Uitwendige verzorging
Bij uitwendige verzorging schenk je in de eerste plaats aandacht aan de huid en de vacht. Maar je moet ook aandacht schenken aan ogen, neus, oren, gebit en tenen.
Borstelen
Borstelen hoort tot de normale vachtverzorging. Borstelen doe je om een aantal redenen. De huid wordt door het borstelen gemasseerd. Dit stimuleert de doorbloeding van de huid. Door het borstelen verwijder je dode haren, vuil en huidschilfers. Doordat je intensief met het dier bezig bent, merk je bultjes en wondjes eerder op.
Katten zijn van nature erg schone dieren. Ze besteden veel aandacht aan hun uiterlijk en aan het aflikken van de vacht. Het kan echter geen kwaad om ze zo nu en dan eens goed te kammen of te borstelen. Je haalt dan het haar dat de kat niet zelf heeft verwijderd, alsnog weg. Langharige katten borstel je minstens eenmaal per dag. Als je dat niet doet, krijgen de kat klitten. Muizen borstel je ook. Dat doe je met een zachte tandenborstel.
Kammen
Met een roestvrijstalen kam, kam je de manen van een paard. Honden en cavia’s kun je ook kammen. Voor het verwijderen van klitten gebruik je ook een roestvrijstalen kam. Voor het verwijderen van vlooien gebruik je een vlooienkam. Dit is een kam met vele, dichtopeenstaande tanden.
Wassen
Dieren die naar keuringen en naar shows gaan, worden van tevoren gewassen. Zelfs kippen moeten er dan aan geloven. Als een hond zich erg vies heeft gemaakt, moet hij ook gewassen worden. Schapen moet je wassen (kort na het scheren) om uitwendige parasieten te bestrijden en te voorkomen. Ook cavia’s, ratten, honden, fretten en katten was je om die reden.
Voordat varkens naar de kraamafdeling gaan om de biggen te werpen was je ze met een antischurftmiddel. Voor iedere diersoort is er een ander wasmiddel beschikbaar. Lees altijd goed de gebruiksaanwijzing.
Trimmen
Trimmen is oud haar verwijderen en het nieuwe haar op lengte brengen. Poedels, terriërs en cockerspaniëls moet je laten trimmen in een trimsalon. Honden die veel binnen zijn, verliezen niet meer op een natuurlijke manier hun oude haren. Deze honden kun je plukken. Plukken is het verwijderen van dood haar.
Scheren
Als een dier naar wedstrijden of shows gaat, moet het er zo mooi mogelijk uitzien. Sommige dieren scheer je dan met een tondeuse en/of een scheerapparaat.
Schapen worden elk jaar geschoren. Bij mooi weer kunnen schapen heel goed zonder hun dikke isolatielaag. Schapen kun je halverwege de winter scheren. Dit noem je winterscheren. Je scheert ze dan voor het aflammeren. Wanneer je de schapen in de winter scheert, groeien de lammeren beter en kun je de conditie van het schaap beter in de gaten houden. Je ziet ook beter wanneer het dier moet lammeren.
Angorageiten en -konijnen scheer je vanwege de opbrengst van hun vacht. Dat kun je heel regelmatig doen. Van de honden mag je slechts enkele soorten scheren. Je scheert ze als hun vacht te lang wordt.
Koeien die in de winter gestald staan in een grupstal scheer je vaak helemaal. De koeien krijgen het anders te warm. Koeien in de moderne ligboxenstal scheer je een paar banen over de rug en de uier. Dit is vanwege de hygiëne.
Veel wedstrijdpaarden en pony’s scheer je. Na het rijden blijven de dieren dan minder lang bezweet. Dat is beter voor hun gezondheid.
Knippen
Met een speciale schaar kun je bij dieren haren wegknippen. Bij een paard verwijder je op de plek waar het hoofdstel achter de oren ligt een stukje van de manenkam. De staart bijwerken doe je ook met een schaar. Ben je heel zeker van jezelf, dan kun je hiervoor ook het scheerapparaat gebruiken.
Toiletteren
Toiletteren is het opknappen van dieren voor een keuring, tentoonstelling, stamboekopname of show. Die opknapbeurt bestaat uit wassen, borstelen, kammen, scheren of knippen.
Aan de verzorging van ogen, neus en oren doe je meestal niet zoveel. Het belangrijkste is dat je de ogen, neus en oren regelmatig controleert.
Bij wondjes aan de ogen moet je direct maatregelen nemen: spoelen met afgekoeld gekookt water waarin een klein beetje zout is opgelost. Als de neus niet schoon is en je ziet pusachtige uitvloeiing, moet je naar de dierenarts. Bij het oor van langharige honden zie je nog wel eens klitvorming ontstaan. Deze klitten moet je op tijd met een schaar verwijderen, anders kan er door broei-effecten een ontsteking in de oorgang ontstaan. Bij poedels en maltezers moet je regelmatig het overtollige haar uit de dichtbehaarde oren halen. Anders kan het overtollige oorsmeer het oor niet uit.
Ogen, neus en oren
Aan de verzorging van ogen, neus en oren doe je meestal niet zoveel. Het belangrijkste is dat je de ogen, neus en oren regelmatig controleert.
Bij wondjes aan de ogen moet je direct maatregelen nemen: spoelen met afgekoeld gekookt water waarin een klein beetje zout is opgelost. Als de neus niet schoon is en je ziet pusachtige uitvloeiing, moet je naar de dierenarts. Bij het oor van langharige honden zie je nog wel eens klitvorming ontstaan. Deze klitten moet je op tijd met een schaar verwijderen, anders kan er door broei-effecten een ontsteking in de oorgang ontstaan. Bij poedels en maltezers moet je regelmatig het overtollige haar uit de dichtbehaarde oren halen. Anders kan het overtollige oorsmeer het oor niet uit.
Gebit
Als dieren slecht eten en mager worden, kan het zijn dat het gebit niet in orde is.
De voortanden van een knaagdier groeien continu door en slijten als het goed is regelmatig af door het vele knagen. Soms slijten de tanden niet goed af en groeit een tand ongeremd door. De tand groeit dan naar binnen. Dit noem je een olifantstand.
Je moet direct het afwijkende stuk van de tand afknippen Dat kun je doen met het schaartje waarmee je ook de nagels inkort.
Bij paarden en pony’s kunnen de tanden ook onregelmatig groeien. Een paardentandarts vijlt dan de haken van de tanden en kiezen weer vlak. Ook trekt hij wel eens wolfskiesjes. Een paard kan ook doppen op de kiezen hebben. Dat betekent dat de oude melkgebitkiezen nog op de nieuwe kiezen zitten. Daardoor kan het paard niet goed eten. Deze doppen kun je met een tang verwijderen.
Tenen, nagels, hoeven en klauwen
Bij dieren in het wild hoef je je geen zorgen te maken over lange nagels, tenen, klauwen en hoeven. Op ruige en harde terreinen slijten die vanzelf af. Bij dieren die in gevangenschap leven, moet je de groei van nagels wél in de gaten houden.
Van de knaagdieren mag je de nagels knippen van cavia’s en konijnen. Dat is niet altijd een leuk werkje: de dieren kunnen flink krabben met hun te lange nagels.
Van sommige vogels in de volière groeien de nagels ook ver door. Die mag je dan ook knippen.
Bekappen
Geiten en schapen bekap je ongeveer drie à vier keer per jaar met een haringkaakmesje. Je moet daarbij je duim beschermen. Koeien bekap je twee keer in het jaar met een renet. De meeste veehouders laten dit werk doen door de klauwverzorger. Paarden bekap je om de twee maanden. Dit doet de hoefsmid met een kapmes, hamer en renet.
Gezondheidscontrole
Dieren kunnen niet zelf aangeven of ze gezond zijn of niet. Dat is aan jou: jij moet beoordelen of een dier gezond is of niet. Door goed te kijken, luisteren en voelen, kun je veel te weten komen over een dier.
Gezondheidskenmerken
Om ziekten te herkennen, moet je dieren vaak controleren. Je let dan op allerlei dingen. Je noemt dat soort dingen de gezondheidskenmerken. Voorbeelden van gezondheidskenmerken zijn huid/vacht/veren, zintuigen en slijmvliezen, het gebit, de spijsvertering, de mest, hoeven, klauwen en nagels, het gedrag, de beweging, de voedingstoestand, de temperatuur, de pols en de ademfrequentie.
Checklist
Bij de gezondheidscontrole kun je een checklist gebruiken. Hieronder staat een algemene checklist.
Wanneer gezondheidscontrole?
In de praktijk doe je de controle van je dieren dagelijks. Meestal combineer je de controle met een ander dagelijks werk, bijvoorbeeld het voeren. Je let dan goed op het gedrag en het uiterlijk van het dier. Ook de omgeving van het dier, de geur die in een stal hangt of het klimaat (temperatuur, luchtvochtigheid, ventilatie, licht) geven aanwijzingen of het met de gezondheid van de dieren in orde is. Controle van de dieren en hun omgeving vormt een vast onderdeel van de verzorging.
Preventieve gezondheidszorg
Preventieve gezondheidszorg houdt in dat je maatregelen neemt om ziekten te voorkomen.
Maatregelen
Preventieve gezondheidszorg is handelen, dingen doen, om bijvoorbeeld ziekten te voorkomen Het zijn maatregelen als een goede vachtverzorging, ontschurften van dieren, enten van dieren tegen ziekten, ontwormen en op tijd verzorgen van de klauwtjes en hoeven van dieren. Je moet ook zorgen voor een goede hygiëne bij de dieren, zodat ziekteverwekkers geen kans krijgen.
Enten/vaccineren
Je kunt dieren laten enten of vaccineren. Enten of vaccineren is het toedienen van afgezwakte levende of dode ziektekiemen. Als je dieren ent of vaccineert, gaat het dier antistoffen maken. Het bouwt immuniteit of weerstand op. Komt het dier later in contact met kwaadaardige ziektekiemen, dan bieden de al aanwezige antistoffen bescherming. Het kan zijn dat de entingen herhaald moeten worden. Dat hangt af van de aard van de gevormde antistoffen.
Enten heeft dus een preventieve werking en kun je vrij eenvoudig toepassen bij heel veel ziekten. Maar enten lost niet altijd alle problemen op. Er is bijvoorbeeld entstof tegen de ziekte mond- en klauwzeer (MKZ), maar in Nederland is afgesproken dat een veehouder niet mag enten tegen MKZ. Hetzelfde geldt voor de zeer besmettelijke ziekten varkenspest en vogelpest.
Enten tegen hondsdolheid
Hondsdolheid is voor zoogdieren, en dus ook voor de mens, een absoluut dodelijke ziekte als je er niet direct iets aan doet. Geïnfecteerde dieren brengen het virus over via hun speeksel. Sinds ongeveer dertig jaar kunnen ook vleermuizen hondsdolheid hebben. Buiten Nederland zie je deze ziekte regelmatig bij in het wild levende zoogdieren en soms ook bij honden. Om deze reden is het wettelijk verplicht om je hond of kat dertig dagen voordat je naar het buitenland gaat, te laten vaccineren tegen hondsdolheid.
Ontwormen
Dieren die goed eten, maar toch mager worden, kunnen last hebben van wormen. Vooral dieren die je in grote aantallen op kleine stukjes grond houdt, kunnen er last van hebben.
Bij konijn, cavia, rat, muis, hamster, fret en gerbil komen worminfecties zelden voor. Maar bijna alle andere dieren die op een boerderij leven of die je als huisdier kunt houden, hebben wel eens last van wormen. Dieren kunnen bij de geboorte al besmet zijn.
Voor de meeste dieren is er een ontwormschema. Hoe vaak per jaar een dier tegen wormen behandeld moet worden, hangt af van het leef- en uitlaatpatroon van het dier.
Uitwendige parasieten
Vlooien, luizen, maden, mijten en teken zijn uitwendige parasieten. De vlo kan een lintworminfectie overbrengen. Dieren moet je dan ook regelmatig controleren op de aanwezigheid van uitwendige parasieten. De belangrijkste uitwendige parasieten zijn:
- Insecten (vlooien en luizen)
- Vliegenlarven (maden)
- Spinachtigen (mijten en teken)
Voor het bestrijden van uitwendige parasieten heb je allerlei middeltjes. Vlooienbandjes, druppels op de vacht, druppels door het eten, tabletten, sprays, poeder, shampoos en injecties aan toe. Genoeg keuze dus.
Schoonmaken moet!
Preventieve gezondheidszorg is ook schoonmaken en schoon houden. Met een goede hygiëne voorkom je eerder besmettingen met ziekten.
Besmettelijke dierziekten
De laatste jaren heeft Nederland op dierengebied te maken gehad met een aantal rampen. Mond- en klauwzeer, varkenspest en vogelpest zijn zeer besmettelijke dierziekten, waar je in Nederland niet tegen mag enten. Bacteriën, schimmels of virussen zijn meestal de veroorzakers van deze besmettelijke ziekten. Bij een uitbraak van dergelijke ziekten sterven er veel dieren. Er worden ook veel dieren preventief geruimd.
Hygiëne
Mensen kunnen ook zo’n besmetting overbrengen. Op veel bedrijven waar productiedieren zijn, zijn bezoekers niet meer welkom. Sommige bedrijven beschikken over een ruimte waar bezoekers zich kunnen omkleden en wassen, voordat ze met laarzen van het bedrijf naar het vee mogen. Heel veel bedrijven hebben een ontsmettingsbak waar je met je schoenen doorheen moet lopen. In de varkens- en pluimveehouderij zijn dit soort maatregelen al helemaal ingeburgerd en verplicht.
Vliegen, ratten, muizen, vogels en ook de hond en de kat kunnen een besmetting overbrengen. Een goede hygiëne is de beste manier om insleep van ziektekiemen van buitenaf zo veel mogelijk te voorkomen.
Uitmesten
Bij een goede verzorging hoort het regelmatig uitmesten van de hokken van de dieren. De regelmaat van uitmesten varieert per diersoort. Een potstal voor koeien of geiten mest je niet vaak uit.
Vleeskuikenhouders en eendenmesters mesten de hokken na een legperiode van 6 à 7 weken uit. Ook schuren voor legkippen mest je pas na afloop van de legperiode uit. Veel dieren die je op school houdt, mest je wekelijks uit. De uitlaatplaatsen in een hondenkennel maak je na ieder uitlaat schoon. Bij een ziek dier kun je het beste de mest dagelijks verwijderen.
Schoonmaken voer- en waterbak
Je ziet in drinkflessen van dieren wel eens alg ontstaan. Flessen moet je dan ook regelmatig reinigen met water en zeep en een flessenborstel. Waterbakken moet je regelmatig reinigen met een borstel. Drinkbakken controleer je iedere dag. Je kijkt of er geen mest of andere ongerechtigheden zijn ingevallen. Voer wil nog wel eens aankoeken. Maak ook de voerbakken regelmatig schoon.
Reinigen
Om het binnendringen en de verspreiding van ziektekiemen tegen te gaan, is het erg belangrijk dat je dierverblijven regelmatig en zorgvuldig reinigt. Grote ruimten kun je met een hogedrukspuit schoonspuiten. Kleine hokjes maak je schoon met water, zeep en een borstel. Op deze manier verwijder je al veel ziektekiemen.
Ontsmetten
Na het reinigen kun je een dierenverblijf ontsmetten om de laatste ziektekiemen te doden. In een dierenspeciaalzaak verkopen ze verschillende ontsmettingsmiddelen. Lees eerst goed de gebruiksaanwijzing voor je het middel gebruikt. Let daarbij speciaal op de veiligheidsaanbevelingen. Een ontsmettingsmiddel in geconcentreerde vorm kan gevaarlijk zijn voor de mens.
Na het melken van de geiten reinig je de stal en ontsmet je de melkleidingen
Persoonlijke hygiëne
Bij het werken met dieren kunnen gezondheidsrisico’s ontstaan. Mensen kunnen ziekten overbrengen op de dieren. Dieren kunnen ook bepaalde ziekten overbrengen op de mens. Voorbeelden zijn schurft, wormen, teken en vlooien. Om ziekteoverdracht van dier op mens zoveel mogelijk tegen te gaan, zorg je voor een goede persoonlijke hygiëne.
Aandachtspunten:
- Steek je haar op of bind het samen. Draag als je met dieren werkt je haar niet los
- Was na de werkzaamheden altijd direct je handen met warm water en zeep uit een flacon met pompje
- Houd je nagels kort
- Draag geen sieraden tijdens het werk
- Draag werkkleding
- Draag schoenen met weinig profiel (in grof profiel blijft vuil langer zitten)
Bij het voeren en verzorgen van de dieren moet je soms zware dingen tillen. Het is belangrijk dat je dat op een juiste manier doet, zodat je geen rugproblemen krijgt.
Tillen
Bij het voeren en verzorgen van de dieren moet je soms zware dingen tillen. Het is belangrijk dat je dat op een juiste manier doet, zodat je geen rugproblemen krijgt.
Hygiënische werkomgeving
Naast persoonlijke hygiëne is een hygiënische werkomgeving belangrijk. Tijdens de dagelijkse werkzaamheden moet je de materialen en de omgeving zo schoon mogelijk houden. Bij het schoonmaken van de hokken moet je niet vergeten om de schoonmaakmaterialen na afloop ook goed schoon te maken. Je moet dus ook de bezem, de borstel, de dweil en de emmer na gebruik schoonmaken en opbergen.
Goed vegen
Een schone werkomgeving is belangrijk voor je eigen gezondheid, maar het werkt ook prettiger. Daarom moet je telkens na het voeren het dierenverblijf goed aanvegen. Bij het uitmesten van de hokken, veeg je allereerst de hokken goed uit met een borstel of een bezem. Vervolgens veeg je ook de moeilijk bereikbare plekken keurig aan. Het is verstandig om zeker één keer per jaar alles op te ruimen, schoon te maken en te ontsmetten.
Afsluiting
De verzorging van dieren bestaat uit vele onderdelen. Bij uitwendige verzorging schenk je aandacht aan huid, vacht, ogen, neus, oren, gebit en tenen. Je kunt dieren borstelen, kammen, wassen, trimmen, plukken, scheren en knippen. Alle werkzaamheden om de dieren er mooier uit te laten zien noem je het toiletteren van het dier.
Je voert dagelijks een gezondheidscontrole uit bij de dieren. Om de gezondheid van het dier te beoordelen kijk je naar de gezondheidskenmerken. Je kijkt dan naar huid/vacht/veren, zintuigen en slijmvliezen, gebit, spijsvertering, uitwerpselen, mest, hoeven/klauwen/nagels, gedrag, beweging, voedingstoestand/conditie, productie, temperatuur, pols en ademfrequentie.
Preventieve gezondheidszorg is het nemen van maatregelen om ziekten te voorkomen. Dat kun je doen door te enten/vaccineren en door inwendige en uitwendige parasieten op tijd te bestrijden en te voorkomen.
Preventieve gezondheidszorg is ook schoonmaken en schoon houden. Met een goede hygiëne, zowel een persoonlijke als een algemene, voorkom je besmettingen met ziekten. Het uitmesten, schoonmaken, reinigen en ontsmetten van dierverblijven is daarbij belangrijk. Persoonlijke hygiëne is daarnaast van belang voor je eigen gezondheid. Een schone en opgeruimde werkomgeving is ook belangrijk voor je eigen gezondheid.
Dit zorgt voor blije dieren!
Opdrachten