BPV- en achtergrond opdrachten MPR (melkproductieregistratie)
Lees dit eerst goed!!
Bekijk iedere keer als de MPR binnen komt samen met de veehouder de gegevens.
Achtergrondgegevens kan je zoeken op internet: www.cr-delta.nl, wanneer je hierop bent ingelogd ga je naar: over CRV, en ga dan naar de E-hoofdstukken, in deze hoofdstukken vindt je de informatie over divers kengetallen.
Wanneer de veehouder niet beschikt over de (specifieke) informatie dan geef je dat duidelijk weer en dan ga je naar www.pir-dap.nl en log in met DEMO en nogmaals DEMO.
Verwerk de vragen in tekst, deze vormen het Hoofdstuk MPR.
Algemeen
1. Hoe vaak vindt er melkcontrole plaats op je stagebedrijf?
2. Beschrijf hoe de melkcontrole tijdens het melken wordt uitgevoerd.
3. Hoe wordt de uitslag van de melkcontrole ontvangen?
a. Via papier
b. Via Internet
c. Via managementsysteem
4. Waarom doet de veehouder mee aan de melkcontrole?
5. Welke kengetallen vindt de veehouder belangrijk?
6. Waarom vindt de veehouder de kengetallen belangrijk?
7. Hoe gebruikt de veehouder met deze kengetallen.
8. Wat vindt jij belangrijke kengetallen?
9. Waarom vindt je deze kengetallen belangrijk?
Gegevens van één MPR-uitslag
10. Bij één MPR uitslag;
a. Wanneer was de datum van de controle?
b. Waarom is het belangrijk dat de veehouder allerlei bijzonderheden op geeft tijdens de melkcontrole?
c. Hoeveel dagen zijn de koeien gemiddeld in lactatie?
d. Wat is de betekenis van G1 en G2?
e. Welke diercategorieën worden onderscheiden op het MPR formulier?
f. Welke lactatiestadia worden onderscheiden op het MPR formulier?
g. Wat is de dan de gemiddelde dagproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van alle dieren?
h. Wat is de voorspelde 305 dagen productie?
i. Hoe hoog is het rollend jaargemiddelde?
j. Hoe wordt het rollend jaar gemiddelde berekend?
k. Waarom is de leeftijd, die staat vermeld bij het rollend jaargemiddelde niet gelijk aan de gemiddelde leeftijd van de 305 dagen productie?
l. Wat is EJR en hoe wordt deze berekend?
m. Hoe hoog is de EJR deze controle?
n. Hoeveel vaarzen, tweede kalfs en oudere koeien werden gemolken?
o. Wat is de dan de gemiddelde melkproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van de diverse diercategorieën?
p. Hoeveel dieren zitten in de diverse groepen van lactatiestadia?
q. Wat is de dan de gemiddelde melkproductie, het vet- , eiwit- en het lactosegehalte en eventueel het ureumgehalte van de melk van de diverse lactatiestadia?
r. Wat is een persistente melkproductie?
s. Is de productie op het bedrijf persistent?
t. Hoeveel koeien hebben meer of minder geproduceerd dan verwacht, geef indien mogelijk ook een reden hiervoor.
u. Welke koe gaf het meeste melk? Hoe veel? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?
v. Welke koe gaf het hoogste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?
w. Welke koe gaf het laagste percentage vet? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?
x. Welke koe gaf het hoogste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?
y. Welke koe gaf het laagste percentage eiwit? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie?
z. Welke koe gaf het hoogste percentage lactose? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie? Hoe hoog is het celgetal van deze koe?
aa. Welke koe gaf het laagste percentage lactose? Hoe hoog? Hoeveel dagen is deze koe in lactatie? Hoe hoog is het celgetal van deze koe?
Lactatieproductie, Netto Opbrengst en lactatiewaarde
11. Wat is netto opbrengst?
12. Leg eenvoudig uit hoe de netto opbrengst berekend wordt.
13. Wat betekent een lactatiewaarde van 100?
14. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een – (min)?
