MelkProductieRegistratie

MelkProductieRegistratie

Inleiding

Inleiding

De MPR (Melkproductieregistratie) uitslag is voor het management op een melkveebedrijf een zeer waardevolle informatiebron.

De melkveehouder kan in de eerste plaats de informatie gebruiken om de productie van de koppel, de groep en iedere afzonderlijke koe te beoordelen. Daarnaast biedt de MPR-Uitslag ook veel onmisbare informatie over de vruchtbaarheid van de koeien, de uiergezondheid en stofwisselingsziekten.

Afhankelijk van 'het probleem' kunnen maatregelen op diverse terreinen van het koemanagement nodig zijn.

Bijvoorbeeld:

Terrein Maatregelen
Voeding aanpassen rantsoen, broksoort
Diergezondheid behandeling en verzorging (uiergezondheid, klauwgezondheid)
Selectie uitstoot (welke koeien en welk moment) en insteek vaarzen
Quotumplanning productieverwachting in een komende periode
Kalveropfok voeding, moment van insemineren, huisvesting
Fokbeleid stierkeuze

 

Lessencyclus MPR:

 

Bijeenkomst 1:           Inleiding MPR

Bijeenkomst 2:           Celgetal

·         Wat is celgetal?

·         Celgetalpatronen?

·         Celgetal uitslag

·         Behandelen of niet?

 

Bijeenkomst 3:           Celgetal

·         Risico’s op een verhoogd celgetal:

o   Melkmachine

o   Melktechniek

o   Huisvesting

o   Voeding

Bijeenkomst 4:           Productie

·         Verwachte productie

·         Gerealiseerde productie

·         Kengetallen

Bijeenkomst 5:           Samenstelling melk:

·         Vet

·         Eiwit

·         Ureum

·         Lactose

Bijeenkomst 6:           MPR en voeding van de koe

·         Slepende melkziekte

·         Pensverzuring

Bijeenkomst 7:           Terugblik op de vorige 6 bijeenkomsten

 

Voor de versnellers zullen er 6 bijeenkomsten zijn de bijeenkomsten 5 en 6 worden dan samengevoegd.

 

Oefensituatie

Red Holstein vaars
Red Holstein vaars

Oefensituatie:

 

De leerling controleert middels de melkproductieregistratie een aantal gezondheidheidskenmerken (uiergezondheid, slepende melkziekte, pensverzuring) en productiekenmerken van de melkveestapel.

De leerling organiseert en bewaakt een verantwoord fokprogramma (met bijbehorende fokdoelen) dat past bij de bedrijfsdoelstelling van een melkveebedrijf.

Skalsummer Sunny Boy
Skalsummer Sunny Boy

Werkprocessen

Dit arrangement omvat de werkprocessen:

2.2 Organiseert en bewaakt fokprogramma
Resultaat:
Een volgens plan uitgevoerd fokprogramma. Gegevens rondom vruchtbaarheid en voortplanting zijn geregistreerd en beschikbaar.

2.3 Organiseert en bewaakt productiecondities
Resultaat:
Gezonde moederdieren en gezonde nakomelingen. Relevante gegevens zijn geregistreerd.


Leermaterialen

Powerpoint presentaties

Open bestand Powerpoint tweede bijeenkomst

Electronische leerboeken

Electronisch leerboek fokkerij rund

Electronisch leerboek fokkerij geit

Handboek uiergezondheid

Partners in Rendement PIR-DAP

Open bestand Fokkerij en management

Video's

Video's theorie

Inleiding in de erfelijkheidsleer
Film die in gaat op Mendel en DNA

mitose
In dit filmpje wordt duidelijk wat er bij mitose gebeurd.

meiose
Dit filmpje toont de meiose.

Eigenschappen van chromosomen 1

Eigenschappen van chromosomen 2

Eigenschappen van chromosomen 3

Eigenschappen van chromosomen 4

Eigenschappen van chromosomen 5

Genexpressie 1

Genexpressie 2

Genexpressie 5

Genexpressie 4

Genexpressie 3

Video's praktijk

CRV embryo's

10.000 liter per koe per jaar

Extreme prestaties rollend jaar gemiddelde 18.159 kg met 5.07% vet en 4.37% eiwit

Inkruisen leidt tot zeer hoog eiwitgehalte

Fokkerij en selectie

50 jaar fokken op eiwit

Brown Swiss

Fokstierenstal CRV

Triple A systeem

Achtergrondinformatie

De volgende leermaterialen worden tijdens het arrangement gebruikt:

Domesticatie

Handboek melkveehouderij

Fokkerijoverzicht (uit boek van kalf tot koe)

Jaarverslag cr-delta 2009

Boek Van kalf naar koe hoofdstuk Koemanagement

Boek Van kalf naar koe hoofdstuk MPR

E-hoofdstukken CRV

Open bestand BSK berekening

Open bestand Berekening SAP

Open bestand Lactatieproductie en 305 dagenproductie

Open bestand MPR kwaliteit

Open bestand Netto opbrengst en lactatiewaarde

Open bestand Omrekening relatieve fokwaarde

Open bestand Voorspelling dagproduktie

Open bestand Predikaten en certificaten

Erfelijke gebreken

Erfelijke gebreken

Sommige eigenschappen noemt men erfelijke gebreken. Maar wat is nu een gebrek? Erfelijke gebreken zijn ongewenste kenmerken die geheel of gedeeltelijk erfelijk zijn bepaald. Ze leiden tot verminderde levensvatbaarheid en slechtere productie. Sommige gebreken zijn dodelijk (letaal), andere geven groeivertraging of problemen met de voortplanting (bijvoorbeeld tweeslachtigheid).

