 1 µm3, een tafel van 60x100 cm en verder optimale groeiomstandigheden.
Vat samen
Vat de belangrijkste informatie uit 2.2.1, 2.2.2, en 2.2.3 samen in de patiëntstatus.
2.3 Behandelplan
De behandeling
Bedenk op basis van de gevonden informatie over bacteriën wat een goede behandeling van de ontsteking zou zijn.
Vul de Patiëntstatus aan en lever die digitaal in bij PAL of docent.
H3 Virale infectie
3.1 Toestand van de patiënt
Een loopneus en vlekjes
Stef Aureus is eerder op de eerste hulp van het ziekenhuis binnengebracht. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft nu een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer. Zijn huid was op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden. Aan jou de taak om patiënt S. Aureus te onderzoeken en de nodige kennis te vergaren om hem te behandelen. Patiënt S. Aureus heeft een schaafwond die toch iets problematischer blijkt dan eerst werd gedacht. Hij heeft antibiotica tegen een ontsteking gekregen en deze slaan aan. Maar nu ontwikkelt hij verkoudheidsverschijnselen, waarbij hij met name last heeft van een loopneus en prikkende ogen. Ook ontwikkelt je patiënt vlekjes op de huid. Zou dit duiden op een allergische reactie op het antibioticum? De uitslag kan omschreven worden als vlakke, bruinrode vlekjes, die beginnen achter de oren en in het gezicht. De lymfeklieren zwellen op en je patiënt heeft weinig eetlust. De vlekjes jeuken niet, maar hij voelt zich erg ziek. Bovendien krijgt hij koorts.
Neem bovenstaande ziektebeeld op in de anamnese. Gebruik de Patiëntstatus en lever die digitaal in bij PAL of docent.
Virussen kun je niet zien, zelfs niet onder een gewone lichtmicroscoop. Maar hoe groot zijn ze dan? En waaruit zijn virussen opgebouwd, en welke vormen kunnen ze aannemen? Hoe maken virussen je eigenlijk ziek? En wat is het verschil met een bacterie?
Gebruik internet en BINAS/Biodata om vier voorbeelden van virussen te vinden. Neem onderstaande tabel over en vul deze in. Zoek de bijbehorende ziekte en symptomen op bij elk virus. Zoek ook uit hoe de virusinfectie behandeld wordt.
Virus
Ziekte
Symptomen
Behandeling
1
2
3
4
Filmpje virus versus bacterie
Bekijk onderstaande video:
Lees daarna de informatie op deze pagina en maak de opdrachten.
Vat samen
Vat de informatie over mogelijke virussen die de patiënt opgelopen heeft samen in de Patiëntstatus.
3.3 Behandelplan
De behandeling
Bedenk op basis van de gevonden informatie over virussen wat een goede behandeling van de infectie zou zijn.
Vul de Patiëntstatus aan en lever die digitaal in bij PAL of docent.
H4 Inentingen
4.1 Vraag van de patiënt
Een bezorgde patient
Stef Aureus heeft een virus opgelopen. Hij vraagt zich af hoe het kan dat hij dit virus heeft opgelopen. Hij vraagt zijn moeder welke inentingen hij in zijn jeugd heeft gekregen.
Hij blijkt alle vaccinaties van het RijksVaccinatieProgramma te hebben gekregen. Daarna vraagt hij jou, zijn behandelend arts, of hij voldoende beschermd is.
4.2 Informatie: afweersysteem
Status
Je verwerkt de informatie die je vindt in een patiëntstatus. Gebruik onderstaand bestand en lever het digitaal in bij PAL of docent. In dit geval is het de bedoeling dat je in de status opneemt tegen welke virusinfecties meneer S. Aureus beschermd is. Doe dat in de kolom 'informatie' (zet zijn vraag in de kolom 'anamnese'). Vermeld ook welke immuuncellen een rol spelen bij deze vorm van bescherming, en hoe.
Een overzicht van de vaccinaties die bij het RijksVaccinatieProgramma behoren, vind je in de brochure voor ouders op de website van het RIVM. Hierin staat onder andere een vaccinatieschema.
De volgende twee paragrafen helpen je bij het verzamelen van de informatie om de vraag van de patiënt te beantwoorden.
