Zes stappen in het leerproces
Nieuwsgierig? Geïnteresseerd in (moderne) didactiek en media?
De I-coaches van Noorderpoort hebben per lesactiviteit de meest bruikbare tools verzameld.
Direct naar de digitale tools: klik op onderstaande afbeeldingen.
Hoe beter nieuwe kennis aansluit bij voorkennis, hoe beter die kennis in het geheugen wordt opgeslagen.
Verschillende manieren om informatie te zoeken en te selecteren op het internet.
Is leren een individueel proces of leert de student juist in interactie met anderen?
Welke presentatievormen staan er ter beschikking?
Via valideren komt de student erachter welke kennis inmiddels beheerst wordt en welke nog niet.
Reflectie zorgt voor een betere integratie van kennis, vaardigheden en houding.
Meer informatie over de stappen in het leerproces
1. Voorkennis activeren
bron: socialmediainhetmbo
Direct naar tools Voorkennis activeren
Het is belangrijk dat de voorkennis van de student wordt geactiveerd
- Wat weet de student al
- Wat vindt de student ervan
- Wat kan de student ermee
- Wat weet de student nog niet
Waarom voorkennis activeren?
Mensen vergeten binnen 30 dagen 90% van wat hen tijdens een les is verteld. En het meeste verdwijnt al binnen enige uren. Herhaling maakt dat dingen beter worden onthouden, datzelfde effect heeft overigens leren met tussenpozen.
De nieuwe kennis moet vanuit het korte termijn-geheugen (het werkgeheugen) min of meer schematisch worden opgeslagen in het lange-termijn geheugen. Daar worden niet alle feiten los van elkaar opgeslagen, maar in betekenisvolle samenhangen.
Een goede les of lessenserie sluit aan bij de kennis die al aanwezig is bij de student. Informatie wordt namelijk beter en sneller opgeslagen in de hersenen als het wordt gekoppeld aan informatie die al aanwezig is.
Daarom: inventariseer voor een succesvolle les welke voorkennis aanwezig is en activeer die voorkennis!
Stimuleren
Studenten die aangemoedigd worden na te denken over wat ze al weten over het onderwerp kunnen nieuwe informatie beter opnemen, begrijpen en onthouden. Onze hersenen werken nu eenmaal zo.
Er zijn verschillende strategieën om voorkennis te activeren: probleemanalyse, perspectiefneming, brainstormen en concept mapping. Je kunt voorkennis activeren door verbale instructies, plaatjes of animaties. Welke vorm hangt af van de doelgroep.
Uit onderzoek blijkt dat studenten die al iets van het onderwerp weten hun voorkennis beter activeren met statische plaatjes, terwijl studenten die niks weten beter geactiveerd worden door bewegende beelden. Leerlingen met voorkennis zijn namelijk in staat statische plaatjes te activeren door hun voorkennis. Ze combineren in hun brein die statische plaatjes zelf tot een film.
De essentie van voorkennis activeren is dat studenten zelf nadenken over: wat weet ik ervan, wat vind ik ervan, wat kan ik er mee en wat weet ik nog niet? Zo realiseert de student zich wat er nog te leren valt en leert hij keuzes te maken op basis van aanwezige kennis, leerervaringen en ontbrekende kennis.
Als docent stimuleer je deze onderzoekende houding door een passende leervraag te stellen in een uitdagende opdracht. Hoe doe je dat? Door bijvoorbeeld een filmpje, mindmap, woordwolk of quiz te gebruiken.
2. Informatie zoeken en selecteren
Direct naar tools Informatie zoeken en selecteren
Informatie zoeken op het internet. Het lijkt zo eenvoudig: gewoon even googelen. Maar om effectief te leren tijdens een leerproces is het nodig dat
- de juiste informatie wordt geselecteerd
- die informatie betrouwbaar is
Is Google de enige bron van informatie? En is de informatie die Google biedt eigenlijk wel juist?
Aansluiten bij voorkennis student
Nieuwe informatie vergaren is alleen zinvol als het aansluit bij reeds bestaande voorkennis. Vergelijk het met het lezen van een leerboek over een onderwerp waar je nog helemaal niets van weet. Dan neem je niet een diepgaande dissertatie over het onderwerp, maar een inleidend handboek.
Zo is het ook met informatie selecteren op het internet. De verzamelde kennis moet passen binnen de fase van het leerproces waar de student op dat moment is. Als docent moet je er dus voor zorgen dat de zoekopdracht zo gestructureerd is dat hij past bij de fase waarin de student zich bevindt.
Voor studenten die voor het eerst kennis maken met een onderwerp kan dit betekenen dat de informatie-zoekopdracht sterk gestructureerd is, bijna in een vraag - antwoord model. En voor studenten die al veel van een onderwerp weten is het veel nuttiger om het verzamelen van informatie te laten uitmonden in een betoog, essay of voorstel voor een oplossing van een probleem.
