Sectie Aardrijkskunde

Atlasvaardigheden

Atlasvaardigheden

Voorwoord

Bij aardrijkskunde is de atlas één van de belangrijkste boeken die je de komende jaren gaat gebruiken. In de atlas kun je zeer veel informatie vinden zoals waar Ermelo ligt en hoeveel runderen er zijn in Flevoland. Wij maken op Groevenbeek gebruik van de Grote Bosatlas. Je mag gebruiken de 53e en 54e druk als je in de 2e of 3e zit en de 54e en 55e druk als je in de eerste zit. Een andere atlas is helaas niet toegestaan. Zorg ervoor dat je een goede atlas hebt want je hebt hem vaak thuis nodig bij het maken van je huiswerk, maar ook moet je hem af en toe mee naar school nemen omdat we dan een GP afnemen waarbij je een atlas nodig hebt. Als je de atlas nodig hebt zullen we dit duidelijk doorgeven. Je hoeft dus standaard de atlas niet mee te nemen naar school. Hieronder staan de voorkanten van de atlas die je moet hebben. Klopt dit niet vraag dan je ouders om een goede atlas te regelen.

Atlas 55e druk
55e druk
54e druk
5e druk

 

 

53e druk
53e druk

 

 

Soorten kaarten

De kaarten in De Grote Bosatlas kun je in vijf groepen verdelen:

  • Overzichtskaarten van Noord, Midden en Zuid Nederland;
  • Staatkundige of natuurkundige overzichtskaarten;
  • Thematische kaarten;
  • Topografische kaarten;
  • Gemeentekaarten.

Hoe zien die kaarten eruit? En wat is het verschil? In dit hoofdstuk bekijken we elke kaartsoort apart.

Overzichtskaarten Nederland

De grote kaart van Nederland is in drieën gesplitst en te vinden op de pagina’s 38 t/m 43 voor de 53e druk, 24 t/m 29 voor de 54e druk of 20 t/m 25 voor de 55e druk. De kleuren op deze kaarten vertellen hoe de bodem wordt gebruikt. Als we dus vragen naar het bodemgebruik van een bepaald gebied in Nederland moet je dus naar de overzichtskaarten van Nederland gaan. Wat de kleuren op de kaart betekenen, vind je in de algemene legenda. Die staat op de schutbladen, de bladen die je helemaal voor in de atlas vindt.


Overzichtskaarten

Op overzichtskaarten wordt informatie gegeven over een bepaald gebied. Bijvoorbeeld een werelddeel, een land, een bepaald gedeelte van een land of een stad. De informatie wordt meestal gegeven in de vorm van lijntjes en kleurvakken. Er zijn natuurkundige kaarten en staatkundige kaarten. In de Grote Bosatlas vind je bijvoorbeeld overzichtskaarten van de wereld en Europa.

  • Staatkundige overzichtskaarten; op staatkundige overzichtskaarten heeft ieder land (en soms zelfs iedere provincie) een eigen kleur.
  • Natuurkundige overzichtskaarten; de kleuren die je op natuurkundige overzichtskaarten ziet, geven de hoogte van het landschap aan. Om je beter op de kaart te kunnen oriënteren, zijn de landsgrenzen ingetekend. Enkele belangrijke plaatsen staan met een stip aangegeven. De legenda staat steeds bij de kaart en heeft de vorm van een lange gekleurde balk. De kleuren geven niet alleen de hoogte van het land maar ook de diepte van de zee aan.

LET OP: Onder de twee kaartjes staan oefeningen.

 

Staatkundige overzichtskaart

 

Natuurkundige overzichtskaart

 

Thematische kaarten

Op thematische kaarten wordt informatie gegeven over een speciaal onderwerp (een thema). De informatie wordt meestal gegeven in de vorm van lijntjes, kleurvakken, cirkels of pictogrammen (kleine tekeningen op de kaart). In de Grote Bosatlas vind je bijvoorbeeld themakaartjes over klimaat, bevolking, toerisme en milieu.

 

Topografische kaarten

Topografische kaarten zijn grootschalige kaarten die een zeer nauwkeurig beeld van de werkelijkheid geven. Je kunt er veel details op waarnemen. In het onderdeel Eigen Omgeving (kaart 20-33 (53e druk / 34-37 54e druk) / 32-35 55e druk) vind je er een aantal.