Omdat het nogal ingewikkelde stof is, gebruik je een speciale manier om je de kennis eigen te maken: het maken van een screencast.
4.2.1 Cellen betrokken bij het afweersysteem
Functie immuuncellen in beeld
Zoek als eerste uit welke typen bloedcellen er zijn, hoe en waar deze ontstaan. Gebruik daarvoor Binas (tabel 84I) of Biodata (8.4 hemopoiese). Maak ook gebruik van Bioplek.
Nu je weet welke typen bloedcellen er zijn, ga je een samenvatting maken van de functies van de immuuncellen. Bekijk daarvoor onderstaande filmpjes in de gegeven volgorde. Houd pen en papier bij de hand, en maak aantekeningen bij de filmpjes. Je hebt dan, na het kijken van de vier filmpjes, een samenvatting van de functies van de immuuncellen. Het is aan te raden de filmpjes een paar keer te bekijken, en af en toe op pauze te drukken om even rustig informatie op te schrijven.
Filmpjes:
1. Fagocyten, aspecifieke afweer die zorgt voor presentatie van indringers aan specifieke afweer.
De eerste cellen die actief worden door gepresenteerde stukken van indringers zijn T-helpercellen. Deze zorgen voor activatie van B-cellen die antistoffen gaan produceren.
Screencast maken
In je biologieboek, in Binas/Biodata en op internet is een heleboel informatie te vinden over aspecifieke en specifieke afweer. Bovendien zijn drie verschillende verdedigingslinies te onderscheiden. De eerste en tweede verdedigingslinie horen bij de aspecifieke afweer, ook wel de aangeboren immuniteit. Met de huid heb je al kennisgemaakt, deze hoort bij de anatomische barrieres die de eerste verdedigingslinie vormen. Ze zijn dus een onderdeel van de aspecifieke immuniteit. De derde verdediginslinie bestaat uit de specifieke afweer. Deze is weer onder te verdelen in een cellulaire en humorale respons.
Opdracht: Maak een screencast van de aspecifieke en de specifieke afweer.
Een screencast is een film, die laat zien wat jij op je computerscherm laat zien en laat horen wat jij erbij zegt. Dat kan een Powerpoint zijn, een internetsite of een film, of een combinatie daarvan. Je kunt hiervoor JING gebruiken, te vinden op internet.
In de screencast moeten tenminste te vinden zijn:
* eerste, tweede en derde verdedigingslinie;
* structuren en cellen die hierbij een rol spelen, en hun functie.
Overleg met je docent of PAL hoe je de screencast moet aanleveren.
Screencasts beoordelen
Je gaat nu twee andere screencasts van klasgenoten bekijken. Deze vergelijk je met je eigen screencast. Gebruik onderstaande tabel voor het vergelijken en samenvoegen van de informatie uit de screencasts. Laat daarna de door jou ingevulde tabel beoordelen door de PAL of docent. Als de tabel is goedgekeurd, voeg deze dan als bijlage toe aan de patientstatus.
Op het internet zijn spellen te vinden waarbij het immuunsysteem gesimuleerd wordt. Jij bestuurt het immuunsysteem en probeert de patient in leven te houden. Zou dat lukken, met alle kennis die je inmiddels hebt over het immuunsysteem?
Door deze opdracht te doen leer je wat immuniteit is en hoe je immuun wordt.
Om infecties te voorkomen heeft het lichaam een aantal verdedigsmechanismen tot zijn beschikking. Om het lichaam nog meer te beschermen kunnen op een kunstmatige manier deze verdedigingsmechanismen geholpen of gestimuleerd worden. Immunisatie betekent dat een afweerreactie tegen een infectieus (besmettelijk) organisme wordt opgewekt, zonder dat de besmettelijke ziekte wordt doorgemaakt.
Er bestaan twee vormen van immunisatie: actieve immunisatie en passieve immunisatie. Elk van deze vormen kan verkregen worden op een natuurlijke manier en op een kunstmatige manier.
I. Gebruik het internet om de verschillen tussen onderstaande vormen van immunisatie te achterhalen.
1. Actieve natuurlijke immunisatie
2. Actieve kunstmatige immunisatie
3. Passieve natuurlijke immunisatie
4. Passieve kunstmatige immunisatie
II. Verzamel je gegevens nu in de volgende tabel:
omschrijving
wat veroorzaakt de immuniteit?
wat is de periode van bescherming?
voorbeeld
actieve immunisatie
natuurljk
kunstmatig
passieve immunisatie
natuurljk
kunstmatig
4.3 Antwoord aan de patiënt
Beschermd?
De patiënt wilde weten of hij voldoende beschermd is tegen bacteriën en virussen als hij alle inentingen van het RijksVaccinatieProgramma heeft gekregen.
Leg hem uit -met de informatie die je hebt gevonden- of dat volgens jou het geval is.
Neem het antwoord op in de Patiëntstatus in de kolom 'behandelplan'.
H5 Resistentie
5.1 Toestand van de patiënt
Het is rood en het geeft niet op
Stef Aureus ligt al een tijdje in het ziekenhuis waar jij werkt als co-assistent. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft nu een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer. Zijn huid was op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden. Aan jou de taak om patiënt S. Aureus verder te onderzoeken en de nodige kennis te vergaren om hem te behandelen. Patiënt S. Aureus heeft eerder een ontsteking gehad en daarvoor een antibioticakuur gekregen. Nu ontwikkelt rond een wond, die net goed is dichtgegaan, een grote rode vlek. De wond lijkt weer ontstoken te zijn. Hoe kan het dat je patiënt deze ontsteking ontwikkelt, terwijl zijn antibioticakuur nog niet is afgelopen? Ondanks de antibiotica verschijnt zelfs een rode band op de huid vanaf de wond op zijn arm richting de oksel.
Je patiënt blijkt besmet te zijn met een bacterie die bestand is tegen antibiotica. Gevreesd wordt voor een infectie van de MRSA bacterie.
Noteer je bevindingen in een patiëntstatus door op te schrijven wat er op dit moment met de patiënt aan de hand is (ziektebeeld en diagnose). Gebruik dit bestand en lever het digitaal in bij PAL of docent.
Je weet nu wat het betekent als een bacterie resistent is. Maar hoe wordt een bacterie resistent?
Door mutaties van het DNA kunnen veranderingen optreden in de celwand van de bacterie, waardoor een bepaald antibioticum niet meer werkzaam kan zijn. Omdat deze mutanten resistent zijn tegen antibioticum, kunnen juist deze mutanten zich vermenigvuldigen. Bekijk het volgende filmpje om te zien hoe dit selectieproces verloopt. Wat heeft dit selectieproces eigenlijk met evolutie te maken?
Beantwoord nu de volgende vragen:
a. Wat staat de afkorting MRSA voor?
b. Wat zijn de klachten/symptomen van een infectie met deze bacterie?
c. Wat is een resistente bacterie en hoe ontstaat resistentie?
d. Is een MRSA besmetting wel te behandelen? Of overlijden mensen dan per definitie?
e. De MRSA bacterie wordt ook wel ziekenhuisbacterie genoemd. Waarom komen MRSA infecties vooral in ziekenhuizen voor?
f. Hoe voorkom je een besmetting met de MRSA bacterie?
Check de antwoorden bij je docent of PAL.
Vat samen
Vat de belangrijkste informatie over resistente bacteriën samen in de kolom 'informatie' van de patiëntstatus.
5.3 Behandelplan
Opgeven?
De MRSA bacterie is resistent tegen veel antibiotica, maar niet tegen alle.
Vermeld in het behandelplan in je patiëntstatus met welke antibiotica de infectie misschien nog bestreden kan worden.
D-toets
D-toets: D-toets Afweer
0%
Maak nu de D-toets. Bekijk het filmpje (let op, duurt ongeveer 12 minuten) en maak de onderstaande vragen en opdrachten.
Stef Aureus ligt al een tijdje in het ziekenhuis waar jij werkt als co-assistent. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft nu een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer. Zijn huid was op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden. Patiënt S. Aureus herstelt inmiddels goed van een MRSA besmetting. Hij bereidt zich erop voor terug te gaan naar huis. Meneer is bloeddonor en wil weten wanneer hij weer bloed mag geven bij de Bloedbank. Aangezien jij de behandelend co-assistent bent, stelt hij deze vraag aan jou. Voor het beantwoorden van deze vraag ga je informatie opzoeken; noteer je bevindingen in de patiëntstatus van Stef Aureus. Gebruik onderstaand bestand en lever het digitaal in bij PAL of docent.