 

Dragers

De meeste erfelijke gebreken worden door een klein aantal genen bepaald en gelden daarmee als kwalitatieve eigenschappen: een big heeft het gebrek, of hij heeft het niet. De genen die verantwoordelijk zijn voor die gebreken, zijn recessief ten opzichte van het normale gen. Daarom zijn de dieren met dit gebrek homozygoot recessief voor die factor. Heterozygote dieren (dragers) zijn alleen te herkennen door de nakomelingen te controleren. Wanneer een jong dier met een gebrek wordt herkend, betekent dit dat bij dit jonge dier beide genen recessief zijn (homozygoot). De gevolgtrekking moet dan zijn dat beide ouders het gen bezitten, dus drager zijn.

 

 

Indeling erfelijke gebreken

Erfelijke gebreken kunnen naar verschillende gezichtspunten worden ingedeeld.
Naar de ernst van het gebrek:

·     letaal (dodelijk): het jonge dier kan niet zelfstandig leven;

·     subletaal: het jonge dier heeft een sterk verminderde levenskans en sterft uiteindelijk;

·     schadelijk: het jonge dier ondervindt wel hinder van het gebrek, maar kan er zonder medische ingreep wel oud mee worden.


Naar de leeftijd waarop het gebrek duidelijk wordt:

·     voor de geboorte;

·     bij de geboorte;

·     tijdens de opfok;

·     bij de geslachtsrijpheid.


In de frequentie van bepaalde gebreken zijn duidelijke rasverschillen. Dat is een aanduiding dat deze gebreken op erfelijke factoren berusten. Een probleem is dat deze gebreken niet alleen erfelijk bepaald worden. Soms komen ze pas naar voren als gevolg van bepaalde (vaak onbekende) omgevingsfactoren Dit maakt selectie veel moeilijker, omdat ook gezonde dieren zo'n eigenschap kunnen bezitten.
Wanneer een eigenschap alleen bij een van de twee geslachten zichtbaar is, spreekt men van een geslachtsgekoppelde eigenschap. Het is niet noodzakelijk dat het betrokken gen op het geslachtschromosoom ligt: soms is het betrokken gen bij beide geslachten aanwezig, maar kan het maar bij een van de twee geslachten tot uitdrukking komen. Een voorbeeld hiervan is de binnenbeer, een gebrek dat bij zeugjes nooit voorkomt. Ook tweeslachtigheid is een geslachtsgekoppelde eigenschap. Het komt juist alleen bij zeugjes voor.

 

 

 

 

 

Erfelijke gebreken in de rundveehouderij

Door import van stieren en sperma zijn sommige erfelijke gebreken vrij recent aan de Nederlandse populatie toegevoegd.

 

Paardenhoef

Dit erfelijke gebrek wordt in de Verenigde Staten mulefoot genoemd. Soms gebruikt men de vertaling ezelsvoet. Bij deze afwijking is er bij het rund bij de ondervoet sprake van slechts een teen of klauw. Dit komt doordat de koten of leden met elkaar zijn vergroeid. De vergroeiing kan aan een of meer benen voorkomen. Dragers van dit gebrek zijn onder andere de stieren Marathon en Ferrari. Achter hun naam wordt MF vermeld.

 

DUMPS-factor

Bij het gebrek DUMPS is er sprake van een enzymtekort. Dit enzym wordt aangeduid met de naam UMPS. Dragers van de DUMPS-factor bezitten de helft van dit enzym (de D van deficiënt is aan het woord UMPS toegevoegd). Dit leidt bij fokzuivere embryo's (dd) binnen zes weken na de bevruchting tot vroege embryonale sterfte. Hierbij moet je bedenken dat er altijd een zekere mate van embryonale sterfte is. Bij een paring van twee dragers (Dd x Dd) is er 25 procent kans op dd. De stieren Beautican en Mutual zijn drager van de dumpsfactor. Wordt een dochter van Mutual geïnsemineerd met sperma van Beautican, dan is de kans op dd 12,5%. 50 procent van de dochters van Mutual is immers draagster.
Bloedonderzoek kan aantonen welke dieren het enzymtekort hebben en dus drager zijn. Zo kan men proefstieren die op grond van de afstamming drager kunnen zijn, screenen voordat ze worden ingezet. Hetzelfde kan men doen bij aanstaande stiermoeders.

 

 

BLAD

Het erfelijke gebrek BLAD (Bovine Leucocyt Adhesiv Deficiency) wordt sinds het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw waargenomen bij kalveren. Kalveren met het gebrek missen een enzym dat witte bloedlichaampjes helpt op ontstekingsplaatsen uit de bloedbaan te treden. Ze kunnen de ontstekingsplaats niet bereiken: het afweermechanisme wordt daarmee ernstig belemmerd. In aanleg onschuldige infecties kunnen het kalf zo binnen het eerste levensjaar al fataal worden.
De Amerikaanse stier Bell en zijn zonen lijken de belangrijkste verspreiders van het gen dat BLAD veroorzaakt. De Nederlandse stier Oudkerker Constantijn zag zijn toekomst als stiervader in het water vallen omdat hij drager was. Lijders aan BLAD en dragerdieren zijn snel op te sporen doordat een methode is gevonden om in DNA het gen voor BLAD aan te tonen. Dragers blijken fenotypisch normaal, zodat het aannemelijk is dat BLAD homozygoot recessief vererft. Dragers van het gebrek krijgen de toevoeging BL achter hun naam.

 

 

 Snoekenbek

Snoekenbek (SN) is een enkelvoudig recessief erfelijk gebrek, dat te zien was bij nakomelingen van de stier Amos. Kenmerkend is de korte, soms wat ingedeukte bovenkaak en neus met relatief wat zwaardere onderkaak.
Soms zijn de tanden voor de bovenlip zichtbaar. Naarmate de kalveren ouder worden, is het kenmerk steeds minder zichtbaar en alleen in ernstige gevallen bemoeilijkt het de voedselopname.

 

 

Buldogkalf

Een buldogkalf (BD) komen relatief veel voor bij runderen van het dwergras Dexter. Het is een enkelvoudig recessief erfelijk gebrek. De kalveren worden meestal dood en iets te vroeg geboren. Uit de typische buldogkop steekt de tong vaak naar buiten. De ledematen zijn sterk verkort en het lichaam heeft een korte gedrongen bouw met hoog ingeplante staart.

Gladde tong

Gladde tong (GT) kwam in de Fries-Hollandse (FH) veestapel veel meer voor dan nu en wordt na de introductie van de Holstein-Frisian weinig meer gezien. Oude FH-stieren uit de Pan-lijn droegen dit recessieve erfelijke gebrek.
Bij dit gebrek neemt de dichtheid van de hoornige papillen op de tong naar achteren toe af, waardoor de tong glad aanvoelt. Het tongslijmvlies wordt gemakkelijk beschadigd en de dieren speekselen veel meer dan normaal. De kopvorm is smal met bij oudere dieren matig ontwikkelde hoorns en het haarkleed is wat dof en opstaand.

 

 

Zinkgebrek

Ook zinkgebrek (ZN) kwam in de FH-veestapel veel meer voor en stieren uit de Adema-lijn waren drager van dit recessieve erfelijke gebrek.
Op een leeftijd van drie tot twaalf weken zag men diarree, ooguitvloeiing, hoesten en over het hele lichaam overmatig veel huidschilfers. De kalveren werden stijf door de huidafwijkingen en vooral de huid rond mond, ogen, oorbasis. liezen en onderbenen verhoornde en ging ontsteken.
De kalveren waren gevoeliger voor infecties en het zinkgehalte in het bloed was sterk verlaagd.

 

 

 

Bewijs en aanduiding van erfelijke gebreken

Verdachte kalveren moeten door de gezondheidsdienst worden onderzocht. Een stier wordt als verdacht aangemerkt als een kalf met een afwijking is geregistreerd. Bij twee kalveren met een afwijking wordt de stier definitief als drager beschouwd. Van beide kalveren en van de bijbehorende moeders wordt het bloedgroepenpatroon vastgesteld om volledige zekerheid te krijgen over de afstamming. Als de vader een KI-stier is, is van hem het bloedgroepenpatroon bekend.
Het NRS vermeldt achter de naam van de stier de afkorting van het erfelijke gebrek. Gebruikte afkortingen zijn:
BL = BLAD
DP = dumps
BD = buldogkalf
OT = otterkalf
MF = mulefoot (paardenhoef)
GT = gladde tong
ZN = zinkgebrek
SB = snoekenbek

 

 

Het opsporen van factordragers

In Nederland proberen de KI-verenigingen de proefstieren die drager zijn van een erfelijk gebrek op te sporen via de geboorteregistratie. Voor deze registratie wordt aan de veehouders gevraagd kaartjes in te vullen bij de geboorte van proefstierkalveren. Deze kaartjes dienen in de eerste plaats voor het registreren van geboorteproblemen. Op de kaartjes kan een afwijking worden vermeld. Het is noodzakelijk dat je kalveren met een erfelijk gebrek door een dierenarts laat beoordelen voor dat je ze opruimt. Bij de publicatie van fokwaarden op de stierenkaart of in de vakbladen staat vermeld of een dier drager is van een erfelijk gebrek.

 

 

Uitselecteren erfelijke gebreken

Het opsporen en registreren van dieren die drager zijn van een erfelijk gebrek, is mogelijk met een nauwkeurige geboorteregistratie. Het verwijderen van een erfelijk gebrek uit een populatie is veel moeilijker. De recessieve dieren die het gebrek tonen, bijvoorbeeld gg, zijn aan te wijzen en uit te sluiten van de voortplanting. De fokonzuivere dieren (Gg) zijn echter niet te onderscheiden van de fokzuivere dieren (GG). Een recessief gen (g) kan dan ook generaties lang onzichtbaar (sluimerend) in een populatie of fokstal aanwezig blijven. Bij het gebruik van een fokonzuiver dier kan het erfelijke gebrek na vele generaties weer te voorschijn komen. Het is belangrijk de frequentie (het voorkomen) van het recessieve gen in een populatie laag te houden. Door een goede registratie is het ‘bewaken’ van een erfelijk gebrek zeker mogelijk. Het doeltreffends is om bij dieren die zeer veel nakomelingen kunnen krijgen, al voordat ze voor de fokkerij worden ingezet, vast te stellen of ze drager zijn van een erfelijk gebrek. Dit is zeker gewenst voor mannelijke dieren die op groot schaal worden ingezet.
KI-stieren worden op grote schaal ingezet. Mede door het gebruik van buitenlandse stieren, duiken regelmatig weer nieuwe erfelijke gebreken op.

Buldogkalf
Buldogkalf
mulefoot
mulefoot

Losse artikelen

Open bestand Antibiotia voor behandelen van mastitis

Open bestand Exterieur

Open bestand Gezonde klauwen

Open bestand Inet

Open bestand lactose

Open bestand lactose 2

Open bestand NVI

pensverzuring

slepende melkziekte/de eerste 100 dagen

Open bestand Uiergezondheidsindex

Open bestand Ureum (fokkerij)

Open bestand Ureum beïnvloeden door voeding

Open bestand ureum beïnvloeden door voeding (2)

Verdubbeling genetische vooruitgang bij melkvee.

Open bestand Voerefficiëntie (fokkerij)

Open bestand Weerbaarheid

Stierenlijsten

stierenlijst crv

Stierenlijst KI Samen

Stieren die een goede uiergezondheid vererven

Rundveerassen

Hierna volgen foto's en in verloop van tijd ook de omschrijving van diverse rundveerassen. 

aberdeen angus
aberdeen angus

Vleesras. De koeien wegen gemiddeld 650 kg, stieren wegen 1000 kg. Belangrijkste kwaliteit is het zeer smakelijke gemarmerde vlees.

Frieshollandse koe
Frieshollandse koe
Jersey
Jersey
Heckrund
Heckrund
Brahman
Brahman
Brandrode rund
Brandrode rund
Bizon
Bizon
Maine anhou
Maine anhou
Limousin
Limousin
Normandiër
Normandiër
Waterbuffel
Waterbuffel
Montbeliarde
Montbeliarde
Baggerbonte
Baggerbonte
Witrik
Witrik
Lakenverlder rood wit
Lakenverlder rood wit
Lakenvelder zwart wit
Lakenvelder zwart wit
Verbeterd roodbont
Verbeterd roodbont
Texas longhorn
Texas longhorn
Red sindhi
Red sindhi
Red holstein
Red holstein
Marchigiana
Marchigiana
Watoesirund
Watoesirund
Waygu
Waygu
Yak
Yak
Sahiwal
Sahiwal
n dama
n dama
MRIJ
MRIJ
Ayrshire
Ayrshire
Blaarkop
Blaarkop
Blonde dÁquitaine
Blonde dÁquitaine
Piemontese
Piemontese
Schotse hooglander
Schotse hooglander
Brown Swiss
Brown Swiss
Charolais
Charolais
Deens roodvee
Deens roodvee
Dexter
Dexter
Fleckvieh
Fleckvieh
Galloway
Galloway
Gasconne
Gasconne
Hongaars stepperund
Hongaars stepperund
Holstein Friesian
Holstein Friesian
Banteng
Banteng

Opdrachten

Opdracht jaarverslag CRV

Bekijk in het jaarverslag van cr-delta de volgende tabellen en beantwoordt de vragen.

Tabel 1. Levensduur van afgevoerde stamboekkoeien per jaar van afvoer.

  • Wat is het gemiddelde aantal dagen opfok tot hoogdrachtige vaars?
  • Wat is de gemiddelde productieve levensduur?
  • Is de productieve levensduur toe- of afgenomen?
  • Hoe oud wordt een koe gemiddeld?

 

Tabel 2. Productieve levensduur van stamboekkoeien per jaar van afvoer.

  • Hoeveel keer heeft een koe gemiddeld gekalfd?
  • Wat is de gemiddelde tussenkalftijd in 2009?
  • Is de tussenkalftijd toe- of afgenomen sinds 1995?
  • Wat is de gemiddelde duur van de droogstand in 2009?
  • Wat zijn het totaal aantal melkdagen in het productieve leven van een koe?
  • Wat is de gemiddelde productie per dag in die periode?

 

Tabel 3. Verloop levensproductie.

·         Hoe hoog was de levensproductie in de volgende jaren:

o   1995

o   2000

o   2005

o   2008

·         Is levensproductie een belangrijk kengetal?

·         Waarom?

 

Tabel 5. Gemiddelde leeftijd van melkkoeien bij afvoer.

·         Op welke leeftijd worden melkkoeien gemiddeld afgevoerd?

·         Hoe hoog is de leeftijd bij afvoer op de 25% hoogste bedrijven?

Tabel 7. Aantal geboren kalveren per ras.

·         Van welke 5 melkveerassen naast HF worden de meeste kalveren geboren?

Tabel 8. Stieren met de meeste stamboekkalveren per rasgroep.

·         Van welke 5 stieren van zowel rood- als zwartbont worden de meeste kalveren geboren?

·         Hebben jullie thuis/stage/werkbedrijf deze stieren ook gebruikt?

Tabel 11 en 12.

·         Hoeveel inseminaties zijn er in 2009 gedaan?

·         Hoe zijn deze over de maanden verdeeld?

Tabel 14.

·         Van welke 5 melkrassen buiten HF worden in 2008/2009 de meeste koeien geïnsemineerd?

Tabel 15.

·         Welke 5 stieren zijn in 2008/2009 het meest gebruikt?

·         Welke stieren hebben jullie thuis/stage werkbedrijf het meest gebruikt?

Tabel 16.

·         Wat zijn de 5 meest gebruikte zwartbonte en de 5 meest gebruikte roodbonte stieren?

Tabel 18.

·         Hoeveel melkveebedrijven zijn er in 2009?

·         Hoeveel koeien hebben die bedrijven gezamenlijk?

·         Hoeveel koeien heeft een gemiddeld bedrijf?

Tabel 19.

·         Hoeveel melkveebedrijven doen mee aan de MPR in 2009?

Tabel 20.

·         Welke mogelijkheden zijn er qua frequentie van melkcontrole?

·         Geef per frequentie aan hoeveel procent van de veehouders deze frequentie aanhouden?

Tabel 22.

·         Wat is de gemiddelde geregistreerde melkproductie per lactatie?

·         Hoeveel dagen worden de koeien gemiddeld gemolken?

·         Hoe hoog was de productie in de volgende jaren?

o   1950

o   1960

o   1970

o   1980

o   1990

o   2000

Tabel 26.

·         Geef de gemiddelde productie en gehalten van de 8 genoemde rassen buiten HF.

·         Wat is de gemiddelde productie van kruisingen van 4 van deze rassen?

Tabel 27.

·         Welk bedrijf heeft de hoogste productie per koe van Nederland?

·         Welk bedrijf heeft de hoogste productie per koe van Nederland?

·         Hoe hoog zijn deze producties en wat zijn de gehalten?

Tabel 33.

·         Hoeveel procent van de bedrijven heeft een productie per koe van minder dan 6000 kg.

·         Hoeveel procent van de bedrijven heeft een productie per koe van meer dan 10.000 kg.

Tabel 34.

·         Hoeveel procent van de bedrijven heeft een BSK van minder dan 30?

Tabel 43.

·         Welke 5 rassen hebben de meeste moeilijke geboorten?

 

Opdracht electronisch leerboek fokkerij

Fokkerij opdrachten

Open bestand Fokkerij vragen

BPV-opdrachten

Melkproduktieregistratie (MPR)

4.1a en 4.1b

BPV- en achtergrond opdrachten MPR (melkproductieregistratie)

 

Lees dit eerst goed!!

Bekijk iedere keer als de MPR binnen komt samen met de veehouder de gegevens.

Achtergrondgegevens kan je zoeken op internet: www.cr-delta.nl, wanneer je hierop bent ingelogd ga je naar: over CRV, en ga dan naar de E-hoofdstukken, in deze hoofdstukken vindt je de informatie over divers kengetallen.

Wanneer de veehouder niet beschikt over de (specifieke) informatie dan geef je dat duidelijk weer en dan ga je naar www.pir-dap.nl en log in met DEMO en nogmaals DEMO.

Verwerk de vragen in tekst, deze vormen het Hoofdstuk MPR.

Algemeen

1.    Hoe vaak vindt er melkcontrole plaats op je stagebedrijf?

2.    Beschrijf hoe de melkcontrole tijdens het melken wordt uitgevoerd.

3.    Hoe wordt de uitslag van de melkcontrole ontvangen?

a.    Via papier

b.    Via Internet

c.    Via managementsysteem

4.    Waarom doet de veehouder mee aan de melkcontrole?

5.    Welke kengetallen vindt de veehouder belangrijk?

6.    Waarom vindt de veehouder de kengetallen belangrijk?

7.    Hoe gebruikt de veehouder met deze kengetallen.

8.    Wat vindt jij belangrijke kengetallen?

9.    Waarom vindt je deze kengetallen belangrijk?

Gegevens van één MPR-uitslag

10. Bij één MPR uitslag;

a.    Wanneer was de datum van de controle?

b.    Waarom is het belangrijk dat de veehouder allerlei bijzonderheden op geeft tijdens de melkcontrole?

c.    Hoeveel dagen zijn de koeien gemiddeld in lactatie?

d.    Wat is de betekenis van G1 en G2?

e.    Welke diercategorieën worden onderscheiden op het MPR formulier?

f.     Welke lactatiestadia worden onderscheiden op het MPR formulier?

g.    Wat is de dan de gemiddelde dagproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van alle dieren?

h.    Wat is de voorspelde 305 dagen productie?

i.      Hoe hoog is het rollend jaargemiddelde?

j.      Hoe wordt het rollend jaar gemiddelde berekend?

k.    Waarom is de leeftijd, die staat vermeld bij het rollend jaargemiddelde niet gelijk aan de gemiddelde leeftijd van de 305 dagen productie?

l.      Wat is EJR en hoe wordt deze berekend?

m.  Hoe hoog is de EJR deze controle?

n.    Hoeveel vaarzen, tweede kalfs en oudere koeien werden gemolken?

o.    Wat is de dan de gemiddelde melkproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van de diverse diercategorieën?

p.    Hoeveel dieren zitten in de diverse groepen van lactatiestadia?

q.    Wat is de dan de gemiddelde melkproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van de diverse lactatiestadia?

r.     Wat is een persistente melkproductie?

s.    Is de productie op het bedrijf persistent?

t.      Hoeveel koeien hebben meer of minder geproduceerd dan verwacht, geef indien mogelijk ook een reden hiervoor.

u.    Welke koe gaf het meeste melk? Hoe veel? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

v.    Welke koe gaf het hoogste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

w.   Welke koe gaf het laagste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

x.    Welke koe gaf het hoogste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

y.    Welke koe gaf het laagste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

z.    Welke koe gaf het hoogste percentage lactose? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie? Hoe hoog is het celgetal van deze koe?

aa. Welke koe gaf het laagste percentage lactose? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie? Hoe hoog is het celgetal van deze koe?

 

Lactatieproductie, Netto Opbrengst en lactatiewaarde

11. Wat is netto opbrengst?

12. Leg eenvoudig uit hoe de netto opbrengst berekend wordt.

13. Wat betekent een lactatiewaarde van 100?

14. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een – (min)?

15. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een +(plus)?

16. Waarom verandert de lactatiewaarde in het begin van de lactatie nog wel eens?

17. Wat kan je met de lactatiewaarde doen?

18. Wat doet jouw stageboer met de lactatiewaarde?

19. Op de melkcontrole staat de lactatiewaarde, geef in een grafiek weer van 1 melkcontrole de lactatiewaarden.

20. Welke 5 koeien hebben de hoogste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.

21. Welke 5 koeien hebben de laagste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.

22. Wat gebeurt er met de netto opbrengst als er een aantal slechte koeien verkocht wordt?

23. Wat zal het effect van de verkopen uit de vorige vraag zijn op de lactatiewaarde van de koeien?

24. Stel de stageboer koopt een koe van een andere veehouder. De koe heeft op dat bedrijf een lactatiewaarde van 125+. Zegt deze lactatiewaarde iets over de lactatiewaarde die de koe gaat krijgen op het stagebedrijf? Leg dit uit.

25. De lactatiewaarde is afgeleid van de netto opbrengst, geef van de periode van januari tot juli de waarden van de netto opbrengst weer in een grafiek, verklaar de eventuele grote verschillen.

 

De BSK

26. Wat betekent BSK?

27. Waar wordt het voor gebruikt?

28. Hoe wordt het berekend?

29. Van welke correctiefactoren wordt gebruik gemaakt?

30. Wat is de BSK van de MPR die je boven ook hebt beschreven?

31. Hoe hoog is de BSK van de verschillende diercategorieën?

32. Hoe hoog is de BSK van de verschillende lactatiestadia?

 

 

Zet de gegevens van de MPR uitslagen van januari tot juli op een rij.

 

33. Maak een grafiek van het BSK verloop van alle koeien in bovenstaande periode.

a)    Zet in deze grafiek ook het verloop van de BSK van de vaarzen, de tweede kalfs koeien en de oudere koeien.

b)    Maak ook een grafiek waar het verloop van de lactatie stadia te zien is over de periode januari tot juli.

34. Wat zijn de meest voorkomende redenen van schommelingen in het BSK-verloop?

35. Wat zijn de redenen van de schommelingen in het BSK-verloop op je stagebedrijf?

36. Maak indien mogelijk van 1 MPR uitslag een verdeling van de ISK.

37. Hoe groot zijn de verschillen in ISK.

38. Verklaar de individuele verschillen.

39. Maak een grafiek met het verloop van de vet- ,eiwit- en lactose gehalten over de periode januari tot juli.

40. Bespreek (aantallen, redenen en mogelijke oplossingen) per MPR uitslag  dieren met:

1.    Laag eiwitgehalte (< 3,10 %)

2.    Groot verschil tussen vet- en eiwitgehalte (>1,5%)

a.    Waar kan dit verschil op wijzen?

3.    Hoger eiwit dan vetgehalte.

a.    Waar kan dit verschil op wijzen?

b.    Zijn er nog andere symptomen bij de koeien die dit hebben?

41. Bespreek per MPR uitslag iedere koe die minder dan 21 dagen in lactatie is. (geef hiervan de melkproductie, het vet-, eiwit-, en lactosegehalte en zeg of de niveaus hoog of laag zijn).

42. Bespreek (geef de gehalten weer en geef aan of het verloop normaal is of niet en wat de eventuele redenen en oplossingen zijn als het niet normaal is) per MPR uitslag het verloop van melkproductie, het vet- en eiwitgehalte per lactatiestadium (groep 0-60 dgn, enz.).

 

 

Op de melkcontrole staan ook gegevens voor celgetal/uiergezondheid. Beantwoord de volgende vragen over de uiergezondheid:

 

43. Wat is het nut om als melkveebedrijf deel te nemen aan de celgetalbepaling?

44. Wat houdt het celgetal in?

45. Wanneer krijgen koeien een attentie?

2.1 en 3.1

BPV- en achtergrond opdrachten MPR (melkproductieregistratie)

 

Lees dit eerst goed!!

Bekijk iedere keer als de MPR binnen komt samen met de veehouder de gegevens.

Achtergrondgegevens kan je zoeken op internet: www.cr-delta.nl, wanneer je hierop bent ingelogd ga je naar: over CRV, en ga dan naar de E-hoofdstukken, in deze hoofdstukken vindt je de informatie over divers kengetallen.

Wanneer de veehouder niet beschikt over de (specifieke) informatie dan geef je dat duidelijk weer en dan ga je naar www.pir-dap.nl en log in met DEMO en nogmaals DEMO.

Verwerk de vragen in tekst, deze vormen het Hoofdstuk MPR.

Algemeen

1.    Hoe vaak vindt er melkcontrole plaats op je stagebedrijf?

2.    Beschrijf hoe de melkcontrole tijdens het melken wordt uitgevoerd.

3.    Hoe wordt de uitslag van de melkcontrole ontvangen?

a.    Via papier

b.    Via Internet

c.    Via managementsysteem

4.    Waarom doet de veehouder mee aan de melkcontrole?

5.    Welke kengetallen vindt de veehouder belangrijk?

6.    Waarom vindt de veehouder de kengetallen belangrijk?

7.    Hoe gebruikt de veehouder met deze kengetallen.

8.    Wat vindt jij belangrijke kengetallen?

9.    Waarom vindt je deze kengetallen belangrijk?

Gegevens van één MPR-uitslag

10. Bij één MPR uitslag;

a.    Wanneer was de datum van de controle?

b.    Waarom is het belangrijk dat de veehouder allerlei bijzonderheden op geeft tijdens de melkcontrole?

c.    Hoeveel dagen zijn de koeien gemiddeld in lactatie?

d.    Welke diercategorieën worden onderscheiden op het MPR formulier?

e.    Welke lactatiestadia worden onderscheiden op het MPR formulier?

f.     Wat is de gemiddelde dagproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van alle dieren?

g.    Wat is de voorspelde 305 dagen productie?

h.    Hoe hoog is het rollend jaargemiddelde?

i.      Hoeveel vaarzen, tweede kalfs en oudere koeien werden gemolken?

j.      Wat is de gemiddelde melkproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van de diverse diercategorieën?

k.    Hoeveel koeien hebben meer of minder geproduceerd dan verwacht, geef indien mogelijk ook een reden hiervoor.

l.      Welke koe gaf het meeste melk? Hoe veel? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

m.  Welke koe gaf het hoogste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

n.    Welke koe gaf het laagste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

o.    Welke koe gaf het hoogste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

p.    Welke koe gaf het laagste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?