Gemeente kaarten

Op gemeentekaarten kun je zien hoe Nederland is opgedeeld in gemeenten. Meestal maken verschillende plaatsen deel uit van één gemeente. Op pagina 238 t/m 241 (53e druk) / 260 t/m 263 (54e druk) / 286 t/m 289 (55e druk) in de atlas staan de gemeentekaarten.

Waaruit bestaat een kaart

Een kaart moet de onderstaande onderdelen in ieder geval bevatten:

  • Legenda
  • Schaalverdeling
  • Titel

Legenda:    De uitleg van de kleuren, tekens, lijnen en symbolen vind je in de legenda. Iedere soort kaart heeft een eigen legenda. Vaak staat er een kaart bij de legenda, maar in de Grote Bosatlas staat er voor in ook een algemene legenda die voor veel kaarten in de atlas geldt.

Schaal:      Op een kaart is de werkelijkheid door de kaartenmaker verkleind. We zeggen dan: de kaarten zijn op schaal getekend. Boven de kaarten in de Grote Bosatlas staat de schaal (het schaalgetal) en een schaalstok. Hoe je met de schaal moet werken behandelen we in een volgende les.

Titel:               Iedere kaart moet een titel hebben die verteld waar de kaart over gaat.

 

Opdracht 1

Van je docent krijg je een opdrachtenblad. Heb je deze niet ontvangen dan kun je deze hier uitprinten.

Teken op het opdrachtenblad je eigen straat (als je in een lange straat woont, neem je een kleiner stuk). Houdt bij het tekenen rekening met wat er minimaal op een kaart moet staan en geef goed aan wat je met datgene wat je tekent bedoeld.

 

Hoe zoek je in de atlas

In de atlas staan veel kaarten, maar hoe vind je nu de kaart die je wilt hebben? Daarvoor kun je gebruik maken van verschillende handige hulpmiddelen: de inhoudsopgave, bladwijzers en registers. Ben je eenmaal bij de juiste kaart aanbeland, dan kunnen kaartvakken je verder helpen bij het vinden van een plaats. In deze paragraaf komen al deze onderwerpen aan de orde.

De inhoudsopgave

Op pagina 4 t/m 11 (53e druk / 2 t/m 9 (54e druk en 55e druk) van de Grote Bosatlas staat de inhoudsopgave. Daarin vind je de namen van alle kaarten uit de atlas, met de kaartnummers ervoor. Om te zoeken is de inhoudsopgave niet de meest geschikte vorm, maar je hebt wel een goed overzicht van alle informatie die je in de atlas kunt vinden. Als je de inhoudsopgave bekijkt, zie je dat de atlas is opgebouwd uit een aantal delen:

  • Kaarten, foto’s en satellietbeelden; voorbeelden en uitleg over de vele soorten kaarten in de atlas.
  • Eigen omgeving; voorbeelden van hoe je je eigen omgeving met behulp van allerlei soorten kaarten heel nauwkeurig kunt bekijken.
  • Nederland; na de staatkundige en natuurkundige overzichtskaarten vind je drie grote regiokaarten. Op deze kaarten vind je vrijwel alle plaatsen van Nederland. Omdat het bodemgebruikkaarten zijn, kun je met behulp van deze kaarten ook zien hoe het landschap er uitziet. Na deze kaarten volgen de themakaarten, die informatie geven over tal van onderwerpen.
  • Europa; eerst zie je de natuurkundige en staatkundige overzichtskaart. Daarna volgen de themakaarten en de gecombineerde overzichtskaarten van diverse landen en regio’s
  • De werelddelen en de aarde; bij elk werelddeel vind je weer een aantal themakaarten. De overzichtskaarten van de gehele aarde volgen na de werelddelen.
  • Statistieken; op een plaats kun je niet zien hoeveel mensen er precies in een plaats, provincie of land wonen. In de tabellen van het onderdeel statistiek vind je de juiste getallen en gegevens over tal van andere onderwerpen.

Let Op:       Het is principe niet de bedoeling dat je in de atlas gaat zoeken via de inhoudsopgave. Het zoeken moet je doen via de registers achter in je atlas.