De student zélf zoekt
Buiten kijf staat dat het verzamelen van informatie over een onderwerp door de student zélf leerzamer is dan het overdragen van diezelfde informatie door een docent. De docent kan zich beter richten op het aanbrengen van verbanden tussen de feiten en op de toepassing van die informatie.
Kennisconstructie levert meer verbindingen op in het langetermijnbrein van de student, omdat er simpelweg meer moeite voor moet worden gedaan. De hersenen worden geactiveerd en geprikkeld om nieuwe verbindingen aan te leggen.
Inzet Social Media
Het slim toepassen van sociale media kan de studenten ongelooflijk veel informatie opleveren, zonder dat hij of zij er veel moeite voor hoeft te doen. Door het volgen van de juiste Twitteraccounts komt de informatie gewoon naar je toe! Ook LinkedIn is een geweldige bron van informatie.
3. Leren
Wat is leren? Is leren een individueel proces of doe je het juist in interactie met anderen? Over leren lopen de meningen behoorlijk uiteen. Historisch gezien is er wel een ontwikkeling zichtbaar van
- leren op school via een docent, naar:
- leren doe je niet alleen op school, je leert overal en van iedereen.
Ook het aantal studies over de effectiviteit van manieren van leren (en doceren) neemt toe.
Oefenen met toepassen is een heel belangrijk onderdeel van het leerproces. Via oefening bouwt de beginner aan het netwerk in de hersens waar een professional al over beschikt. We noemen zo’n netwerk een mentaal of cognitief schema.
Bij oefenen van toepassen is het voor de vorming van een mentaal schema heel effectief om te werken met uitgewerkte voorbeelden. Of iemand die het voordoet of “voordenkt” (bijvoorbeeld een som oplossen en vertellen wat je doet).
Een nieuw mentaal schema leren kan in de volgende stappen:
- De oplossing van een probleem bestuderen of uitgelegd of gedemonstreerd krijgen
- De oplossing of werkwijze nadoen met een andere taak
- Een gedeeltelijk opgelost probleem aanvullen
- Het probleem volledig zelfstandig oplossen.
Over het algemeen zijn we in het onderwijs gewend om met de laatste stap te beginnen. Dus een probleem geven om op te lossen. Maar dat zorgt bij een beginner nu juist voor een (te) hoge cognitieve belasting. Vanaf het begin laten zien hoe het geheel aangepakt moet worden (de oplossing) en wat het op gaat leveren is voor een student ook heel motiverend!
De vorming van schema’s kunt u nog versterken door bij uitvoering van taken nogmaals uitleg te geven of de student te vragen zich te verantwoorden voor de toegepaste aanpak en daar feedback op te geven.
- Leren via een expert
- Samenwerkend leren
- Individuele zelfstudie
4. Presenteren
Er komt een moment dat de studenten het resultaat van hun leerproces moeten tonen aan anderen. Uiteraard aan de docent, maar het is ook erg nuttig om het aan medestudenten te presenteren.
In de digitale wereld bestaan er veel verschillende presentatievormen. Wat vroeger gepresenteerd werd op papier, denk aan werkstukken, collages, tekeningen en maquettes wordt nu digitaal gepresenteerd. Voordeel is dat hierdoor de informatie met veel meer mensen gedeeld kan worden. Cruciaal verschil met vroeger is ook dat er online door veel meer mensen commentaar kan worden geleverd. Dat is ook precies de kern van sociale media: delen en uitwisselen.
Welke digitale presentatievormen zijn er?
Een werkstuk bijvoorbeeld presenteer je via een blog of een website. Posters kun je online maken. Verder kun je denken aan Powerpointpresentaties, filmpjes, Prezi's. Er zijn ontzettend veel mogelijkheden waarmee je kunt variëren. Die viaratie is weer goed is om de nieuwsgierigheid scherp te houden en verveling tegen te gaan.
Belangrijke vraag is welke presentatievorm het doel het beste dient. Dit is een van de aspecten van Mediawijsheid. Een groot voordeel van de digitale presentatievormen is verder dat (bewegend) beeld en geluid samengaan, waardoor een leerproduct meer dimensies krijgt dan in de analoge wereld mogelijk was. En uit onderzoek weten we dat het stimuleren van meer zintuigen tegelijkertijd het leerproces verbetert.
Stimuleer meer zintuigen tegelijk.
Sensorische processen in de hersenen hebben de neiging samen te werken. Multimediaal (multi-sensorisch) aanbieden van de leerstof vergroot de kans op herinnering.
Je kunt 5 regels hanteren:
- het leerproces verloopt beter via de combinatie plaatje + tekst dan door tekst alleen
- presenteer afbeelding en tekst tegelijk, niet na elkaar
- zet bij elkaar passende afbeeldingen en woorden (in een tekst, boek of op een scherm) dicht bij elkaar, dus niet ver van elkaar af.
- laat alleen essentiële informatie zien. Een afbeelding kan ook téveel informatie geven, dus stel hoge eisen aan je afbeelding. En combineer geen drie elementen, maar maximaal 2. Dus niet ook nog muziek toevoegen aan een film waarin teksten door het beeld lopen.
- de combinatie animatie/gesproken woord werkt beter dan de combinatie animatie /tekst op het scherm. Bewegend beeld met gesproken woord werkt het allerbest, ofwel: film.
Tijdens een presentatie herhaal je niet alleen voortdurend de inhoud, maar varieer je ook jouw presentatievormen. Breng je bijvoorbeeld in de eerste ronde informatie over met gesproken tekst, herhaal dit dan eens met een beeld. Of laat de studenten iets doen (kinestetisch).
Zicht troeft alle andere zintuigen af.
We zien met onze hersenen. Zicht domineert de waarnemingen die we doen. Met dit laatste in ons achterhoofd hebben eindeloze Powerpointpresentaties met lappen tekst eigenlijk niet zoveel zin.
5. Valideren
Direct naar tools Valideren
Valideren betekent bekrachtigen, goedkeuren, legaliseren, waarderen. De essentie is dat in deze fase de waarde van het leren wordt bepaald. De student komt erachter wat al beheerst wordt en wat nog geleerd moet worden. Je zou ook kunnen zeggen: "kijken waar je staat in de ontwikkeling richting het einddoel".
Valideren stelt een docent in staat om feedback te geven op het leerproduct: hoe kan het leerproduct nóg beter worden gemaakt (in plaats van met een rode pen aan te strepen wat niet goed is).
Ook mede-studenten kunnen een leerproduct valideren, de zogenaamde peer-review. Studenten leren op deze manier samen te evalueren en hun kwaliteitsbewustzijn te ontwikkelen. Ofwel, kritisch nadenken over eigen en andermans werk.
Online instrumenten om een leerproduct te beoordelen/waarderen zijn ruim voorhanden. Denk aan reacties via sociale media, online fora of reageren op een blog of een wiki. In een digitale omgeving als Micosoft OneDrive of Google Drive kun je niet alleen feedback geven of je waardering laten blijken maar ook samen schrijven aan hetzelfde document om zo tot een sterker geheel te komen.
Ontwerpen van de vorm en het tijdstip van toetsen, is een belangrijk onderdeel van het ontwerp van een leertraject. Vaak wordt toetsing letterlijk en figuurlijk gezien als een sluitstuk en niet echt als een onderdeel van het onderwijs. En dat is jammer want juist de toetsing geeft inzicht in en informatie over de kwaliteit van ons onderwijs: leren de lerenden wat ze moeten leren, worden de leerdoelen behaald en zo niet hoe kunnen we zorgen dat dat wel gebeurt?
Goede feedback is specifiek en geeft informatie over de uitvoering van de taak, het inzicht of de vaardigheid die de student al heeft ten opzichte van een bepaald punt.
Dit punt kan in de toekomst liggen of in het verleden.
Als het punt in het verleden ligt spreken we over progressiefeedback. Progressiefeedback laat de vooruitgang zien.
Als het punt in de toekomst ligt spreken we over discrepantiefeedback.
6. Reflecteren
Leren zonder reflecteren is zinloos. Leren doe je met een doel. In het middelbaar beroepsonderwijs is dat doel: een beroep leren. Het is van groot belang dat een student terugblikt op zowel het leerproces als op het leerdoel.
Is het doel bereikt?
Heb ik op de meest efficiënte en effectieve wijze geleerd?
Waarom heb ik geleerd wat ik geleerd heb, hoe past het in het beroepsplaatje?
Zo komen studenten erachter dat voor sommige beroepen feitenkennis van belang is om toe te kunnen passen in de context van een beroepshandeling. En ook dat het bezit van die kennis als zodanig niet automatisch betekent dat je geschikt bent voor dat beroep.
Reflectie leidt dus tot een betere integratie van kennis, vaardigheden en houding.
In de reflectiefase leert een student zichzelf een beetje beter kennen. Waar moet ik nog aan werken? Reflectie is daarmee zowel eindpunt van een leerproces als startpunt voor een nieuw leerproces.
Voor de docent is de reflectiefase van de student ook van belang. Door de studenten te bevragen, bijvoorbeeld met een online-instrument krijgt de docent de mogelijkheid om te achterhalen wat er verbeterd kan worden aan de opdrachten.