 

Lactatieproductie, Netto Opbrengst en lactatiewaarde

11. Wat is netto opbrengst?

12. Wat betekent een lactatiewaarde van 100?

13. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een – (min)?

14. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een +(plus)?

15. Wat kan je met de lactatiewaarde doen?

16. Wat doet jouw stageboer met de lactatiewaarde?

17. Welke 5 koeien hebben de hoogste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.

18. Welke 5 koeien hebben de laagste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.

 

De BSK

19. Wat betekent BSK?

20. Waar wordt het voor gebruikt?

21. Wat is de BSK van de MPR die je boven ook hebt beschreven?

22. Hoe hoog is de BSK van de verschillende diercategorieën?

23. Hoe hoog is de BSK van de verschillende lactatiestadia?

 

24. Wat zijn de meest voorkomende redenen van schommelingen in het BSK-verloop?

25. Wat zijn de redenen van de schommelingen in het BSK-verloop op je stagebedrijf?

 

 

Op de melkcontrole staan ook gegevens voor celgetal/uiergezondheid. Beantwoord de volgende vragen over de uiergezondheid:

 

26. Wat is het nut om als melkveebedrijf deel te nemen aan de celgetalbepaling?

27. Wat houdt het celgetal in?

28. Wanneer krijgen koeien een attentie?

29. Is er bij de bovenstaande vraag verschil tussen vaarzen en koeien?

30. Bij welk celgetal krijgt een bedrijf een waarschuwing (strafpunten) bij de zuivelfabriek?

31. Wat betekent het als bij het celgetal van een koe het cijfer 4 staat?

32. Welk percentage dieren heeft een te hoog celgetal in de laatste MPR-uitslag?

33. Welk percentage vaarzen heeft een te hoog celgetal in de laatste MPR-uitslag?

34. Welk percentage oudere koeien heeft een te hoog celgetal in de laatste MPR-uitslag?

35. Welk percentage dieren heeft een nieuw hoog celgetal in de laatste MPR-uitslag?

36. Hoeveel vaarzen hebben een nieuw hoog celgetal in de laatste MPR-uitslag?

37. Hoeveel dieren hebben de laatste melkcontrole een celgetal boven de 500.000 cellen/ml?

38. Welk aandeel qua celgetal hebben deze dieren per dier en in het totaal in het tankmelkcelgetal?

39. Bespreek het droog zetten van de koeien;

a.    Hoeveel melk produceren de koeien op de dag van droog zetten?

b.    Hoe vaak worden de koeien de laatste 3 dagen voor droog zetten per dag gemolken?

c.    Wordt het rantsoen de laatste week/weken aangepast voor het droogzetten?

d.    Zo ja, hoe wordt het aangepast?

e.    Hoeveel procent van de koeien wordt droog gezet met antibioticum?

f.     Waarom worden die koeien droog gezet met antibioticum?

g.    Wanneer wordt dan wel of juist geen antibioticum gebruikt?

h.    Met welk antibioticum worden de koeien droog gezet of worden er misschien meerdere soorten gebruikt afhankelijk van het celgetal?

i.      Worden de spenen gedesinfecteerd voor de toediening van antibioticum?

j.      Hoe wordt de speen gedesinfecteerd voor toediening van de antibioticum?

k.    Wordt gebruik gemaakt van een lange of een korte nozzle?

l.      Wordt de antibioticum na toediening om hoog gewreven?

m.  Is dit nodig?

n.    Waar wordt de droogzet antibioticum toegediend?

o.    Krijgen de koeien ook Orbeseal toegediend?

p.    Waarom krijgen ze Orbeseal toegediend?

q.    Leggen de koeien de eerste week na droog zetten melk uit?

r.     Hoe lang staan de koeien gemiddeld droog?

s.    Hoeveel groepen droge koeien zijn er?

t.      Naar welke groep gaan koeien na het droog zetten?

u.    Hoe lang blijven ze in deze groep?