De bladwijzers

Op het achterschutblad (helemaal achterin de atlas dus) zijn bladwijzers opgenomen: afbeeldingen van Nederland, Europa en de werelddelen waarop kaders zijn getekend. Ieder kader verwijst naar een kaart in de atlas. Naam en nummer van de kaart staan in het kader. De bladwijzers zijn vooral handig als je zoekt naar een staatkundige overzichtskaart en als je weet in welk deel van de wereld iets ligt.

Het trefwoordregister

In het trefwoordregister staan verwijzingen naar kaarten waarop je informatie kunt vinden over bepaalde onderwerpen. Van iedere kaart is de naam en het kaartnummer vermeld. Je zoekt bijvoorbeeld informatie over “aardbevingen” in het trefwoordregister zie je dat die informatie te vinden is op de volgende kaarten:

  • Aarde op pagina 188-189/170-171 en 192D/174D
  • Japan op de kaarten 157B/D / 140B/D
  • Turkije op kaart 123A / 115A en 126D

 

Het landenregister

Heb je ooit gehoord van Samoa? of van Tadzjikistan, Kiribati of Djibouti? Als je deze landennamen tegenkomt in de krant of in de les en wilt opzoeken, kun je gebruikmaken van het landenregister van de atlas.

Het namenregister (Register van topografische namen)

Alle plaatsnamen, landen, provincies, bergen, rivieren enz. staan in het namenregister. Hierin kun je op alfabetische volgorde zoeken op naam.

Afkortingen

Als je in de atlas een afkorting tegenkomt die je niet kent. Kun je deze opzoeken in de afkortingen. Hierin staan alle afkortingen die in de atlas gebruikt worden.

Verklaringen van topografische namen

In de Atlas staat een overzicht waarin namen zijn opgenomen met daarbij de betekenis. Dit zijn de zogenaamde toponiemen. Via dit overzicht kun je achterhalen wat de betekenis is van de naam van een aardrijkskundige naam.

Kaartvakken

Om plaatsen op de kaart te vinden maken we gebruik van kaartvakken. Boven en onder de kaart staat een letter vermeld en rechts en links van de kaart een cijfer. In de registers staat achter een kaart vaak een letter en een cijfer vermeld. Deze verwijzen naar de kaartvakken. Zo weet je snel op welk gedeelte van een kaart je moet kijken.

Als je moet vertellen op welke kaart je iets hebt gevonden moet je altijd achter het nummer van de kaart, het kaartvak vermelden.

Statistiek

Achterin de atlas tref je heel veel statistiek aan. Je kunt hier bijvoorbeeld vinden hoeveel inwoners Ermelo exact heeft op een bepaald moment of wat de oppervlakte is van Duitsland.

Opdracht 2

Als het goed is weet je nu hoe je moet zoeken in de atlas. Je krijgt van je docent een opdrachtenblad. Hierop staan een aantal items die je op moet gaan zoeken in de atlas. Als je dit blad hebt gemaakt lever je deze in bij je docent.

Als je hem niet hebt ontvangen kun je deze ook hier downloaden.

Kaartlezen

Een kaart bevat een vracht aan informatie over een bepaald gebied. Hoe haal je die informatie uit de kaart? Je moet een kaart leren lezen. Daarvoor moet je de betekenis weten van de kleuren, tekens, lijnen en symbolen op de kaart. Over de meeste kaarten loopt een lijnenstelsel dat de kaarten in vakken indeelt. Wat betekent dat? Hoe lang is een centimeter op de kaart in werkelijkheid? Al deze vragen komen aan de orde in deze paragraaf.

legenda

De uitleg van de kleuren, tekens, lijnen en symbolen vind je in de legenda. Ieder soort kaart heeft een eigen legenda. Een overzicht van kaartsoorten en legenda’s vind je op het voorschutblad van de atlas. De legenda van themakaarten staat altijd bij de kaart zelf.

Let altijd goed op dat je de juiste legenda gebruikt.

Schaal

Op een kaart is de werkelijkheid door de kaartenmakers verkleind. We zeggen dan: de kaarten zijn op schaal getekend. Boven de kaarten in de Grote Bosatlas staat de schaal (het schaalgetal) en een schaalstok.

Bij de kaart van Nederland staat bijvoorbeeld 1:25 000 (spreek uit: 1 op 25 duizend). Dit betekent: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid 25000 cm. Van die centimeters maak je natuurlijk kilometers: 25.000 cm = 0,25 km.