Ieder lichaam is uniek, en dat geldt ook voor de cellen die erbij horen. Het afweersysteem ziet je eigen cellen niet als bedreigend en zal ze niet aanvallen. Maar hoe weet een afweercel welke cellen lichaamseigen zijn? Dat heeft te maken met moleculen die aan de buitenkant van de meeste lichaamscellen zitten en van persoon tot persoon verschillen. Deze moleculen worden antigenen genoemd. Ze vormen de aangrijpingspunten voor antistoffen.
Een speciale plaats daarbij is ingeruimd voor de antigenen op rode bloedcellen. Daarover gaat paragraaf 6.2.1.
Over de antigenen op andere lichaamscellen gaat paragraaf 6.2.2.
6.2.1 Bloedgroepen
Hemopoiese
Hemopoiese is de officiële naam voor de vorming van bloedcellen.
Je weet welke typen bloedcellen er bestaan. Zoek op hoe en waar deze ontstaan. Gebruik daarvoor Binas (tabel 84I) of Biodata (8.4 hemopoiese). Maak ook gebruik van Bioplek.
Maak voor jezelf een overzicht van het ontstaan van de bloedcellen. Neem deze op in de patiëntstatus.
Afweerreacties van bloedcellen
Bloedgroepen
Momenteel zijn er meer dan 250 bloedgroepen bekend, die meestal behoren tot de 29 bloedgroepsystemen die bekend zijn.
Het AB0-systeem is van belang omdat mensen al van nature antistoffen in hun bloed hebben tegen de antigenen die ze zelf niet bezitten.
Het rhesus-systeem is belangrijk doordat het tot schade kan leiden bij ongeboren kinderen.
De overige bloedgroepsystemen zijn minder sterk in het uitlokken van een afweerreactie. Ze kunnen wel belangrijk zijn in het kader van bloedtransfusies, dus zal de bloedbank donorbloed ook op de aanwezigheid van deze bloedgroepsystemen onderzoeken. Voorbeelden van andere bloedgroepen zijn het MNS-systeem, Duffy-systeem en Kell-systeem.
In de volgende paragrafen staat informatie over verschillende afweerreacties van bloedcellen, achtereenvolgens die van het AB0 (aa-bee-nul) systeem, en het Rhesus systeem.
Schrijf de belangrijkste informatie weer in de patiëntstatus.
6.2.1.1 AB0 systeem
A, B en nul
Als je hoort over bloedgroepen wordt meestal het A-B-nul systeem bedoeld, vaak in combinatie met de rhesusfactor (plus of min, zie par. 6.2.2), bijvoorbeeld bloedgroep A+.
De onderstaande informatie gaat over het AB0 systeem.
Bloedgroepen
Alle cellen hebben aan de buitenkant moleculen zitten, die typisch zijn voor elk individueel organisme. Deze moleculen kunnen ook verschillen van persoon tot persoon en noemen we antigenen.
Het afweersysteem is in staat om dit soort moleculen te herkennen als ze niet van nature in jouw lichaam voorkomen. Zo kan het afweersysteem lichaamsvreemde cellen opruimen. Dit is natuurlijk heel handig als het omziekteverwekkers gaat, maar niet bij een bloedtransfusie of orgaantransplantatie.
Rode bloedcellen, hebben ook antigenen op hun celoppervlak. Die zijn in te delen in verschillende bloedgroepen.
AB0-systeem
De Oostenrijkse bioloog Landsteiner verwonderde zich aan het begin van de 20e eeuw over het grote aantal bloedtransfusies dat slecht afliepen hij besloot een experiment te doen. Van 22 collega’s onderzocht hij de reacties tussen hun rode bloedcellen en sera (het bloed zonder bloedcellen). Het bleek dat de sera van sommige collega’s ervoor zorgden dat de rode bloedcellen van andere collega’s samenklonterden. Dit was fataal voor de rode bloedcellen. Landsteiner kon door zijn proeven drie bloedtypes onderscheiden: A, B en 0 (nul).
Het AB0-systeem maakt onderscheid tussen de antigenen A en B. Mensen hebben antistoffen in hun bloed tegen de bloedgroep-antigenen die ze zelf niet hebben. Als de antistof in aanraking komt met het antigen dan zal het bloed samenklonteren. Het schema hieronder laat duidelijk zien welke antistoffen en antigenen er bij de verschillende bloedgroepen horen.