 

Fokkerij

Open bestand Opdrachten Fokkerij op het bedrijf

Toetsing en huiswerk

Huiswerk 3.1 en 2.1

 

Bijeenkomst 2:

·         MPR meenemen

·         Leren: besprokene van bijeenkomst 1 (toets)

Bijeenkomst 3:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1 en 2. (toets)

·         Lezen: van Leermaterialen, elektronisch leerboek: Handboek uiergezondheid

o   Hoofdstuk infectiedruk (alles)

o   Hoofdstuk melken (alles)

Bijeenkomst 4:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2 en 3, Hoofdstukken infectiedruk en melken uit Handboek uiergezondheid (toets)

·         Lezen :Leermaterialen, achtergrondinformatie, e-hoofdstukken crv:

o   Voorspelling dagproductie

o   Lactatieproductie en 305-dagen productie

Bijeenkomst 5:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2, 3 en 4 (toets)

·         Lezen: Leermaterialen, artikelen over lactose en ureum

Bijeenkomst 6:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2, 3, 4 en 5 (toets)

·         Lezen: Leermaterialen, artikel slepende melkziekte en artikel pensverzuring

Bijeenkomst 7:

·         Toets: besprokene van bijeenkomst 1, 2, 3, 4, 5 en 6

 

Huiswerk 4.1a

Bijeenkomst 2:

·         Leren: besprokene van bijeenkomst 1

·         Leren: Leermaterialen, elektronisch leerboek: Handboek uiergezondheid

o   Controle (alles)

o   Hoofdstuk infectiedruk (alles)

o   Hoofdstuk melken (alles)

Bijeenkomst 3:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1 en 2.

·         Lezen: van Leermaterialen, elektronisch leerboek: Handboek uiergezondheid

o   Hoofdstuk weerstand (alles)

o   Hoofdstuk behandelen (alles)

Bijeenkomst 4:

·         Toets: Besprokene bijeenkomst 1, 2 en 3 en Handboek uiergezondheid

·         Lezen :Leermaterialen, achtergrondinformatie, e-hoofdstukken crv:

o   Voorspelling dagproductie

o   Lactatieproductie en 305-dagen productie

Bijeenkomst 5:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2, 3 en 4

·         Lezen: Leermaterialen, artikelen over :

o   lactose,

o   lactose 2,

o   ureum,

o   ureum beïnvloed door voeding,

o   ureum beïnvloed door voeding (2)

Bijeenkomst 6:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2, 3, 4 en 5

·         Lezen: Leermaterialen, artikelen over:

o    slepende melkziekte

o   pensverzuring

Bijeenkomst 7:

·         Toets:

o   besprokene van bijeenkomst 1, 2, 3, 4, 5 en 6.

o   Handboek uiergezondheid

o   artikelen over:

o   lactose,

o   lactose 2,

o   ureum,

o   ureum beïnvloed door voeding,

o   ureum beïnvloed door voeding (2)

o   slepende melkziekte

o   pensverzuring

Huiswerk 4.1b

Bijeenkomst 2:

·         Leren: besprokene van bijeenkomst 1

·         Leren: Leermaterialen, elektronisch leerboek: Handboek uiergezondheid

o   Controle (alles)

o   Hoofdstuk infectiedruk (alles)

o   Hoofdstuk melken (alles)

Bijeenkomst 3:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1 en 2.

·         Lezen: van Leermaterialen, elektronisch leerboek: Handboek uiergezondheid

o   Hoofdstuk weerstand (alles)

o   Hoofdstuk behandelen (alles)

Bijeenkomst 4:

·         Toets: Besprokene bijeenkomst 1, 2 en 3 en Handboek uiergezondheid

·         Lezen :Leermaterialen, achtergrondinformatie, e-hoofdstukken crv:

o   Voorspelling dagproductie

o   Lactatieproductie en 305-dagen productie

Bijeenkomst 5:

·         Leren: besprokene bijeenkomst 1, 2, 3 en 4

·         Lezen: Leermaterialen, artikelen over :

o   lactose,

o   lactose 2,

o   ureum,

o   ureum beïnvloed door voeding,

o   ureum beïnvloed door voeding (2), slepende melkziekte en pensverzuring

Bijeenkomst 6:

·         Toets:

o   besprokene van bijeenkomst 1, 2, 3, 4, 5 en 6.

o   Handboek uiergezondheid

o   artikelen over:

o   lactose,

o   lactose 2,

o   ureum,

o   ureum beïnvloed door voeding,

o   ureum beïnvloed door voeding (2)

o   slepende melkziekte

o   pensverzuring

Voorbeeldtoetsen

Oefentoetsen

Tot stand komen cijfer

Het cijfer voor het vak fokkerij en MPR komt als volgt tot stand:

  • opdrachten die moeten worden ingeleverd, deze moeten allemaalvoldoende zijn (1x)
  • gemiddelde van toetsen, dit gemiddelde moet voldoende zijn (2x)
  • verslag, deze moet voldoende zijn (3x)

Dus alle cijfers worden opgeteld, en dan gedeeld door 6.

Reflectie

Open bestand Reflectieverslag volgens Korthage

Portfolio en bewijsstuk

Het bewijsstuk

Het bewijsstuk voor dit arrangement is een verzameling documenten die in de opleiding veehouderij onder MPR en/of fokkerij vallen.

Voor het bewijsstuk geldt dat de toetsen één keer tellen en de opdrachten twee keer het gemiddelde van de documenten moet voldoende zijn.

De documenten voor het portfolio

De op te leveren documenten moeten via de inleverbak op KISS ingeleverd worden en in de portfolio map van de leerling verzameld worden.

Hieronder is een lijst opgenomen van te verzamelen documenten. De documenten moeten gekoppeld worden aan de bijbehorende werkprocessen en ingeleverd bij de vakdocent. De vakdocent beoordeelt het, geeft indien nodig feedback en keurt het document wel of niet goed.

Lijst met documenten:

  • opdrachten MPR en/of Fokkerij
  • toetsen (het gemiddelde moet voldoende zijn)
  • stage opdracht

 

Hierbij een voorbeeld van het bewijsstuk:

Open bestand Bewijsstuk Arrangement Melkproductieregistratie

Colofon

Dit arrangement is gemaakt door Jan van Vliet. Het is voor het laatst veranderd op 15 maart 2011.