 

Tip    Als je van centimeters kilometers moet maken, haal je er gewoon een handvol (vijf) nullen af! Voorbeeld: 1:1200.000 betekent: 1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 1200.000 centimeter. Van centimeter naar kilometer ga je in vijf stappen: cm – dm – m – dam – hm – km. Iedere stap gaat er een nul af, vijf in totaal. Je komt dus uit op 12 km.

 

Plaatssymbolen

Een plaats wordt op een kaart aangegeven met een plaatsnaam en een plaatssymbool. Er zijn verschillende plaatssymbolen. Hoe meer inwoners, hoe groter de stip. Bij sommige kaarten worden andere plaatssymbolen gebruikt.

Lijnsymbolen

Opdracht 3

Als het goed is weet je nu hoe je moet lezen in de atlas. Je krijgt van je docent een opdrachtenblad. Hierop staan een aantal opdrachten die je moet gaan doen. Als je dit blad hebt gemaakt lever je deze in bij je docent.

Als je hem niet hebt ontvangen kun je deze ook hier downloaden.

Lengte en breedtecirkels (coördinaten)

Breedteligging

Over de aarde zijn heel veel (denkbeeldige) lijnen getrokken, waardoor het mogelijk is de positie van een schip of een dorp zeer nauwkeurig aan te geven.

 

De evenaar wordt beschouwd als de middellijn van de aarde. Het is een lijn met enkele bijzondere kenmerken:

  • Het is de langste cirkel die rond de aarde getrokken kan worden.
  • Dag en nacht duren er even lang.
  • De evenaar verdeelt de aarde in twee gelijke delen (het noordelijke halfrond en het zuidelijk halfrond.
  • Vanaf de evenaar is de Noordpool even ver weg als de Zuidpool.

 

Evenwijdig aan de evenaar zijn (op papier) lijnen getrokken: de parallellen. Elke parallel heeft een nummer, dat aangeeft hoe ver de parallel van de evenaar vandaan ligt. Bij de evenaar hoort het getal 0, de Noordpool en de Zuidpool hebben de hoogste nummers: respectievelijk 900NB (noorderbreedte) en 900ZB (zuiderbreedte).

De afstand tussen 2 parallellen met een heel getal (bijvoorbeeld tussen 300NB en 310NB is ongeveer 111 km. Dat is vrij veel en daarom is elke graad onderverdeeld in 60 minuten (60`) en elke minuut in 60 seconden (60``).

Van plaatsen die dicht bij de evenaar liggen, wordt gezegd dat ze op lage breedte liggen; plaatsen niet ver van de pool liggen op hoge breedte.

 

Lengtelijnen

Met parallellen kunnen we de aarde keurig in plakjes verdelen, maar voor een juiste plaatsbepaling zijn ook lengtelijnen nodig tussen de Noordpool en de Zuidpool. Dit zijn de meridianen. In 1884 werd op een internationale conferentie de meridiaan van Greenwich (bij Londen) gekozen als nullijn. Tot op de dag van vandaag is niet iedereen het met deze keuze eens: op de bekende gele Michelinkaarten loopt de nulmeridiaan over Parijs.

De nulmeridiaan verdeelt de wereld in het oostelijk halfrond en het westelijk halfrond; bij de plaatsbepaling wordt dan gesproken over oosterlengte en westerlengte. De telling begint hiervan bij de nulmeridiaan; aan de andere kant van de aarde komen deze halfronden bij elkaar bij de meridiaan van 1800. Parallellen en meridianen samen vormen het graadnet van de aarde.

 

Als we het hebben over de coördinaten is het belangrijk om te weten hoe je deze noteert. Je moet altijd eerst het coördinaat noteren van de Zuiderbreedte of Noorderbreedte. Daarna noteer je de lengtegraad. 

Opdracht 4

Je weet nu een beetje hoe de coordinaten werken. Je mag nu de opdrachten gaan maken op het opdrachtenblad dat je van je docent ontvangt.

Als je hem niet hebt ontvangen kun je deze ook hier downloaden.

  • Het arrangement Atlasvaardigheden is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Jacobus van der Lee Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-09-03 22:21:48
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 1; VWO 1;
    Leerinhoud en doelen
    Aardrijkskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten