Erfelijke gebreken
Sommige eigenschappen noemt men erfelijke gebreken. Maar wat is nu een gebrek? Erfelijke gebreken zijn ongewenste kenmerken die geheel of gedeeltelijk erfelijk zijn bepaald. Ze leiden tot verminderde levensvatbaarheid en slechtere productie. Sommige gebreken zijn dodelijk (letaal), andere geven groeivertraging of problemen met de voortplanting (bijvoorbeeld tweeslachtigheid).
Dragers
De meeste erfelijke gebreken worden door een klein aantal genen bepaald en gelden daarmee als kwalitatieve eigenschappen: een big heeft het gebrek, of hij heeft het niet. De genen die verantwoordelijk zijn voor die gebreken, zijn recessief ten opzichte van het normale gen. Daarom zijn de dieren met dit gebrek homozygoot recessief voor die factor. Heterozygote dieren (dragers) zijn alleen te herkennen door de nakomelingen te controleren. Wanneer een jong dier met een gebrek wordt herkend, betekent dit dat bij dit jonge dier beide genen recessief zijn (homozygoot). De gevolgtrekking moet dan zijn dat beide ouders het gen bezitten, dus drager zijn.
Indeling erfelijke gebreken
Erfelijke gebreken kunnen naar verschillende gezichtspunten worden ingedeeld.
Naar de ernst van het gebrek:
· letaal (dodelijk): het jonge dier kan niet zelfstandig leven;
· subletaal: het jonge dier heeft een sterk verminderde levenskans en sterft uiteindelijk;
· schadelijk: het jonge dier ondervindt wel hinder van het gebrek, maar kan er zonder medische ingreep wel oud mee worden.
Naar de leeftijd waarop het gebrek duidelijk wordt:
· voor de geboorte;
· bij de geboorte;
· tijdens de opfok;
· bij de geslachtsrijpheid.
In de frequentie van bepaalde gebreken zijn duidelijke rasverschillen. Dat is een aanduiding dat deze gebreken op erfelijke factoren berusten. Een probleem is dat deze gebreken niet alleen erfelijk bepaald worden. Soms komen ze pas naar voren als gevolg van bepaalde (vaak onbekende) omgevingsfactoren Dit maakt selectie veel moeilijker, omdat ook gezonde dieren zo'n eigenschap kunnen bezitten.
Wanneer een eigenschap alleen bij een van de twee geslachten zichtbaar is, spreekt men van een geslachtsgekoppelde eigenschap. Het is niet noodzakelijk dat het betrokken gen op het geslachtschromosoom ligt: soms is het betrokken gen bij beide geslachten aanwezig, maar kan het maar bij een van de twee geslachten tot uitdrukking komen. Een voorbeeld hiervan is de binnenbeer, een gebrek dat bij zeugjes nooit voorkomt. Ook tweeslachtigheid is een geslachtsgekoppelde eigenschap. Het komt juist alleen bij zeugjes voor.
Erfelijke gebreken in de rundveehouderij
Door import van stieren en sperma zijn sommige erfelijke gebreken vrij recent aan de Nederlandse populatie toegevoegd.
Paardenhoef
Dit erfelijke gebrek wordt in de Verenigde Staten mulefoot genoemd. Soms gebruikt men de vertaling ezelsvoet. Bij deze afwijking is er bij het rund bij de ondervoet sprake van slechts een teen of klauw. Dit komt doordat de koten of leden met elkaar zijn vergroeid. De vergroeiing kan aan een of meer benen voorkomen. Dragers van dit gebrek zijn onder andere de stieren Marathon en Ferrari. Achter hun naam wordt MF vermeld.
DUMPS-factor
Bij het gebrek DUMPS is er sprake van een enzymtekort. Dit enzym wordt aangeduid met de naam UMPS. Dragers van de DUMPS-factor bezitten de helft van dit enzym (de D van deficiënt is aan het woord UMPS toegevoegd). Dit leidt bij fokzuivere embryo's (dd) binnen zes weken na de bevruchting tot vroege embryonale sterfte. Hierbij moet je bedenken dat er altijd een zekere mate van embryonale sterfte is. Bij een paring van twee dragers (Dd x Dd) is er 25 procent kans op dd. De stieren Beautican en Mutual zijn drager van de dumpsfactor. Wordt een dochter van Mutual geïnsemineerd met sperma van Beautican, dan is de kans op dd 12,5%. 50 procent van de dochters van Mutual is immers draagster.
Bloedonderzoek kan aantonen welke dieren het enzymtekort hebben en dus drager zijn. Zo kan men proefstieren die op grond van de afstamming drager kunnen zijn, screenen voordat ze worden ingezet. Hetzelfde kan men doen bij aanstaande stiermoeders.
BLAD
Het erfelijke gebrek BLAD (Bovine Leucocyt Adhesiv Deficiency) wordt sinds het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw waargenomen bij kalveren. Kalveren met het gebrek missen een enzym dat witte bloedlichaampjes helpt op ontstekingsplaatsen uit de bloedbaan te treden. Ze kunnen de ontstekingsplaats niet bereiken: het afweermechanisme wordt daarmee ernstig belemmerd. In aanleg onschuldige infecties kunnen het kalf zo binnen het eerste levensjaar al fataal worden.
De Amerikaanse stier Bell en zijn zonen lijken de belangrijkste verspreiders van het gen dat BLAD veroorzaakt. De Nederlandse stier Oudkerker Constantijn zag zijn toekomst als stiervader in het water vallen omdat hij drager was. Lijders aan BLAD en dragerdieren zijn snel op te sporen doordat een methode is gevonden om in DNA het gen voor BLAD aan te tonen. Dragers blijken fenotypisch normaal, zodat het aannemelijk is dat BLAD homozygoot recessief vererft. Dragers van het gebrek krijgen de toevoeging BL achter hun naam.
Snoekenbek
Snoekenbek (SN) is een enkelvoudig recessief erfelijk gebrek, dat te zien was bij nakomelingen van de stier Amos. Kenmerkend is de korte, soms wat ingedeukte bovenkaak en neus met relatief wat zwaardere onderkaak.
Soms zijn de tanden voor de bovenlip zichtbaar. Naarmate de kalveren ouder worden, is het kenmerk steeds minder zichtbaar en alleen in ernstige gevallen bemoeilijkt het de voedselopname.
Buldogkalf
Een buldogkalf (BD) komen relatief veel voor bij runderen van het dwergras Dexter. Het is een enkelvoudig recessief erfelijk gebrek. De kalveren worden meestal dood en iets te vroeg geboren. Uit de typische buldogkop steekt de tong vaak naar buiten. De ledematen zijn sterk verkort en het lichaam heeft een korte gedrongen bouw met hoog ingeplante staart.
Gladde tong
Gladde tong (GT) kwam in de Fries-Hollandse (FH) veestapel veel meer voor dan nu en wordt na de introductie van de Holstein-Frisian weinig meer gezien. Oude FH-stieren uit de Pan-lijn droegen dit recessieve erfelijke gebrek.
Bij dit gebrek neemt de dichtheid van de hoornige papillen op de tong naar achteren toe af, waardoor de tong glad aanvoelt. Het tongslijmvlies wordt gemakkelijk beschadigd en de dieren speekselen veel meer dan normaal. De kopvorm is smal met bij oudere dieren matig ontwikkelde hoorns en het haarkleed is wat dof en opstaand.
Zinkgebrek
Ook zinkgebrek (ZN) kwam in de FH-veestapel veel meer voor en stieren uit de Adema-lijn waren drager van dit recessieve erfelijke gebrek.
Op een leeftijd van drie tot twaalf weken zag men diarree, ooguitvloeiing, hoesten en over het hele lichaam overmatig veel huidschilfers. De kalveren werden stijf door de huidafwijkingen en vooral de huid rond mond, ogen, oorbasis. liezen en onderbenen verhoornde en ging ontsteken.
De kalveren waren gevoeliger voor infecties en het zinkgehalte in het bloed was sterk verlaagd.
Bewijs en aanduiding van erfelijke gebreken
Verdachte kalveren moeten door de gezondheidsdienst worden onderzocht. Een stier wordt als verdacht aangemerkt als een kalf met een afwijking is geregistreerd. Bij twee kalveren met een afwijking wordt de stier definitief als drager beschouwd. Van beide kalveren en van de bijbehorende moeders wordt het bloedgroepenpatroon vastgesteld om volledige zekerheid te krijgen over de afstamming. Als de vader een KI-stier is, is van hem het bloedgroepenpatroon bekend.
Het NRS vermeldt achter de naam van de stier de afkorting van het erfelijke gebrek. Gebruikte afkortingen zijn:
BL = BLAD
DP = dumps
BD = buldogkalf
OT = otterkalf
MF = mulefoot (paardenhoef)
GT = gladde tong
ZN = zinkgebrek
SB = snoekenbek
Het opsporen van factordragers
In Nederland proberen de KI-verenigingen de proefstieren die drager zijn van een erfelijk gebrek op te sporen via de geboorteregistratie. Voor deze registratie wordt aan de veehouders gevraagd kaartjes in te vullen bij de geboorte van proefstierkalveren. Deze kaartjes dienen in de eerste plaats voor het registreren van geboorteproblemen. Op de kaartjes kan een afwijking worden vermeld. Het is noodzakelijk dat je kalveren met een erfelijk gebrek door een dierenarts laat beoordelen voor dat je ze opruimt. Bij de publicatie van fokwaarden op de stierenkaart of in de vakbladen staat vermeld of een dier drager is van een erfelijk gebrek.
Uitselecteren erfelijke gebreken
Het opsporen en registreren van dieren die drager zijn van een erfelijk gebrek, is mogelijk met een nauwkeurige geboorteregistratie. Het verwijderen van een erfelijk gebrek uit een populatie is veel moeilijker. De recessieve dieren die het gebrek tonen, bijvoorbeeld gg, zijn aan te wijzen en uit te sluiten van de voortplanting. De fokonzuivere dieren (Gg) zijn echter niet te onderscheiden van de fokzuivere dieren (GG). Een recessief gen (g) kan dan ook generaties lang onzichtbaar (sluimerend) in een populatie of fokstal aanwezig blijven. Bij het gebruik van een fokonzuiver dier kan het erfelijke gebrek na vele generaties weer te voorschijn komen. Het is belangrijk de frequentie (het voorkomen) van het recessieve gen in een populatie laag te houden. Door een goede registratie is het ‘bewaken’ van een erfelijk gebrek zeker mogelijk. Het doeltreffends is om bij dieren die zeer veel nakomelingen kunnen krijgen, al voordat ze voor de fokkerij worden ingezet, vast te stellen of ze drager zijn van een erfelijk gebrek. Dit is zeker gewenst voor mannelijke dieren die op groot schaal worden ingezet.
KI-stieren worden op grote schaal ingezet. Mede door het gebruik van buitenlandse stieren, duiken regelmatig weer nieuwe erfelijke gebreken op.