Het reflectieproces kan heel goed blended worden vorm gegeven, waarbij je de keuze moet maken welk deel van het reflectieproces online gebeurt en welk deel in contact. Bijvoorbeeld de student online een leerervaring laten beschrijven en daarover een aantal vragen beantwoorden. In contact kan hier in groepjes over doorgegaan worden. Een hulpmiddel kan de hand methode zijn (https://hetnlpcollege.nl/reflectie-oefening-hand/)
Theoretische verantwoording
De samenleving verandert. Eén van de krachtigste motoren van die veranderingen is de ontwikkeling van nieuwe technologie. Technologie die door iedereen kan worden gebruikt, denk bijvoorbeeld aan de smartphone of de tablet: eenvoudig, gebruiksvriendelijk, met talloze toepassingen.
Het onderwijs verandert mee.
Op school komen alle maatschappelijke veranderingen samen, worden ze zichtbaar. Internet maakt niet alleen andere manieren van (samen)werken mogelijk maar levert ook tal van nieuwe beroepen en verdienmodellen op. Studenten beschikken standaard over een telefoon waarmee ze voortdurend online zijn, waarmee ze continue met anderencommuniceren.
Technologie heeft ook de komst van tijd en plaats onafhankelijk onderwijs/leren mogelijk gemaakt. Met moderne middelen kan de docent activerend en interactief les geven.
In alle beroepen zie je grote veranderingen in de manier van werken. In het onderwijs is het niet anders. ICT biedt een rijke waaier aan mogelijkheden om lesgeven en leren op een moderne manier in te vullen.
Rol docent
Had de docent vroeger alleen een schoolbord tot zijn beschikking, hingen er wandplaten aan de muur en schreven de leerlingen in de schoolbanken op papier, de docent van nu geeft les op een digitaal schoolbord, en is onderwijs plaats en tijd onafhankelijk.
Het zijn in feite nieuwe middelen, met als enig doel het geven van zo rijk mogelijk onderwijs. De wandplaten van toen zijn de bewegende beelden geworden en lesgeven beperkt zich niet meer tot de fysieke ruimte van het klaslokaal, de les hoeft niet altijd meer in een klaslokaal plaats te vinden. Het lesmateriaal is niet alleen in een lokaal beschikbaar, maar altijd en overal toegankelijk voor de student.
Eén ding verandert er niet: de centrale rol van de docent zowel in het onderwijsproces als in het coachen, motiveren en stimuleren van de student om te leren.
De rol van de docent verandert weliswaar niet, maar de manier van werken wél! De docent kan de veranderingen in de samenleving niet negeren en les blijven geven op de manier die we gewend zijn met de oude technologische middelen. Er zijn nieuwe middelen gekomen.
Deze wiki Didactiek en nieuwe media stelt een docent in staat werkvormen toe te passen die hedendaags zijn en die passen binnen het verwachtingspatroon van de student. Die bovendien bijdragen aan wat de rol van de docent vraagt: de student laten leren.
De fases in het leerproces
Alle leren begint met nieuwsgierigheid. Als docent heb je een grote invloed op de student om die nieuwsgierigheid aan te wakkeren.
De eerste stap in het leerproces van de student is het Activeren van de voorkennis. Aansluiten bij voorkennis maakt de 'plakfactor' van nieuwe kennis in de hersenen groter.
Daarna komt de fase van het Verzamelen van informatie. In deze fase vindt kennisoverdracht plaats of kennisconstructie (die weer meer of minder voorgestructureerd kan zijn). De docent bepaalt welke vorm het beste past bij het leerproces en leerresultaat van de student. In het algemeen kun je zeggen dat hoe meer de student moet doen om informatie te verzamelen, hoe beter het uiteindelijk beklijft.
Dan volgt het feitelijke Leren. Leren is meer kan kennis verzamelen en reproduceren. Een beroep leer je niet uit een boekje en in feite bestaat een beroepsopleiding uit 3 leerlijnen: kennis, vaardigheden en beroepshouding. En leren verloopt in elk van deze leerlijnen heel verschillend. Feitelijke kennis verwerven is mooi, maar de succesfactor in het latere beroep is die kennis op het juiste moment in de juiste situatie daadwerkelijk toe kunnen passen.
Presenteren en Valideren zijn belangrijk voor de verwerking van de kennis richting het toepassen er van. De student komt zo spiraalsgewijs op een steeds hoger niveau. Reflectie tenslotte zorgt ervoordat de student zich afvraagt wát hij/zij nou eigenlijk heeft gedaan en wáár en waaróm dit belangrijk is.
Overzicht van alle tools
Contact
Heb je aanvullingen op de beschreven werkvormen?
Neem contact op met de I-coaches van Noorderpoort via deze link
Op dit werk rust een Creative Commons CC By licentie. Lees hier de voorwaarden.
Auteurs: I-coaches Noorderpoort