Wat is jouw bloedgroep? Aan welke groepen kan jij bloed geven en van wie kan je bloed ontvangen?
Hieronder staan vier patiënten die een transfusie nodig hebben.
• Kees, 51 jaar, bloedgroep AB, is gevallen en heeft een flinke wond opgelopen. Hij is hemofiliepatiënt.
• Marieke, 16 jaar, bloedgroep A, voelt zich al een hele tijd moe en slap. In het ziekenhuis is vastgesteld dat haar bloed een hele lage hematocrietwaarde heeft, dat wil zeggen te weinig rode bloedcellen.
• Anja, 36 jaar, bloedgroep 0, is in het ziekenhuis binnengebracht na een verkeersongeluk. Zij heeft veel bloed verloren.
• Anthony, 12 jaar, bloedgroep B, heeft sikkelcelziekte. Hij is in het ziekenhuis opgenomen met doordat hij veel pijn in zijn borstkas heeft, koortsig is en moeilijk ademt.
Naast het AB0-systeem is er nog een belangrijk bloedgroepensysteem: het rhesus systeem. Ook het rhesus systeem is gebaseerd op de aanwezigheid van antigenen op rode bloedcellen. In dit geval het zogenaamde D-antigen.
In Nederland heeft ongeveer 84% van de mensen het rhesus-antigen. Deze mensen zijn dus rhesus-positief. In tegenstelling tot het AB0-systeem hebben mensen die geen D-antigen hebben (rhesus-negatief zijn), geen antistoffen hebben tegen het D-antigen. Pas als ze een keer in contact komen met rhesus-positief bloed vormen ze er antistoffen tegen.
Vragen over de rhesusfactor
Je weet nu dat bij een bloedtransfusie rekening wordt gehouden met de AB0-bloedgroepen. Daarnaast moet je ook altijd kijken naar de rhesus(D)-factor, die moet je ook van de patiënt weten voordat een bloedtransfusie kan plaatsvinden. Deze factor kan bovendien bij een zwangerschap een grote rol spelen.
Maak de onderstaande opdrachten.
Om de opdrachten te kunnen maken, gebruik je onder andere informatie op Bioplek, en kun je een filmpje bekijken over rhesus en de rhesusprik.
1. Wat is rhesus(D)?
2. Waarvoor staat de (D) achter rhesus?
3. Waarom treden problemen tussen een rhesus-negatieve moeder die in verwachting is van een rhesuspositief kind meestal pas tijdens een tweede zwangerschap op?
4. Schrijf minstens zes begrippen uit het filmpje Rhesus: een belangrijke factor’ op die met rhesus(D) te maken hebben.
5. Leg uit wat de rhesusfactor met afweer te maken heeft. Gebruik daarbij de begrippen die je bij de vorige vraag hebt opgeschreven.
6. Wat is de functie van de rhesusprik?
7. Hoe verkrijgt men antistoffen voor de rhesusprik?
Actief of passief
6.2.2 HLA systeem
Activiteit HLA
Lichaamseigen antigenen
Ieder lichaam is uniek, en dat geldt ook voor de cellen die erbij horen. Het afweersysteem ziet je eigen cellen niet als bedreigend en zal ze niet aanvallen. Maar hoe weet een afweercel welke cellen lichaamseigen zijn? Dat heeft te maken met moleculen die aan de buitenkant van de meeste lichaamscellen zitten en van persoon tot persoon verschillen. Deze moleculen worden het MHC (Major Histocompatibility Complex) genoemd. Bij de mens wordt het MHC ook wel HLA genoemd (Humaan Leukocyten Antigeen). In iemands lichaam zitten dezelfde MHC-moleculen op elke lichaamscel met een celkern en op antigeenpresenterende cellen.
Maak de opdrachten in de module HLA en Afstoting van De Praktijk, i.s.m. Sanquin. Gebruik bij het maken van de opdrachten het naslagwerk Bloed en Afweer gemaakt door deze organisaties.