15. Wanneer krijgt een lactatiewaarde een +(plus)?
16. Waarom verandert de lactatiewaarde in het begin van de lactatie nog wel eens?
17. Wat kan je met de lactatiewaarde doen?
18. Wat doet jouw stageboer met de lactatiewaarde?
19. Op de melkcontrole staat de lactatiewaarde, geef in een grafiek weer van 1 melkcontrole de lactatiewaarden.
20. Welke 5 koeien hebben de hoogste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.
21. Welke 5 koeien hebben de laagste lactatiewaarde? Benoem deze koeien en geef van deze koeien de voorspelde 305 dagen melkproductie, de vet- en de eiwitgehalten en natuurlijk de lactatiewaarden.
22. Wat gebeurt er met de netto opbrengst als er een aantal slechte koeien verkocht wordt?
23. Wat zal het effect van de verkopen uit de vorige vraag zijn op de lactatiewaarde van de koeien?
24. Stel de stageboer koopt een koe van een andere veehouder. De koe heeft op dat bedrijf een lactatiewaarde van 125+. Zegt deze lactatiewaarde iets over de lactatiewaarde die de koe gaat krijgen op het stagebedrijf? Leg dit uit.
25. De lactatiewaarde is afgeleid van de netto opbrengst, geef van de periode van januari tot juli de waarden van de netto opbrengst weer in een grafiek, verklaar de eventuele grote verschillen.
De BSK
26. Wat betekent BSK?
27. Waar wordt het voor gebruikt?
28. Hoe wordt het berekend?
29. Van welke correctiefactoren wordt gebruik gemaakt?
30. Wat is de BSK van de MPR die je boven ook hebt beschreven?
31. Hoe hoog is de BSK van de verschillende diercategorieën?
32. Hoe hoog is de BSK van de verschillende lactatiestadia?
Zet de gegevens van de MPR uitslagen van januari tot juli op een rij.
33. Maak een grafiek van het BSK verloop van alle koeien in bovenstaande periode.
a) Zet in deze grafiek ook het verloop van de BSK van de vaarzen, de tweede kalfs koeien en de oudere koeien.
b) Maak ook een grafiek waar het verloop van de lactatie stadia te zien is over de periode januari tot juli.
34. Wat zijn de meest voorkomende redenen van schommelingen in het BSK-verloop?
35. Wat zijn de redenen van de schommelingen in het BSK-verloop op je stagebedrijf?
36. Maak indien mogelijk van 1 MPR uitslag een verdeling van de ISK.
37. Hoe groot zijn de verschillen in ISK.
38. Verklaar de individuele verschillen.
39. Maak een grafiek met het verloop van de vet- ,eiwit- en lactose gehalten over de periode januari tot juli.
40. Bespreek (aantallen, redenen en mogelijke oplossingen) per MPR uitslag dieren met:
1. Laag eiwitgehalte (< 3,10 %)
2. Groot verschil tussen vet- en eiwitgehalte (>1,5%)
a. Waar kan dit verschil op wijzen?
3. Hoger eiwit dan vetgehalte.
a. Waar kan dit verschil op wijzen?
b. Zijn er nog andere symptomen bij de koeien die dit hebben?
41. Bespreek per MPR uitslag iedere koe die minder dan 21 dagen in lactatie is. (geef hiervan de melkproductie, het vet-, eiwit-, en lactosegehalte en zeg of de niveaus hoog of laag zijn).
42. Bespreek (geef de gehalten weer en geef aan of het verloop normaal is of niet en wat de eventuele redenen en oplossingen zijn als het niet normaal is) per MPR uitslag het verloop van melkproductie, het vet- en eiwitgehalte per lactatiestadium (groep 0-60 dgn, enz.).
Op de melkcontrole staan ook gegevens voor celgetal/uiergezondheid. Beantwoord de volgende vragen over de uiergezondheid:
43. Wat is het nut om als melkveebedrijf deel te nemen aan de celgetalbepaling?
44. Wat houdt het celgetal in?
45. Wanneer krijgen koeien een attentie?