Na het lezen van de informatie en het maken van de opdrachten kun je de volgende vraag beantwoorden:
Na overleg met de Bloedbank neem je in de patiëntstatus op dat meneer Aureus weer bloed mag geven bij de Bloedbank als hij aan de normale voorwaarden daarvoor voldoet. Schrijf op in je patiëntendossier welke voorwaarden dat zijn.
H7 Allergie
7.1 Vraag aan de patiënt
Nog een laatste vraag
Stef Aureus ligt al een tijdje in het ziekenhuis waar jij werkt als co-assistent. Stef heeft een Italiaanse moeder en een Nederlandse vader. Hij heeft sinds kort een baantje in de pizzeria van zijn ouders. Stef bezorgt de pizza's, maar heeft een ongeluk gehad. Hij heeft een flinke schuiver gemaakt met de brommer en dientengevolge een tijde in het zieknhuis gelegen. Zijn huid was op meerdere plaatsen, waaronder zijn arm, ernstig beschadigd met schaafwonden. Na behandeling van een aantal infecties is alles nu weer goed. Als behandelend co-assistent voer je het laatste, afsluitende gesprek met patiënt Stef Aureus. Je mag hem meedelen dat het inmiddels zo goed met hem gaat dat hij naar huis mag om verder te herstellen. Voordat de heer Aureus zijn tas gaat inpakken stelt hij nog een vraag: "Hoe ontstaan allergieën eigenlijk? Dat is toch ook een soort afweerreactie?"
Je legt de heer Aureus uit welk mechanisme er aan een allergie ten grondslag ligt nadat je de info uit de volgende paragraaf hebt bestudeerd.
7.2 Informatie: allergische reacties
Immuunrespons
Een allergie is een onbedoelde immuunrespons op een (normaal gesproken) ongevaarlijke stof die allergeen wordt genoemd. Bij de eerste blootstelling aan het allergeen raakt het immuunsysteem er gevoelig voor. Bij elke volgende blootstelling vindt een allergische reactie plaats. Mestcellen, die in de huid, neusbekleding en andere weefsels zitten, worden vernietigd en geven daarbij een stof af die histamine wordt genoemd. Dat veroorzaakt een ontsteking waardoor weefsels geïrriteerd raken en allergische symptomen ontstaan.
Bij blootstelling aan een allergeen kunnen antilichamen geproduceerd worden tegen dat allergeen. Bij herhaalde blootstelling hechten deze antilichamen zich aan het oppervlak van mestcellen, die histamine bevatten.
Antilichaam
Celkern
Histamine
Allergeen
Het allergeen hecht zich aan en verbindt twee of meer antilichamen, waardoor de cel barst en histamine vrijkomt. Histamine veroorzaakt de symptomen van allergie.
Ga naar deze website en voer de volgende stappen uit. De website is in het Engels, dus als je woorden niet weet moet je even een woordenboek gebruiken.
1. Bekijk het filmpje.
2. Klik op "Piper" om meer te weten te komen over de anatomie van de neusholte.
3. Klik op "doctor" en kijk welk allergeen op de antilichamen past. Je ziet dat door de koppeling van het allergeen aan twee antilichamen de histamine vrijkomt uit de mestcel.
4. Klik op "nurse" en zoek uit voor welk allergeen Piper allergisch is
5. Klik op "solutions" en zoek uit wie de juiste uitleg geeft over wat er met Piper gebeurde.
7.3 Antwoord aan de patiënt
Aanvullen patientstatus
Beantwoord de vraag van je patiënt in zijn patiëntstatus. Geef daarin een zo kort mogelijke, maar volledige uitleg over het ontstaan van een allergische reactie. Gebruik onderstaand bestand en lever het digitaal in bij PAL of docent.
Deze opdracht is bedoeld om te reflecteren op de door jou vergaarde kennis en gemaakte patientstatus. Dat ga je doen door eerst eens te bekijken hoe anderen het hebben gedaan.
Je hoort van de docent of PAL welke twee patiëntstatussen van andere leerlingen (of groepjes) je moet beoordelen.
Bij die beoordeling kijk je naar :
* of de beschrijving van de ziektebeelden (anamnese) compleet en juist is;
* of de achtergrondinformatie voldoende en juist is;
* of het behandelplan een goede oplossing voor gestelde diagnose is.
Nadat je deze twee patiëntstatussen hebt bekeken en beoordeeld, vraag je je eigen patiëntstatus terug.
Vergelijk de inhoud van jouw patiëntstatus met de andere twee die je net hebt gezien.
* Mist er in jouw patiëntstatus belangrijke informatie? Zo ja, wat zou je toevoegen?
* Heb je jouw patiënt de juiste behandeling gegeven?
* Heb je in jouw patiëntstatus gebruik gemaakt van vaktermen die bij het onderwerp afweer horen?
Over deze module
Documenten
Docentenhandleidingen en toetsen zijn voor docenten verkrijgbaar via de bètasteunpunten: zie colofon.
Colofon
Auteurs
Aan deze module hebben voor het project e-klassen de volgende mensen gewerkt:
Auteurs:
• Josje Compaan, GSG Guido de Bres Amersfoort
• Jan Willem Kalhorn, Van der Capellen SG Zwolle
• Marloes Voortman, Twents Carmelcollege Oldenzaal
HO expertise:
• Herman Schalk, Vrije Universiteit Amsterdam
Animaties:
• Horst Wolter
• Rob Ouwerkerk, Stedelijk Gymnasium, Haarlem
Begeleiding, redactie & revisie: De Praktijk, natuurwetenschappelijk onderwijs
Bronnen
Afbeeldingen bij homepage en eerste pagina van ieder hoofdstuk: Horst Wolter
De docentenhandleiding is in Sakai in de docentenkamer gepubliceerd. Hierin staat informatie over de beoogde leerdoelen, opzet van de module, enz.
Licentie
Deze module is onder de volgende Creative Commons licentie gepubliceerd.
Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk delen 3.0 Nederland Licentie
Aanvullende informatie vindt u op http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/
Het arrangement E-klas Afweer is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Bètapartners
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2015-02-23 09:15:00
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Dit materiaal is achtereenvolgens ontwikkeld en getest in een SURF-project (2008-2011: e-klassen als voertuig voor aansluiting VO-HO) en een IIO-project (2011-2015: e-klassen&PAL-student). In het SURF project zijn in samenwerking met vakdocenten van VO-scholen, universiteiten en hogescholen e-modules ontwikkeld voor Informatica, Wiskunde D en NLT. In het IIO-project (Innovatie Impuls Onderwijs) zijn in zo’n samenwerking modules ontwikkeld voor de vakken Biologie, Natuurkunde en Scheikunde (bovenbouw havo/vwo). Meer dan 40 scholen waren bij deze ontwikkeling betrokken.
Organisatie en begeleiding van uitvoering en ontwikkeling is gecoördineerd vanuit Bètapartners/Its Academy, een samenwerkingsverband tussen scholen en vervolgopleidingen. Zie ook www.itsacademy.nl
De auteurs hebben bij de ontwikkeling van de module gebruik gemaakt van materiaal van derden en daarvoor toestemming verkregen. Bij het achterhalen en voldoen van de rechten op teksten, illustraties, en andere gegevens is de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks personen of instanties zijn die rechten menen te kunnen doen gelden op tekstgedeeltes, illustraties, enz. van een module, dan worden zij verzocht zich in verbinding te stellen met de programmamanager van de Its Academy (zie website).
Gebruiksvoorwaarden: creative commons cc-by sa 3.0
Handleidingen, toetsen en achtergrondmateriaal zijn voor docenten verkrijgbaar via de bètasteunpunten.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
(Biologie VWO 5) Deze e-klas is opgebouwd rond de behandeling van een verkeersslachtoffer die in het ziekenhuis een aantal aandoeningen doormaakt. Jij bent de co-assistent die de patiënt behandelt. Je leert tijdens deze behandeling over ontstekingen, virusinfecties, allergieën en bloedgroepen.
Aan het eind van elk hoofdstuk schrijf je een kort overdrachtsverslag over de toestand van de patiënt aan de supervising specialist
(Biologie VWO 5) Deze e-klas is opgebouwd rond de behandeling van een verkeersslachtoffer die in het ziekenhuis een aantal aandoeningen doormaakt. Jij bent de co-assistent die de patiënt behandelt. Je leert tijdens deze behandeling over ontstekingen, virusinfecties, allergieën en bloedgroepen.
Aan het eind van elk hoofdstuk schrijf je een kort overdrachtsverslag over de toestand van de patiënt aan de supervising specialist